VAN VERRE EN NABIJ. FEUILLETON KLATERGOUD ZENDING. Marinus Goossen, Middelburg Johannis Min derhout, Middelburg Cornelis van Assendelft, Middelburg Willem Brombacher, Middelburg Anthonij Pieter de Winter, Middelburg Ernst Moorhoff, Koudekerke Johannes Post, Middel burg Pieter Geelhoed, Koudekerke Carel Christiaan Reijnier, Middelburg Jan Blok, Vlis- singen Joannis Anthonij Siebrecht, Middelburg Anna Filippo, vrouw van Ernst Moorhoff, Kou dekerke J. van der Meulen, Middelburg Pieter Lankester, Veere Gabriel Jacobus Gort, Mid delburg F. A. van der Meulen geb. Buyze, Middelburg Elisabeth Orné, Middelburg M. F. Bal, Middelburg C. J. van der Lege Boodt, Middelburg Joan van Willeboordse vrouw van P. J. Akkerman, Jan Mondeel, Nieuwland Jozina Catrina Ragut, Middelburg Marinus Noels, Middelburg A. J. Beeldhouwer, Middelburg J. J. Driese vrouw van Beeld houwer, Middelburg W. Deport, Middelburg Pieter van den Berge, Oost Kapelle F. J. Zuur- kamp, vrouw van den Berge, Oost Kapelle Tho mas Cranbourg Volgende namen zonder na dere aanduiding. Het duurde zeker te lang om volledig alles op te geven. Neeltje Westveer, Hendrika de Jonge, Pieter Ernst Hartman, Antonij Blom, Js Vreugdendaal, I. Js Coeël Dit is de gewone handtekening van Adriana Filius, vrouw van Pieter Ernst Hartman. Cornelis van Sluys, Jan Gilisse Keste- loo, Soetje Verlinde, P. S. Ragut, dit is de ge wone handtekening van Hermanse zoon van Pie ter Witte, Selia Stam, Hanna Cons Cornelis Willeboordse N 221, Kalkstraat, Jasper Arendse, G. Dekorte. De tweede buitengewone vergadering die men houdt te Middelburg valt op 12 Mei 1836. Hierin wordt gesproken over het verzoeken van broeder Brombacher de leiding der gemeente op zich te nemen. In het kort hierover de volgende week, D.V. Iets over de opgravingen. Van Mizpa wordt telkens in de Heilige Schrift melding gemaaktin Richteren 20 wordt ver haald hoe het volk als een eenig man tot den Heere te Mizpa vergaderde. In den tijd van Samuël lezen we (1 Sam. 7:57) dat de Fi listijnen te Mizpa verslagen worden. Daarna ver langt het volk een koning. Nadat in 586 Jeruzalem is ingenomen wordt Mizpa de residentie van Gedalja, die hier ver moord wordt. Dit Mizpa is nu naar alle waarschijnlijk door Prof. Badé opgegraven. Bewijzen zijn gevonden ldat de stad in 701 voor Christus verwoest is door koning Sanherib die de steden om Jeruza lem eerst verwoest om dan gemakkelijker deze hoofdstad te kunnen aanvallen. Een zeer mooie poort aan de Oostzijde van de stad is gevonden: 4 Meter breed. Het blijkt dat ook hier de poort de plaats was van de rechtspraak, de plaats van het verkeer, volksverzamelingen en Belialskinde- ren d.w.z. de „bierkaai". Dit Mizpa moet een sterke stad geweest zijn. Hetgeen ook blijkt uit den naam die beteekent uitkijktoren, wachttoren. Zoo is het niet onwaar schijnlijk, dat Mizpa als een „fort" diende om Jeruzalem te beschermen. Men heeft ontdekt dat de stad telkens na ver woest te zijn op de puinhopen herbouwd is. Zoo verstaan we dan ook dat het volk te Mizpa wordt saamgeroepen. Zoo komt ook de militaire beteekenis in duidelijker licht te staan (1 Kon. 15:22 en 2 Kron. 16:6). OUSSOREN. Frankrijk. Eenheid tusschen „Calvinisten". Blijde, zeer blijde zijn sommige Fransche Cal vinisten over de eenheid die tot stand is gekomen tusschen de orthodoxe en vrijzinnige protestan ten. Om de beteekenis van deze fusie te ver staan is het noodig iets van de historie op te halen van de Fransche „Gereformeerde" kerken. In 1872 werd met goedvinden van de Staat een generale synode gehouden die een geloofs- verklaring opstelde, welke de candidaten in de Theologie zouden moeten onderteekenen. De synode bedoelde n.l. een organisatie tot stand te brengen op de basis van een Confessie en Ker kenorde. De oude confessies werden op zijde gezet en een nieuwe waarin ieder zich zou kun nen vinden, aangenomen. Hoe mager deze belijdenis ook ware, slechts met 61 tegen 45 stemmen, werd deze aangenomen. Deze laatsten waren de vrijzinnigen. Ze wei gerden zich te onderwerpen aan deze belijdenis, DOOR H. KINGMANS 18) „Bij ons verandert toch niets, hé, Martha vroeg mevrouw Heerema, even vóór zij ter ruste zouden gaan. Martha kuste haar op het voorhoofd. Zij was diep geroerd door de kinderlijke vraag, die sprak van liefde tot het als dochter aangenomen meisje en van smart over het gedrag van haar jongsten zoon. ,.U kunt het toch niet helpen, tante", zei Martha hartelijk. ,,U hebt er evenveel verdriet van als ik, al is dat dan ander verdriet." „Ja, ja, ik had het van Heino niet gedacht. Maar, Martha, heb medelijden met den dwazen jongen. Ik geloof niet, dat het goed met hem staat en dat hij later berouw zal krijgen van wat hij heeft gedaan. Oordeel niet te hard over hem en wees niet al te verbitterd, al heb je dan ook alle reden, om bitter gestemd te wezen." „Tante", en de stem van Martha klonk zacht en liefdevol, „ik kan nu onmogelijk met liefde aan Heino denken. Maar ik zal, ik weet, dat het moet en ik wil het ook, God bidden, of Hij mij stille berusting wil geven. En dan hoop ik, dat ik zonder bitterheid over Heino spreken kan." „Doe dat, kind. En dan zal de Heere ons beiden helpen en steunen. En bid met mij ook voor Heino. Want ik geloof, dat die arme jon- want ze wenschten in het geheel geen belijdenis. Ze scheiden zich af, hoe wel er een administra tieve eenheid bleef. Overigens leefden de „ortho doxen" en de vrijzinnigen geheel naast elkaar voort. In 1905 echter veranderde de toestand. Toen verbrak de staat den band met de kerken en daardoor werd de band tusschen „orthodoxen" en vrijzinnigen ook verbroken. Men zocht toen weder eenheid maar het gevolg was slechts dat een derde groep ontstond de groep van Jarnac. Zoo had men dus drie groepen le. de orthodoxen, die zich baseerden op de geloofsverklaring van 1872 2e. de vrijzinnigen die zich in 1872 hadden afgescheiden 3e. de groep van Jarnac. Nu is het mede door den oorlog geweest dat men dichter tot elkander is gekomen. De smart vereenigde de menschen, die vroeger gescheiden leefden. Aan het front heeft men dan ook el kander gevonden en daar gezegd „In de toe komst moet het een ongedeelde evangelische kerk worden". Maar nauwelijks was men weer terug of de de smart was vergeten of ook vergat men het voornemen om die eenheid te zoeken. Als men nu weet dat slechts 1/40 deel van Frankrijk protestant is, dat vooral onder de jon geren niets meer gevoeld werd voor het geschei den voortleven, dat men in elkanders kerken op trad, „over en weer kerkte", dan verstaat men dat aan de fusie geen bizondere moeilijkheden meer in den weg stonden. Hierover de volgende week D.V. Rusland. Dat het „vredelievende" Rusland geen vrede wenscht met den God der Schriften omdat het gehoorzaamheid weigert aan zijn gebod bewijst het volgende schandelijke stukje dat een rede voering is door een vrouw op een publieke ver gadering in Rusland uitgesproken „De taak van het huwelijk is, gezien van uit ons communistisch standpunt, de physiologische bevrediging. Bij het oude stelsel was dat niet mogelijk. Jullie zijn of uit berekening getrouwd, of jullie hebben slecht geleefd, omdat jullie bij het kapitalistische stelsel arm waren, en daardoor is de lijfeigenschap in het huwelijk gekomen En de kameraad-man heeft zich een dubbele mo raal aangeschaftHij kan doen, wat hij wil, ter wijl de kameraad-vrouw zich maar met den kameraad-man moet tevreden stellen. In het nieu we leven leeft de kameraad-vrouw precies als de kameraad-man, bevalt de man haar niet meer, dan maar even naar de gubsags, even scheiden en ze zoekt zich weer een anderen kameraad uit, van wien ze zich weer kan laten scheiden en tegelijkertijd bouwt ze den nieuwen staat op De vuiligheid van de wederzijdsche verhoudingen der geslachten bestond alleen in het oude stelsel; in de nieuwe communistische samenleving is daarvan geen sprake meer. Wanneer een kame raad-man jullie niet past, dan ruim je hem maar onmiddellijk op en je neemt weer een anderen. De kameraad-vrouw is door niets meer gebon den. De onverbreekbaarheid van het huwelijk is een uitvinding van de kapitalisten en de popen, omdat ze het volk des te gemakkelijker met hun opium kunnen bedwelmen En dat de man het hoofd van het gezin is, dat is weer zoo'n uitvin ding van de kapitalistische hydra, opdat de vrou wen door hen gemakkelijker in toom konden gehouden worden De communistische staat geeft den vrouwen verlof om één maand voor en twee maanden na de geboorte het werk te staken. Hij heeft ze volkomen van den huiselijken pappot bevrijd en voedt haar nu in de publieke eethuizen. En de veroordeeling van den abortus dat is weer zoo'n misselijke huichelarij van het avondland. Wij geven den kameraad-vrouwen onbeperkt verlof tot vrucht-afdrijving, zoo dik wijls zij maar willen, want bij ons moet de kameraad-vrouw in elk opzicht gelijkberechtigd zijn met den kameraad-man OUSSOREN. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 37. Valsch gewaande munt, die echt bleek te zijn. Wij herinneren ons het verhaal van Ds. Jacob van der Meulen van een gesprek op zee, tijdens de reis van zijn vader met de landverhuizers naar Amerika. „De kapitein van een voorbijvarend schip vroeg aan den bestuurder van ons schip „Wat hebt ge aan boord?" en het antwoord gen nog het meest te beklagen is, al maakt hij dan ook nog zulke promoties. Je waart vervuld met eigen gedachten en eigen verdriet. Maar ik heb gemerkt, dat Heino bezig is, het kinderlijk geloof van zijn jeugd te verliezen dat hij lang zamerhand meenen gaat, het zonder God op de wereld te kunnen stellen. En dat is het vreese- lijkste van alles." De moedersmart uitte zich in tranen HOOFDSTUK VII. In Amsterdam. ,,'k Had het wel gedacht, dat jij naar Am sterdam komen zoudt", had Jansma gezegd, toen Heino naar de hoofdstad was gereisd, om het filiaal over te nemen. „Jij waart de eenig aan gewezene. En ik zal niet een makkelijk concur rent aan je hebben. Maar onze vriendschap be hoeft dat geen afbreuk te doen, nietwaar Heino was het met hem eens geweest. „Geen sprake van", had hij opgemerkt. „Nie mand kan het je euvel duiden, dat je zelf een zaak opzet, 't Is feitelijk om jaloersch te wor den. En wat die concurrentie betreft, wij be hoeven elkaar niet in de wielen te rijden. Am sterdam en omgeving en Nederland is groot ge noeg, zou ik denken. Je brengt mij maar spoedig op de hoogte en dan verdwijn je maar van het tooneel van Van Halen Co." Jansma had er eens hartelijk om gelachen en hij had met bekwamen spoed Heino op de hoogte gesteld van den gang van zaken in het Amster- damsche filiaal, zoodat deze in een week tijds zich er in had gewerkt, hoewel hem een maand daarop luidde „Valsche munt, die in Nederland niet meer gangbaar was". Zoo was inderdaad de waardschatting in Nederland. Was de waardemeter goed Wie die landverhuizers in de eerste tijden in Michigans wouden zag, zou gezegd hebben „ja, dat zal wel zoo zijn". Ze schenen een wegge worpen zilver, dat in den poel van ellende moest verteren. Alle menschelijke heerlijkheid was zóó ver van hen geweken, dat het was of ze door God en menschen waren verlaten. En gewis, ze zouden verteerd zijn, als het waarlijk valsche munt geweest was. Maar dat was het niet. 't Was edel metaalniet maar zilver, maar goud. Echt goud bleek straks door Nederland te zijn versmaad en uitgeworpen. Als stofgoud, gelijk het hier lag, was het in Neder land voor velen verborgen gebleven. Het oog, dat door godsdiensthaat verblind was, had het niet ontdekt. Maar in Amerika is 't voor 't oog van vriend en vijand gaan glanzen en bleek zijn innerlijke waarde zóó groot, dat het de wereld verbaasde. In Amerika zijn gaven en talenten ontplooid, die niemand had vermoed. Zeker, wa ren die menschen in Nederland gebleven, en in hun oude omgeving, de talenten die in hen slui merden, zouden misschien nooit zoo te voor schijn zijn getreden en de sluimerende krachten niet zijn ontwaakt. Maar onder den druk en in den smeltoven der beproeving, waarin Gods hand ze wierp, kwam het aan 't licht. Want ge lijk het veel arbeid kost eer het onooglijk stof goud in waardevolle staven neerligt, en de ver borgen edelgesteenten tot pronksieraden zijn ge vormd, zoo is er door den grooten Keurmeester veel arbeid besteedt aan dat zoo verachte volkje om het in waardevolle munt om te scheppen. De waarde lag er in. En wat was het, dat zoo waardevol maakt Immers dit, dat hun leven een leven met God was. Dat de vreeze Gods in hen woonde, die hun het beginsel der wijs heid was. „Allen die ze doen, hebben goed ver stand." Dat ze leefde door het geloof, dat ge loof dat in God zijn Rotssteen vond en al zijn heil. Dat geloof, dat bergen verzet en zeeën droog maakt. In de kracht van dat geloof heb ben ze de kerk Gods gebouwd en allereerst op geestelijk gebied de dorre vlakten der woestijn tot een bloeiende vallei gemaakt. Door dat ge loof hebben ze de grondslagen gelegd waarop een christelijke regeering kan rusten. Door dat geloof hebben ze de kolonie een godsdienstig karakter gegeven, dat door alle stormen heen bewaard bleef. Dat geloof alleen verklaart het, dat de Nederlandsche kolonisaties in de Ver eenigde Staten tot den grootsten bloei zijn ge komen. Door dat alles is de nederzetting van deze kolonisten voor de Vereenigde Staten van hooge cultureele waarde geworden. Het was ook door dat geloof, dat God kent en belijdt als de Bron van alle licht, dat de dorst zoo sterk was naar weten en kunnen. Of is het niet opmerkelijk, dat te midden van die nooit gekende ellende en zware worstelingen voor de noodigste dingen van het natuurlijke leven, er zoo 'n waardschatting was van de geestelijke goederen, zoo wel voor het tijdelijke als het eeuwige leven en een machtige drang om inrich tingen voor onderwijs te zoeken. Dat Dr. van Raalte, de wetenschappelijk gevormde man, reeds vroeg naast de lagere school voor de kinderen, ook zocht te komen tot stichting van scholen waar moderne talen werden onderwezen, is nog te verstaan. Maar dat het volk zelf aandrong op de stichting van een Hoogeschool tot oplei ding der leeraren, is merkwaardig. Ook Ds. van der Meulen ofschoon zelf niet wetenschappelijk gevormd, was vol ijver voor de scholen en gaf veel van zijn tijd en kracht tot oprichting en instandhouding van de Hoogeschool „Hope College". In 1861 toen ze eens door finantieele nood dreigde gesloten te worden, hield hij een pleitrede voor haar behoud en drong er op dat er pogingen zouden worden aangewend om gel den in te zamelen. Hij werd er voor aangewezen en resultaat van zijn bemoeiing was, dat meer dan de schuld bedroeg, werd ingezameld. Dat Ds. van der Meulen een vurig strijder was voor Hooger onderwijs blijkt ook wel uit het getuigenis, dat de President van Hope Col lege, Prof. Dr. Ph. Phelps Jr. van hem gaf na zijn sterven „Deze vader in Israël", zoo schreef Jbij, „die zijn eigen geslacht door den wil van God heeft gediend, en die kort geleden is ontslapen, is goed bekend als de grondvester van de Zeeland- tak van de Holland-kolonie in Michigan. Deze positie, als een van de leidende pioniers onder de Holl. kolonisten, bracht hem er toe om een bijzondere belangstelling te hebben in alles, dat er voor gegeven was. Hij vertelde het in Rotterdam op het hoofd kantoor, waarheen hij wekelijks reizen zou voor- loopig, er bij voegend, dat Jansma wel eerder vertrekken wilde. „Laat hem gaan", adviseerde hij den direc teur. „Hij kijkt mij maar op de vingers en heeft er toch niet mee te maken, wat ik doe Op het hoofdkantoor was men van dezelfde meening, zoodat Jansma drie weken vóór den tijd, dien hij zelf gesteld had, verlof kreeg, om te vertrekken en Heino de verantwoordelijkheid in Amsterdam te dragen kreeg. Jansma, maar dat wist Heino niet, had zoo lang mogelijk gehoopt, dat niet Heerema, maar een ander naar Amsterdam zou worden gezon den, al had hij dan ook van meet af aan Heino gedacht. Het was hem dan ook tegengevallen, toen van het hoofdkantoor het bericht kwam, dat Heerema zijn opvolger worden zou en hij de zaak had over te dragen. Hij had oneindig liever een ander gezien, want Heerema was hem te gevat, te doorzettend en vasthoudend. En het bleek hem weldra, dat die nieuwe chef zich niet de kaas van het brood eten liet, zooals hij wel vermoed had. Want alvorens Jansma met zijn gestichte zaak in dezelfde bran che zoover op dreef was, dat hij behoorlijk aan het werk kon gaan, had Heino, die zich dag noch nacht rust gunde, de voornaamste klanten persoonlijk bezocht, al behoefde hij dat niet te doen, en zoo een gunstigen indruk op hen ge maakt, dat Jansma vrijwel overal zijn neus stoot- hun welzijn betrof en in overeenstemming daar mee, toen de vrienden uit het Oosten (de Oos telijke Staten) hun medewerking toezegden, ten behoeve van een Hooge School in Holland in Michigan, hij hierin de zorg der Voorzienigheid erkende, en het plan met ernst aanvatte. Ook was zijn toewijding niet onbeloond, want onder de vruchten van de onderneming behoorde, dat hij in staat was twee zijner zonen in te leiden in den dienst, waaraan hij zijn leven had gewijd en door hen, zijnde nu gestorven, spreekt hij nog Vóór de officieele oprichting van het Instituut waren zijn diensten van groote waarde, in ge meenschap met de „Deputaten voor de School- zaken" van de classis Holland. Evenzoo tijdens het bestaan der School. Eens toen de nood drong, werd hij door zijn broeders uitgekozen om de verschillende kerken te bezoeken ten behoeve der finantiën, wat hij met opmerkelijk succes deedNaderhand werd hij benoemd tot lid van den Raad der School (curator) welke taak hij vervulde tot zijn dood. In deze hoedanigheid leidde zijn bescheidenheid hem er toe zijn bruik baarheid te onderschatten. Zelf door God ge roepen tot het heilig ambt tijdens de vroegere troebelen van de Afgescheiden kerken in Nederland, zonder schoolopleiding, slechts met een hart brandende van ijver voor het Koninkrijk van Christus, scheen hij te denken, dat het In stituut boven zijn hulp was uitgegroeid. Maar men wist hem te bewegen toe te geven aan de wenschen der broederen, en meer in 't bijzonder aan die van schrijver dezes. Niemand inderdaad was van meer waarde op de vergaderingen dan vader Van der Meulen met zijn uitstekend ge zond verstand, zijn eminent theologisch inzicht. Onder de laatste beraadslagingen waaraan hij met al zijn kracht deel nam, waren die welke het karakter van het Instituut betroffen. Hij zeide, dat de Hollanders zekerheid wenschten van het voortbestaan der school op een theolo- gischen grondslag, zóó, dat als de ouderen zou den zijn heengegaan, deze niet kon worden ver anderd Een van de principes was een „School der kerk", waarin zou worden onderwezen alles wat essentieel noodig is om mannen voor te bereiden tot de heilige bediening en als voornaamste van alles, theologie. Voor zulk een school hadden de Hollanders geworsteld en gebeden en ge geven, en zulk een school wenschten ze te heb ben voor altijd. Dat is het wat leiders als Van der Meulen hebben bedoeld." En dezelfde geloofskracht, die uitdreef om kennis van de geestelijke dingen te zoeken, drong ook tot ontplooiing der krachten en gaven op stoffelijk gebied. Biddend voorwaarts en hooger op, v/as de leus. En zoo ziet ge als een nieuwe wereld opengaan op 't gebied van den landbouw, nijverheid en industrie. Kloeke mannen rijzen op op het gebied van kerk en school, maatschappij en Staat zoodat deze kolonisten aan N. Amerika geestelijke en stoffelijke schatten hebben aange bracht. Was dan in Nederland de waardemeter niet valsch Wat als valsche munt was uitgeworpen, bleek waardevol goud te wezen. F. STAAL Pz. Met hartelijken dank mag ik de volgende ontvangsten verantwoorden collecte te Rijswijk 27.46 voor Chr. Huishoudschool collecte te Goes 30.50 voor kerkje Parakan collecte te 's-Gravenhage 20.34J^ voor Chr. Huishoud school nagift collecte te Middelburg 0.50 voor kerkje Parakan van N. N. te Klundert 10.voor Chr. Huishoudschool. We hopen voor het kerkje te Parakan een bedrag van 3000.te ontvangen en voor de Chr. Huishoudschool 1000.laten de ker keraden en de broeders en zusters van de Zen dingscommissies deze nooden even ter sprake brengen en dan in eigen gemeente een bedrag voor bovenstaande doeleinden bijeenverzamelen. Nog een kleine twee maanden en dan vertrek ik weer D.V. Wat zou het heerlijk zijn als ik tegen de Zendingsarbeiders (goeroe's indjil en onderwijzers) kon zeggen, dat deze zoo noodige bedragen door Zeeland, Brabant en Limburg bijeen waren gebracht en ik ze hen ter hand kon stellen. Mijn gironummer is 141811 en mijn adres Haviklaan 17, den Haag. Met vriendelijke groeten, A. MERKELIJN. te en zich een geheel nieuw klantencorps schep pen moest, waarmede wel geruimen tijd zou heengaan. Na eenige maanden werd in Rotterdam be merkt, dat het Amsterdamsche filiaal in geen enkel opzicht was achteruitgegaan. De procu ratiehouder voorspelde den directeur zelfs, dat er vooruitgang komen zou en deze moest prijzen: „Je hebt een goeden kijk op de zaken gehad, door de aandacht op Heerema te vestigen". „Laat mij maar begaan", zeide Heino vol zelfvertrouwen. „Er zit in Amsterdam veel pers pectief voor de zaak. Jansma krijgt bij onze klan ten geen voet aan den grond. Uit vertrouwbare brond heb ik vernomen, dat hij niet al te best te spreken was. Overigens, hij komt er, buiten onze klanten, op den duur ook wel. Als hij slechts geduld heeft. Wij behoeven elkaar ook niet in de wielen te rijden." Heino was dan ook vast besloten, dit niet te doen. Hij ging daarin zelfs zóó ver als Rot terdam het geweten had, was het vast niet goed gevonden dat hij zich ergens, waar hij wel geslaagd zou zijn, terugtrok, toen hij bespeurde, dat ook Jansma kansen had. Het bleek hem, dat Jansma dit zeer op prijs stelde en tegenover anderen die meening niet onder stoelen of banken stak. En daarom was het Heino juist te doen. Hij moest in de zaken wereld van Amsterdam bekend worden als een gevat zakenman, maar ook als een fair concur rent. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2