UIT DE HISTORIE.
FEUILLETON
KLATERGOUD
VAN VERRE EN NABIJ.
KERKNIEUWS.
Zoo was Holland voor de Amerikaansche
Hollanders wat Plymouth Rock is voor de
Nieuw Engelanders.
Zoo waren de mannen van 1847."
De leiders en hun volgelingen waren van één
geest. Daarom konden ze samen lijden en strij
den, samen bidden en werken, samen worstelen
en overwinnen.
En zoo is het ook met Ds. van der Meulen
geweest. Hij trok met zijn Zeeuwen naar Ame
rika, maar als gemeente van Christus, wier die
naar hij was. Daar legde hij den grondslag van
Zeeland, om het tot een christelijk centrum te
maken van de kolonie, zooals Holland dit was
voor Van Raalte en Pella voor Scholte.
Iemand vroeg eens waarom er voor een man
als Van der Meulen niet een gedenkteeken was
opgericht. Hem werd geantwoord,,Si quaerit
momumentum, circumspice". D.w.z. „Zoo gij
een gedenkteeken zoekt, zie om u heen". Zee
land, de stichting van Van der Meulen, waar
hij de door allen erkende en geëerde leider was
is zijn monument. En dat Zeeland, tot een
bloeiende stad uitgegroeid, staat daar nog als
getuige van het levenswerk van Ds. van der
Meulen.
F. STAAL Pz.
De Farizeërs.
In enkele artikelen hopen we bekende en mis
schien onbekende dingen naar voren te brengen
over deze „afgescheidenen" van het Jodenvolk.
Wie eenig inzicht heeft in de partij der Fari
zeërs, hun opvattingen, enz. kan ook des Hei-
lands „houding" tegenover hen beter verstaan.
Om den Heiland beter te kennen, ook in Zijn
lijden Hem aangedaan door deze menschen, wil
len we iets over dit onderwerp schrijven.
Ontstaan.
Willen we het ontstaan van de partij der Fari
zeërs begrijpen, dan dienen we terug te gaan
tot den tijd van Esra.
In de lange geschiedenis van het Jodenvolk is
Esra de man die een nieuwe periode in het
volksbestaan heeft ingeluid.
Terecht heeft men Esra met Mozes vergeleken.
Israël was bezig weg te zinken in het moeras
van het Egyptisch heidendom. De lamp der bi-
zondere v Openbaring dreigde door Egyptische
invloeden langzaam haar olie te verliezen. Maar
daar komt Mozes en met een door God gegeven
Herculesarm redt hij het bondsvolk van een
wissen ondergang.
Israël moet Israël blijven.
En nu Esra. Weer zucht het volk onder
vreemde despoten. Weer dreigt door de geeste
lijke spijze heidensch vergif gemengd te worden,
zoodat het volk een wreeden dood zal sterven.
Maar Jehova heeft zijn Woord gegeven En dat
Woord is waarborg voor de bewaring en be
vrijding van Israël En zoo zien we dan ook
in het jaar 458 voor Christus Esra met 1500
medeballingen op grond van een edict van Ar-
taxerxes Longimanus naar Jeruzalem vertrekken.
Na een lange, lange woestijnreis bereikt hij
eindelijk „het beloofde land", slaat de hand aan
de ploeg, ijvert voor des Heeren huis, reinigt
het volk van heidensche invloeden en bewaart
alzoo het pand hem toevertrouwd.
Hier moeten we het begin zoeken van het
ontstaan van de „partij" der Farizeërs, waarover
volgende week D.V. verder.
Iets over de nu bijna laatste 100 jaar van de
Geref. Kerk van Middelburg.
Op den tienden Maart 1936 zal het D.V. 100
jaar geleden zijn dat „op onderlinge begeerte
en verzoek", een vergadering werd gehouden,
„ten huize van Cornelis van Assendelft, op de
Wal B 103".
Deze vergadering werd bezocht door de vol
gende broedersMarinus Goossen, Johannis
Minderhout, Antoni Pieter de Winter, Ernst
Moorhoff, Willem Brombacher, Johannis Post,
Johannis Antony Siebrecht, Carel Christiaan
Reinier, Johannis van der Meulen en Pieter Lan-
kether. Deze laatste van Veere, Moorhoff van
Koudekerke. De overigen van Middelburg.
De oudste van deze Marinus Goossen werd
„verzocht tot het doen van een gebed, hetwelk
afgewend zijnde, is opgedragen en verzogt aan
Willem Brombacher welke hetzelve ondernomen
heeft en ten uitvoer gebracht,- na vooraf te laten
zingen. Ps. 123".
In deze bewoordingen begint het „Aanteke-
DOOR
H. KINGMANS
17)
Zij had besloten den raad van Truus op te
volgen en den volgenden dag Heino te schrijven,
want het was haar ten eenenmale onmogelijk,
hem persoonlijk tot verantwoording te roepen.
Toen het echter de avond van dien volgenden
dag was, was het niet meer noodig, dat zij
Heino een brief schreef. Want tot haar verba
zing bracht de avondpost niet een kaartje, mel
dende zijn goede overkomst, maar een brief.
Haar verbazing Werd gedeeld door mevrouw
Heerema.
„Nu al een brief van Heino zei deze. „Dat
is ook vlug. Dien moet hij gisteravond onmid
dellijk geschreven hebben, toen hij in Rotterdam
aankwam. Er zal toch geen zwarigheid zijn
Terwijl zij begon te lezen, verliet Martha het
vertrek. Het was haar niet mogelijk te hooren
naar opmerkingen over Heino, waartoe de zoo
juist gekomen brief allicht aanleiding geven zou.
Overigens kon zij zich niet indenken, wat Heino
nu reeds te schrijven zou hebben. Vermoeden,
dat de brief voor een deel over haar handelen
zou, kon zij natuurlijk niet.
Mevrouw Heerema, die aanvankelijk den
brief, die vol opgewektheid begon, met een glim
lach las, veranderde van gelaatskleur, toen zij
iets verder kwam. De glimlach verstierf om haar
ningsboek van het hoofdzakelijk verhandelde
door de Afgescheiden Gemeente begonnen te
Middelburg 10 Maart 1836".
Het is onze bedoeling om in korte trekken
deze historie van de kerk van Middelburg na
te gaan, aan de hand van de notulen uit het
mooie archief alhier, en andere gegevens.
Jammer is het dat het notulenboek van 1839
1844 niet te vinden is. Ieder die iets bezit dat
rechtsstreeks of zijdelings de Geref. Kerk van
Middelburg raakt en dat ons helpen kan licht
te werpen op dit belangrijke verleden, zal ons
zeer verplichten indien we hiervan mededeeling
mogen ontvangen.
Om de belangrijkheid van die eerste notulen
willen we ditmaal een gedeelte woordelijk weer
geven „Brombacher wende zich toen tot de
„vergaderde en zeide, daar wij ons, nu ook in
„gemoede verpligt, en genoodzaakt gevonden
„hadden om van dat zoo diep verdorven Kerk
bestuur te moeten afscheiden, en geen mensch
„vrijheid heeft, volgens onze belijdenis (der Ge
reformeerden) om op zijn zeiven te blijven
„staan, maar verpligt is zich bij de ware kerk
„te voegen.
„En sprak toen verder over de verregaande
„ongesteldheid, ja doodlijkheid van de Ned.
„Hervormde Kerk, hoe dat een aankomend
„Leeraar onder Eeden moet beloven om de kerk
„van Christus te behartigen en het Hervormd
„kerkbestuur (daar in betrokken ligt de grootste
„en verregaande Tollerantie tot toelating, ja her-
leniging van alle gezindheden tot Doop en
„Avondmaal) te zullen bevorderen, welke tegen
strijdigheid, waarop dan ook den Weleerw. H.
„J. Budding zicht gekregen hebbende, zich zou
„genoodzaakt vinden, omdat Zijn WelEerw.,
„op deze Twee, tegen Eikanderen over Staande
„tegen Strijdigheden zich om des Eeds wil ver
plicht ziet, wegens zijn bezwaar te moeten
„openbaren en verklaren."
Het is op deze vergadering dat men een zestal
voorstellen doet en aanneemt.
„Aangenomen voorlopige voorstellen van de
„Afgescheiden Leden en toegekeerden tot de
„waare Gereformeerde Kerke Christi en Belij-
„denisse overeenkomstig onze Dordsche regels.
„In de Eerste Vergadering geh. te Middelburg
„den 10 Maart 1836
„met die van onderscheidene steden of Dorpen
„in deze provincie met derzelver namen."
Een volgende keer iets over die voorstellen
en de 46 handteekeningen.
Iets over de opgravingen.
Verrassend licht is in de laatste tijd door de
opgravingen in Mesopotamië, Egypte en Pa
lestina geworpen op de bizondere Openbaring.
Nu aanvaarden wij als Christenen dankbaar het
geen „spa en houweel" uit het verleden opdel
ven. We verblijden ons er in dat telkens de
juistheid van de Heilige Schrift wordt aange
toond vooral voor diegenen, die zoo quasi we
tenschappelijk haar betrouwbaarheid in twijfel
trokken.
Maar dat neemt niet weg, dat we al deze
nieuwe vondsten blijven toetsen aan de Heilige
Schrift. Niet kan Gods Woord dwalen, wel
kunnen de archeologen dwalen met hun conclu
sies die ze trekken uit het gevondene.
Wanneer we dan af en toe ook enkele mede-
deelingen doen over vondsten, dan wil dit in
geen enkel opzicht zeggen dat we de beweringen
van de archeologen onderschrijven zoo deze niet
te rijmen zijn met Gods Woord.
Rev. Jack, van Gelnfarg, Perthshire deelt
mede dat door Professor Speiser in Mesopota
mië een zegelindruk is gevonden waarop we we
zens zien aangeduid, die ons sterk doen denken
aan de zondeval. De stad waar men deze zegel-
indruk vond moet ongeveer 3500 jaar voor
Christus gesticht zijn. De huizen zijn rijk ver
sierd, het beschavingspeil moet vrij hoog geweest
zijn en het blijkt dat men te doen heeft met een
zoowel godsdienstig als administratief centrum.
De zegelindrukken (waarvan er een 12-tal ge
vonden zijn) laten ons zien twee gestalten, man
en vrouw zijn beiden ongekleed, met gebogen
lichamen als in schaamte en terneergeslagen loo-
pen ze weg. Op de achtergrond ziet men een
slang.
n Heenwijzing naar de zondeval
OUSSOREN.
Indië.
In het Zendingsblad World Dominion, schrijft
W. E. Presswood een interessant artikel over
lippen. De oogen versomberden.
Zij zag op naar Martha en bemerkte toen
eerst, dat deze de kamer verlaten had.
„Dat is dus de oplossing", mompelde zij. „Arm
kind, nu begrijp ik haar gemoedstoestand."
Intusschen begreep mevrouw Heerema nog
lang niet alles. Want de mededeeling van Heino,
die haar zoo heftig teleurstelde en die haar een
openbaring was, was zeer kort en liet nog veel
te wenschen en te denken over.
„En, moeder," aldus las zij, „nu wil ik U
onmiddellijk vertellen, waarom ik, tegen mijn
gewoonte, U reeds nu een brief schrijf. In Gro
ningen was ik al van plan, het te doen. Er is
namelijk iets, dat mij bezwaart. Ik heb U in den
trein naar Leeuwarden, toen wij over Martha
spraken, voorgelogen door te zeggen, dat er
tusschen haar en mij niets bijzonders was voor
gevallen. Want dat is wel het geval, moeder.
't Was laf van mij, om het niet te zeggen.
Maar ik durfde niet. Ik nam mij voor, het per
brief te doen en dan direct, als ik weer in Rot
terdam was.
U moet weten, dat ik Martha in den waan
heb gebracht, dat zij eenmaal mijn vrouw zou
worden. Dat meende ik toen heusch, moeder.
Maar het ging mij later blijken, dat het toch
nog niet de liefde was, die er tusschen man en
vrouw zijn moet. En dan is het beter, om te
breken. Beter ten halve gekeerd, dan ten heele
gedwaald.
Maar ik durfde dat én Martha èn U, toen
wij er over spraken, niet zeggen. Ik geef toe,
dat het laf is. Maar het is hard, om het Martha
te zeggen. En daarom zou ik zoo gaarne willen,
zijn verblijf temidden van de Dyaks, op Borneo.
Het is slechts een klein gedeelte van het Hol-
landsch terrein dat deze broeder bearbeidt, maar
toch nog 15000 vierkante mijl. Het aantal in
woners bedraagt 60.000.
Om die streken te bezoeken moet men gebruik
maken van de vier hoofdstroomen, welke de
eenigste verkeerswegen zijn.
Dit reizen gaat dan ook dikwijls met groot
levensgevaar gepaard. Stroomversnellingen en
rotsblokken in de rivieren maken het rustig va
ren onmogelijk.
Toch is al deze moeite niet om niet.
Dagen achtereen was het hem mogelijk het
Evangelie te verkondigen en de velden zijn wit
om te oogsten. Het is op de lippen van de kin
deren die gaarne de liederen zingen die ik ze
geleerd heb.
Toch is het werk wel eens afmattend. Is een
of andere plaats bezocht dan heeft men geen
oogenblik rustde Dyak begint nu met vragen.
En dat duurt tot diep in de nacht. En als er
dan niets meer te vragen is en men wil gaan
slapen dan beginnen ze met elkander te spreken,
waarbij helaas maar al te dikwijls blijkt dat de
oude Adam nog niet geheel gestorven is. Boven
dien is het woord fluisteren hun onbekend ze
spreken zoo luid alsof men doof is zoodat het
slapen een wensch blijft.
Een gevaar voor dit terrein is het Mohamme
danisme, evenals Ds. Merkelijn dit mededeelde
van ons Zendingsterrein. Sterke de Heere onze
broeders Zendelingen en laten we allen eens
nagaan of we doen wat we kunnen doen.
De „Zendingsijver" bij menig revolutionair
is wel eens grooter dan bij sommige christenen.
Laten we in deze ook onze roeping verstaan.
Frankrijk.
Eenheid van Christelijke Revolutionairen
Op het congres gehouden 30 en 31 Dec. 1934
van de Fédération fran^aise des socialistes chré-
tiens, heeft men het toegejuicht dat de „gees
telijke communisten" die zich van hen hadden
afgescheiden zich weer bij hen hebben kunnen
voegen dank zij het feit, dat men enkel en al
leen maar gezocht heeft bruggen te slaan tus
schen de christelijke kerken en de revolutionaire
partijen. Elke nuanceering van gedachte wordt
vrij toegestaan in de boezem van deze Federatie.
De principes van de Federatie blijven onver
anderd n.l. christelijk en revolutionair.
Ook hier geldt zeker de spreuk van Wijn
koop „niets is ons te dol".
Rusland.
Dr. Krop ontving het volgende schrijven „Ik
„geloof wel dat ze in Amerika maling hebben
„over Uw praatjes in Rusland van geloofsver
volging en dergelijke. Zij zijn niet overal even
„bekrompen als hier in dit land. Hier slikken
„ze je gemeene laster. Sovjet Rusland is het
„eenigste land wat de goede koers opgaat. Daar
„heb U kif over want „menschen" van uw slag
„worden daar geweerd. Als ik hier wat te zeg-
„gen had, zou ik die leugenaars en luiwammessen
„van uw slag leeren werken, want in Rusland
„krijgen alleen menschen die productief werk
„leveren salaris maar jullie met je leugens krij-
„gen nog geen levensmiddelenkaart. Maar eens
„komt de dag der vergelding (inderdaad, O.).
„Rusland is niet meer te vernietigen. Morgen is
„het Zondag dan kan je het volk weer vergif
tigen met leugens. Maar die redelooze dieren
„die naar je komen luisteren verdienen niets
„anders. Die willen bedrogen worden. Waarom
„kom je niet voor de vrijdenkers spreken Je
„durft niet, lafaard."
Voorzoover we 't nog niet wisten leert zulk
schrijven ons ook hoe men tegenover 't Evan
gelie staat.
OUSSOREN.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
41. Zondigen en doen zondigen.
Het gezin las al enkele dagen in het eerste
boek der Koningen, onder meer het 15e en het
16e hoofdstuk, en vervolgens.
„Wat staat er toch dikwijls geschreven van
Jerobeam, die zondigde en die Israël deed zon
digen Het was de dertienjarige dochter, die
deze opmerking maakte. En even was het stil.
Ja, dat is al menigeen opgevallen. Heel erg droef
doet de zoo telkens weer herhaalde herinnering
aan, dat Jerobeam, de eerste koning van het
dat het haar op zachte en voorzichtige wijze
aan het verstand bracht. Een vrouw, en zeker
een moeder, kan dat zoo goed doen.
Ik weet wel, dat ik U niet een gemakkelijk
verzoek doe. Maar ik hoop, dat U het kunt in
willigen. Wilt U het alsjeblieft doen
Voor de tweede maal las mevrouw Heerema
de bewuste passage over.
Het verdere gedeelte van den brief liet haar
vooralsnog onverschillig. Met één oogopslag had
zij bespeurd, dat Heino verder over iets anders
praatte, in luchtigen, vluchtigen toon. In den
toon, dien hij ook thuis had aangeslagen en die
haar pijnlijk had getroffen.
Ook het geval met Martha behandelde hij en
bagatel. En hij had toch minstens een heilige
belofte geschonden. Schreef hij zelf niet, dat hij
Martha in den waan had gebracht, dat zij een
maal zijn vrouw zou worden Dus hij had met
haar gepraat. Was het een los praatje geweest
Een vluchtig weggeworpen gezegde Of had hij
in vollen ernst haar tot vrouw gevraagd En
wanneer was dat dan gebeurd En waarom was
dat voor haar geheim gehouden Het lag toch
niet in Martha's karakter, om voor haar iets
verborgen te houden
Al peinzende over het droeve van het geval,
dat haar zeer aangreep want zij besefte zéér
wel, dat Martha er onder leed en dat dat lijden
allicht verzwaard worden zou, als zij wist, wat
Heino thans geschreven had besloot zij, eerst
Martha eens te hooren, om het juiste van de
zaak te weten. Zij ging, hoe ontzettend het haar
ook smartte, twijfelen aan Heino's waarheids
liefde en man van zijn woord. Hij schreef er
tienstammenrijk, zelf voorging in de weg der
zonde en daardoor Israël meesleepte op de weg
der ongerechtigheid.
De geschiedenis is bekend genoeg. Och, Jero-
beams bedoeling was in zijn eigen oog nog zoo
kwaad niet. Hij wilde de lange en vermoeiende
reizen naar Jeruzalems tempel uitschakelen en
daarom richtte hij zijn gouden kalveren op te
Dan en te Bethel. Kon daar niet evengoed een
altaar staan En het offeren kon toch ook daar
zijn gang gaan
Misschien vond Jerobeam dit zelf wel een
heel vriendelijke en tegemoetkomende houding
voor zijn volk. Ja, het was wel buiten de lijn,
en het was wel tegen de vaste gewoonten uit
Salomo's tijd, en het was wel tegen de duidelijk
uitgesproken wil van den Allerhoogstemaar
och, er was toch ook voor zijn uitlegging wel
wat te zeggen
Wat zullen zijn volgelingen zich ook wel met
allerlei drogredenen hebben gepaaid Is er niet
heel veel te vinden, als men zijn eigen doen wil
gaan verdedigen
En tochDes konings weg was een diep
zondige
Het kwam niet aan op 's konings eigen oor
deel daarover. Noch op het oordeel van zijn
volk. Maar het kwam op Gods oordeel aan
En God heeft het noodig geoordeeld, Jero-
beams doen heel streng af te keuren, heel vele
malen. En dat niet alleen om hem zelf, maar
ook en zeker niet minder, omdat hij daardoor
oorzaak werd en oorzaak gaf tot de jarenlange
zondige praktijk van Israëls volk.
Dat alles heeft voor onze gezinnen zoo veel
te zeggen. Voor onze ouders en voor hun voor
beeld aan hun kinderen en hun nageslacht zelfs.
Och neen, ik weet het wel, onze ouders zullen
niet maar in ééns tot zulke heel erge dingen
komen. Ze bouwen geen gouden kalveren en
offeren niet op de hoogten
Maar als vader en moeder het met het kerk-
gaan niet zoo nauw nemen en één keer wel
voldoende vinden, dan is dat zonde. En hun
kinderen volgen heel gauw en heel gemakkelijk
dat slechte voorbeeld na. Dan zondigen die
ouders en hun kinderen doen zij zondigen.
Wanneer de ouders al gauw en dikwijls kla
gen, dat de tijden zoo slecht zijn en dat de
gaven en offers aan de dienst des Heeren daar
om maar flink moeten verminderd worden o,
dan vindt dat zoo snel instemming bij de jeugd
en ze groeien op in de gedachte natuurlijk, dat
is iets, waarop wel in de eerste plaats kan be
zuinigd worden Die ouders zondigen en doen
hun kinderen zondigen.
Als vader zoo gemakkelijk smalend spreekt
over overheden en machthebbers en hun geno
men maatregelen en wetten dan doen straks
de kinderen het nog veel gemakkelijker Deed
vader het ook niet
Geef zelf nog maar meer voorbeelden. Er zijn
er nog genoeg, helaas
Maar weet ge, wat nog veel beter is Dat
we onszelf afvragen, in welke gevallen ook wij
wel wat op dien Jerobeam lijken. En laat ons
dan met groote schaamte en diep berouw van
die verkeerde wegen aflaten.
Onze God wil daarop zegen geven Gelijk
Hij met de roede bezoeken moet, die zulke din
gen maar gering achten
Van W. te W.
TWEETAL TE
Winterswijk M. Boukema te Leidschendam.
Th. Delleman te Aalten.
Enschede W. de Graaf te Ommen.
P. G. Kunst te Deventer.
BEROEPEN TE
Kollumerpomp Cand. H. R. Groeneveld
te Groningen (verb. ber.).
Den Haag-OostF. de Vries te Mijdrecht.
Loenen a. d. VechtCand. C. van Nes
te Amsterdam-Z.
Winsum (Fr.) (als hulppred.):
Cand. J. Greidanus te Tzum (Fr.).
VisvlietCand. A. Kuiper te Zuidwolde.
AANGENOMEN NAAR
VeenendaalD. van Enk te Smilde.
BEDANKT VOOR
Driebergen W. de Graaf te Ommen.
Enschede D. van Enk te Smilde.
slechts enkele woorden over en besefte niet of
wilde niet beseffen, dat hij unfair gehandeld had
en Martha hevig wondde.
Starend naar buiten, in de stille straat, den
brief van Heino op het tafeltje, wachtte mevrouw
Heerema tot Martha kwam opdagen. En dat
duurde geruimen tijd.
Maar eindelijk dan toch keerde zij terug van
haar kamer, een handwerkje in de hand.
„Is Heino goed in Rotterdam gearriveerd,
tante vroeg zij schijnbaar vol belangstelling.
Mevrouw Heerema, die nu wist, hoorde echter
wel terdege met wat groote moeite Martha deze
woorden uitsprak.
„Ja, Martha, goed gearriveerd. Hij vond de
dagen thuis omgevlogen. Ik trouwens ook. Jij
niet, is het wel, Martha
Martha bloosde. Haar oogwimpers trilden,
evenals toen Truus haar om inlichtingen vroeg.
Nerveus bewoog zich haar slanke hand.
„Hoe bedoelt U dat vroeg zij toonloos, di
rect begrijpend, dat de vraag in onmiddellijk of
in verwijderd verband stond met den zoo juist
ontvangen brief.
„Ik kreeg den indruk, dat jij en Heino niet
hartelijk voor elkaar waren. Er was in huis een
geest van, ik weet niet, hoe ik het noemen moet,
van vijandigheid, van een botsing zonder woor
den. In één woord, ik vond het onbehagelijk.
En ik heb op het punt gestaan, je er naar te
vragen. Maar toen kwam er wat in den weg.
En later dacht ik weer het komt vanzelf wel
uit, als er iets is. Bovendien heb ik in den trein
naar Leeuwarden er Heino naar gevraagd. Maar
hij zei, dat er niets was en ik mij niet ongerust