No, 7
Vrijdag 15 Februari 1935
49e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD,
DADERS DES WOORDS,
ZENDING.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIE: Ds, A. C HEI] TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d, ENDE, A. R W, M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
yan minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
GIJ ZIJT HET LICHT DER WERELD.
Mattheüs 5 14a.
Het is gemakkelijker te begrijpen, wat we
lezen in Johannes 8 12 dan wat we hier lezen,
in Mattheüs 5:14. Want daar staat, dat Jezus
zelf naar Zijn eigen woord het Licht der wereld
is, maar hier, dat wij, de geloovigen, het zijn.
Dat eerste nu dat n.l. Jezus het licht der wereld
is, is ook wel voor zeer velen een ongerijmdheid
en een evangelie, dat bedekt is, het is den Joden
een ergernis toen Jezus die waarheid uitsprak,
zouden ze Hem gegrepen hebben, ware het niet
geweest, dat Zijn ure nog slaan moest zóó
ergerden zich de Joden aan die leer, dat Jezus
't Licht der wereld is. En voor de Grieken blijft
het dwaasheid. De menschen hebben de duis
ternis liever gehad dan het licht. Maar Gods
welbehagen heeft ervoor gezorgd, dat er ook
geloovigen zijn, voor wie het licht opging in
de duisternis en die Jezus kennen als de Zon
der Gerechtigheid, een Licht, zoo groot, zoo
schoon, gedaald van 's Hemels troon, om te
verschijnen, die gezeten zijn in duisternis en
schaduw des doods, om onze voeten te richten
op den weg des vredes. Al is dan ook het ge-
loofsoog wel beneveld, door zonde en zwakheid,
het geloof ziet en belijdt, dat Jezus 't licht der
wereld is. En dat blind is, wie dat niet ziet.
Doch nu zegt die allerhoogste Profeet hier,
dat de geloovigen het licht der wereld zijn. Als
de mond van Hem, Die de getrouwe getuige
is, het niet was, die het zei, zouden we geneigd
zijn te vermoeden, dat hier de discipelen van
Jezus worden geidealiseerd of dat hier een roe
ping van de Christenen wordt aangegeven,
waaraan ze niet beantwoorden. Gelet echter op
dengene, die het zei en op de ondubbelzinnige
taal, die Hij sprak, blijft er geen twijfel over
en we hebben het te aanvaarden als een on-
wedersprekelijke waarheid, dat de Kerk het licht
der wereld is.
Dat Jezus de armen van geest, de treurenden,
de hongerenden en dorstenden naar de gerech
tigheid, de reinen van hart enz. het licht der
wereld noemt, verklaart ge misschien zóó dat
zij lichtdragers zijn, die in den duisteren zonde
nacht dezer wereld hoog houden de toorts van
't Woord des Levens, opdat de menschen be
stralen zou de verlichting der heerlijkheid des
evangelies van Jezus Christus. En zoo is het
ook. 't Licht, dat Gods kind in zijn omgeving
uitstraalt, kan geen ander licht zijn, dan het
licht, dat het eerst zelf opgevangen heeft, het
licht van den Opgang uit de Hoogte, waarmee
naar de innerlijke bewegingen der barmhartig
heid God ons menschen bezocht. De gemeente
draagt dat licht, gelijk de gouden kandelaar de
kaars. Of, om een ander beeld te gebruiken,
gelijk de maan het licht der zon weerkaatst, zoo
doet de kerk met het licht van de zon der ge
rechtigheid. Wat licht opvangt, geeft ook licht,
want het komt door het opgevangen licht aan
den dag. Nergens is dat meer het geval dan bij
den mensch. Immers, de mensch is naar het
Beeld Gods geschapen. Hij stond niet maar in
het licht Gods, maar, daar het beeld Gods zijn
wezen was, was de mensch zelf licht, n.l. weer
kaatsing der lichtende heerlijkheid Gods.
Door den zondeval zijn wij, menschen, nu
duisternis geworden. Na het verlies van het
beeld Gods waren wij reddeloos verloren en
wegzinkend in eeuwigen nacht, als reddend wel
behagen geen uitkomst bracht. Maar God, die
gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou
schijnen, is degene, die in onze harten geschenen
heeft, om te geven verlichting van de kennis der
heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus
Christus. Deze Jezus brengt herstel van het beeld
Gods, zóó, als het woord van den apostel het
aangeeftGij waart eertijds duisternis, maar nu
zijt ge licht in den Heere. En zóó, als Jezus hier
in 't evangelie naar Mattheüs zegtgij zijt het
licht der wereld, en zóó, dat ge, herschapen
naar den beelde Gods, zóó één wordt met de
heerlijkheid Gods in Christus, dat Hij dat licht
dier heerlijkheid uw licht noemt en zegtLaat
uw licht alzoo schijnen voor de menschen, dat
zij uw goede werken mogen zien en uw Vader,
Die in de hemelen is, verheerlijken.
K. v. d. E.
Ds. MERKELIJN A.S. WOENSDAGAVOND
IN MIDDELBURG.
De Classis Middelburg heeft een Zendingsdag-
commissie, die in opdracht heeft, zoo mogelijk
elk jaar een Zendingsdag te beleggen in de
Pinksterweek.
't Spreekt van zelf, dat, nu onze missionaire
predikant met verlof in het land is, zij hem
gaarne op dien Zendingsdag had zien optreden.
Niemand kan beter ons over den Zendingsarbeid
op ons terrein inlichten dan Ds. Merkelijn die
van dien arbeid de leiding heeft.
De Pinksterweek valt echter dit jaar heel laat;
die begint pas 9 Juni. Dan is Ds. Merkelijn,
wanneer de bestaande plannen onder den zegen
des Heeren mogen worden volvoerd, reeds weer
uit het land vertrokken. Op een Zendingsdag
zou hij dus niet als spreker kunnen optreden.
Toch werd het op de Classisvergadering zeer
gewenscht geoordeeld, dat een breedere kring
van de leden onzer kerken op Walcheren in de
gelegenheid werd gesteld, Ds. Merkelijn zelf
over onze Zendingsarbeid te hooren en daarom
werd besloten, op een avond een samenkomst
te beleggen in de Hofpleinkerk te Middelburg
en Ds. Merkelijn uit te noodigen daar dan te
spreken.
Gaarne heeft hij die uitnoodiging aanvaard.
Zal hij met opgewektheid zijn werk, dat hoe
langer hoe moeilijker wordt, kunnen blijven ver
richten, dan is ook noodig, dat de Zendende
Kerken achter hem staan en hem in zijn arbeid
steunen, vooral ook door hun gebed. Maar dan
is ook noodig, dat het Zendingswerk, met zijn
nooden en behoeften, met zijn zegen en licht, bij
de gemeenten bekend is. En daarom is hem niets
liever dan daarover te spreken, opdat zoo het
rechte meeleven bevorderd worde.
Zal nu dit doel worden bereikt dan moet de
Hofpleinkerk Woensdagavond vol worden. Dan
moeten er van alle kerken op Walcheren daar
tegenwoordig zijn mannen en vrouwen, ouderen
en jongeren. Wanneer men er eenig werk van
maakt om het gaan daarheen te bevorderen, bijv.
door een autobus af te huren, dan wordt het
ook voor de verst-afwonenden doenlijk. En de
jongere menschen, die tegen een fietstocht niet
opzien, mogen zeker niet ontbreken. En wan
neer we daar mogen verwachten velen van bui
ten Middelburg, dan zeker heel velen uit Mid
delburg.
Moge het een goede vergadering worden,
waardoor wij worden versterkt in het besef van
de heilige roeping tot den Zendingsarbeid en
waarvoor Ds. Merkelijn en zijn vrouw, met ver
nieuwde kracht mogen worden aangedaan om
straks weer met opgewektheid den arbeid te
Magelang voort te zetten.
De vergadering begint te half acht.
HEIJ.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
31. Op de Synode te Middelburg.
Zoo was dan Ds. van der Meulen als afge
vaardigde van de Amerikaansche kerken tegen
woordig op de Synode van de Christelijk
Afgescheiden Kerk in Nederland. Reeds in de
middagzitting van den eersten dag werd voor
lezing gedaan van zijn lastbrief uit de Classis
Holland en het telegram van de Algemeene Sy
node der Holl. Geref. Kerk in N. Amerika, ver
gaderd te Philadelphia. Na een hartelijke wel
komstgroet van den Voorzitter Ds. W. A. Kok,
kreeg Ds. van der Meulen gelegenheid om de
groeten der Amerikaansche kerken over te
brengen.
Hij begon met te zeggen, dat hij het zich tot
een groote eer rekende door de Holl. Geref.
Kerk te zijn afgevaardigd naar de Synode der
Christelijk Afgescheiden Kerk in Nederland en
het hem een groote vreugde was te mogen ge
tuigen van den broederband, die in Amerika
gevoeld werd met de kerken in Nederland. Te
grooter was zijne vreugde, nu hij die kerken,
in wier midden hij in vroegere jaren arbeiden
mocht, zoo zag uitgegroeid en in zoo rijke ver
tegenwoordiging hier bijeen. Even herinnerend
aan de geringe plaats, die de kerken hadden in
de jaren van verdrukking, toen hij nog in Zee
land was, gevoelde hij zich, zei hij, gedrongen
te roemen van de genade en trouw des Heeren,
die naar Zijn belofte, Zijn Sion weer wilde
herbouwen uit het stof. Hij gaf de verzekering,
dat de kerken in Amerika, met deze kerken één
waren in den strijd, die gestreden was en die
nog gestreden moest worden en dat ook daar
het vaste vertrouwen was, dat de Heere het
werk, dat Hij begonnen had zou bevestigen. Hij
sprak den wensch uit, dat de banier, die op
geheven werd, zich over de lengte en breedte
van Nederland mocht ontplooien, opdat de ver
worpen en vertreden leer der Gereformeerde
Kerken alom door het volk zou gekend en be
leden worden tot lof des Heeren, en de vrucht
daarvan zou genoten worden tot over de wereld
zeeën heen.
Met hartelijke instemming werd dit woord
aangehoord en de Voorzitter, die hem dank
zegde voor zijn bezielend, broederlijk woord,
verzocht hem den dank en de heilgroete over
te brengen aan de Amerikaansche kerken en
noodigde hem als adviseerend lid der Synode
naast de Docenten der Theol. School plaats te
nemen.
Met vreugde was door de vergadering ge
hoord, dat de band, die door 't vertrek van zoo-
velen, voor altijd verscheurd scheen, toch nog
bestond, krachtig werd gevoeld en opnieuw werd
gesterkt. Zoo liefelijk had hij over de eenheid
gesproken.
Maar was er in Amerika ook niet een scheur
getrokken En toch was over die afscheiding
niet gerept. Was het echter voor de rechte ver
houding der kerken tot elkaar niet noodig Liet
het nu misschien vragen over in sommiger hart
Zweeg Van der Meulen alleen uit bescheiden
heid hierover of gevoelde hij zelf dat er iets
wrong
De Praeses gevoelde wel, dat in elk geval de
gelegenheid om er iets van te zeggen of te vragen
moest worden gegeven en vroeg daarom aan
Van der Meulen of hij ook behoefte had om
over de Afscheiding in Amerika nog te spreken,
waarop hij ten antwoord gaf„Ik niet, maar
heeft de Synode behoefte aan inlichting, dan
ben ik bereid die te geven." „Doch de Synode",
zoo schreef hij later, „had er ook geen behoefte
aan." Wijl er echter toen reeds waren, die be
zwaren geuit hadden tegen vrijmetselarij in de
kerk, verklaarde Van der Meulen nog, „wat
de Hollandsche Classes (in Amerika) deden tot
wering van personen, die tot geheime genoot
schappen behoorden, van het lidmaatschap der
gemeente, en dat men op dat punt zoo getrouw
mogelijk handelde." En zoo wordt verder
gemeld „In deze verklaring berustte de Synode
en bedankte Van der Meulen voor zijne mede-
deeling.
Het stond blijkbaar bij de Synode wel alge
meen vast, dat de Afscheiding in Amerika een
verkeerde daad was. Dat was ook al gebleken,
toen een verzoek van die kerken uit Amerika,
geteekend door Ds. J. H. Klijn, praeses en Ds.
K. van den Bosch, scriba, op een vroegere Sy
node om vereeniging met de Christelijk Afge
scheiden Kerken in Nederland, afgewezen werd
en gemeld, dat „dewijl de berichten uit Amerika
tegen elkander strijden, ze daarom de vermelde
Afscheiding noch goed- noch afkeuren kan en
haar dus raden om voorzichtig naar Gods Woord
te handelen." Intusschen zochten de Christel.
Afgescheidene wel gemeenschap met de Holl.
Ge'ref. Kerk en vroegen afvaardiging naar de
Synode in Nederland. Ongetwijfeld zal de in
vloed van Van Raalte, die in 1866 de Synode
hier te lande bijwoonde, daarop van invloed ge
weest zijn. Eerst later zou het inzicht verhelderd
worden en het oordeel gewijzigd.
Dat Ds. van der Meulen juist nu naar de
Synode te Middelburg afgevaardigd was, achtte
hij te grooter voorrecht omdat de zaak der Ver
eeniging met de Kruisgemeenten, zooals men ze
gewoonlijk noemde, werd behandeld en tot een
goed einde kwam. Met buitengewone belangstel
ling volgde hij de besprekingen. De breuk was
geslagen toen hij zich nog in Nederland bevond;
een breuk, die steeds grooter was geworden, en
die niet meer geheeld scheen te kunnen worden.
Althans alle pogingen daartoe aangewend had
den gefaald. Daar waren zelfs tijden geweest,
waarin 't was of de onderhandelingen voor goed
uit waren. Toch was er noch aan de eene, noch
aan de andere zijde rust. De broederband bleef
trekken, hoe fel soms ook elkander bestrijdend.
Ze gevoelden zich toch als zonen van één huis
gezin, die ter kwader ure door onheilige twisten
van elkaar gescheiden waren. Maar evenals in
familietwisten van geen toenadering sprake kan
zijn, zoolang elk op zijn vermeend recht blijft
staan, zoo konden ook deze van een gescheurde
kerkengroepen niet tot elkaar komen, zoolang
ze in hoogheid dat recht voorop stelden.
Wat in dezen niet het minst de breuk besten
digde was, dat de Christelijk Afgescheidenen er
niet van hooren wilden om de ambten in de
kruisgemeenten als wettig te erkennen. Ook in
1860 was een schrijven van de Kruisgemeenten
ter tafel, waarin op de vereeniging werd aan
gedrongen, maar de voorwaarde er bij elkan
ders gemeenten en ambtsdragers erkennen. Er
was op hunne vergadering een commissie be
noemd, die desgewenscht op de Synode der
Christel. Afgescheidenen zou komen om 't ver
zoek nader toe te lichten en in onderhandeling
te treden. Deze commissie bestond uit de Die
naren des Woords D. Klinkert, W. H. Gispen
en J. Plug. Een oogenblik scheen het, dat ze
tot overeenkomst zouden komen, maar toch liep
het op niets uit. Het sprong af op de quaestie
van „de geordende weg", 't Werd zelfs nog
moeilijker gemaakt, door de vraag er in te bren
gen, over de wettelijkheid van den doop. 't Bleef
bij vriendelijke woorden, maar de broederhand
reikten ze elkander niet. En ook op de twee
volgende Synode's ging het niet beter.
Nu was het op de Synode van 1869 te Mid
delburg opnieuw aan de orde gesteld, 't Verzoek
was uitgegaan van de Christel. Afgescheiden
Kerk. De kerken der Kruisgemeenten hadden
daarop geantwoord, door afgevaardigden te zen
den, met volmacht te onderhandelen op Bijbel-
sche en Gereformeerde gronden. Deze afgevaar
digden waren de predikanten D. Klinkert, N. J.
Engelberts, M. Keulemans, L. v. d. Valk, W. G.
Smith en de ouderlingen B. C. P. Janssen en
J. G. de Bruyn.
Reeds in de tweede zitting der Synode werd
voorlezing gedaan van de geloofsbrieven dezer
afgevaardigden en werd hun toegang verleend.
De praeses vertolkte de blijdschap der vergade
ring over hunne tegenwoordigheid, die van goe
den wil getuigde om over de vereeniging te spre
ken en betuigde, dat de Christel. Afgescheiden
Kerk ook alleszins genegen was de bestaande
breuk zoo mogelijk te heelen.
Een voorstel van de wijze en de gronden
waarop ze zouden kunnen vereenigen, wenschten
deze afgevaardigden niet te geven, maar ver
wachtten ze van de Synode omdat van deze
het verzoek was uitgegaan tot samenspreking.
De Synode verklaarde zich bereid een voorstel
te formuleeren. De afgevaardigden verlieten
daarna op verzoek van den praeses de vergade
ring, de toezegging ontvangende, dat het besluit
der Synode nog dienzelfden avond schriftelijk
hun zou worden overhandigd en met de uit
noodiging den volgenden morgen weer ter Sy
node te komen om dat voorstel te bespreken en
kon het zijn op grond daarvan te onderhandelen.
Genoemde broeders verlieten daarop de ver
gadering en de Synode toog aan den arbeid om
de gronden waarop zij de vereeniging mogelijk
en gewenscht achtte, te formuleeren.
F. STAAL Pz.
Amice,
den Haag, Januari 1935.
Wat is nu de beteekenis van deze actie voor
Hollandsch-Inlandsche scholen
Het is werkelijk nog niet zoo gemakkelijk
om de beteekenis juist te formuleeren er zitten
zooveel kanten aan het onderwijs, vooral wan
neer zooals dat in Magelang het geval is, er
vele scholen zijn, met vele Hollandsche onder
wijzers en onderwijzeressen. Om b.v. iets te
noemen deze schoolactie heeft een Chr. Euro-
peesche gemeenschap doen ontstaan, die op al
lerlei manier met de Europeesche gemeenschap
en ook een beetje met de Javaansche en Chi-
neesche wereld in contact staat. Deze Chr. ge
meenschap is b.v. vertegenwoordigd in den
gemeenteraad, in allerlei organisaties, bij allerlei
publieke gelegenheden is ook deze Christelijke
gemeenschap aanwezig. Voorts is er de institu-
eering van een Europeesche Kerk door mogelijk
geworden, waar ook wel enkele officieren en
militairen lid van zijn en een enkele ambtenaar,
maar waarvan het leeuwendeel toch bestaat uit
onderwijzers en onderwijzeressen. Met deze ge-
institueerde kerk heeft de Christelijke gemeen
schap een gestalte aangenomen, die weer van
groote beteekenis is in Magelang. Er heeft nu
eiken Zondag twee keer Dienst des Woords
plaats, er wordt gewerkt aan den opbouw der
gemeente en in Evangelisatie wordt de Europ.
bevolking van Magelang gezocht. Er wordt ge
werkt onder militairen we hebben voor hen
een militair tehuis. In onze Europeesche samen
komsten komen ook Holl. sprekende Chineezen,
Javanen en Menadoneezen en als ge nu indenkt,
dat al dit werk niet mogelijk zou zijn, indien
we niet door Gods zegen vele Christelijke scho
len hadden gekregen, dan gevoelt ge, dat reeds
vanwege deze indirecte vrucht onze schoolactie
een gezegende genoemd kan worden.
Wat ik hierboven even noemde, n.l. dat in
deze Europeesche samenkomsten ook Hollandsch
sprekende Javanen, Chineezen en Menodoneezen
komen is van veel belang. Het is toch voor vele
Chineezen en Javanen zoo, dat ze bezwaren ma
ken tegen het bijwonen van een samenkomst in
hun eigen taal, bezwaren, die tegen een Hol
landsche samenkomst niet kunnen worden inge
bracht. In een Javaansche of Maleisch-Chinee-
sche samenkomst zitten ook de eenvoudigen, de
armen, de geringen van het volk en Hollandsch