No. 16
Vrijdag 19 April 1935
49c Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C HEIJ TE KOUDEKERKE,
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE* A. B. W. M. KOK. F. STAAL Pzn.. A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.-.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
BLIJVENDE PAASCHVREUGDE.
I.
Houd in gedachtenis dat Jezus Chris
tus uit de dooden is opgewekt, welke
is uit het zaad Davids, naar mijn evan
gelie.
2 Timotheüs 2:8.
Zal het komend Paaschfeest een blijvenden
indruk achter laten
Zullen we een innerlijk Paschen vieren of ge
heel in uitwendigheden opgaan
God geve dat we weer moed grijpen, wanneer
we in den geest onzen Heiland uit het graf zien
verrijzen.
Onze Christelijke feestdagen moeten blijvende
vrucht dragen. Ons zien op den verrezen Chris
tus mag niet beperkt wezen tot enkele hoogtijden
in ons leven.
Blijf denken aan Jezus Christus, opgewekt uit
de dooden.
Timotheüs had behoefte aan zulk een opwek
king. Hij had in Efeze met vele moeilijkheden
te worstelen, zoodat hij moedeloos dreigde te
worden. De levensomstandigheden begonnen op
zijn innerlijk leven schadelijk in te werken.
Vol zorgende liefde zendt Paulus hem een
brief, waarin hij hem herinnert dat een goed
krijgsknecht van Jezus Christus verdrukkingen
moet kunnen doorstaan. Het leven van een
dienstknecht van Christus is een strijd, die goed
gestreden moet worden, wil de strijder worden
gekroond.
Ook in het leven van zijn Meester ging 't van
lijden tot heerlijkheid, na den strijd kwam de
overwinning. Blijf aan Hem denken
Laat ons deze opwekking goed verstaan.
In gedachtenis houden is niet hetzelfde als
niet-vergeten.
Timotheüs en de gemeente waren niet in die
mate verachtend, dat zij gevaar liepen te ver
geten, dat Jezus uit de dooden was opgestaan.
Van harte beleed hij de opstanding van Chris
tus uit de dooden.
Maar hij moest in zijn bewuste geloofsleven
meer met die belijdenis rekenen en zich steeds
voor oogen stellenJezus Christus als een uit
de dooden opgewekte.
Dat innig en voortdurend verkeer met den
levenden Heiland zou hem kracht geven om
staande te blijven, kracht geven om verdrukkin
gen te lijden en teleurstellingen te doorstaan.
Wij behoeven, wat de omgang met Jezus
Christus betreft, niet alleen van de herinnering
te leven. Wij moeten ons den Heiland niet al
leen voorstellen als iemand, die vroeger, lang
geleden op aarde leefde en op die aarde stierf.
Wij moeten Hem zien als den Levende, den
heden Levende, en in geestelijk contact leven
met Hem als den verrezen Christus. Wij hebben
niet maar een Jezus van ver vervlogen tijden,
doch een Christus, die leeft, heden leeft, eeuwig
leeft, een Christus, die eeuwig dezelfde is.
Neen, Gode zij dank, wij behoeven 't niet te
doen met de heugenis aan een doode, een heuge
nis, die steeds meer verbleekt.
Het moest Timotheüs zijn, alsof hij de stem
van zijn Heiland zacht-verwijtend hoorde, die
zeide Timotheüs, gij weet toch dat Ik uw lijden
zie, dat Ik uw zuchten hoor, dat mijn hart voor
u klopt. Ik heb door mijn opstanding de zonde,
den duivel, den dood, de wereld overwonnen.
Wees dan welgemoed. De overwinning is zeker.
Blijf denken aan Jezus Christus als een uit
de dooden opgewekte.
Met onzen Zaligmaker mogen wij heel anders
omgaan dan met alle andere gestorvenen. In 't
scheidingsuur houdt alle direkte verbinding op.
We leven van de herinnering en stellen de doo
den ons voor, zooals ze vroeger leefden. Maar
met Jezus Christus kunnen en mogen wij ook na
zijn dood in gemeenschap treden. Onze liefde
richt zich niet alleen op hetgeen Hij als mensch
eens voor ons geweest is, maar op wat Hij nu
voor ons is. Zijn oog ziet ons, zijn oor hoort
ons, zijn hart klopt voor ons.
Geniet onder de smarten en het leed van dit
leven de innige omgang met Hem, die wel dood
geweest is, maar weder levend geworden is, die
den dood overwonnen heeft en zijn opstandings
leven meedeelt aan al de zijnen.
Toch mag de band met het verleden niet wor
den doorgesneden.
De Christus, die uit den dood opstond, is
dezelfde, die eens op aarde heeft verkeerd. Niet
een denkbeeldige Christus moet in gedachtenis
worden gehouden, maar de Christus, die onder
Israël geboren is, die daar geleefd en gearbeid
heeft.
De historische Jezus.
De Christus uit het zaad van David, zooals
Paulus hier schrijft.
In vele kringen wil men het Evangelie los
maken van de feiten, de heilsfeiten.
Men meent de heilsfeiten te mogen vervluch
tigen om de idee te grijpen.
Alsof die feiten slechts de schaal waren, die
de kern omsloten hield.
Wij moeten echter den waren Christus in
gedachtenis houden, den Christus, zooals Hij in
den Bijbel ons geteekend wordt, den Christus
niet naar de phantasie van dezen of genen
mensch, maar naar het apostolisch Evangelie.
„Naar mijn Evangelie."
Wie is die Christus
De Zoon des menschen en de Zoon des le
venden Gods.
Christus is God, boven allen te prijzen in
eeuwigheid.
Dien Christus moeten we in gedachtenis hou
den.
De uit de dooden opgewekte.
Die is uit het zaad van David.
Naar het Evangelie der Heilige Schrift.
De Schriftuurlijke Christus.
Versterke ons Paaschfeest den liefdeband aan
Hem, den levenden Christus.
Zaamslag. KOK.
EEN DEUR GEOPEND IN DEN HEMEL.
Openb. 4.
Tot recht verstaan van dit hoofdstuk, en de
volgende, is noodig er op te letten, dat Johannes
schrijft over dingen, die hij doorleefde „in den
geest". In vs. 2 schrijft hij „en terstond werd
ik in den geest". Diezelfde uitdrukking vonden
we in 1:10: „en ik was in den geest op den
dag des Heeren".
De toestand, daarmee bedoeld, wordt in de
H. S. ook wel anders aangeduid, n.l. zijn in
een vertrekking van zinnen.
Bij het gewone zien en hooren is het zóó, dat
wij zien door onze oogen en hooren door onze
ooren, door onze lichamelijke organen. Het li
chaam bewijst daarbij dienst aan onzen geest.
„In den geest zijn" wil nu zeggen, dat er is
een zien en hooren, waarbij het lichaam geen
hulpdienst verricht. Zulk een zien en hooren is
er ook bij de engelen en bij de gezaligden in
den hemel.
Dit sluit dus niet in, dat wat hij zag en hoorde
niet volle werkelijkheid was want het was volle
werkelijkheid, maar een werkelijkheid, die hij
alleen op die wijze kon zien en hooren.
De werkelijkheid, die Johannes zóó zag, was
dan en dat is het tweede waarop te letten
valt een hemelsche werkelijkheid eene van
geheel anderen aard, dan wij op aarde kennen.
Dat houdt in, dat die hemelsche werkelijkheid
niet kon beschreven worden met woorden, die,
letterlijk genomen, precies zouden aanduiden wat
Johannes zag. De menschelijke taal waarvan Jo
hannes zich bedienen moest kon alleen dienst
doen als symbool, d.w.z. als een aanduiding in
beelden.
We zouden ons dus wel zeer vergissen, wan
neer we zouden meenen, dat alles er nu in wer
kelijkheid zóó uitzag als Johannes dat hier be
schrijft. Voor die dwaling kan trouwens al be
hoeden, dat het vaak ten eenenmale onmogelijk
is ons ten volle voor te stellen wat Johannes
beschrijft.
Zijn beschrijving wil en kan alleen zijn een
taal in beelden, opdat we eenigermate een in
druk zouden krijgen van wat hij in den geest
zijnde, in den hemel mocht zien en hooren.
Als Johannes hier nu schrijft, dat hij zóó zien
kon in den hemel, getuigt hij alzoo van de wer-
kèlijkheid van den hemel.
Er zijn er, die zeggen, dat er geen hemel is.
Zij hebben dien nooit gezien. En omdat zij be
weren, dat we alleen kunnen aannemen het be
staan van wat we kunnen zien, is hun conclusie,
dat er geen hemel is en dat, wat men daarvan
Vertelt, alleen dient om de lichtgeloovige menigte
te bedriegen, en met de belofte van een hemel
rustig te houden.
Johannes zag den hemel. Wel niet met het
gewone oog, maar in den geest zóó zag hij
evenwel den hemel en zóó zag hij dien als een
Werkelijkheid. En hij, die deze dingen zag, deelt
dat ons mede, opdat ook wij, mede door zijn
woord, dienaangaande zekerheid zouden hebben.
Dat hij zóó zien kon in den hemel was dan
omdat daar een deur was geopend in den hemel.
Niet de heele hemel lag open en bloot voor
hem. Het was voor hem als bij iemand, die voor
een huis staat en nu door een geopende deur
naar binnen kan zien en ook binnen mag gaan.
Zoo mocht Johannes door die geopende deur
inblikken in den hemel en zelfs ingaan in den
hemel, zijnde in den geest.
Het was wel een groot voorrecht, dat hem
alzoo tebeurt viel. Johannes gaat dat dan ook
verklaren. In vs. 1 schrijft hij ook en de eerste
stem die ik gehoord h$d als eener bazuin met
mij sprekende, zeide Kom hier op, en ik zal u
toonen hetgeen na dezen geschieden moet.
Er is onder de uitleggers verschil bij de be
antwoording der vraag van wien die stem
was Volgens den éénen uitlegger is hier te
denken aan de stem van een engel, die alzoo
sprak en die straks alles Johannes zou toonen
(1 1). Volgens een anderen uitlegger is hier
te denken aan Christus, omdat Johannes weer
hoorde de eerste stem als eener bazuin en dan
zou bedoeld zijn dezelfde stem als waarvan in
1 10 wordt gesproken. Die stem was de stem
van Christus zeiven, van Hem, die Zich noemde
de Alpha en de Omega, de eerste en de laatste.
En alzoo zou de stem van 4:1, ook de stem
van Christus zijn.
Zoo het nu al is, dat hier een engel de uit-
noodiging tot Johannes richtte, zoo heeft die
engel dat dan toch gedaan op last van den Heere
Jezus Christus en kwam dan door het woord van
dien engel tot Johannes het Woord van Christus
zelf.
In Christus toch is te vinden de verklaring,
dat aan Johannes de toegang tot den hemel ont
sloten werd.
Buiten den Middelaar is er geen toegang tot
God was die er ook niet voor Johannes. Maar
die toegang is er nu door Hem, van Wien het
volgend hoofdstuk zal spreken als van het Lam,
dat geslacht is (5: 12). Niemand komt tot den
Vader dan door den Middelaar. Maar door Hem
is er dan ook die toegang.
Dat Johannes mocht zien en hooren in den
hemel was door Hem, van Wien in het eerste
hoofdstuk gezegd is, dat Hij is Jezus Christus,
de getrouwe Getuige, de Eerstgeborene uit de
dooden, de Overste van de koningen der aarde,
die ons liefgehad heeft en ons van onze zonden
gewasschen heeft door Zijn bloed en ons ge
maakt heeft tot koningen en priesters Gode en
Zijnen Vader (1:5) en Wien daarom ook toe
komt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwig
heid.
Door dien Heere Jezus Christus was daar
voor Johannes die deur geopend in den hemel.
GEREFORMEERD OEKRAÏNE.
Allicht zullen vele van onze lezers niet weten,
waaraan ze bij bovenstaande woorden te denken
hebben.
Ter hunner informatie zij hier dan meegedeeld,
dat de Oekraïners een groot Slavisch volk zijn
van ongeveer 40 millioen zielen. Dat volk woont
voor een deel in het Zuiden van Rusland ten
Noorden van de Zwarte Zee, ten deele ook
hoort het onder Polen.
In den laatsten tijd wordt vooral voor het
laatste deel, dat woont in Poolsch-Oekraïne, de
aandacht van ons Geref. volk gevraagd omdat
zich daar een merkwaardige en verblijdende be
weging openbaart, n.l. een Gereformeerde be
weging.
Het volk daar behoort over het algemeen tot
de Grieksch orthodoxe kerk of behoorde daar
althans toe. Verder heeft daar groote macht de
Roomsch-Katholieke Kerk en de Russisch ortho
doxe.
Er waren echter ook enkele Protestanten, zoo
wel Lutherschen als Gereformeerden. Deze laat
ste kwamen in aanraking met Gereformeerden
van Nederland en vroegen om steun van het
Gereformeerd Nederland.
Zoo werd een Comité opgericht, waarvan
secretaris is Ds. F. Diesselhuis te Oldeboorn
(Fr.) en penningmeester de heer B. Meilink te
Zwolle (gironummer 227926)
De Generale Synode van 1933 te Middelburg,
droeg aan haar deputaten voor de corresponden
tie met de buitenlandsche kerken op hun bij
zondere aandacht te wijden aan de Gerefor
meerde beweging in de Oekraïne en deze depu
taten steunen dan ook met warmte den oproep
tot steun, dien dat Comité deed uitgaan.
Wanneer we nu hierover iets gaan schrijven
kunnen we beginnen met de meedeeling, dat
onze Heidelbergsche Catechismus door bemoeie
nis van Ds. Dresselhuis, die daarvoor geld ver
zamelde, in de Oekraïnsche taal is vertaald, en
gedrukt werd bij den heer J. Schipper Jr. te Hil
versum. De vertaling is het werk van Prof. B.
Kusiw Ds. M. Zurakowski en den evangelist
Dowhaluk. Terwijl de student J. Szulka, die nu
in Amsterdam studeert, de drukproef nazag. In
5000 exemplaren werd dit boekje gedrukt om
die in de Oekraïne te verspreiden. Een exem
plaar daarvan werd ook ons toegezonden. Er
was uiteraard niet veel in, dat we konden
lezen. Alleen kunnen we er dit van zeggen, dat
het boekje er keurig uitziet. We hopen, dat onze
Catechismus ook daar, evenals in ons land velen
mag leiden tot de kennis van den eenigen troost
in leven en sterven.
Is de bedoeling, zóó het kerkelijk leven daar
in Gereformeerde banen te leiden, men tracht
dat doel óók te bereiken door opleiding van the
ologische studenten in ons land. We schreven
hierboven reeds over den student Szulka die in
Amsterdam studeert.
De strijd, dien men daar nu voert om een
kerk-met-den-bijbel is ook daar gevolgd door
een strijd om een school-met-den-bijbel. Men
werd tot dien strijd gedrongen. Aan leerplichtige
kinderen is de overgang van religie verboden.
Als ouders van de Grieksch-Katholieke kerk
overgaan naar de Geref. Kerk, blijven de school
gaande kinderen Grieksch-Katholiek en ze moe
ten dan op school het godsdienstonderwijs van
den priester volgen.
Nu is er volgens de Poolsche grondwet vrij
heid tot schoolstichting maar het gebruik ma
ken van die vrijheid vraagt vele offers.
En het volk, waarvan deze offers gevraagd
worden, is buitengewoon arm. In één van de
circulaires lazen we daarover, dat vele families
van 8 a 10 personen samen slechts één paar
laarzen bezitten, zoodat velen barrevoets moeten
gaan. De voeding bestaat vaak niet meer dan
uit aardappelen en zelf-ingemaakte zuurkool.
Gedurende maanden komt er geen stuk brood
op tafel. De slaapgelegenheden worden dikwijls
gevormd door houten britsen, waarop wat stroo
met een deken.
Zoo is dan wel gemotiveerd de oproep om
steun, dien het Comité voor Gereformeerd
Oekraïne doet uitgaan, en willen we daarvoor
de aandacht vragen.
Zij hier nog eens vermeld, dat de penning
meester is de heer B. Meilink te Zwolle, giro
nummer 227926.
BELANGRIJKE VERGADERINGEN.
Enkele belangrijke vergaderingen willen we
hier vermelden in volgorde van de data, waarop
ze staan gehouden te worden.
Als eerste is dan te noemen de Jaarvergadering
van de afdeeling Zeeland van den Ned. Bond
van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden
grondslag op den tweeden Paaschdag a.s. te
Goes.
In de morgenvergadering komen aan de orde
de meer interne zaken van de Afdeeling. Voor
alle leden van onze J. V., ook die niet afgevaar
digd werden, is deze vergadering van groot be
lang.
De middagvergadering is van meer algemeen
belang. Terecht verwacht het bestuur blijkens
een Ingezonden artikel, waarnaar we hier ver
wijzen op die vergadering ook de ouders.
En buiten den kring der ouders mogen daar ook
verwacht worden allen, die verstaan de groote
beteekenis van den arbeid door en voor onze
jonge menschen.
Die vergadering wordt gehouden in het ruime
kerkgebouw van de Geref. Kerk te Goes en
begint om 2 uur.
Als sprekers worden aangekondigd de heer
C. Smeenk, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, en Ds. J. C. Brussaard te Bloe-
mendaal. Beiden mannen met klinkende namen,
naar wier woord te luisteren leerzaam en genot
vol zal zijn. De heer Smeenk, bij uitnemendheid
deskundig op het terrein van de Sociale vraag
stukken, zal refereeren over „De behandeling
van Maatschappelijke onderwerpen op de J.V.".
En Ds. Brussaard hoopt te spreken over „Ware
en valsche geestdrift".
Moge er van die vergadering bezielende kracht
uitgaan, ook door een groote opkomst als blijk
van een warm meeleven.
Als tweede volgtDe 16e Zeeuwsche Ouder
lingenconferentie op Woensdag 8 Mei a.s.» even-