FEUILLETON
KLATERGOUD
KERKNIEUWS.
matig is, dat tot de ontwijk-methode verleidt
in het allerongunstigste geval is de voorlichting
door vader of moeder nog duizendmaal veiliger
dan die door den eersten den besten."
Eventueele schadelijke werking acht Schrijver
uitgesloten door het enkele feit, dat het de
oudei-s zijn, die de inlichtingen geven. Waarbij
hij echter van meening is, dat niet gewacht moet
worden alleen, tot het kind zelf met vragen komt,
neen, z.i. moet reeds vroeg uit eigen beweging
onzerzijds hun eenig licht ontstoken.
Men ziet, dat Ds. Fernhout zóóveel jaar ge
leden al zonder eenig beding koos voor de op
zettelijke voorlichting in sexueele zaken van de
kant der ouders.
Over de vraag, hoever men daarmee gaan
moet enz., dan nog een volgend maal.
B. o. Z. Le C.
Naschrift. Hoe men in leidende, liberaal-
wetenschappelijke kringen in ons vaderland over
deze dingen denkt, moge het volgende bericht
illustreeren. De aftredende rector van de Stede
lijke Universiteit te Amsterdam sprak in zijn
rede, die ook overigens heel wat stof deed op
waaien, het volgende uit, den 8sten Jan. j.l.
,,De tijd is dus nabij, waarin het nog slechts
geoorloofd zal zijn, zooveel kinderen te hebben
als noodig zijn voor het op peil houden van de
bevolking, en dat zijn er gemiddeld drie. Ik voeg
er nog aan toe, nu reeds hangt het in de lucht,
dat de staat voor goede sexueele voorlichting
zal zorgen, die in de hoogste klassen der middel
bare scholen het best gegeven zal worden door
den leeraar in de plant- en dierkunde'
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
38. Wat hebt ge aan uw God 1
Dat is soms een geweldige vraag, die de we
reld ons steltEen vraag, die ons plaatst voor
een heel groot ding. Die het ons wel eens moei
lijk kan maken Die ook wel eens heel goed
voor ons is. Al stelt de wereld die vraag spot
tenderwijs en al beseft ze niet, wat dat voor
ons zeggen wil
Een groote zegen is het, als we een goed ant
woord weten te geven. Tot roem van Gods
genade
Maar denk nu eens aan uw gezin, aan uw
kinderen. In verband met genoemde vraag be
doel ik.
Uw kinderen kunnen u zoo vragenderwijs aan
kijken In allerlei gevallen, bij heel veel ver
schillende zaken.
Maar als ze u aan boord komen met deze
vraag, een beetje anders geformuleerd misschien;
wat is dan uw antwoord
Is er niet heel dikwijls plaats voor een der
gelijke vraag Vooral in onze zorgelijke tijden
Bij zoo ontelbaar vele moeilijkheden
Prachtig is het, als ge met David moogt zeg
gen, dat ge u sterken mag in den Heere uw God.
Ge kent de geschiedenis uit 1 Samuël 30. Bij
Ziklag terug gekomen met zijn volk, bemerkte
hij dat de stad tijdens zijn afwezigheid door de
Amalekieten was geplunderd en verbrand en
dat alle have en alle vrouwen, ook Davids vrou
wen, waren weggevoerd. En als dan David in
de grootste benauwdheid gekomen is, en het
volk er zelfs van spreekt om hem te steenigen
dan zegt ons de Schrift,,doch David sterkte
zich in den Heere zijn God" (1 Samuël 30:6).
Nu is er bij u ziekte aan huis, ernstige ziekte.
En ge hebt het niet gemakkelijk. Uw kinderen
zien het aan u. Wat zegt ge ze nu
Ge zijt werkloos. En ge hebt geen vooruit
zichten. Bekrimping en besnoeiing, overal Ook
in uw gezin. En anderen gaat het nog goed
Wat antwoordt ge aan uw kind, als het u vra
gend aanziet
Misschien wordt ge wel getroffen door aller
lei tegenspoed. Door menigerlei ellende, door
smart op smart. Wat doet ge nu daarmee
Waar brengt het u Moogt ge zeggen tegen uw
gezin „wel heel moeilijk zijn de omstandigheden
en voor ons oog onoverkomelijk de bezwaren,
maar ik mag mij sterken in den Heere mijn God!"
Och neen, ge weet niet, op wat wijze en hoe
God nu nog weer uitkomsten kan geven en Zijn
nabijheid en troost u kan schenken. Ge zijt ten
einde van denken en van raad. Maar uw Gods-
betrouwen, in de grootste smarten, blijft u toch
bij En ge durft het zelfs uitspreken Heerlijk
Denkt ge er wel eens aan, hoe uitnemend
heerlijk dat js voor uw gezin, voor uw kinderen?
En welk een buitengewoon opvoedende waarde
daarin ligt Dat ge niet alleen zelve getroost zijt,
maar dat ge ook uw kinderen de onschatbaar
heid van die troost toont en meegeeft in het
DOOR
H. KINGMANS
9)
Zij genoot er thans niet van. Want haar ge
dachten vertoefden bij hem, dien zij thans halen
ging en dien zij in een klein jaar niet had ontmoet.
Martha wist niet, wat zij er van denken moest.
Als zij Heino's promotie in de zaak combineerde
met zijn komst, dan gloorde er weer hoop hij
kwam om haar. Dinsdag of Woensdag vertrok
hij weer, maar dan had hij met zijn moeder ge
praat en dan waren zij in den kleinen, intiemen
familiekring verloofd. Dat mocht zij toch den
ken Was Heino zelf, een anderhalf jaar ge
leden, niet tot haar gekomen Zij had er niet
de minste aanleiding toe gegeven, hoewel zij
hem liefhad. De vrouwelijke schuchterheid, haar
bovendien nog in hooge mate aangeboren, had
het haar verboden. Hij was gekomen en hij had
gezegd wordt mijn vrouw, als ik eenmaal ver
genoeg ben. En zij had vol liefde „ja" gezegd.
Hij kwam dus, om te bezegelen zijn belofte.
Maar als zij zich dan herinnerde zijn wonder
lijk gedrag als zij dan nadacht over de woorden
in zijn laatsten brief aan zijn moeder, de woor
den betreffende mijnheer Jansma en zij dacht
aan de woorden van mevrouw Heerema, die
haar bange vrees had uitgedrukt, danneen,
zij moest er niet aan denken.
En dan was gekomen die bittere strijd, die
leven En dat ge ze praktisch leert, op de vraag:
Heer, waar dan heen? te antwoorden: Tot U
alleen, Gij zult ons niet verlaten
Hoe menig gezin is daardoor gesterkt gewor
den. En staande gebleven in bittere nood en
bange zorgen.
Hoe menig kind heeft zijn heele leven niet
vergeten, dat zijn ouders in zorg en kommer en
verdriet soms nog mochten getuigen, met een
glimlach onder het schreiend oog Wij mogen
ons sterken in den Heere onzen God
Dat is opvoeden, wegwijzer zijn voor uw kin
deren
Vaders, moeders, doet gij ook alzoo Kunt
gij het niet Bid dan, dat God het u geve Het
is zoo'n onschatbare zegen voor uzelf, voor uw
kinderen, voor uw gezin En het is tot eere van
onzen God
Van W. te W.
ONDER DE SCHIPPERS.
Ons werk wordt wel gezegend in den laatsten
tijd, althans wanneer we zien het groote aantal
schippers dat op onze samenkomsten geweest
is. De laatste keer waren er vijf en twintig. Ook
onze Kerstfeestviering is prachtig geslaagd. De
zeilmakerij was stampvol met kinderen en groote
menschen. Zoo goed als alle schipperskinderen
waren aanwezig.
Gezien deze, althans voor het uiterlijk goede
resultaten, durven we ook hopen dat het met
ons nieuwe gebouwtje goed zal gaan. Dit nieuwe
gebouwtje komt naast de zeilmakerij, is een
absolute noodzaak geworden in den loop van
den tijd. De beurs is te klein om alle kinderen
van de Zondagsschool te bevatten. Ze zitten
boVen op de tafel. Laatst waren er 66, waarvan
dicht tegen de 30 schipperskinderen. Dus we
moesten wel uitzien naar een ander lokaal. Want
het kan werkelijk niet langer. Ook voor de sa
menkomsten is de beurs veel te klein.
Dus we krijgen nu een houten gebouwtje met
72 zitplaatsen. Dat is althans bij gewone om
standigheden, als er geen ijs en geen Kerstfeest
is, voldoende. Eind Januari zal het wel geopend
kunnen worden vermoedelijk. En dan zijn we,
natuurlijk alweer voor het uiterlijk, een stap
dichter bij het ideaal dat we ons van het begin
af hebben gesteld.
Zooals velen van U ongetwijfeld in „De
Zeeuw" hebben gelezen, hebben we ook Kerst
uitdeeling gehouden van kleeren en beddegoed.
Vriendelijke gevers uit Goes in hoofdzaak, heb
ben ons daartoe geholpen. Prof. Grosheide
schreef over deze Kerstuitdeelingen in een arti
kel in „Witte Velden" o.a. dit„Laten v/e be
denken, dat het meestal zoo weinig is, wat we
doen Wat is er niet noodig in een gezin, waar
van de vader werkloos is. Laten we nooit mee-
nen, dat we met onze Kerstuitdeeling nood weg
nemen." En dan verder nog dit„Het zal niet
mogen zijn een „wat doen we veel", maar „de
Heere wil ons gebruiken om althans iets te doen."
Tot zoover Prof. Grosheide. De Heere wil ons
gebruiken. We mogen dankbaar zijn dat we
dankbaar mogen zijn, ziedaar de grondregel van
heel de christelijke liefde. Als het goed is, heeft
Christus daar de eer van.
Nu we het daar toch over hebben, wat is
dat moeilijk, het zoover te krijgen dat Christus
de eer heeft, vooral in het werk der evangelisa
tie. Het is zoo moeilijk te doen beseffen, dat
het Christus is, die geeft. Als we zelf veel har
telijkheid van de schippers ondervinden. Br.
Hoogerheide zei het me laatst nog en dan kan
wel eens de vraag in ons oprijzen zouden ze
Christus nu wel liefhebben. En daarvan staan
de menschen dikwijls zoo ontzettend ver af.
Moeilijk is het ook een juist beeld van Zijn
mededoogen en goedheid te ontwerpen, en daar
mee de zielen in hun dagelijksch leven en streven
te raken. Christus is hun een vreemde, mede
doordat het Christendom niet een levende hand
wijzer naar Hem is. Christus moeten ze in een
levend Christendom zien. Christus dat is het
Hoofd, maar ook het Lichaam. Christus dat is
ook Zijn Geest en Zijn kracht en die kracht
en die Geest moeten de afgedoolden werkzaam
zien in de kerk. Daarom is in de invloedsfeer
van de kerk brengen, brengen tot Christus. Laten
merkende Kerstuitdeeling is eigenlijk Jezus,
ziedaar wat van onze zijde het ideaal wezen
moet. Zoo spoedig is er veel menschelijke ge
wichtigheid bij. En dan zijn de menschen wel
een stap verder gekomen, maar naar ons, niet
naar Hem.
Wemeldinge. VAN DIJK.
de laatste dagen al heviger geworden was.
Als Heino haar nu weer eens behandelde, als
vóór ongeveer een jaar hij, als het ware, haar
links liggen liet om mogelijk den avond vóór zijn
vertrek even een praatje te komen maken, dan
heenwees naar het gebeuren van toen als dat
gebeurdehad zij dan niet ten volle het
recht, hem om een verklaring te vragen van zijn
vreemd gedrag Deed zij met zóó te handelen
tekort aan de vrouwelijke schuchterheid Er
was toch iets voorgevallen Waren zij voor
God niet verloofd Had Zijn heilig oog niet
aanschouwd, dat Heino, geheel eigener bewe
ging, tot haar gekomen was Had Zijn oor niet
gehoord de wederzijdsche beloften, die gegeven
waren Heino had, door het door haar geschon
ken woord, rechten op haar, maar had zij niet
dezelfde rechten op hem
Zij kon niet anders dan op al die vragen, die
op haar gefolterde ziel aanstormden, een vol
mondig „ja" zeggen. En dan stond het voor haar
vastik zal hem dwingen, een verklaring te
geven van zijn vreemde, krenkende handelwijze;
ik wil geen speelbal zijn ik moet zekerheid
hebben zekerheid, hoe vreeselijk ook, is ten
slotte beter dan pijnlijke onzekerheid.
Maar nauwelijks had zij dat besluit genomen
en zij had het de laatste dagen al wel tien
maal genomen ofzij verwierp het
weer. Hij moest een man zijn. Heino moest ver
klaren. Zij moest fier zijn en geen duimbreed
toegeven.
En dat bevredigde haar ook weer niet.
Want dan bestond de mogelijkheid, dat het too-
neel van vóór ongeveer een jaar zich herhaalde
Evangelisatie-arbeid te Wemeldinge.
Het werk der evangelisatie van de Geref.
Kerk te Wemeldinge onder de schippers loopt
tot nu toe zeer gezegend. De vrucht laat zich
's Zondags zien in de beide diensten in die kerk,
waaraan mag toegevoegd, dat vele schippers
kinderen het onderwijs op de christelijke school
volgen.
Een moeilijk probleem was en bleef steeds de
vergaderplaats. De gebroeders Florusse stonden
een gedeelte van hun zeilmakerij-werkplaats
voor dat doel op verzoek af, doch dat kan en
mocht zoo niet blijven, omdat die werkplaats
ook moet benut voor schippersbeurs. De schip
pers moeten daar te Wemeldinge op die beurs
zien of er ook voor hen is een beurt voor vracht
en de heeren Florusse moeten dat meen ik
regelen.
Er moest eene oplossing gezocht en nu heeft
Wemeldinge's kerkeraad een houten gebouw
laten zetten, vlak bij het Kanaal en sluis als ver
gaderplaats tot evangelisatie onder de schippers.
Daar zullen zij, die aantrekking gevoelen tot
's Heeren Woord ook gemakkelijker komen, dan
in het locaal der schippersbeurs, waar telkens
weer de „reisjes" het onderwerp van het gesprek
vormen met den aankleve van dien.
Er is evenwel een „maar". Dat gebouw kost
geld en het moet betaald. Wemeldinge kan dat
zelf niet en de arbeid, die daar verricht wordt,
is onder menschen, komende uit de bekende
centra der schippersgemeenten.
't Is dus een werk in aller belang voor velen
en nu zou het dezen weg op moeten, dat met
aller hulp dat gebouwtje wordt betaald, opdat
de arbeid -niet door zorgen wordt belemmerd.
Candidaat van Dijk en br. Hoogerheide doen
er prachtig werk, dat inderdaad door God ge
zegend wordt. Wemeldinge vroeg aan de Classis
Goes om eene aanbeveling voor eene hulpaan-
vrage bij alle „schippers-kerken", wat evenwel
niet is toegestaan direct. Alhoewel de Classis
Goes de kerk van Wemeldinge reeds steunt met
een bedrag van 500.is toch uitgesproken,
dat de kerk van Wemeldinge moest probeeren
eerst in elk der Zuid-Bevelandsche kerken een
som te verzamelen en mocht het dan nog noodig
zijn, zal de Classis nader beslissen.
De broeders in Wemeldinge zullen er dus zelf
op uit moeten om bij gegoeden en andere kerken
aan te kloppen. Nu is dat voor de kerkeraads-
leden schier onmogelijk. Een andere weg moet
gezocht en wel zoo, dat het door de plaatselijke
kerkeraden wordt geregeld en aanbevolen en
dan kan Wemeldinge in overleg wel zoeken den
besten weg met een collectant of zich wendende
orn hulp tot de jeugdvereenigingen, hoewel 't mij
beter lijkt, dat zij bij de door den kerkeraad
opgegeven adressen zelf de zaak bepleiten gaan.
Of nog vlugger en gemakkelijker, dat 50 broeders
en zusters, enkele meer is nog beter, ieder 10.
zenden. Dan is het ineens in orde. Zouden er
niet een 50-tal in de Classis Goes zijn, die dat
nog kunnen doen en ook willen om dit gezegende
werk niet te stuiten Dinsdag a.s. zijn de ker
keraden genoodigd bij de opening van het ge
bouw. Zendt giften aan het adres van br. M. P.
van Dijk, Wemeldinge. Giro 177148.
Van plaatsen buiten de Classis zal ook elke
gift met dankbaarheid worden genoteerd.
Ds. H. A. Wiersinga heeft afscheid ge
nomen van de Geref. Kerk te Vlissingen met
een predikatie over Deut. 30 19 en 20. De ver
deeling was als volgt1wat ik hier gedaan
heb, 2. wat ik als slot hier nog heb te zeggen
en 3. wat het in de toekomst worden zal.
Dr. S. O. Los nam afscheid van de Geref.
Kerk van 's-Gravenhage-Oost met een predicatie
over Lukas 8:15, waarin hij sprak over de
genen die het Woord Gods bewaren en hen die
in het Woord Gods volharden.
Ds. B. Ramaker heeft, sprekende naar
aanleiding van Hebr. 13 20 en 21 afscheid ge
nomen van de Geref. Kerk van Koog-Zaandijk.
Waarschuwing. Mijn aandacht wordt
gevestigd op het gevaar van het overnemen van
zaken of winkels, zonder voldoende plaatselijke
kennis. Ik geef daarom in overweging alvorens
een zaak in een vreemde plaats te koopen, eerst
bij een plaatselijken predikant inlichtingen in te
winnen.
Omdat geregeld broeders, die dit nalieten, er
met hun gezin de dupe van geworden zijn, richt
ik tot onze plaatselijke kerkbladen het vriende
en hij vertrok, zonder dat zij ook maar de min
ste zekerheid had. Dat was immers ondragelijk
Maar misschien, en wéér kwam de hoop
orn den hoek gluren, misschien kwam Heino zijn
gegeven woord wel inlossen en haalde zij zich
allerlei muizenissen in het hoofd
Zóó streed zij, dagen lang. Streed ook op haar
kamer in het gebed, 't Was een eerlijke zaak.
Die voor den Heere gebracht mocht worden
Hij kende haar hart. Hij wist, dat het warm
voor Heino klopte. En Hij kende ook het hart
van den jongeling, die, op zijn zachtst uitge
drukt, vreemd en wonderlijk met haar handelde.
En terwijl haar ziel heen en weer geslingerd
werd en zij ook in het gebed niet de rust en
vrede verkreeg, waarnaar zij snakte, sprak de
niets wetende en niets vermoedende mevrouw
Heerema al den dag over den komenden Heino.
't Was een ware marteling voor Martha. En
er waren minuten, dat zij er over dacht, haar
„tante" op de hoogte te brengen en haar raad
te vragen, 't Waren tot nu nog de meest moei
lijke oogenblikken geweest
Doch zij zweeg. Zij had Heino beloofd, met
niemand er over te zullen spreken. En
enals hij nu eens kwam, om zijn woord
in te lossen en hij moest ervaren, dat moeder al
geheel op de hoogte wasneen, dat zou
van haar niet fair geweest zijn.
In gedachten verzonken, was Martha de
Emrnabrug over gewandeld, om op den Stations
singel gewaar te worden, dat zij zich haasten
moest, wilde zij op tijd zijn voor den uit Holland
komenden sneltrein van 8.10.
Haastig liep zij door en zij had het ijlings ge
lijke verzoek, deze waarschuwing enkele weken
achtereen te willen overnemen. Dan komt ze
onder veler oogen. En ze schijnt dringend noodig
te zijn.
(Bazuin) HONIG.
Waarschuwing. Te Hilversum maakt een
makelaar er speciaal werk van om onder vroom
gepraat, alle mogelijke zaken, die geen levens
vatbaarheid hebben, aan argelooze menschen
van het platteland, zonder plaatselijke kennis, te
verkoopen. Reeds menig gezin en jonge man is
van genoemde handelwijze de dupe geworden,
heeft zijn laatste geld verloren en is tot slot ten
laste der Diaconie gekomen. Ook op andere
plaatsen hebben zich soortgelijke gevallen voor
gedaan.
De kerkeraad der Geref. Kerk van Hilversum
verzoekt ons daartegen te willen waarschuwen
en de aandacht te vestigen op het gevaar van
het overnemen van zaken of winkels, zonder vol
doende plaatselijke kennis. Hij geeft daarom in
overweging alvorens een zaak in een vreemde
plaats te koopen, eerst bij den plaatselijken pre
dikant inlichtingen in te winnen. (Rott.)
Herdenking der Doleantie.
Het zal in 1936 een halve eeuw geleden zijn,
dat de Doleantie heeft plaats gevonden. Met het
oog daarop heeft zich een Comité gevormd, dat
voor deze herdenking, zij het dan ook op be
scheiden wijze, zorgen wil. Het volgende bericht,
dat hiervan mededeeling doet en ons namens
het Comité toegezonden werd, geven we hier
plaats.
„Er heeft zich een Comité gevormd om in
het begin van 1936 op bescheiden wijze te her
denken, dat vóór 50 jaren de Doleantie plaats
vond."
Als Voorzitter van dit Comité trad op Prof.
Dr. H. H. Kuyper, als Secretaris-Penningmees
ter Mr. G. H. A. Grosheide, Keizersgracht 586.
Voorts zijn als leden toegetreden Prof. Dr. F.
W. Grosheide, Prof. Dr. A. G. Honig, de heer
J. H. Kok, Prof. Dr. J. Ridderbos, Dr. J. C.
Rullmann en Ds. J. L. Schouten.
In voorbereiding zijn plannen voor het uitge
ven van een Gedenkboek en van een kleiner
boekje voor de jeugd. Voorts wordt overwogen
het aanleggen van een Doleantie-archief en het
houden van een samenkomst te Amsterdam."
Een zoo grootscheepsche herdenking als bij
het eeuwfeest der Aischeiding heeft plaats ge
vonden, is, zooals uit dit bericht blijkt, niet be
doeld. Iets wat ook vanzelf spreekt, aangezien
het hier geen eeuwfeest geldt. Maar al zal het
op bescheiden wijze geschieden, men wilde toch
het feit, dat de Doleantie dan een halve eeuw
achter ons ligt, niet onopgemerkt laten voorbij
gaan. Een Gedenkboek, -waarin de geschiedenis
der Doleantie verhaald en haar beteekenis uit
eengezet wordt, kan ook na wat Dr. Rullmann
hierover ons gegeven heeft, niet overbodig wor
den geacht. En een Doleantie-archief kan dienen
om vele stukken en bescheiden, die nu nog te
verkrijgen zijn, maar anders licht zouden ver
loren gaan, te bewaren.
Een vraagstuk voor 1935.
Prof. Grosheide schrijft in „N.-Holl. Kerkbl.":
„Het groote feit van 1934 is zeker geweest de
herdenking van de Afscheiding. Ook daarover
is gestreden, ik ga dien strijd hier niet ophalen.
Hoofdzaak is, dat v/e God danken mogen, dat
Hij ons, al kleeft veel gebrek ons aan, bewaard
heeft bij de belijdenis, waarvoor onze vaderen
hebben gestreden. We behoeven niet in alles
als zij te zijn. We kunnen dat zelfs niet wezen.
Maar de lijn loopt door, zonder knikken te
vertoonen, en dat is de weldaad Gods, waarin
we roemen.
Uit die herdenking zelf is een vraag opgeko
men, die ik tot de groote zou willen rekenen.
Men heeft gemerkt, dat er in 1834 en volgende
jaren anders werd gepreekt, dan thans in onze
kerken. Moet men zeggen, toen deed men het
goed, thans niet meer Moeten we zeggen, het
is nogal duidelijk dat er verschil is, toen moest
de gemeente worden wakker geschud en gewe
zen op den eisch van het Woord Gods, nu heb
ben we vrijgemaakte kerken, waarin meer de
opbouw op den voorgrond staat Maar als we
dan moeten toestemmen, dat in onze kerken hier
het geloofsleven kwijnt, daar de kennis achter
uitgaat, moet er dan niet meer ontdekkend wor
den gepredikt Ik weet wel, dat een predikant,
die eiken Zondag alleen maar aandringt op be
keering, de hoorders doodpreekt, maar er is ook
gevaar voor overdracht van waarheden, die het
hart onbev/ogen laat.
Dit is ook een vraagstuk voor 1935."
IC. B. S.
kochte perronkaartje juist laten knippen, toen een
sissend geluid verkondigde, dat de trein binnen
liep.
Zij besloot te blijven staan op de verbinding
tusschen het eerste en tweede perron. Dan kon
zij Heino in ieder geval niet missen.
Een groote stroom reizigers en reizigsters pas
seerde haar. Maar Heino verscheen niet. Een
heftige teleurstelling maakte zich van haar mees
ter. Zou hij op het laatste oogenblik verhinderd
zijn geworden Maar neen, dan had hij toch
wel een telegram gezonden.
Een zucht van verlichting ontsnapte haar op
eens. Zij ontwaarde Heino's lange gestalte en
zij zag onder den strooien hoed het bekende
gelaat, dat zij zoo liefhad.
Dan zag Heino haar. Vergiste zij zich Kwam
er een wolk op zijn gelaat Een trek van teleur
stelling
Zij vergiste zich blijkbaar. Want er gleed een
lach over. En zijn uitgestrekte hand greep de
hare. Maar zijn oogen dwaalden over het
perron en rustten niet in de hare
„Zoo, Martha, hier is de verloren zoon ein
delijk eens", zeide hij opgewekt. „Hoe maakt je
het Ben je alleen 'k Had gedacht, dat moeder
er zou zijn."
Zij liepen naast elkaar over het perron, langs
de restauratie naar den uitgang, waar de stroom
reizigers slechts langzaam passeeren kon.
„Tante is niet al te wel", antwoordde Martha
vormelijk.
(Wordt vervolgd)