UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
FEUILLETON
KLATERGOUD
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Het was geen wonder dat men Budding aan
de gemeente van Middelburg trachtte te verbin
den Dat had zijn reden
Op 14 Dec. 1834 was Ds. Budding bevestigd
door de predikant van Zoutelande te Biggekerke.
En een vriendenkring die zich gevormd had,
nog voordat men zich had afgescheiden, bemerk
te het spoedig welk een vurig en waarheidslie-
vende prediker Ds. Budding was
Die vriendenkring kwam samen in het huis
dat staat op den hoek van de Langedelft en het
Reigerstraatje, het huis met de vergulde vijzel.
Daar woonde toen de kruidenier Marinus
Noels uit Zuid-Beveland, en zijn vrouw Janna
een moeder in Israël.
In dit huis kwamen geregeld de menschen uit
Biggekerke en dan spraken de Bekerksche men
schen over Budding, ja die Bekerksche menschen
kregen de naam zelfs van de vrienden van Janna
Wijnand (de vrouw van Noels).
Zoo stond Budding hier reeds in het centrum
van de gedachten v. d. „stootbrigade" der
Afscheiding.
Het is dan ook wel opmerkelijk, dat op een
Donderdag (10 Maart 1836) de Afscheiding
plaats had, in het huis van de kolenhandelaar
van Cornelis van Assendelft, B 103 Wal. Na
afloop van de markt zullen de Bekerksche vrien
den wel mede de stoot gegeven hebben tot deze
daad.
Zoo laat zich het verstaan, dat Budding ook
in Middelburg de ziel der Afscheiding geweest
is en men telkens Budding als leeraar wenschte.
A. H. OUSSOREN.
Frankrijk.
Dat men het nog lang niet met elkander eens
is over de de voorgestelde geloofsverklaring die
de eenheid zou moeten bewerken tusschen Ge
reformeerden en Vrijzinnigen blijkt wel uit de
vele heftige artikelen die in de Fransch kerke
lijke bladen verschijnen.
Als bewijs van de oneenigheid over deze
„eenheid zoekende-belijdenis" het volgende
Louis Langglade schrijft in „Le Christianisme
au XX siecle"
Wat een stap achteruit
i Naar onze meening is de geloofsverklaring
een stap achteruit1met het oog op de
consciëntie.
Velen onder ons zullen verplicht zijn
om zich vast te binden aan verschrikkelijke dub
belzinnigheden om daarna uit dien text een vol
komen intellectueele vrijheid te halen.
Wat de anderen betreft zij zullen altijd moe
ten bedenken dat het verklaren van sommige
dogma's gelijk staat met ze te ontkennen en
dat moet dan geschieden door discipelen van
Hem, die zeide, dat uw „Ja" „Ja" zij, en uw
„Neen" „Neen".
Zij zullen dergelijke schikkingen weigeren. En
zullen ze niet gelijk hebben
Het is een stap achteruit ook 2. met 't oog op
de toekomst. Het protestantisme in Frankrijk
moet zijn een getrouwe wachtster en een vurige
verbreider van de zedelijke en godsdienstige
waarheden in het Evangelie geleerd.
Door besliste formules zou het protestantisme
voor goed zijn verschil hebben kunnen aandui
den met het Catholicisme en atheïsme. De be
trekkingen van de ziel met God, het berouw,
het gebed, zooals Jezus die bepaald heeft, zou
den hebben kunnen dienen als een barrière tegen
betrekking tot het huidige en toekomstige hei
dendom."
O.i. mogen we dankbaar zijn voor dit heldere
geluid dat geen consciëntieverkrachting wenscht,
geen oneerlijkheid, maar helderheid, scherpe lij
nen, duidelijke afbakening.
Dat is in onzen tijd noodig, broodnoodig. Zoo
alleen kan de waarheid gediend worden. De
waarheid gaat vóór den vrede, hoewel sommigen,
helaas, de vrede meer minnen dan de waarheid.
Duitse hland.
Als we a.s. Zondag ons geloof belijden zullen
naar de 12 artikelen, dan doen we wel ons te
spiegelen aan hetgeen men in de Germaansche
„Bijbel" van deze artikelen heeft gemaakt
Ik geloof in den mensch, de machtigsten heer
van alle dingen en krachten op aarde.
Ik geloof in den Geimaan, God's geliefden
DOOR
H. KINGMANS
25)
„Verlies je nu niet in vage termen, jongen..."
„Onzin", meende Tjaard. „En je weet ook heel
goed, dat je onzin uitkraamt. Allereerst al zijn
wij precies even slecht als de menschen van de
wereld. Alleen door Gods genade weten wij de
toevlucht, om van zonden verlost te worden.
Maar daarvan sprak ik niet. Ik sprak van jou.
Ik vreesde, maar thans weet ik het al vrij zeker,
dat jij verkeerde wegen bewandelt. En daarmede
bedoel ik niet slechte wegen
„Er valt op mijn leven niets aan te merken",
zei Heino, die begrepen had, dat hij niet meer
van het onderwerp af kon en daarom ook den
woordenstrijd aanbond.
„Maar, jongen, dat beweer ik immers niet
Ik wil wel aannemen, dat er op je leven niets
aan te merken valt. Maar ik heb bemerkt, dat
je bezig bent te gaan verlaten of misschien heb
„Ja, ja, vage termen. Daarmede komen jullie
altijd aandragenzei Heino bitter, gevoelend
evenwel, dat hij tegen de stevige logica van
Tjaard toch niet opgewassen was.
„Nu moet je niet boos worden, Heino. Je
weet wel, dat wie boos wordt in ieder geval
den indruk wekt, dat hij ongelijk heeft, 't Is niet
mijn bedoeling, je te gaan beschoolmeesteren. Je
bent oud en wijs genoeg. Maar wel is het mijn
anderen zoon, den heer van zichzelf, die ont
vangen is onder den Noordelijken hemel, gebo
ren tusschen Alpen en zee, geleden heeft onder
Papisten en Mammonisten, gelasterd is, beslagen
is en in ellende gedompeld, veroordeeld door
duivels van iedere soort tot de hel, na tientallen
jaren van wanhoop en verarming, steeds weer
opgestaan is uit den staats- en nationalen dood
opgestegen naar de geestelijke wereld van Ecke-
hardt, Bach en Goethe, gezeten met zijn broeder
uit Nazareth ter rechterhand van den Eeuwige,
vanwaar hij op den wijze van den Verlosser op
een bepaalden tijd zal nederdalen om de levend
begravenen en de dooden op te wekken.
Ik geloof in den goeden geest der menschheid
en de heilige kerk der toekomst, de gemeenschap
van elk ernstig zuiver en onbaatzuchtig willen,
de gelijkmaking van alle vergeving in den tijd
terug en vooruit."
Arm Duitschland. Arme wereld.
Zouden nu langzaam de oogen opengaan voor
het feit, dat N.S.B. en Christendom twee zijn.
In de Reformatie schrijft Prof. Dr. S. Grey-
danus inzake het schrijven van de Gereformeerde
Kerk van den Haag-West aan de Curatoren
onzer Theol. School en aan de Deputaten voor
de oefening van het Verband met de Theol.
Fac. van de Vrije Universiteit
Niet in den goeden weg.
De Raad van de Gereformeerde Kerk te
's-Gravenhage-West heeft een schrijven gericht
aan de Curatoren van de Theologische School
te Kampen en aan de Deputaten voor de oefe
ning van het verband van de Gereformeerde
Kerken in Nederland met de Theologische Fa
culteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam,
en dit schrijven gepubliceerd.
We hebben hier dus een publieke actie van
dezen Kerkeraad, die daarom ook publiek be
sproken mag worden.
Nu zou er over dit schrijven veel te zeggen
zijn betreffende onderscheiden punten.
In dit artikel wordt slechts één punt besproken.
De wijze waarop deze kerkeraad in dezen ge
handeld heeft.
Heeft hij den goeden weg bewandeld
Dit schrijven betreft een quaestie van tucht
oefening.
Er is verkeerdheid in onderwerp waarover, in
wijze en toon waarop, geschreven wordt.
Er is dus schuld. Er moet vermaand worden.
De Kerkeraad kiest wel in geen enkel opzicht
partij, en velt geen oordeel over gelijk of on
gelijk van bepaalde personen of organen.
Maar er moet dan toch gelijk of ongelijk bij
bepaalde personen of organen zijn, en er moet
partij gekozen worden. Want de Kerkeraad
spreekt publiek zijn droefenis uit, en wijst Hoog
leeraren aan als de twistverwekkers, en wil Cu
ratoren en Deputaten naar hen heenzenden om
hen tot rede en zachtheid en eenheid te brengen.
Hier is dus een vonnis, ondanks de Kerkeraad
zegt in geen enkel opzicht partij te kiezen, noch
een oordeel te vellen over gelijk of ongelijk van
bepaalde personen of organen, die in dezen pers-
strijd betrokken zijn.
En dit vonnis wordt publiek gemaakt.
Bij een quaestie van tuchtoefening komt het
aan op grondig onderzoek, nauwkeurige bepa
ling, broederlijk vermaan, om eventueel verder
den weg van kerkelijke tuchtoefening af te wan
delen.
Wat is er nu van deze dingen aan inzake dit
schrijven van den Raad van de Gereformeerde
Kerk te 's-Gravenhage-West
Niets.
De Kerkeraad heeft niet grondig onderzocht.
Want hij schrijft„Met nadruk verklaart de
Kerkeraad, dat hij in geen enkel opzicht partij
kiest, noch een oordeel velt over gelijk of on
gelijk van bepaalde personen of organen, die
in dezen persstrijd betrokken zijn."
De Kerkeraad kiest dus geen partij, in geen
enkel opzicht, en hij velt geen oordeel over ge
lijk of ongelijk van bepaalde personen of orga
nen, die in dezen persstrijd betrokken zijn.
Waarom niet
Is het den Kerkeraad wel duidelijk, bij wie of
wien het ongelijk is, maar spreekt hij slechts zijn
oordeel niet uit
Dat mag niet aangenomen worden.
Wanneer de Kerkeraad doorzag en wist, waar
de door hem genoemde of vermoede schuld zat,
zou hij verplicht zijn tot de schuldige Hoog
leeraren (of den schuldigen Hoogleeraar) zich
te wenden, en manlijk hun (of hem) hunne (of
zijne) schuld onder de oogen te brengen, met
vermaning tot bekeering.
plicht, allereerst als broeder, maar dan ook als
christen, je te waarschuwen en je te zeggen, dat
je je op een verkeerd pad bevindt. Althans dat
meen ik. En aan je tegenwerpingen en uitlatin
gen te hooren, zou ik zeggen, dat het zoo is.
Helaas, helaas
De toon, waarop Tjaard sprak, was bijna tot
fluisteren gedaald. Hij was een stoere persoon
lijkheid, op wiens gelaat te lezen stond, dat hij
precies wist, wat hij wilde. Maar hij toonde, dat
hij desondanks een hart bezat, dat warm klopte
voor zijn medemensch en voor zijn broeder, die,
naar zijn innige overtuiging, op een verkeerden
weg zich bevond.
Heino gaf geen antwoord. Hij zocht een uit
weg, om uit de impasse te geraken. Want hij
wilde niet oneerlijk zijn. Als het gezegd moest
worden, zou hij het zeggen, hoe zijn standpunt
geworden was. Maar als hij er buiten kon, dan
achtte hij het veel beter.
Hij geraakte evenwel niet uit de impasse.
Tjaard was er, daarvoor was hij een Groninger,
te vasthoudend voor.
„Wil je mij eerlijk de waarheid zeggen, Heino?
Ben je van idee, van standpunt veranderd
„Je zult je duidelijker moeten uitdrukken. Ik
ben, voor zoover ik weet, niet van standpunt
veranderd. Maar 't is mogelijk, dat wij elk iets
anders bedoelen."
„Laten wij nu geen schuilevinkje spelen, Hei
no. Je weet heel goed wat ik bedoel. Ben je op
den weg, die afvoert van onzen God Antwoord
nu eens oprecht."
„Ik wil wel oprecht antwoorden. Maar be
doelen wij hetzelfde Als je er mede bedoelt
Zoodanig plichtsverzuim mag bij dezen Ker
keraad niet verondersteld worden.
En daarom blijft er niet anders over, dan aan
te nemen, dat deze Kerkeraad zich van het uit
spreken van een oordeel of vonnis onthoudt,
omdat hij geen oordeel in dezen heeft, en zich
niet in staat ziet. een oordeel te vormen.
Toch spreekt deze Kerkeraad publiek uit, dat
hier schuld is, en wijst hij duidelijk aan, hoewel
niet met persoonsnamen, bij wie de schuld ligt,
n.l. bij de Hoogleeraren aan de Theologische
School te Kampen en bij die van de Theologi
sche Faculteit van de Vrije Universiteit te Am
sterdam.
Deze Kerkeraad kan geen partij kiezen, in
geen enkel opzicht.
Hij kan geen oordeel vellen.
En tóch spreekt hij zulk een vonnis maar pu
bliek uit
En dat doet de Kerkeraad van een der groot
ste Gereformeerde Kerken in Nederland, tot
welks leden mannen behooren van naam en in
vloed, die geacht mochten worden toch wel de
eerste eischen van tuchtoefening volgens Gods
Woord en het Gereformeerde Kerkrecht te
kennen.
Deze Kerkeraad had, meenende dat hier schuld
was, en wenschende in deze quaestie op te tre
den, niet mogen rusten, voordat hij grondig deze
zaak onderzocht had om te weten, of er schuld
was, en zoo ja, waar, en voor hoever, om dan
zeer concreet en scherp omschreven zich tot de
schuldige personen te wenden, desverkiezend
ook publiek, omdat het een publieke zaak be
treft, teneinde deze personen (of dezen persoon)
het ongelijk onder het oog te brengen, en tot
bekeering te vermanen.
En zoolang de Kerkeraad nog geen oordeel
vellen kan, had hij ook moeten zwijgen.
Maar zoo optreden als hij deed, had hij niet
mogen doen.
Publiek beschuldigen, maar toch niet nauw
keurig zeggen, waarin en bij wie (of wien) de
schuld ligt, hoewel toch wel duidelijke aanwij
zingen geven, maar op een manier, waaraan men
geen houvast heeft, en zoo zich buiten schot
houden, dat is niet naar Christenroeping.
En dan daarbij, zich niet tot de betrokken per
sonen wenden, zij het publiek, maar Curatoren
en Deputaten naar hen heenzenden
De Kerkeraad schrijft, dat hij zich tot deze
beide Colleges wendt, „wijl hem thans geen be
ter adres dan dit dubbele bekend is." Hij wist
dus niet, dat hij zich allereerst tot de „schuldige"
personen moest wenden.
Maar dan had hij eerst zelf deze zaak grondig
moeten onderzoeken en tot een beslist oordeel
komen.
Het op andere Colleges afschuiven is gemak
kelijker.
Maar dat is niet moedig, noch zooals het be
hoort.
Dat is niet naar Gods Woord, noch naar het
Gereformeerde Kerkrecht.
Ligt het meer in de roeping dezer Colleges
om in dezen zich met de betreffende personen
in verbinding te stellen, dan in die van dezen
Kerkeraad Maar waarom dan dit schrijven ge
publiceerd, en er zich toch publiek in gemengd,
en dat met de nadrukkelijke verklaring, dat men
in geen enkel opzicht partij kiest, noch een oor
deel velt
Kunnen deze Colleges beter oordeelen dan de
Kerkeraad
Weet de Kerkeraad wel, dat de besproken
vraagstukken „van zoodanig abstract-weten-
schappelijk belang" zijn, dat het kerkelijk leven
daar in het -geheel niet bij betrokken is, en dat
het niet raakt het wezen en den grondslag des
geloofs en van het kerkelijk leven
Dan diende de Kerkeraad dit duidelijk uiteen
te zetten, en kon hij aan de Colleges en Cura
toren en Deputaten, door hem tot ingrijpen op
geroepen, machtige hulp verleenen.
Maar nu de Colleges van Curatoren en Depu
taten oproepen tot actie, zonder nauwkeurig en
scherp hun voor te houden, waarom zij, en
waarin zij, handelen moeten, en wat de zonde
der „schuldigen" is, dat is niet gelijk den Ker
keraad van een Gereformeerde Kerk betaamt,
en zeker niet dezen Kerkeraad.
Is hier dwaling, of wangedrag, de Kerkeraad
wijze die aan, en blijve dan niet zelf buiten
schot, en late er ook de Kerkeraden ter plaatse
der betrokken personen niet buiten.
Hij handele naar Gods Woord en naar het
Gereformeerde Kerkrecht, kloek en zonder aan
zien des persoons.
wie niet naar de kerk gaat, verlaat den goeden
weg, ja, dan ben ik op het verkeerde pad. Maar
is dat het criterium
„Dat zou wel het criterium kunnen zijn. Want
het is Gods geopenbaarde wil, dat langs de kerk,
de gemeente, Zijn Koninkrijk wordt gesticht.
Maar hoofdzaak is tenslotte dit en dat weet je
heel goed, ik behoef voor jou niet te evangeli-
seeren, hoofdzaak is dit, dat wij weten, dat Jezus
Christus voor ons aan Golgotha's kruis is ge
storven. „Ik geloof, dat Jezus Christus Gods
Zoon is", zeide de kamerling. En hij kon gedoopt
worden. „Geloof in den Heere Jezus", zeide Pau-
lus tot den gevangenbewaarder, „en gij zult zalig
worden". Dat persoonlijk geloof moeten wij be
zitten, Heino, wil het goed met ons zijn. Van
jongs aan is je dat ingeprent. En je hebt dat
geloof beleden, toen je belijdenis hebt gedaan.
Ben je het nu kwijt
„Als je het zoo pertinent stelt en het zoo per
tinent vraagt, nu, dan moet ik antwoorden zoo
denk ik er niet meer over. Ik ben van standpunt
veranderd."
„Ik vreesde het. Het is ontzettend, Heino, te
moeten weten, dat mijn broer, opgevoed in de
Waarheid Gods, een ongeloovige geworden is",
zeide Tjaard. En zijn sterke, diepe stem trilde
van aandoening.
Zij liepen nu langs de Noord-Willemsvaart
terug in de richting van Helpman. Er was in
wijden omtrek niemand te bekennen. Ook op
het kanaal bewoog zich geen enkel schip.
„Wat noem je ongeloovigbarstte Heino los.
„Dat is, ik zou bijna zeggen, jullie vervloekte
stelsel, om iemand, die het met jullie niet eens
De Raad van de Gereformeerde Kerk te
's-Gravenhage-West heeft in dezen onbegrijpe
lijke fouten gemaakt, en niet den goeden weg
bewandeld.
Anderen mogen zich echter wachten, zoo het
goede spoor bijster te worden, en onnadenkend
of uit onkunde met zulk een stuk instemming
te betuigen.
Is hier schuld, dan onderzoeke men eerst goed,
en ga naarstig en grondig na, waar de schuld
zit, en wende zich daarna, zij het publiek, omdat
het een publieke zaak geldt, tot de schuldige
personen (of den schuldigen persoon) met pre-
sieze en nauwkeurige noeming en omschrijving
van de zonde en handelde met hen (of hem)
naar den door Gods Woord gestelden eisch en
volgens de regelen van het Gereformeerd Kerk
recht inzake tuchtoefening.
En men trachte er geen andere colleges op af
te sturen, zelfs zonder duidelijke, scherp-bepaal-
de, aanwijzingen, om zichzelf moeite en strikte
bewijsvoering te besparen
A. H. OUSSOREN.
ZENDINGSDAG CLASSIS MIDDELBURG
TE VEERE.
De Deputaten tot organisatie van den Classi-
kalen Zendingsdag, deelen nogmaals mede, dat
de Zendingsdag D.V. zal gehouden worden op
Maandag 10 Juni a.s. (2en Pinksterdag). In de
plaats van samenkomst kwam verandering. Niet
naar gewoonte op „Korenbloem", maar op een
gansch bizondere plaats ditmaal. Toestemming
om op die plaats te mogen vergaderen, moest
gevraagd worden aan twee Ministers. Het ant
woord bleef wat lang uit, waarom Deputaten
toen weer beslotenKorenbloem. Maar juist
deze week kwam uit den Haag de gunstige be
schikking af. Wij hopen dan bijeen te komen
op het terrein rond de Groote Kerk van Veere.
Deputaten hopen dat, mede door de bizondere
plaats van saamkomen, zeer velen zich daarheen
zullen begeven. Bij ongunstig weer worden voor
ons de deuren van die oude, machtige kathedraal
geopend. Het is dus geen bezwaar of er 1000
dan wel 3000 personen komen, beschikbare
ruimte genoeg. Bovendien de sprekers, indien zij
het nog noodig hadden, moeten daar dunkt ons
worden geïnspireerd. „Vele eeuwen zien dan op
hen." Dus Pinkster Maandag allen naar Veere
De vergadering begint des middags om 2 uur.
Ds W. F. M. Lindeboom van Serooskerke zal
een welkomstwoord spreken over het onder
werp „Uit Verlies Winst".
Ds A. H. Oussoren van Middelburg zal mede-
deelingen doen van ons Zendingsterrein.
Prof. Dr K. Schilder van Kampen zal daarna
een rede houden over een nader op te geven
onderwerp.
Alle belangstellende leden der gemeenten van
Walcheren, aan wie zulks maar even mogelijk
is, worden hier verwacht. Laten wij het allen
gevoelen als een voorrecht om op deze bijeen
komst opnieuw te mogen worden gewezen op
de Zendingsroeping der gemeente, iets te mogen
ervaren van het heerlijke van het Zendingswerk
en te hooren van den Zendingszegen.
Wij wekken de Kerkeraden op er bij de ge
meente op aan te dringen dezen Zendingsdag
te bezoeken door afkondiging van den kansel.
En misschien kunnen de plaatselijke Zendings-
commissie's het bezoek ten zeerste bevorderen
door een autobus te laten rijden.
De Deputaten voornoemd,
W. F. M. LINDEBOOM, Voorzitter.
M. J. VAN DITKEN.
A. KONING.
ADR. MELIS.
J. OLTHOFF, Secretaris.
VRIJE UNIVERSITEIT.
De actie tot dekking van het tekort.
Uit verschillende deelen van het land komen
hartelijke bewijzen van instemming met het po
gen van Directeuren der Vrije Universiteit om
door een korte actie de tekorten op de exploi
tatie-rekeningen 1933, 1934 en het geraamde te
kort van 1935, weg te werken. Zooals U bekend
is hiervoor noodig een bedrag van 30.000.
Door een aantal groote giften en ook door
het feit, dat reeds enkele correspondenten voor-
loopige stortingen in afwachting van de nadere
afrekening konden zenden, is thans reeds een
bedrag van plm. 3000.bijeen.
Directeuren vertrouwen dat het gevraagde
bedrag er ten volle zal komen. Indien al de
broeders en zusters hun liefde en belangstelling
is, als ongeloovig te kwalificeeren. Dat is juist
het farizeïsme van jullie, dat jullie zoo gehaat
maakt."
„Wind je niet zoo op", kalmeerde Tjaard
hem. „Het dient nergens toe. En je weet ook
heel goed, dat je er onzin uitkraamt. Iemand,
die het niet met mij eens is, zou ik ongeloovig
noemen Hoe kom je er bij Wij, menschen,
hebben niet te oordeelen. Gods Woord oordeelt.
En als iemand in woord en wandel duidelijk te
kennen geeft, dat hij met dat Woord niet van
doen wil hebben, dat hij Jezus niet noodig heeft,
dan mag ik, op grond van Gods Woord zeggen,
dan moet ik dat zeggen, dat hij een ongeloovige
is. Dat moet ik ook tot mijn broer zeggen, hoe
ontzettend hard dat ook valt. Begrijp mij niet
verkeerd, Heino. Ik heb dit gesprek min of meer
gezocht, omdat ik zekerheid wilde hebben. En
als ik die zekerheid had, om je dan, in den naam
van den Heiland, te waarschuwen. Je kunt die
waarschuwing ter harte nemen, God geve het
maar je kunt ze ook in den wind slaan, ik heb
mijn plicht gedaan, door je te bezweren Heino,
jongen, keer terug je bent op een dwaalweg."
Onder het spreken, het vurige spreken, was
de anders zoo weinig zeggende Tjaard op het
pad langs het kanaal blijven stilstaan en onder
het uiten der laatste woorden had hij, vol broe
derlijke liefde, de hand op Heino's schouder
gelegd, hem doordringend aanziende.
De toon, waarop hij werd toegesproken, de
houding van Tjaard, die lijden uitdrukte en de
blik van liefde, die op hem geworpen werd, ver
teederden Heino.
(Wordt vervolgd)