FEUILLETON KLATERGOUD leden, terwijl nog twee andere gemeenten uit deze gesproten, zich in bloei mochten verheugen. Allengs werd hij van den arbeid, die hem zoo lief was losgemaakt. Reeds in 1868 had de ge meente van Grand-Rapids, overtuigd, dat hem op zijn hoogen leeftijd, de lasten en zorgen voor het groote arbeidsveld te zwaar begon te druk ken, pogingen in het werk gesteld om een twee den Dienaar des Woords te beroepen. Doch steeds vruchteloos. In 1872 zag Van der Meulen zich echter genoodzaakt om emeritaat aan te vragen en moest er met ernst uitgezien worden naar een opvolger. Van der Meulen wees nu op Ds. N. H. Dosker te Zwolle, in Nederland. Tij dens de Synode van Middelburg had hij kennis met hem gemaakt en was er vriendschap geslo ten, die nog steeds bestendigd was. Hij had Ds. Dosker leeren kennen als een begaafd Dienaar des Woords, die met een hart vol toewijding in zijn gemeente arbeidde. Deze Ds. Dosker was ook van jaren her bevriend met Ds. P. J. Oggel, die in 1855 van Utrecht naar Amerika trok en ook bij Dosker de zucht deed ontwaken om naar ,,de nieuwe wereld" te trekken. Aangewakkerd was dat door de kennismaking met Ds. van der Meulen, zoodat, toen het beroep van Grand Rapids kwam, de keuze niet zwaar viel. Op Donderdag 22 Mei 1873 werd hij door Ds. van der Meulen bevestigd met de woorden (Rom. 10 15b): ,,Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen en deed hij zijn intrede met deze woorden (1 Joh. 4:7a): „Geliefden! laat ons elkander liefhebben". Ook als emeritus was hij nog steeds werk zaam. In het eerste jaar preekte hij nog wel hier en daar, leidde hij begrafenissen of hielp op an dere wijze zijn collega, maar in 1874 werd dat meer bezwaarlijk. Van Nov. 1875 af verliet hij Grand-Rapids niet meer. Op Zondag 2 April trad hij nog eens onverwachts op. Ds. Dosker was elders gaan preeken, en een student zou voor de gemeente optreden. Deze liet echter tevergeefs op zich wachten. Toen waagde Ds. van der Meulen het en sprak over Ps. 84 11a „Want één dag in uwe voorhoven is beter dan duizend elders". Dat was zijn zwanenzang, 't Was haast te veel, maar hij kon het toch nog volbrengen. De laatste maal, dat hij ter kerk ging was op 25 Juni 1876. Student Wabeke zou preeken, een van zijn catechesanten, zoon van Wabeke te Zeeland, in wiens huis hij in Nederland al zoo veel verkeerd had, en die in Michigan al de worstelingen had meegemaakt. Deze student Wabeke was een der eerste studenten van Hope College; de Hoogeschool der Hollandsch Geref. Kerk in N. Amerika, voor welke Van der Meu len zooveel gearbeid had. Het was hem een rijk genot uit den mond van dezen jongen broeder het Evangelie te hooren. Op verzoek eindigde hij den dienst door zelf het dankgebed te doen en daarna den apostolischen zegen uit te spre ken. Dat was zijn laatste dienst op aarde. Straks zou hij tot hooger dienst worden opgeroepen. F. STAAL Pz. KERKELIJKE BIJDRAGEN EN BELASTINGHEFFING. Sedert 1 Januari 1935 is in Duitschland de Nieuwe Wet op de Rijksinkomstenbelasting in werking getreden. Daarin komt de bepaling voor „Sonderausgaben sind ferner die Kirchen- steuern der öffentlich rechtlichen Religions gesellschaften". Dit wil zeggen Tot aparte uitgaven die bij de belasting-opgave in mindering kunnen ge bracht worden, behooren ook de bijdragen ver schuldigd aan een erkend kerkgenootschap. Dergelijke bepaling in de Duitsche belasting wet dagteekent reeds van vroeger. Ze doet de vraag oprijzen of in dit opzicht onze eigen belastingwetgeving wel billijk is. Ik denk met name aan wat Kerkgenootschap pen verschuldigd zijn in het meehelpen opbren gen van de gelden voor het Burgerlijk Arm bestuur. Natuurlijk heeft elk lid van de kerk, waar hij tegelijk staatsburger is zijn plichten ook binnen de burgerlijke gemeenschap. Maar de in hevige mate toenemende bedragen die er voor het^ Burgerlijk Armwezen noodig zijn, dreigen de kerkelijke Armenzorg in de knel te brengen. Dat zou nog duidelijker te zien zijn, wanneer zooals bij de Verdedigingsbelasting het bedrag voor dien Armendienst apart op het biljet ware aangegeven. DOOR H. KINGMANS 15) Truus begreep het wel. Zij vermoedde het althans. Het vermoeden, dat zij aan Tjaard reeds had meegedeeld. Maar daarvan sprak zij Martha niet. Ook niet, toen deze haar de rechtstreeksche vraag stelde „Kun jij Heino's handelwijze be grijpen V ,,'t Is vreemd", ontweek Truus het antwoord. ,,'t Is een minne handelwijze, die ik achter Heino niet gezocht had." „Hij kan er een reden voor hebben", zei Mar tha, pleitend en Heino nóg verontschuldigend. „Maar waarom zegt hij die dan niet 'k Heb er toch recht op, het te weten Ik ben toch geen speelbal Voor het eerst werd de toon van haar spre ken heftig. „Natuurlijk ben je geen speelbal, 't Is een schande, dat Heino zóó handelt, 't Mag geen woord hebben. Maar intusschen heb ik mede lijden met je, kind. Ik kan mij voorstellen, hoe ontzettend je lijdt. En deze toestand van onzeker heid kan en mag niet voortduren. Weet moeder niets polste zij. „Ik heb er niet over gesproken", zei Martha. „En Heino doet het ook niet", meende Truus bitter en sarcastisch, ,,'t Zou kunnen, dat moeder iets heeft gemerkt. Als dat zoo is, dan was er In een stad, waarin zeg tweehonderd duizend gulden aan zoodanige armenzorg besteed werd, als parallel loopt met de diaconale verzorging krankzinnigen e.d. er dus buiten gerekend wordt door een kerkgemeente, die tien procent der bevolking bedraagt gemiddeld twintig duizend gulden opgebracht. Verzorgt ze, wat haar plicht is, haar eigen armen, dan zal ze naar rato een kleine twintig duizend gulden voor dat tiende deel der stads armen die tot eigen gemeente behooren voor haar rekening nemen, en daar het budget van de burgerij mee verlichten. In ieder geval loopt dat in de duizenden. Dat is niet erg zoolang althans de verplichte bijdragen voor de armen van kerken die haar taak verwaarloozen, of voor armen, die tot geen kerk behooren, de mogelijkheid der kerkgemeente niet aantasten om nog langer langs diaconalen weg voor eigen armen te zorgen. Dat schijnt er hier en daar op te gaan gelijken. Reeds vernamen wij van Diaconieën, die een niet zoo gering deel van haar gewone zorg over gedragen hebben aan het B. A. Aan het onmogelijke is zeker ook een gemeente niet gehouden. Maar beter dan dat een Diaconie aan een Burgerlijk Armbestuur haar armen overdraagt, lijkt me in deze ook voor de Diaconie zware tijden een oplossing te 1 iggen in de overweging van de vraag Is het billijk, dat een gemeente die haar eigen armen geheel en goed geheel verzorgt, voor het volle pond genoodzaakt wordt ook de bedragen te helpen fourneeren voor ar men, die kerkloos zijn of onvoldoende door eigen kerk verzorgd worden Ik leg nadruk op dit „voor het volle pond". Er staat geschreven Doe wel aan allen, maar meest aan de huisgenooten des geloofs. Jegens die allen, willen we ook onze verplich tingen gaarne blijven zien. Maar de gedwongen „weldadigheid" aan allen moet niet allengs de liefdevolle weldadig heid aan de huisgenooten des geloofs tot al klei ner minimum dreigen te beperken. Op welke wijze in den geest van genoemde Duitsche bepaling die overigens niet de barm hartigheid geldt daar een regeling in te tref fen zou zijn, is echter een vraag, die ons op een met doornen en distelen bezaaid terrein voert. Zaandam. P. VAN DIJK. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 40. De zegen van een goede opvoeding. Buiten onze^ kringen zijn er wel eens men- schen, die heel weinig om opvoeding geven. Och, wat helpt al dat opvoeden, dat inpompen van wijze lessen, dat laten loopen aan een leiband 't Is niets waardlater doen de jongens toch hun eigen zin en ze volgen eigen gedachten en zienswijze Dat zou dan zoo iets worden als een „laat- maar-waaien-stelsel". Daarbij zijn ouders en opvoeders zoo'n beetje overbodig. Misschien als iets beschouwd, uit de oude tijd afkomstig, en bestemd om maar van lieverlee te verdwijnen. Gelukkig, dat ik kon schrijven „buiten onze kringen". Immersbij ons worden zulke men- schen toch niet gevonden Als ze er waren, dan zouden ze wel heel niet gerekend hebben met de Heilige Schrift. Want die oordeelt anders! Ik schrok, toen ik iemand een wonderlijk voorbeeld hoorde aanhalen, waarin dan schijn baar de waarheid van zulk een redeneering zou moeten blijken. Hij wees op de geschiedenis van den jongen koning Joas, waarvan 2 Koningen 11 ons verhaalt. Op 7-jarige leeftijd was hij koning geworden en van hem wordt in 2 Kon. 12 vers 2 verteld, dat „hij deed dat recht was in de oogen des Heeren al zijne dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees". „Zie je wel", zoo werd geredeneerd, „zoo lang hij aan de leiband van zijn oom, den pries ter Jojada, liep, ging het goed. Maar zoodra die wegviel, ging het mis Natuurlijk is die droeve waarheid niet te ont kennen. Jammer genoeg voor dien Joas. Dat heeft zijn zonde niet verkleind, wel vergroot hij wist het zoo goed Erg, dubbel erg voor Joas volkomen toegestemd Maar wie zegt u, dat God in het einde nog niet dien Joas op de knieën heeft gebracht, met heete tranen des berouws Zou God Zijn gena vergeten Bovendien al is dit misschien niet gemakkelijk uit te maken en al moeten we ten slotte de uit komst aan God overlaten moet dan alle nadruk vallen op die latere zonden en het voorafgaande over 't hoofd worden gezien mogelijk met haar te praten." „Daar kom ik immers niet verder mee? Wat moet ik toch doen Ik kan die pijnigende on zekerheid niet langer dragen, 't Is nu al ruim een jaar. Maar de laatste dagen zijn het ver schrikkelijkst. Ik slaap niet. Ik worstel. Ook op de knieën, Truus. Maar ik ontvang geen licht." „De radicaalste oplossing is, dat je Heino om opheldering vraagt", zei Truus. „Dat is niet ongepast. Je hebt volkomen het recht, om het te doen." „Ik zie er tegenop", bekende Martha. „Het antwoord kan niet tegenvallen, kind. Je weet het al, al weet je de bewoordingen niet. Het schandelijk gedrag van Heino is immers het antwoord V „Ik begrijp het nietik begrijp het niet", snikte Martha weer. „Ikik was zoo gelukkig enik hoopte tot Zaterdag vast nog, dat hij zou komen voor de verloving, nu hij in Amster dam „Kind, het is ontzettend voor je. En als moe der het te weten komt en zij moet het weten, vind ik dan zal het ook haar smarten, even als het Tjaard en mij pijn doet. Wij kunnen je beklagen en troosten, maar tenslotte kan God je alleen vrede en berusting schenken. Hij wil dat ook, Martha. Hij zal je helpen, steunen en schragen." Het was geruimen tijd stil in het vertrek. „Ik kan het Heino niet vragen", zei Martha dan, als resultaat blijkbaar van haar verdere overwegingen. „Tóch zal dat moeten, wanneer hij morgen vertrekt, zonder een verklaring gegeven te heb- Zeker is de schuld voor Joas later dubbel zwaarmaar weet God geen afkeerige kinderen weer tot Zich te trekken Laten wij nu echter eens letten, op wat hier in 2 Kon. 12:2 staat. „Joas deed dat recht was in de oogen des Heeren al zijne dagen, in de welke de priester Jojada hem onderwees." Houd u daar nu eens even precies bij en let dan voor ditmaal eens in het bijzonder op Jo- jada's werk. Jojada onderwees en leidde, voedde op in de vreeze des Heeren en Joas wandelde in die vreeze Gods immers hij deed, dat „recht was in de oogen des Heeren". Is dat nu geen groote zegen op een goede opvoeding JuistEn daar wil ik nu eens de nadruk op leggen. Kunt ge het wel rijker en heerlijker uit denken Ik geloof, dat dit tot troost en rijke bemoe diging kan zijn voor alle godvruchtige opvoeders. Want zoo is Gods weg en zoo geeft Hij zijn zegen. Hij zegent het werk van opvoeding en onderwijs in de vreeze Gods. Gelijk Hij steeds beloofd heeft. Hij doet dat in de gewone en geordende weg van de opvoeding in huisgezin en kerk en school. Het moge ons als opvoeders tevens opwek ken, om toch onze tijd daaraan met zeer veel ernst te besteden. Natuurlijk, want het is van het hoogste gewicht. Het is onze roeping, de wil onzes Gods, en tot heil van onze jeugd. En als die jeugd dan straks toch de goede paden verlaat Dan hebben we de uitkomst aan God over te laten. Als wij dan maar geen zelfbeschuldiging be hoeven te hebben, dat wij niet hebben gedaan, wat onze hand vond om te doen. Ook geen zelfbeschuldiging, dat wij bij al ons werken niet zouden gebeden hebben om de werking van Gods Geest in het hart, tot een door Hem gewerkte onberouwelijke keuze Van W. te W. ONDER DE SCHIPPERS. Wie wel eens bij de haven van Wemeldinge gewandeld heeft, heeft zich ongetwijfeld verwon derd over het groote getal schepen dat hier da gelijks doorvaart. Dag en nacht gaat dat door, als ze niet van het Noorden komen, dan komen ze van het Zuiden. Het zijn voor een groot ge deelte Belgische en Duitsche schippers, die meestal wonen op groote „kasten", met een woonruimte waar menigeen op de wal jaloersch op zou zijn. Onder deze schippers zijn we in den laatsten tijd begonnen tractaten te verspreiden. Ik zal zien daarvoor Fransche en Duitsche tractaten te koopen. Het trekt meer aan en noopt meer tot lezen als ze zien dat ze een geschrift ontvangen in de eigen landstaal geschreven. Dan weet ik wel zoo goed als zeker dat althans een gedeelte gelezen wordt. Overigens heb ik over onvrien delijke bejegening niet te klagen, uitgezonderd onlangs, toen een schipper de tractaten voor mijn oogen in de sluis liet waaien. Dat was een felle communist of atheïst of beide vermoedelijk. Hij was te onvriendelijk om met hem een gesprek aan te knoopen. Maar zoo'n geval behoort toch tot de uitzonderingen, meestal pakken ze het blaadje dankbaar en nieuwsgierig aan, waartoe ongetwijfeld meewerkt de kleur van de tractaten die we gebruiken (die van Voorhoeve) en de teekening die nieuwsgierig maakt naar de inhoud. Het is een nieuw terrein dat nog ontgonnen moet worden. Voorheen hebben we onze aan dacht gericht vooral op de hier liggende schip pers. Nu we een evangelisatielokaal hebben en alles in min of meer vaste banen gelegd is wat deze tak van arbeid betreft, wagen we onze aarzelende schreden op de sluis. Eerlijk gezegd ik ga er wel eens schoorvoetend naar toe. Want het valt niet altijd mee. Soms liggen de schepen diep in het water en dan moet ik een steile ladder afdalen, waar geen leuning aan is en zoo zien we het schip te bereiken. Maar we zijn met Gods hulp over meer moeilijkheden heengekomen en zoo vertrouwen wij ook, dat God hier de wegen zal openen om het evangelie te brengen. Velen zien me liever gaan dan komen, velen vooral van de z.g. leurders aan de sluis, maar het beste is gewoon je gang te gaan en je niet aan al die vijandschap te storen. Nu nog iets over de arbeid onder de hier tijdelijk vertoevende schippers. Zooals ge weet staat er nu een eigen evangelisatiegebouw aan ben. Weet je, wat ik zou doen, Martha „Neen Gretig-vragend kwam het antwoord er uit. „Je moet zekerheid hebben, dat staat vast. Nu kan je er deze week met moeder over spre ken. Ik wil het desnoods ook doen. En dan kan moeder Heino vragen. Maar je kunt hem ook deze week zelf schrijven en vragen, hoe het zit. Dan kan hij geen enkele aanmerking maken. Want jij hebt gewacht op een verklaring tot en met en na zijn vertrek." „Het beste zal zijn, dat ik zelf schrijf. Ik kan nog beter schrijven dan met Heino praten. Want dat zou mijn krachten te boveo gaan." „Schrijf hem dan deze week. Kind, wat jam mer, dat het zóó loopt. Tjaard zal niet weten, wat hij hoort, 'k Heb hem Zaterdagavond, op weg naar huis, mijn vermoeden meegedeeld, maar hij kon het niet gelooven." Martha schreide. Toch voelde zij zich opge lucht. Te meer, omdat zij voelde, dat Truus met haar medeleed. „Truus", zeide zij, ietwat later, „als tante morgen Heino niet naar het station kan brengen, vermoedelijk niet, want je weet, hoe tante bij dergelijke gelegenheden is, ik doe het niet, hoor. Ik kan het niet. Geef alsjeblieft een oplossing." „Je kunt het natuurlijk niet. 't Zou te veel gevergd zijn. Tjaard zal het dan doen. Bel maar tijdig op." Zij verstond het gekrenkte vrouwenhart. het kanaal. Wat ge misschien niet weet is dat een groot gedeelte van het geld dat dit gebouw heeft gekost, nog betaald moet worden. Ruim 80 gulden is binnen door giften en door collec ten uit Wemeldinge zelf. Ruim 600 gulden moe ten er nog komen. Wie iets voor dit noodzakelijk werk wil geven, sture zijn bijdrage naar mijn adres, giro 177148. Vele schippers bezoeken de samenkomsten. Verleden Zondag wéren er weer 26. Van vier ervan weten we, dat ze nooit naar een kerk kwamen, ja zelfs dat ze door en door vijandig stonden tegenover het Christendom. Nu zongen ze mee en luisterden aandachtig naar het evan gelie. En als je spreekt heb je contact. Weinig kinderen zijn nog op de openbare school. Wij vertellen dit niet om te roemen, maar om U te laten zien dat God de wegen heeft geopend. Waarom ze in het lokaal komen Misschien om de gezelligheid, misschien om het kopje koffie, misschien om het zingen. Een feit is dat ze het evangelie hooren. En dat zegt al heel veel. Wie gewoon is om op het werk in W. af te geven, moet zelf eens een kijkje komen nemen, dan kan hij zich overtuigen. Kleeren e.d. worden gaarne ontvangen aan mijn adres of aan dat van br. J. Hoogerheide. Wemeldinge. VAN DIJK. TWEEDE RONDGANG VAN DEN „ZEEUWSCHEN BEKER". De bekende „Beker" ter versterking en be moediging van onze verdrukte medegeloovigen in Rusland zal D.V. een tweede tocht maken langs de Zeeuwsche steden, dorpen en vlekken. Wegens ziekte en vertrek moest ons Comité worden aangevuld en vernieuwd. Zeer bereid willig aanvaardden onderscheiden Heeren het lidmaatschap, zoodat we met nieuwen moed onze tweede actie willen aanvangen. Want de nood is ons opgelegd Als we lezen van de vreeselijke druk en de tyrannie, waaronder het leven der genen, die God willen dienen, gebukt gaan, dan geeft de druk der tijden, waaronder wij in het maatschappelijk leven zuchten, ons niet de vrij moedigheid om den „Beker" der barmhartigheid van de lippen der om Christus' wil vervolgden te weren. Ja, het is doorgaans een bekend ver schijnsel, dat ervaring van druk en tegenspoed, bevorderlijk is aan mede-voelen en mede-lijden met anderen. Nergens vonden de verdrukte en verdreven Hugenooten hartelijker ontvangst en gastvrijer asyl dan bij de in verdrukking en vervolging ge oefende en doorlouterde Zeeuwen en Hollan ders. En God de Heere zegene bij vernieuwing de liefdegaven tot redding en vertroosting van velen, die op de barmhartigheid van buitenland- sche Broeders en Zusters zijn aangewezen en naar het overtuigend brievenmateriaal en naar het stellig getuigenis van den, om het geloof zoo veel verdragen hebbende, Dr. Schabert komen de gelden beslist tot haar doel. De 6e klas van Meester De Borst, Chr. school Westwal, Goes, maakte het begin aan onze nieuwe actie door zelf bijeen te brengen de som van 5.dat voorspelt veel goeds zoo ook van de kinderen der Zondagsschool te Oostburg van Mej. Catsman, die de som van 10.95 op spaarden. Voorts ontvingen we noguit coll. G. K. te Axel 2.50, 1.en 1.giften uit Terneuzen 10.2.50; 1.10. Mej. B. te St. L. 0.25 V. te Domburg 1. coll. G. K. te Grijpsk. ƒ1.halfj. coll. van de Geref. Meisjesver. te Veere 10.door be middel. Ds. Oussoren 35 stuivers door bemidd. Ds. v. V. Vader 5.— 5.— 1.— H. te M'burg 15.15 dankoffer uit Wemeld. 10.—; coll. lezing Dr. Krop te Nieuwdorp 40.70 lezing Dr. Krop te M'burg 90.45; M. te M'burg ƒ2.Geref. Meisjesver. te Arnemuiden 10.18. In totaal ontvangen voor de tweede actie de som van 280.46. Het Prov. Comité wordt thans gevormd door de volgende Heeren J. F. Heemskerk Ds. A. Koning Ds. P. J. F. van Voorst Vader Ds. C. F. Nolte Ds. L. B. Tjebbes W. L. Pel A. Petermeijer Ds. D. Bremmer Ds. J. W. DippelDs. A. H. Oussoren Dr. K. Huizenga J. Terpstra. Met vriendel. dank en dringende aanbeveling. Namens het Prov. Comité, St. Laurens. A. KONING. Giro 220659. HOOFDSTUK VI. Moedersmart» De scherpzinnige Truus had gelijk gehad mevrouw Heerema had inderdaad iets gemerkt. Vol verwondering, die klom tot verbazing, om over te gaan in onbestemde vrees en angst had zij zichzelf afgevraagd, wat er tusschen Heino en Martha was. De hartelijkheid van vroeger was absoluut verdwenen. Heino behandelde Martha schier als een vreemde. En Martha deed zoo vreemd, zoo stil. In den trein naar Leeuwarden had zij Heino op den man af gevraagd, wat er aan de hand was. „Ik heb er aan gedacht, het vanmorgen aan Martha te vragen, toen jij naar Tjaard was", had zij gezegd, „maar toen kwam er verhindering. Wat is er Wat hebben jullie Uit haar opmerking had Heino, die naar bui ten staarde, begrepen, dat Martha aan zijn moe der niets had gezegd. Anders behoefde zij Martha niet om inlichtingen te vragen. Hij begreep na tuurlijk zeer wel, dat het op den duur spaak zou loopen en Martha spreken zou. Maar in ieder geval zou dat dan wel niet zijn, terwijl hij nog thuis was. Dan zou het al heel spoedig moeten gebeuren. Dus had hij besloten, zijn moe der op een dwaalspoor te brengen. Het stuitte hem tegen de borst. Maar hij zag in, dat hij, eenmaal in het schuitje zittend, verder moest gaan. Hij kon niet meer terug. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2