FEUILLETON KLATERGOUD ZENDING. KERKNIEUWS. leiding de wijsheid en voorzichtigheid, met ernst en vastheid gepaard, waarmee men alle zaken behandelde en betuigde ,,Ik kan wel zeggen het gaat er Sion wel zij strijden en overwinnen in kerk en school"'. Nog een kerkelijke vergadering, ofschoon van anderen aard mocht hij bijwonen. In dezelfde Julimaand waren de examens aan de Theol. School te Kampen, en ook daar was hij tegen woordig. Tien studenten deden het candidaats- examen en slaagden allen. Twee van hen trok ken bijzonder zijn aandacht als jonge mannen van wie hij groote verwachting koesterde. Het waren de studenten J. A. de Vos en A. Steketee. 't Is later wel gebleken, dat hij zich niet vergist had. Het waren professoren in den dop. De eerste is naar Amerika getrokken en jong ge storven. De ander heeft zijn rijke gaven mogen wijden aan de Theol. School van 18721882, helaas te kort. Doch de winst is voor de ker ken niet uitgebleven. Mee onder zijn leiding zijn kloeke mannen gevormd, als P. Biesterveld, Dr. A. Brummelkamp, A. de Geus, J. D. van den Munnik e.a. Het was voor Van der Meulen een genot die examens bij te wonen. ,,De kerk' zoo schreef hij, „wordt hier krachtig, dewijl zij naast God, op de wetenschappen het oog heeft". Hij preekte des Zondags te Kampen over 1 Cor. 3 21b. „Alles is uwe", en wees met ernst op den rijkdom van Gods kerk, die ook hier open baar werd in de Theol. School met hare pro fessoren. Vele plaatsen waar hij vroeger gewoond en gewerkt had bezocht Van der Meulen, en t was hem overal goed, zooals hij 't zelf noemde „over al feest". Hij vond oude en nieuwe kennissen en mocht met vreugde ondervinden, wat Groene- wegen zong „Al komt het volk uit verre landen „De harten smelten samen in". Waar hij kwam stroomden de kerken vol, vooral in Ter Neuzen, Axel en Zaamslag. Toen hij in Ter Neuzen preekte had hij den Burge meester, de Wethouders, met nog twee leden van den Raad onder zijn gehoor. Wat een om keer. In vroeger jaren was het de Burgemeester van Ter Neuzen, die de politie tegen hem af zond. En nu waren ze zelf onder zijne prediking en tot laat in den nacht zaten ze mee in het midden der broederen om te hooren als hij van Gods wondere leiding verhaalde. En zou hij Goes vergeten, de plaats waar weleer zijn veldheerstent stond, waar zijn krijgs plannen werden gemaakt en van waar hij uit toog ter overwinning Was hem goed ook daar in den kring van oude vrienden en geest verwanten te zijn. Hier mocht hij vooral er varen, dat geen duivel of geweld, geen zeeën of afstanden de banden konden verbreken, die God gelegd had. Ook te Goes zou hij den kansel betreden en daar bleek weer de hem eigen gevatheid in de keuze van een tekstwoord, die zijn prediking dikwijls zoo aantrekkelijk maakte. Toen hij in 1847 de gemeente Goes verliet, nam hij afscheid met de woorden Hand. 20 25 „En nu, ziet, ik weet dat gij allen, waar ik doorgegaan ben pre dikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult". Herinnerend aan dat af scheidswoord, vroeg een broeder hem „Maar Dominé hoe zult ge dat nu maken, nu ze u toch weer zien?" „Dat zult ge Zondag hooren", zei hij. En toen hij des Zondags optrad, deed hij als zijn tekstwoord hooren Job 8 9a „Want wij zijn van gisteren en weten niet". „Dat maakt", zeide hij, „alles goed, van hetgeen ik in mijn afscheidswoord in 1847 gezegd heb." Voor hij Nederland verliet bracht hij ook nog een bezoek aan Broeder A. van Schelven, die in België evangeliseerde onder de Roomschen en een kleine schare van geloovige protestanten om zich heen verzamelde en preekte daar over Luc. 1232 „Vreest niet, gij klein kuddeke, want het is des Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven". 15 September was de dag waarop hij zijn ge boortegrond weer zou verlaten, 't Was weer een zwaar afscheid, maar toch met grooten dank aan God voor het vele goede hier genoten. Van uit Rotterdam, was ook nu weer de afvaart. Aan den vooravond van zijn vertrek woonde hij nog een samenkomst bij in de Hervormde Kerk. Treffend zong een zangkoor daar: Ruwe störmen mogen woeden Alles om mij heen zij nacht. God, mijn God zal mij behoeden God houdt voor mijn heil de wacht. 't Klonk hem als een profetie in de ooren van DOOR H. KINGMANS 13) „Dat pleit natuurlijk voor je broederliefde", zeide zij op warmen toon. „En ik hoop van gan- scher harte, dat ik mij vergis. Maar mijn ver moeden kan ik nog niet prijs geven. Ik zou gaarne zekerheid hebben. Het beste is, dunkt mij, met Martha te praten." Tjaard wilde dat niet tegengaan. Omdat hij met stellige zekerheid wist, dat het zijn vrouw niet was te doen, om zich in eens anders zaken te mengen. En ook niet om ijdele, ongezonde nieuwsgierigheid te bevredigen. Haar doel was zuiver en alleen, om te weten te komen, hoe de vork aan den steel zat, teneinde daarna de ge sloten Martha, die, naar de overtuiging zijner vrouw, leed, te raden of te troosten. En voor dat edele motief zwichtte hij. „Maar doe het dan heel voorzichtig hoor, Truus", ried hij haar aan. „Forceer niet. Want daarmee kun je alles bederven." „Ja, ja, ik zal het met beleid doen. Als ik bemerk, dat Martha, om welke reden dan ook, niet spreken wil, dan dring ik er niet op aan en moet zij het zelf weten." Hij was gerustgesteld. En hij piekerde over Heino. Hij kon zich eenerzijds niet voorstellen, dat deze gehandeld had, als zijn overigens scherp zinnige en fijne opmerkingsgave bezittende vrouw een stormachtige reis. En waarlijk de overtocht viel zwaar en was vol van gevaar door hevige stormwinden. Maar telkens als de gevaren zich verhieven greep hij moed uit dat lied des be- trouwens. Hij wist zich ook aan deze en aan gene zijde van den oceaan, door velen gedragen op de vleugelen des gebeds. En dat lied is hem bijgebleven tot het einde van zijn leven, ook de tweede helft van dat couplet. In de laatste jaren, toen hij zijn ambtelijk werk al neergelegd had, hoorde men gedurig van hem, terwijl hij in zijn kamer op en neer liep „Moet ik lang Zijn hulp verbeiden, „Zijne liefde blijft mij leiden „Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, „Voert Hij mij in 't eeuwig licht." F. STAAL Pz. den Haag, Januari 1935. Amice Na het praatje over onze Hollandsche scho len, die alle van een Schoolvereeniging uitgaan, ga ik nu wat vertellen over onze Zendingsscho len, dat zijn die scholen, die door de Zending opgericht en bekostigd worden. Het zijn er 10 in 't geheel en wel de volgende in Blondo, Djamblangan, Glagahombo en Magelang zijn volksscholen dat zijn scholen met drie klassen, waar het onderwijs gegeven wordt door inh'eem- sche onderwijzers, die een eenvoudige opleiding genoten hebben. Jongens, die een 5 klassige la gere school doorloopen hebben en daarna een 2-jarige cursus hebben gevolgd voor volksonder wijzer mogen op zulke schooltjes onderwijs ge ven. Toch hebben we op veel van die schooltjes onderwijzers, die aan onze Keucheniusschool opgeleid zijn. Op deze Keucheniusschool, die in Djokja staat, werden onderwijzers opgeleid met hoogere bevoegdheden dan de zooeven genoemde volksonderwijzers de luidjes van de Keuchenius school moeten 4 jaar studeeren eer ze het ge- wenschte diploma hebbenmaar omdat door allerlei ingrijpende bezuinigingsmaatregelen van de Regeering er een teveel is aan onderwijzers die van de Keucheniusschool afkomstig zijn, worden zij zoo mogelijk geplaatst aan een volks school met drie klassen. Misschien krijgt ge nog het best een indruk van het primitieve karakter dezer volksscholen als ik U vertel, dat hun be ginsalaris 120 per jaar bedraagt en hun maxi mum plm. 300 per jaar. Van deze bedragen moeten zij dan een huisje huren en hun gezin onderhouden. Aan hun zorg worden maximaal 60 leerlingen toevertrouwd eerst als het leer lingenaantal boven de 60 klimt, mag er een tweede onderwijzer aan worden toegevoegd. Ge begrijpt, dat scholen met drie klassen, waarin plm. 60 leerlingen zitten, geleid door één onder wijzer met geringe bevoegdheden nu niet zoo veel kunnen beteekenen. Ze bedoelen dan ook alleen maar de allernoodzakelijkste kennis van lezen en rekenen en aardrijkskunde bij te brengen. Een tweede soort scholen heet vervolgscholen. Van deze vervolgscholen hebben we er 5, n.l. te Blondo, Magelang, Djoema, Tingit en Kedoe. Op deze scholen worden als leerling aangeno men, die een gewone volksschool met goed ge volg hebben afgeloopen en nu lust hebben om nog een beetje meer te leeren. Ze zijn dus een vervolg van onze volksscholen. Deze vervolg scholen hebben 2 of 3 klassen en de lessen wor den gegeven door onderwijzers, die afkomstig zijn van de Keucheniusschool en die door hun 4-jarige opleiding meer bevoegdheid en meer kennis hebben verkregen dan de gewone volks onderwijzers. Vroeger spraken we ook nog van Standaardscholen, maar die zijn practisch ge sproken verdwenen en ik zal U niet vermoeien met mededeelingen over allerlei maatregelen der regeering, die aan het bestaan van Standaard- scholen een einde hebben gemaakt. Behalve deze scholen hebben we in Parakan dan nog een niet-gesubsidieerde Maleisch-Chi- neesche school, waar ook eenig onderwijs ge geven wordt in 't Hollandsch. Hiermede heb ik U een uitvoerig overzicht gegeven van alle soorten scholen, die we op het Magelangsche Zendingsterrein hebben. Van al deze soorten scholen, was het nu vaak het moeilijkst om een eenvoudige volks school in het leven te roepen. De oprichting van een dure Holl. Jav. school en het in stand hou den van zoo'n school was in den regel veel makkelijker wanneer de Regeering maar een maal de behoefte aan zoo'n Holl. Javaansche vermoedde. Maar aan den anderen kant, Heino had meermalen, verleden jaar herhaaldelijk, ge zegd, dat ook hij gaarne een eigen zaak wilde hebben. Hij had het zijn broer afgeraden, 't Was beter als ondergeschikte een goede positie te hebben, dan te dragen het risico van een eigen zaak, vooral als geen kapitaal ter beschikking stond. Hij kon er uit eigen ervaring over mee spreken. Maar als bij Heino die wensch leefde en sterker werd, dan kwam de geldkwestie en dan kon het vermoeden van zijn vrouw juist zijn, dat hij volgen wilde het voorbeeld van den Amsterdamschen filiaalchef, die een vrouw met geld trouwen ging. Waarbij de liefde mogelijk niet eens in het geding kwam Des Zondagsmiddags waren mevrouw Heere- ma, Heino en Martha de gasten van Tjaard en Truus en na kerktijd keerden zij in Helpman terug, om er den avond verder door te brengen. Truus zag aan Martha, dat deze nog niet op dreef was. Ook bespeurde zij zeer wel, dat Heino Martha ontweek. Hij richtte den ganschen avond niet rechtstreeks het woord tot haar. Wel zijde lings. Trouwens, Tjaard en Truus betrokken haar wel in de gesprekken. Truus had al eens gezocht naar een gelegen heid, om Martha alleen te spreken. Maar zij vond die niet. Bovendien had zij het wat druk gehad, omdat het dienstmeisje dien dag ziek ge worden was. „Ik moet morgenmiddag naar Leeuwarden", zei Heino in den loop van het gesprek. „Moeder gaat mee, om een oude kennis op te zoeken." school had willen erkennen en subsidie voor zulke scholen toezegde, dan behoefden we ons niet bevreesd te maken over den toeloop van leerlingen en evenmin over de finantiën. Want onmiddellijk na de opening was er een sterke toeloop van leerlingen, zoodat weldra in de eer ste klas niet meer aangenomen kon worden en het schoolgeld van plm. 36.per jaar en per kind was voldoende om met de subsidie de ex ploitatie te bekostigen. We hebben onlangs eens nagegaan hoe veel kinderen de school bezochten, wier ouders minder inkomen hadden dan 50. per maand en toen bleek, dat een groot aantal der ouders nog geen inkomen hadden van 20. per maand en men moest er zich over verwon deren, dat van zulke lage inkomens toch nog 3.per maand en meer werd afgezonderd om de kinderen Hollandsch te laten leeren. Maar de oprichting van eenvoudige volksschooltjes heeft heel wat meer voeten in de aarde. Als er in een desa zoo'n volksschool opgericht wordt, komen daar heel wat menschen voor in de weer. De schoolopziener en de inspecteur en allerlei lagere en hoogere bestuursambtenaren werken aan de oprichting mee en als de toeloop van leerlingen dan gering is, worden er allerlei on aangename maatregelen toegepast om de ouders te dwingen hun kinderen naar school te zenden. Zelfs gebeurt het wel, dat onwillige vaders enkele dagen worden vastgehouden in de bij gebouwen van den Wedana (een Javaansche bestuursambtenaar, die aan het hoofd staat van een district, waarin meer dan 50 dorpen gelegen zijn). Wanneer zoo'n soort strafgevangenis niet op sommige vaders wordt toegepast, zouden zij blijven weigeren om kinderen naar de school te zenden. In vele desa's is nog weinig besef van de noodzakelijkheid eener school. En dat is ook wel te begrijpen. Het dorpshoofd zelfs kan meer malen niet lezen en toch kan hij een dorp be sturen. Van de overige leden van het dorps bestuur is vaak alleen de secretaris de eenigste, die schrijven kan. Als deze mannen de edele kunst van 't schrijven nooit geleerd hebben, waarom, zoo vraagt de eenvoudige desaman, zal ik het dan mijn kinderen laten leeren. Zoo'n school beschouwt hij vaak als een kwel ling, als een instelling, die het aantal plagerijen maar vermeerdert. Want de inlander ziet ook niet, dat de afkomelingen van de scholen nu zooveel meer bekwaamheid hebben dan de an dere, die geen school bezochten. Kunnen die anderen, die niet geleerd hebben, niet de kar bouwen hoeden en de eenden verzorgen en wer ken op het land. Kunnen zij niet helpen in het huis, hun broertjes verzorgen, hun moeder hel pen in allerlei huishoudelijke bezigheden Zijn die schoolkinderen in dat alles knapper, neen, vaak integendeel. Die leerlingen van de school hebben dikwijls minder zin in al dat werk juist omdat de menschen, die lezen kunnen nog zoo weinig zijn, daarom begint zoo'n jongen, die het wel kan, zich een beetje te voelen en vindt hij al dat keukenwerk en werk op 't land wel een beetje minderwaardig. Veel nut zien ze niet van de scholen. Want de scholen sluiten zich niet bij het leven van den desaman aan de prac- tische beteekenis is gering voor maatschappe- lijken vooruitgang eerder een bezwaar dan een stuwende kracht en daarom vindt ge in de desa's van het Magelangsche Zendingsterrein veel te genzin tegen de scholen en m.i. zou dat pas ver anderen als zoo'n school meer ingericht was op de behoefte van den landbouwenden Javaan, zoodat een jongen, die op school geweest was, nu wat meer afwist van den landbouw en van alles wat de inlander moet doen om zijn dage- lijksch brood te verdienen, een soort landbouw- wetje, dat den inlander zeker meer van de prac- tische beteekenis van het onderwijs zou door dringen. Maar U begrijpt, dat voor zoo'n plan we behoefte hebben aan een onderwijsman, die met het oog op een eigen plan, de nooden der desa naging en nu de scholen en alles wat daar on derwezen werd, organiseerde naar de behoeften van het leven in de desa. Wij Zendelingen kun nen dat niet, hebben er ook geen tijd voor, we mogen ons niet laten afleiden van onze hoofd taak prediking van het Evangelie aan de Ja vanen, maar wel zou ik er me in verheugen, wanneer alle zorg voor het onderwijs ontnomen kon worden aan de Zendelingen en toevertrouwd kon worden aan mannen, die nu eens konden zorgen, dat we in de desa niet maar meekoersten met Regeeringsideeën t.o. van de desaschool, maar naar eigen beginsel en naar onze inzichten een eigen schoolsysteem in de desa opbouwden. Ook voor de Zending zouden zulke schooltjes van veel meer belang zijn. Ze zouden in het „Och ja, anders kom ik er toch niet toe. Dit is een mooie gelegenheid", vond mevrouw Heerema. „Zeg, Martha", stelde Truus onmiddellijk voor, „kom jij dan naar hier, als je wilt." „Graag", zei Martha. „Misschien kan ik je dan wat helpen, nu Aafje ziek is." ,,'k Wil hopen, dat het morgen weer met haar gaat. En anders, graag, zusje. Er is altijd nog wel wat te doen." ,,'k Zal tenminste maar geen werk meebren gen." Zoo werd afgesproken. En den volgenden middag tramde Martha naar Helpman, opgelucht, dat zij niet was in het gezelschap van Heino. 't Was voor haar geen vraag meer, of hij haar ontweek. Zij had het bij zijn aankomst ge merkt en het was haar steeds duidelijker gewor den. Dien morgen had hij alle gelegenheid gehad, met haar te spreken. Opzettelijk was zij zelfs het vertrek, waar hij was, binnengegaan, weten de, dat hij het eerste half uur wel alleen zou zijn. Maar hij had even over onverschillige zaken gesproken, om dan op te staan, en te zeggen „Kom, ik moet eens naar de fabriek van Tjaard; dat heb ik hem beloofd". Bijna had zij toen ge zegd „Je belooft wel eens meer iets, dat je niet doet. Verklaar je vreemde handelwijze, Hei no". Zij had het niet gezegd. Zij was er te fier voor. En hij was heengegaan, zich maar dat kon Martha niet weten onbehagelijk gevoe lend „Zoo", begroette Truus Martha opgewekt, „moeder en zoon vertrokken Nu, wij zullen desaleven niet, zooals nu het geval is met de schooltjes, een vreemd aanhangsel zijn aan het desaleven, maar met dat leven saamgroeien. Dat men ook in Britsch-Indië deze richting op is gegaan met goede resultaten kan mee tot aan sporing dienen om het zoo ook eens te probeeren. Als steeds Uwe A. MERKELIJN. DRIETAL TE Rijswijk (Z.-H.): J. C. Hagen te Sprang. H. Pestman te Grijpskerke. P. van Strien te Haarlemmermeer (O.Z.) TWEETAL TE Driebergen W. de Graaf te Ommen. W. J. Smidt te Waddinxveen (verb. ber.). Zuidhorn A. J. Boss te Nijmegen. O. Bouwman te Zaltbommel. BEROEPEN TE Zutphen J. W. de Jager te Diever. Enschedé D. van Enk te Smilde. 2e Exloërmond H. Veltman te Bruchterveld. AANGENOMEN NAAR Rotterdam (als derde miss. pred. voor de Zen ding onder de Joden): R. Bakker te St. Pancras. Loppersum H. Vogel te Roden. Jaarboekje van de Geref. Kerk Bergen op Zoom. Het deed genoegen het jaarboekje 1935 van Bergen op Zoom te mogen ontvangen en het is dadelijk met groote belangstelling gelezen. Op keurige wijze is het jaarverslag van het gemeen telijk leven over 1934 in elkaar gezet. De samen steller vraagt de aandacht voor den kerkeraad den dienst des Woords de Sacramenten, Cate chisatie samenkomsten met belijdende leden het officiéél Orgaan verband met de Geref. Kerken Zending, Evangelisatie en wat verder met het kerkelijke leven verband houdt. Ook blijkt zeer duidelijk, dat er te Bergen op Zoom een streven is om het medeleven met en de liefde voor de beide inrichtingen voor Hooger Onderwijs n.l. de Theol. School en de Vrije Universiteit te versterken. De diaconale arbeid vraagt veel. Toch is er groote reden tot dank aan God, Die zooveel goeds aan die kerk bereidt en de Koning der Kerk vervulle aan haar het Woord uit Romeinen 1513, waarover onze geachte collega op den Nieuwjaarsmorgen tot haar sprak. Het past ons niet breede citaten over te nemen maar er zijn verschillende passages in dit jaar verslag, die we geheel en al onderstrepen, zooals die over het bij de prediking zich houden aan het kerkelijk jaar en niet te vergeten over het doen van openbare belijdenis. We zouden meer kunnen noemen, maar het zij hierbij gelaten. Voor ieder lid van de Geref. Kerk van Bergen op Zoom is dit Jaarboekje on misbaar, vooral, wijl ingevoegd is een lijst van alle namen en adressen. Door wijlen Wed. E. SanderseWisse werd aan de Geref. Kerk van Serooskerke (W.) gelegateerd, vrij van rechten en kosten, 1000 voor de kerk en 1000 voor de Zending der Geref. Kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Op 64-jarigen leeftijd is overleden Ds. J. G. Meynen van Baarn. Geboren in 1870 te Gro ningen werd hij in 1897 candidaat aan de V.U. en in datzelfde jaar bevestigd te Rinzumageest, vanwaar hij in 1899 vertrok naar Voorburg. In 1904 werd hij predikant te Vlaardingen en in September 1911 deed hij intrede bij de kerk van Baarn. Ds. J. Tholen te Leerdam, die ook nog de kerk van Zaamslag heeft gediend, herdacht dezer dagen zijn 40-jarig ambtsjubileum met eene rede over 1 Timotheus 1 12. Armenzorgstatistiek 1932. In stijgende lijn. Uit de zoo juist verschenen armenzorgstatistiek 1932 blijkt dat de armenzorgsuitgaven van alle burgerlijke, kerkelijke en particuilere instellingen over dat jaar bedroegen 110.75 millioen. Dat is ongeveer 10 millioen meer dan in 1931. Per hoofd der bevolking bedroeg de steun 13.65 in 1931 12.60. Van dit totaalbedrag werd uitgegeven a. door de burgerlijke armenzorg 82.24 mil lioen of 77,87 pCt. van het totaalsinds 1931 stegen deze overheidsuitgaven met 9,47 mil lioen of 12,35 pCt. het ons eens knus maken. Aafje is vanmorgen weer aan den slag gegaan, dus heb ik het niet druk. Jelle is bij Tjaard in de fabriek en zus slaapt voorloopig lekker." ,,'t Zit er bij Jelle al vroeg in", glimlachte Martha. „Als ik hem zijn zin gaf, dan zat hij gansche dagen in de fabriek", zei Truus. „Maar dat gaat niet. Trouwens, straks gaat hij naar school en dan is het vanzelf afgeloopen." 't Was Truus, die het gesprek gaande moest houden, want Martha was opvallend stil. Haar gedachten waren elders, zag Truus. En zij wist, zonder iets te weten, waar zij waren. „Moeder is natuurlijk in de wolken, dat Heino er is", zeide zij. „Ja", zei Martha, ,,'t Was ook al zoo lang geleden." Stilte. Het begon de voortvarende Truus te vervelen. Zij had nu een gelegenheid, die allicht niet spoe dig zou weerkeeren. „Zeg, Martha", begon zij, „als ik je iets vraag, dan wil je wel aannemen, dat ik de vraag niet stel uit bloote nieuwsgierigheid, maar uit op rechte belangstelling, nietwaar Je kent mij langer dan vandaag." „Dat wil ik aannemen. Ik weet dat het zoo is", antwoordde Martha, ten hoogste verbaasd over de zonderlinge vraag. „Maar ik weet niet, wat je bedoelt." „Ik zal het je ronduit vragen. Is er wat tus- schen jou en Heino voorgevallen (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2