VAN VERRE EN NABIJ.
FEUILLETON
KLATERGOUD
ZENDING.
Marinus Goossen, Middelburg Johannis Min
derhout, Middelburg Cornelis van Assendelft,
Middelburg Willem Brombacher, Middelburg
Anthonij Pieter de Winter, Middelburg Ernst
Moorhoff, Koudekerke Johannes Post, Middel
burg Pieter Geelhoed, Koudekerke Carel
Christiaan Reijnier, Middelburg Jan Blok, Vlis-
singen Joannis Anthonij Siebrecht, Middelburg
Anna Filippo, vrouw van Ernst Moorhoff, Kou
dekerke J. van der Meulen, Middelburg Pieter
Lankester, Veere Gabriel Jacobus Gort, Mid
delburg F. A. van der Meulen geb. Buyze,
Middelburg Elisabeth Orné, Middelburg M.
F. Bal, Middelburg C. J. van der Lege Boodt,
Middelburg Joan van Willeboordse vrouw van
P. J. Akkerman, Jan Mondeel,
Nieuwland Jozina Catrina Ragut, Middelburg
Marinus Noels, Middelburg A. J. Beeldhouwer,
Middelburg J. J. Driese vrouw van Beeld
houwer, Middelburg W. Deport, Middelburg
Pieter van den Berge, Oost Kapelle F. J. Zuur-
kamp, vrouw van den Berge, Oost Kapelle Tho
mas Cranbourg Volgende namen zonder na
dere aanduiding. Het duurde zeker te lang om
volledig alles op te geven.
Neeltje Westveer, Hendrika de Jonge, Pieter
Ernst Hartman, Antonij Blom, Js Vreugdendaal,
I. Js Coeël Dit is de gewone handtekening
van Adriana Filius, vrouw van Pieter Ernst
Hartman. Cornelis van Sluys, Jan Gilisse Keste-
loo, Soetje Verlinde, P. S. Ragut, dit is de ge
wone handtekening van Hermanse zoon van Pie
ter Witte, Selia Stam, Hanna Cons Cornelis
Willeboordse N 221, Kalkstraat, Jasper Arendse,
G. Dekorte.
De tweede buitengewone vergadering die men
houdt te Middelburg valt op 12 Mei 1836.
Hierin wordt gesproken over het verzoeken
van broeder Brombacher de leiding der gemeente
op zich te nemen.
In het kort hierover de volgende week, D.V.
Iets over de opgravingen.
Van Mizpa wordt telkens in de Heilige Schrift
melding gemaaktin Richteren 20 wordt ver
haald hoe het volk als een eenig man tot den
Heere te Mizpa vergaderde. In den tijd van
Samuël lezen we (1 Sam. 7:57) dat de Fi
listijnen te Mizpa verslagen worden. Daarna ver
langt het volk een koning.
Nadat in 586 Jeruzalem is ingenomen wordt
Mizpa de residentie van Gedalja, die hier ver
moord wordt.
Dit Mizpa is nu naar alle waarschijnlijk door
Prof. Badé opgegraven. Bewijzen zijn gevonden
ldat de stad in 701 voor Christus verwoest is
door koning Sanherib die de steden om Jeruza
lem eerst verwoest om dan gemakkelijker deze
hoofdstad te kunnen aanvallen. Een zeer mooie
poort aan de Oostzijde van de stad is gevonden:
4 Meter breed. Het blijkt dat ook hier de poort
de plaats was van de rechtspraak, de plaats van
het verkeer, volksverzamelingen en Belialskinde-
ren d.w.z. de „bierkaai".
Dit Mizpa moet een sterke stad geweest zijn.
Hetgeen ook blijkt uit den naam die beteekent
uitkijktoren, wachttoren. Zoo is het niet onwaar
schijnlijk, dat Mizpa als een „fort" diende om
Jeruzalem te beschermen.
Men heeft ontdekt dat de stad telkens na ver
woest te zijn op de puinhopen herbouwd is. Zoo
verstaan we dan ook dat het volk te Mizpa
wordt saamgeroepen. Zoo komt ook de militaire
beteekenis in duidelijker licht te staan (1 Kon.
15:22 en 2 Kron. 16:6).
OUSSOREN.
Frankrijk.
Eenheid tusschen „Calvinisten".
Blijde, zeer blijde zijn sommige Fransche Cal
vinisten over de eenheid die tot stand is gekomen
tusschen de orthodoxe en vrijzinnige protestan
ten. Om de beteekenis van deze fusie te ver
staan is het noodig iets van de historie op te
halen van de Fransche „Gereformeerde" kerken.
In 1872 werd met goedvinden van de Staat
een generale synode gehouden die een geloofs-
verklaring opstelde, welke de candidaten in de
Theologie zouden moeten onderteekenen. De
synode bedoelde n.l. een organisatie tot stand te
brengen op de basis van een Confessie en Ker
kenorde. De oude confessies werden op zijde
gezet en een nieuwe waarin ieder zich zou kun
nen vinden, aangenomen.
Hoe mager deze belijdenis ook ware, slechts
met 61 tegen 45 stemmen, werd deze aangenomen.
Deze laatsten waren de vrijzinnigen. Ze wei
gerden zich te onderwerpen aan deze belijdenis,
DOOR
H. KINGMANS
18)
„Bij ons verandert toch niets, hé, Martha
vroeg mevrouw Heerema, even vóór zij ter ruste
zouden gaan.
Martha kuste haar op het voorhoofd. Zij was
diep geroerd door de kinderlijke vraag, die sprak
van liefde tot het als dochter aangenomen meisje
en van smart over het gedrag van haar jongsten
zoon.
,.U kunt het toch niet helpen, tante", zei
Martha hartelijk. ,,U hebt er evenveel verdriet
van als ik, al is dat dan ander verdriet."
„Ja, ja, ik had het van Heino niet gedacht.
Maar, Martha, heb medelijden met den dwazen
jongen. Ik geloof niet, dat het goed met hem
staat en dat hij later berouw zal krijgen van
wat hij heeft gedaan. Oordeel niet te hard over
hem en wees niet al te verbitterd, al heb je dan
ook alle reden, om bitter gestemd te wezen."
„Tante", en de stem van Martha klonk zacht
en liefdevol, „ik kan nu onmogelijk met liefde
aan Heino denken. Maar ik zal, ik weet, dat
het moet en ik wil het ook, God bidden, of Hij
mij stille berusting wil geven. En dan hoop ik,
dat ik zonder bitterheid over Heino spreken kan."
„Doe dat, kind. En dan zal de Heere ons
beiden helpen en steunen. En bid met mij ook
voor Heino. Want ik geloof, dat die arme jon-
want ze wenschten in het geheel geen belijdenis.
Ze scheiden zich af, hoe wel er een administra
tieve eenheid bleef. Overigens leefden de „ortho
doxen" en de vrijzinnigen geheel naast elkaar
voort.
In 1905 echter veranderde de toestand. Toen
verbrak de staat den band met de kerken en
daardoor werd de band tusschen „orthodoxen"
en vrijzinnigen ook verbroken. Men zocht toen
weder eenheid maar het gevolg was slechts dat
een derde groep ontstond de groep van Jarnac.
Zoo had men dus drie groepen
le. de orthodoxen, die zich baseerden op de
geloofsverklaring van 1872
2e. de vrijzinnigen die zich in 1872 hadden
afgescheiden
3e. de groep van Jarnac.
Nu is het mede door den oorlog geweest dat
men dichter tot elkander is gekomen. De smart
vereenigde de menschen, die vroeger gescheiden
leefden. Aan het front heeft men dan ook el
kander gevonden en daar gezegd „In de toe
komst moet het een ongedeelde evangelische kerk
worden". Maar nauwelijks was men weer terug
of de de smart was vergeten of ook vergat men
het voornemen om die eenheid te zoeken.
Als men nu weet dat slechts 1/40 deel van
Frankrijk protestant is, dat vooral onder de jon
geren niets meer gevoeld werd voor het geschei
den voortleven, dat men in elkanders kerken op
trad, „over en weer kerkte", dan verstaat men
dat aan de fusie geen bizondere moeilijkheden
meer in den weg stonden.
Hierover de volgende week D.V.
Rusland.
Dat het „vredelievende" Rusland geen vrede
wenscht met den God der Schriften omdat het
gehoorzaamheid weigert aan zijn gebod bewijst
het volgende schandelijke stukje dat een rede
voering is door een vrouw op een publieke ver
gadering in Rusland uitgesproken
„De taak van het huwelijk is, gezien van uit
ons communistisch standpunt, de physiologische
bevrediging. Bij het oude stelsel was dat niet
mogelijk. Jullie zijn of uit berekening getrouwd,
of jullie hebben slecht geleefd, omdat jullie bij
het kapitalistische stelsel arm waren, en daardoor
is de lijfeigenschap in het huwelijk gekomen
En de kameraad-man heeft zich een dubbele mo
raal aangeschaftHij kan doen, wat hij wil, ter
wijl de kameraad-vrouw zich maar met den
kameraad-man moet tevreden stellen. In het nieu
we leven leeft de kameraad-vrouw precies als
de kameraad-man, bevalt de man haar niet meer,
dan maar even naar de gubsags, even scheiden
en ze zoekt zich weer een anderen kameraad uit,
van wien ze zich weer kan laten scheiden en
tegelijkertijd bouwt ze den nieuwen staat op
De vuiligheid van de wederzijdsche verhoudingen
der geslachten bestond alleen in het oude stelsel;
in de nieuwe communistische samenleving is
daarvan geen sprake meer. Wanneer een kame
raad-man jullie niet past, dan ruim je hem maar
onmiddellijk op en je neemt weer een anderen.
De kameraad-vrouw is door niets meer gebon
den. De onverbreekbaarheid van het huwelijk is
een uitvinding van de kapitalisten en de popen,
omdat ze het volk des te gemakkelijker met hun
opium kunnen bedwelmen En dat de man het
hoofd van het gezin is, dat is weer zoo'n uitvin
ding van de kapitalistische hydra, opdat de vrou
wen door hen gemakkelijker in toom konden
gehouden worden
De communistische staat geeft den vrouwen
verlof om één maand voor en twee maanden na
de geboorte het werk te staken. Hij heeft ze
volkomen van den huiselijken pappot bevrijd en
voedt haar nu in de publieke eethuizen.
En de veroordeeling van den abortus dat
is weer zoo'n misselijke huichelarij van het
avondland. Wij geven den kameraad-vrouwen
onbeperkt verlof tot vrucht-afdrijving, zoo dik
wijls zij maar willen, want bij ons moet de
kameraad-vrouw in elk opzicht gelijkberechtigd
zijn met den kameraad-man
OUSSOREN.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
37.
Valsch gewaande munt, die echt bleek te zijn.
Wij herinneren ons het verhaal van Ds. Jacob
van der Meulen van een gesprek op zee, tijdens
de reis van zijn vader met de landverhuizers naar
Amerika. „De kapitein van een voorbijvarend
schip vroeg aan den bestuurder van ons schip
„Wat hebt ge aan boord?" en het antwoord
gen nog het meest te beklagen is, al maakt hij
dan ook nog zulke promoties. Je waart vervuld
met eigen gedachten en eigen verdriet. Maar ik
heb gemerkt, dat Heino bezig is, het kinderlijk
geloof van zijn jeugd te verliezen dat hij lang
zamerhand meenen gaat, het zonder God op de
wereld te kunnen stellen. En dat is het vreese-
lijkste van alles."
De moedersmart uitte zich in tranen
HOOFDSTUK VII.
In Amsterdam.
,,'k Had het wel gedacht, dat jij naar Am
sterdam komen zoudt", had Jansma gezegd, toen
Heino naar de hoofdstad was gereisd, om het
filiaal over te nemen. „Jij waart de eenig aan
gewezene. En ik zal niet een makkelijk concur
rent aan je hebben. Maar onze vriendschap be
hoeft dat geen afbreuk te doen, nietwaar
Heino was het met hem eens geweest.
„Geen sprake van", had hij opgemerkt. „Nie
mand kan het je euvel duiden, dat je zelf een
zaak opzet, 't Is feitelijk om jaloersch te wor
den. En wat die concurrentie betreft, wij be
hoeven elkaar niet in de wielen te rijden. Am
sterdam en omgeving en Nederland is groot ge
noeg, zou ik denken. Je brengt mij maar spoedig
op de hoogte en dan verdwijn je maar van het
tooneel van Van Halen Co."
Jansma had er eens hartelijk om gelachen en
hij had met bekwamen spoed Heino op de hoogte
gesteld van den gang van zaken in het Amster-
damsche filiaal, zoodat deze in een week tijds
zich er in had gewerkt, hoewel hem een maand
daarop luidde „Valsche munt, die in Nederland
niet meer gangbaar was". Zoo was inderdaad
de waardschatting in Nederland.
Was de waardemeter goed
Wie die landverhuizers in de eerste tijden in
Michigans wouden zag, zou gezegd hebben „ja,
dat zal wel zoo zijn". Ze schenen een wegge
worpen zilver, dat in den poel van ellende moest
verteren. Alle menschelijke heerlijkheid was zóó
ver van hen geweken, dat het was of ze door
God en menschen waren verlaten.
En gewis, ze zouden verteerd zijn, als het
waarlijk valsche munt geweest was. Maar dat
was het niet. 't Was edel metaalniet maar
zilver, maar goud. Echt goud bleek straks door
Nederland te zijn versmaad en uitgeworpen. Als
stofgoud, gelijk het hier lag, was het in Neder
land voor velen verborgen gebleven. Het oog,
dat door godsdiensthaat verblind was, had het
niet ontdekt. Maar in Amerika is 't voor 't oog
van vriend en vijand gaan glanzen en bleek zijn
innerlijke waarde zóó groot, dat het de wereld
verbaasde. In Amerika zijn gaven en talenten
ontplooid, die niemand had vermoed. Zeker, wa
ren die menschen in Nederland gebleven, en in
hun oude omgeving, de talenten die in hen slui
merden, zouden misschien nooit zoo te voor
schijn zijn getreden en de sluimerende krachten
niet zijn ontwaakt. Maar onder den druk en in
den smeltoven der beproeving, waarin Gods
hand ze wierp, kwam het aan 't licht. Want ge
lijk het veel arbeid kost eer het onooglijk stof
goud in waardevolle staven neerligt, en de ver
borgen edelgesteenten tot pronksieraden zijn ge
vormd, zoo is er door den grooten Keurmeester
veel arbeid besteedt aan dat zoo verachte volkje
om het in waardevolle munt om te scheppen.
De waarde lag er in. En wat was het, dat
zoo waardevol maakt Immers dit, dat hun leven
een leven met God was. Dat de vreeze Gods
in hen woonde, die hun het beginsel der wijs
heid was. „Allen die ze doen, hebben goed ver
stand." Dat ze leefde door het geloof, dat ge
loof dat in God zijn Rotssteen vond en al zijn
heil. Dat geloof, dat bergen verzet en zeeën
droog maakt. In de kracht van dat geloof heb
ben ze de kerk Gods gebouwd en allereerst op
geestelijk gebied de dorre vlakten der woestijn
tot een bloeiende vallei gemaakt. Door dat ge
loof hebben ze de grondslagen gelegd waarop
een christelijke regeering kan rusten. Door dat
geloof hebben ze de kolonie een godsdienstig
karakter gegeven, dat door alle stormen heen
bewaard bleef. Dat geloof alleen verklaart het,
dat de Nederlandsche kolonisaties in de Ver
eenigde Staten tot den grootsten bloei zijn ge
komen. Door dat alles is de nederzetting van
deze kolonisten voor de Vereenigde Staten van
hooge cultureele waarde geworden.
Het was ook door dat geloof, dat God kent
en belijdt als de Bron van alle licht, dat de dorst
zoo sterk was naar weten en kunnen. Of is het
niet opmerkelijk, dat te midden van die nooit
gekende ellende en zware worstelingen voor de
noodigste dingen van het natuurlijke leven, er
zoo 'n waardschatting was van de geestelijke
goederen, zoo wel voor het tijdelijke als het
eeuwige leven en een machtige drang om inrich
tingen voor onderwijs te zoeken. Dat Dr. van
Raalte, de wetenschappelijk gevormde man, reeds
vroeg naast de lagere school voor de kinderen,
ook zocht te komen tot stichting van scholen
waar moderne talen werden onderwezen, is nog
te verstaan. Maar dat het volk zelf aandrong
op de stichting van een Hoogeschool tot oplei
ding der leeraren, is merkwaardig. Ook Ds. van
der Meulen ofschoon zelf niet wetenschappelijk
gevormd, was vol ijver voor de scholen en gaf
veel van zijn tijd en kracht tot oprichting en
instandhouding van de Hoogeschool „Hope
College". In 1861 toen ze eens door finantieele
nood dreigde gesloten te worden, hield hij een
pleitrede voor haar behoud en drong er op dat
er pogingen zouden worden aangewend om gel
den in te zamelen. Hij werd er voor aangewezen
en resultaat van zijn bemoeiing was, dat meer
dan de schuld bedroeg, werd ingezameld.
Dat Ds. van der Meulen een vurig strijder
was voor Hooger onderwijs blijkt ook wel uit
het getuigenis, dat de President van Hope Col
lege, Prof. Dr. Ph. Phelps Jr. van hem gaf na
zijn sterven
„Deze vader in Israël", zoo schreef Jbij, „die
zijn eigen geslacht door den wil van God heeft
gediend, en die kort geleden is ontslapen, is
goed bekend als de grondvester van de Zeeland-
tak van de Holland-kolonie in Michigan. Deze
positie, als een van de leidende pioniers onder
de Holl. kolonisten, bracht hem er toe om een
bijzondere belangstelling te hebben in alles, dat
er voor gegeven was.
Hij vertelde het in Rotterdam op het hoofd
kantoor, waarheen hij wekelijks reizen zou voor-
loopig, er bij voegend, dat Jansma wel eerder
vertrekken wilde.
„Laat hem gaan", adviseerde hij den direc
teur. „Hij kijkt mij maar op de vingers en heeft
er toch niet mee te maken, wat ik doe
Op het hoofdkantoor was men van dezelfde
meening, zoodat Jansma drie weken vóór den
tijd, dien hij zelf gesteld had, verlof kreeg, om
te vertrekken en Heino de verantwoordelijkheid
in Amsterdam te dragen kreeg.
Jansma, maar dat wist Heino niet, had zoo
lang mogelijk gehoopt, dat niet Heerema, maar
een ander naar Amsterdam zou worden gezon
den, al had hij dan ook van meet af aan Heino
gedacht.
Het was hem dan ook tegengevallen, toen van
het hoofdkantoor het bericht kwam, dat Heerema
zijn opvolger worden zou en hij de zaak had
over te dragen.
Hij had oneindig liever een ander gezien, want
Heerema was hem te gevat, te doorzettend en
vasthoudend.
En het bleek hem weldra, dat die nieuwe
chef zich niet de kaas van het brood eten liet,
zooals hij wel vermoed had. Want alvorens
Jansma met zijn gestichte zaak in dezelfde bran
che zoover op dreef was, dat hij behoorlijk aan
het werk kon gaan, had Heino, die zich dag
noch nacht rust gunde, de voornaamste klanten
persoonlijk bezocht, al behoefde hij dat niet te
doen, en zoo een gunstigen indruk op hen ge
maakt, dat Jansma vrijwel overal zijn neus stoot-
hun welzijn betrof en in overeenstemming daar
mee, toen de vrienden uit het Oosten (de Oos
telijke Staten) hun medewerking toezegden, ten
behoeve van een Hooge School in Holland in
Michigan, hij hierin de zorg der Voorzienigheid
erkende, en het plan met ernst aanvatte. Ook
was zijn toewijding niet onbeloond, want onder
de vruchten van de onderneming behoorde, dat
hij in staat was twee zijner zonen in te leiden
in den dienst, waaraan hij zijn leven had gewijd
en door hen, zijnde nu gestorven, spreekt hij
nog
Vóór de officieele oprichting van het Instituut
waren zijn diensten van groote waarde, in ge
meenschap met de „Deputaten voor de School-
zaken" van de classis Holland. Evenzoo tijdens
het bestaan der School. Eens toen de nood drong,
werd hij door zijn broeders uitgekozen om de
verschillende kerken te bezoeken ten behoeve
der finantiën, wat hij met opmerkelijk succes
deedNaderhand werd hij benoemd tot lid
van den Raad der School (curator) welke taak
hij vervulde tot zijn dood. In deze hoedanigheid
leidde zijn bescheidenheid hem er toe zijn bruik
baarheid te onderschatten. Zelf door God ge
roepen tot het heilig ambt tijdens de vroegere
troebelen van de Afgescheiden kerken in
Nederland, zonder schoolopleiding, slechts met
een hart brandende van ijver voor het Koninkrijk
van Christus, scheen hij te denken, dat het In
stituut boven zijn hulp was uitgegroeid. Maar
men wist hem te bewegen toe te geven aan de
wenschen der broederen, en meer in 't bijzonder
aan die van schrijver dezes. Niemand inderdaad
was van meer waarde op de vergaderingen dan
vader Van der Meulen met zijn uitstekend ge
zond verstand, zijn eminent theologisch inzicht.
Onder de laatste beraadslagingen waaraan hij
met al zijn kracht deel nam, waren die welke
het karakter van het Instituut betroffen. Hij
zeide, dat de Hollanders zekerheid wenschten
van het voortbestaan der school op een theolo-
gischen grondslag, zóó, dat als de ouderen zou
den zijn heengegaan, deze niet kon worden ver
anderd
Een van de principes was een „School der
kerk", waarin zou worden onderwezen alles wat
essentieel noodig is om mannen voor te bereiden
tot de heilige bediening en als voornaamste van
alles, theologie. Voor zulk een school hadden
de Hollanders geworsteld en gebeden en ge
geven, en zulk een school wenschten ze te heb
ben voor altijd. Dat is het wat leiders als Van
der Meulen hebben bedoeld."
En dezelfde geloofskracht, die uitdreef om
kennis van de geestelijke dingen te zoeken, drong
ook tot ontplooiing der krachten en gaven op
stoffelijk gebied. Biddend voorwaarts en hooger
op, v/as de leus. En zoo ziet ge als een nieuwe
wereld opengaan op 't gebied van den landbouw,
nijverheid en industrie. Kloeke mannen rijzen op
op het gebied van kerk en school, maatschappij
en Staat zoodat deze kolonisten aan N. Amerika
geestelijke en stoffelijke schatten hebben aange
bracht.
Was dan in Nederland de waardemeter niet
valsch
Wat als valsche munt was uitgeworpen, bleek
waardevol goud te wezen.
F. STAAL Pz.
Met hartelijken dank mag ik de volgende
ontvangsten verantwoorden collecte te Rijswijk
27.46 voor Chr. Huishoudschool collecte te
Goes 30.50 voor kerkje Parakan collecte te
's-Gravenhage 20.34J^ voor Chr. Huishoud
school nagift collecte te Middelburg 0.50
voor kerkje Parakan van N. N. te Klundert
10.voor Chr. Huishoudschool.
We hopen voor het kerkje te Parakan een
bedrag van 3000.te ontvangen en voor de
Chr. Huishoudschool 1000.laten de ker
keraden en de broeders en zusters van de Zen
dingscommissies deze nooden even ter sprake
brengen en dan in eigen gemeente een bedrag
voor bovenstaande doeleinden bijeenverzamelen.
Nog een kleine twee maanden en dan vertrek
ik weer D.V. Wat zou het heerlijk zijn als ik
tegen de Zendingsarbeiders (goeroe's indjil en
onderwijzers) kon zeggen, dat deze zoo noodige
bedragen door Zeeland, Brabant en Limburg
bijeen waren gebracht en ik ze hen ter hand
kon stellen.
Mijn gironummer is 141811 en mijn adres
Haviklaan 17, den Haag.
Met vriendelijke groeten,
A. MERKELIJN.
te en zich een geheel nieuw klantencorps schep
pen moest, waarmede wel geruimen tijd zou
heengaan.
Na eenige maanden werd in Rotterdam be
merkt, dat het Amsterdamsche filiaal in geen
enkel opzicht was achteruitgegaan. De procu
ratiehouder voorspelde den directeur zelfs, dat
er vooruitgang komen zou en deze moest prijzen:
„Je hebt een goeden kijk op de zaken gehad,
door de aandacht op Heerema te vestigen".
„Laat mij maar begaan", zeide Heino vol
zelfvertrouwen. „Er zit in Amsterdam veel pers
pectief voor de zaak. Jansma krijgt bij onze klan
ten geen voet aan den grond. Uit vertrouwbare
brond heb ik vernomen, dat hij niet al te best
te spreken was. Overigens, hij komt er, buiten
onze klanten, op den duur ook wel. Als hij slechts
geduld heeft. Wij behoeven elkaar ook niet in
de wielen te rijden."
Heino was dan ook vast besloten, dit niet te
doen. Hij ging daarin zelfs zóó ver als Rot
terdam het geweten had, was het vast niet goed
gevonden dat hij zich ergens, waar hij wel
geslaagd zou zijn, terugtrok, toen hij bespeurde,
dat ook Jansma kansen had.
Het bleek hem, dat Jansma dit zeer op prijs
stelde en tegenover anderen die meening niet
onder stoelen of banken stak. En daarom was
het Heino juist te doen. Hij moest in de zaken
wereld van Amsterdam bekend worden als een
gevat zakenman, maar ook als een fair concur
rent.
(Wordt vervolgd)