No, 9 Vrijdag 1 Maart 1935 49e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORD8. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds, A, C HEIJ TE KOUDEKERKE, MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J, v. d, ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF. Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 VAN JEZUS KOOPEN. Ik raad u, dat gij van mij koopt. Openb. 3 18. Als een vriendelijk Ontfermer raadt de ver heerlijkte Heiland de Laodicensen om van Hem te koopen wat zij missen en toch niet missen kunnen. Hij biedt hun aan goud, witte kleederen en oogenzalf, opdat zij waarlijk rijk, bekleed en ziende zijn. En diezelfde schatten zijn het, welke Hij presenteert aan allen tot wie Hij de roep stem van zijn Woord komen doet. Hier is dus wel een verblijdend Evangelie. En toch is het mogelijk dat iemand, die zich zondaar voor God kent, die aanbieding des Heilands met een beklemd en bekommerd hart beluistert. Zeker, zijn hart gaat uit naar die heil goederen des Heeren, hij begeert die, hij zou o zoo gelukkig zich kennen als hij die bezitten mocht. Maar, hij moet die van Jezus koopen, en arme die hij is, heeft hij niets waarmede en waarvoor hij koopen kan. Doch, wie zoo tobt en zucht, doet het rijke Evangelie van Jezus, onrecht aan. Het is niet zoo als hij in zijn dwaling denkt. Wel staat vast, dat gij geen prijs kunt aanbrengen. Gij hebt van uzelven niets, dat u recht zou kunnen geven op de schatten van den hemelschen Raads man. O, als wij een koopsom moesten geven, een prijs moesten betalen, al was die nog zoo klein, dan zouden wij Jezus moeten antwoorden Heere, wij hebben niets om te geven, geen pen ning om te betalen, al wat ik had, heb ik ver loren en doodarm ken ik mij voor u in mijne zonden Doch neen, zóó is het niet, zóó gaat het in het Koninkrijk Gods niet toe. Jezus is niet als de kooplieden der aarde, die voor hun waren een prijs vragen en voor waardelooze dingen soms hooge prijzen, maar Hij is een genadige Heiland, die verkoopen wil om niet. Jezus is niet een koopman als de wereld en de zonde, die hare goederen en vreugden heel duur laten betalen, soms met de gezondheid des lichaams en altijd zeker met de rust der ziel, maar Hij wil wat Hij heeft, zijn Middelaarsschatten, uit- deelen om niet. Met zijn liefdevolle trouwe Hei- landsstem fluistert Hij zoo teeder in ons ziels- oor „Ik raad u, dat gij van mij koopt", doch Hij noemt geen prijs. Koopen "beteekent naar het grondwoord let terlijk slechtster markt gaan, en alzoovan de markt halen. De gedachte iets te verkrijgen voor zekeren prijs is er niet van zelf mee ge geven. Maar verder ligt er ook in opgesloten ons iets eigen maken, als een eigendom ons te verwerven en aan te schaffen, en dit is de zaak, het punt der vergelijking. Wie koopt, erkent daarmede dat hij het te koop gepresenteerde mist, dat hij het echter begeert en het daarom nu ook door de handeling van het koopen zich ten eigendom gast maken. Daarop doelt nu de Heere. Hij dient zich aan als de hemelsche koopman, maar Hij verkoopt niet voor prijs. Hij geeft en schenkt om niet. En dan toch zóó dat, als wij zijn schatten van Hem begeeren en Hij ze ons komt geven, wij ze dan in bezit en eigendom hebben en houden, even alsof wij ze voor prijs hadden gekocht. Dat Laodicea toch hooren, opmerken, ver staan mochtZij kenne en belijde haar vol slagen ellende en armoede. Zij erkennen dat al wat zij behoeft, volop bij Hem en ook bij Hem alléén verkrijgbaar is. Zij begeere het geloovig van Hem en neme het geloovig als het hare uit zijne hand. Want waarlijk, bij het geloofsleven behoort het te komen tot de toeëigening, waardoor wij, gansch verlorenen en hulpeloozen in ons zelf, 's Heeren genadebeloften op ons zeiven toepas sen, ze aangrijpen als het Woord des Heeren voor ons. Daartoe dringt de Heere„Ik raad u, dat gij van mij koopt". Hij wil den zoeker, den vrager, den bidder geven zonder iets daar voor te ontvangen. Wij zullen het enkel aan nemen uit zijne hand en er ons met zieleblijd- schap over verheugen als ons eigendom. Reeds onder den Ouden dag deed Hij Israël zijn heil- stem hooren O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, zonder geld en zonder prijs, wijn en melk En ook in dit Boek zijner openbaringen heet hetZoo iemand dorst heeft, die kome, en die wil, neme de wateren des levens om niet! Jezus noodigt koopers, die niet kunnen betalen. Aan armen schenkt Hij de rijkste schatten de vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid, om niet Dit is het Evangelie. Om niet. Dit is de grondtoon van het Evan gelie, waarbij de zondaars leven. Om niet. Dit is de rots der ergernis, waar over de Farizeeën vallen en waardoor zij ver pletterd worden. Om niet. Dit is de roem des geloofs, waar mede de begenadigden hun zaligheid belijden. Om niet. Dit is de glorie des Drieëenigen, die van zijn verlosten tot in eeuwigheid lof, dank en aanbidding ervoor ontvangen zal. Wie Jezus met zijn schatten afwijst, zal een maal rekenschap van zijn ongeloof en ongehoor zaamheid moeten afleggen. En hoe zal hem de donderstem des Heeren in de ooren dreunen Dewijl Ik geroepen heb en gij geweigerd hebt, mijne hand uitgestrekt heb en er niemand was, die opmerkte, en gij al mijn raad verworpen en mijne bestraffing niet gewild hebt, zoo zal Ik ook in ulieder verderf lachen, Ik zal spotten, wanneer uwe vreeze komt Maar elk die hier verlossing zoekt in den levensnood en tot den Heiland vlucht, die mag de blijde boodschap hoorenkoop van mij Houd uw prijs en geld bij u, kom niet aandragen met uwe tranen, gebeden en heilige werken, Ik geef om nietWaarom weegt gij uw geld uit voor wat geen brood is, en uwen arbeid voor wat niet verzadigen kan Breng mij uw zonden, die belijdend met een ootmoedig en geloovend hart, dan geef Ik u mijne schatten goud, witte kleederen en oogenzalf, opdat ge rijk, gekleed en ziende moogt zijn. Wie dit verstaat, komt op de knieën en zingt zijn Heiland ter eere „Mijn hart zal steeds op U vertrouwen, Mijn mond vindt tot Uw lof Gedurig ruimer stof En zal Uw recht en heil ontvouwen Schoon ik de reeks dier schatten Kan tellen noch bevatten Bussum. VAN DER VEEN. WERELD-GEBEDSDAG VOOR VROUWEN. Het voornemen bestaat om Vrijdag 8 Maart a.s. over de geheele wereld een gebedsdag voor vrouwen te houden en alle vrouwen, die belij denis doen van haar geloof in den Heere Jezus Christus, worden over de geheele wereld tot meebidden opgeroepen. Het bestuur van de afdeeling Middelburg van den Nederlandschen Christelijken Vrouwenbond nam het initiatief dien gebedsdag ook in Mid delburg te doen houden D.V. op Vrijdagavond 8 Maart te 8.15 uur in de Koorkerk te Middel burg. Mej. v. d. Ban van Vlissingen hoopt dan dien bidstond te leiden. Gaarne willen we onze vrouwen en meisjes opwekken, aan dien oproep tot een gemeenschap pelijk gebed gehoor te geven. Hiervan moeten we allen wel overtuigd zijn, dat in de groote nooden van dezen tijd alleen bij God den Heere uitkomst te vinden is. En de Heere wil van ons gebeden zijn. Geve de Heere dan rechten ge- bedsdrang en moge Hij in Zijn genade de ge beden verhooren. HEIJ. DE TOEKOMST IN JEZUS' HANDEN Openb. 1 1—8. Niet dan na aarzeling zijn we tot het besluit gekomen, in de Kerkbode iets te gaan schrijven over het laatste bijbelboek, de Openbaring van Johannes. Die aarzeling is dan zeker wel begrijpelijk. Dit laatste bijbelboek toch stelt de verklaring daarvan voor groote moeilijkheden. Gevolg daarvan is, dat de uitlegging op menige plaats ver van eenstemmig is. En wanneer we ons dan gaan zetten tot een bespreking van de Openba ring van Johannes, zullen we telkens op die moeilijkheden stuiten. Overweging van die moei lijkheden leidde dan tot de gedachte om van wege die bezwaren die bespreking maar niet te beginnen. Is alzoo die aarzeling wel begrijpelijk, met een enkel woord willen we dan aangeven, waarom we toch tot het besluit kwamen, ons te zetten tot een bespreking daarvan in onze Kerkbode. Ook dit laatste bijbelboek is gegeven aan de gemeente om haar bekend te maken de dingen, die haast geschieden moeten, om haar licht te geven over de toekomst. Dit boek bevat niet een soort geheimleer, die alleen maar bestemd zou zijn voor enkele ingewijden, maar als deel van den bijbel behoort het tot de Schrift, die van God is ingegeven en nuttig is tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwij zing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mensch Gods volmaakt zij tot alle goed werk volmaakt toegerust (2 Tim. 3 16). In deze open baring van Jezus Christus vinden we dan ook de zeven brieven, die aan bepaalde gemeenten gezonden moesten worden. Daarom vraagt ook dit boek bespreking en mag die aan de gemeente niet onthouden worden. Bij deze eerste overweging komt als tweede, dat het onderzoeken van dit bijbelboek telkens doet denken aan Ps. 119:130: „De opening Uwer woorden geeft licht". Hoeveel licht, bij zonder over den tijd, dien we beleven, gaat op, wanneer dit boek geopend wordt. En wanneer de gemeente juist wel in dezen tijd behoefte heeft aan het licht, mag niet ontbreken een po ging om dat boek te openen, opdat de gemeente in het licht daarvan zou mogen wandelen. Deze beide overwegingen zouden ons echter nog niet hebben heengebracht over onze aarze ling, wanneer niet in de laatste jaren ook van Gereformeerde Godgeleerden verklaringen waren verschenen, die bedoelden dit laatste bijbelboek aan de gemeente uit te leggen. We noemen hier de verklaring van Prof. Dr. S. Greydanus en die van Dr. J. C. de Moor. Nu we kunnen profiteeren van deze beide uitleggingen meenden we ook onzerzijds een poging te moeten doen om de Openbaring van Johannes wat dichter bij de gemeente te brengen. De bedoeling is dan niet om een verklaring te gaan geven van vers tot vers, maar om in beknopten vorm aan te wijzen wat we als de hoofdzaak zien, opdat zoo het geheel besturing zou kunnen geven aan de gedachten. We beginnen dan met er op te wijzen, dat de Openbaring van Johannes ons reeds dadelijk leeren wil, dat de toekomst in Jezus' handen berust. De Openbaring van Johannes is de Openba ring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om Zijne dienstknechten te toonen de dingen, die haast geschieden moeten. Het gaat in de Openbaring dus om openbaring aangaande toekomstige dingen. En van die toe komstige dingen wordt dan gezegd, dat het be stuur daarover berust bij den Heere Jezus Christus. Als Johannes gaat schrijven dan brengt hij aan de zeven gemeenten, den genadegroet ook van Jezus Christus, dien hij dan ook noemt„de eerstgeborene uit d e dooden, en de Overste van de koningen der aarde" van Hem, die de Alpha en de Omega is, het begin en het einde. Jezus is de Eerstgeborene uit de dooden. Als eerstgeborene is Jezus een baanbreker en weg bereider. Er was een gesloten poort, de poort des doods. Jezus brak in Zijn opstanding die gesloten poort open. Hij ook kwam in de macht van den dood Hij ook kwam in het graf. Maar het graf moest zich voor Hem weer ontsluiten. Hij ging uit dat graf én Hij deed dat als de eerstgeborene opdat zijn broeders en zusters Hem zouden volgen. In Jezus' opstanding uit de dooden ligt de profetie, dat door die ge opende poort en langs dien door Hem gebaanden weg, Hem zullen volgen allen, die Hem toebe- hooren. Maar in dien naam ligt ook aangewezen, dat Hij, als eerstgeborene gezag heeft over zijn broe ders en zusters. Hij is het Hoofd des lichaams, n.l. den gemeente (Col. 1 18). Hij is ook de Overste van de koningen der aarde. Hij heeft van rechtswege gezag over de koningen der aarde en ook de macht om dat gezag te handhaven. Hij heeft macht over de koningen en hun rijken, over de volkeren der aarde. Hem is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Hij is ook de Alpha en de Omega, het begin en het einde. En wijst Johannes dan zoo op de grootheid van Jezus Christus, hij spreekt dan ook van de liefde van dezen Jezus voor de Zijnen. Hij heeft ons liefgehad en ons van onze zonden gewas- schen in Zijn bloed en ons gemaakt tot Koningen en Priesters Gode en Zijnen Vader. Twee dingen zijn er in Jezus vereenigd Zijn groote macht over alle dingen en Zijn liefde voor Zijn volk. En deze dingen worden aan de gemeenten geopenbaard opdat zij zouden weten, dat de toekomst in Jezus' handen is. En dit begin moeten we vasthouden, wanneer we de Openbaring van Johannes gaan lezen. Daarin zal gesproken worden van vreeselijke dingen, die ook over de gemeente zullen komen. Huivering kan aangrijpen, wanneer men zich over de toekomst laat onderwijzen. Die huive ring zou er toe kunnen leiden om van die dingen liever maar niet te hooren. Maar die huivering moet overwonnen worden door de wetenschap, dat al die dingen staan onder het bestel van Hem, die de Zijnen liefheeft en wien alle macht gegeven werd in hemel en op aarde. Daarom kan de gemeente daarvan hooren, daarom kan zij met vertrouwen die toekomst tegen gaan, want die toekomst is in Jezus' handen. HEIJ. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 33. Vreugdevolle dagen. Het waren schoone dagen voor Ds. van der Meulen, die hij in 't oude vaderland doorbracht, vooral toen hij de Generale Synode te Middel burg bijwoonde. Hoe was daar zijn geest ver kwikt en gesterkt. „Het is", zoo betuigde hij, „voor mij een waar genoegen, dat ik vóór mijn dood, dit heb mogen zien en hooren." Hij preek te des Zondags te Middelburg over Efeze 3 20, 21. „Hem nu, die machtig is meer dan overvloe dig te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht, die in ons werkt, Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus tot in alle eeuwigheid". In de eerste week van Juli vergaderde te Goes „de Provinciale Synode van Zeeland", die hij ook bijwoonde. Verleden en heden kwamen beurtelings voor zijn oog. Hier waren in 1841 de twaalf kerken van Zeeland ook vergaderd geweest, van welke de roepstem tot hem kwam deze kerken te dienen. Hij volgde die roeping op en had van uit Goes, dat groote veld be arbeid. „Ik was er als leeraar alleen", zoo schreef hij, „ik, arme sukkel, met weinig ondervinding, bijna geen studie gehad derhalve zonder we tenschappelijke kennis ik wist weinig meer van dogmatiek dan een wel geoefend catechisant. En de kerken lagen ingezonken omdat Budding ze had verlaten." En nu zag hij ze uitgegroeid tot 3 classes en waren 16 predikanten tegenwoordig en vele ouderlingen. „O, wat was ik verbaasd en verwonderd over Gods daden Het was de eerste Prov. Synode na de ver- eeniging met de Geref. Kerken (onder het kruis). Als praeses was aangewezen Ds. A. Littooij van Middelburg, die op zeer hartelijke wijze de broe ders uit die kerkengroep, met wie ze nu in één kerkverband mochten leven, toesprak. Daarna keerde hij zich tot Ds. van der Meulen, als af gevaardigde van de Gereformeerde Kerk in Amerika, 't Was, zoo zei de praeses, een eer, dat de zusterkerk in Amerika over den oceaan heen, de kerk in deze landen de hand wil rei ken, die met dankbaarheid werd aangenomen en wederkeerig verzocht hij de groeten en zegen beden van de Zeeuwsche kerken aan de kerk van Amerika over te brengen. Hij sprak er ook zijn vreugde over uit, dat de eerste leeraar der Zeeuwsche kerken, die ze had mogen fundeeren, de genade van God ontving, als afgevaardigde uit Amerika hier tegenwoordig te mogen zijn en in den groei van 't kerkelijk leven de won deren van Gods hand te zien. Hierop bood hij Ds. van der Meulen gelegen heid zijn woord tot de vergadering te richten. Deze begon met zijn innigen dank aan God uit te spreken over de wederzijdsche liefde en ach ting die onder de broeders hier openbaar was geworden, waarvan hij getuige mocht zijn op de Generale Synode. Hij bad ze verder den zegen des Heeren toe. Met enkele woorden doorliep hij verder de geschiedenis, roemend Gods daden in den bouw der kerken hier en Gods wijs bestel om een deel over te brengen naar het verre Westen, zonder den band te breken. Het was een wonder in zijne oogen, dat dit verachte Sion zóó door God geëerd was, dat het geteld werd tot in Pruisen, Schotland en N. Amerika. Hij noemde het bemoedigend, dat het zout van de Chr. Geref. Kerk in Ned. tot in Zuid-Afrika en N. Amerika, van het Oosten tot het Westen uitging en zijn kracht deed gevoelen. Hij zag van hier een koord uitgeworpen, dat tot Indië en Japan zou reiken om de volken te trekken onder de banier van het kruis. Hij eindigde zijn woord met den wensch, dat de Heere de Christel. Geref. Kerk zou bevestigen en veel vrucht doen dragen en dat de band der gemeenschap met de kerk in Amerika mocht blijven, en getoond door ook afgevaardigden tot hare vergadering te zenden. Het waren schoone dagen voor Van der Meu len. Hij roemde ook later den geest, die er op de vergaderingen heerschte en de uitnemende

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 1