FEUILLETON KLATERGOUD KERKNIEUWS. matig is, dat tot de ontwijk-methode verleidt in het allerongunstigste geval is de voorlichting door vader of moeder nog duizendmaal veiliger dan die door den eersten den besten." Eventueele schadelijke werking acht Schrijver uitgesloten door het enkele feit, dat het de oudei-s zijn, die de inlichtingen geven. Waarbij hij echter van meening is, dat niet gewacht moet worden alleen, tot het kind zelf met vragen komt, neen, z.i. moet reeds vroeg uit eigen beweging onzerzijds hun eenig licht ontstoken. Men ziet, dat Ds. Fernhout zóóveel jaar ge leden al zonder eenig beding koos voor de op zettelijke voorlichting in sexueele zaken van de kant der ouders. Over de vraag, hoever men daarmee gaan moet enz., dan nog een volgend maal. B. o. Z. Le C. Naschrift. Hoe men in leidende, liberaal- wetenschappelijke kringen in ons vaderland over deze dingen denkt, moge het volgende bericht illustreeren. De aftredende rector van de Stede lijke Universiteit te Amsterdam sprak in zijn rede, die ook overigens heel wat stof deed op waaien, het volgende uit, den 8sten Jan. j.l. ,,De tijd is dus nabij, waarin het nog slechts geoorloofd zal zijn, zooveel kinderen te hebben als noodig zijn voor het op peil houden van de bevolking, en dat zijn er gemiddeld drie. Ik voeg er nog aan toe, nu reeds hangt het in de lucht, dat de staat voor goede sexueele voorlichting zal zorgen, die in de hoogste klassen der middel bare scholen het best gegeven zal worden door den leeraar in de plant- en dierkunde' ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 38. Wat hebt ge aan uw God 1 Dat is soms een geweldige vraag, die de we reld ons steltEen vraag, die ons plaatst voor een heel groot ding. Die het ons wel eens moei lijk kan maken Die ook wel eens heel goed voor ons is. Al stelt de wereld die vraag spot tenderwijs en al beseft ze niet, wat dat voor ons zeggen wil Een groote zegen is het, als we een goed ant woord weten te geven. Tot roem van Gods genade Maar denk nu eens aan uw gezin, aan uw kinderen. In verband met genoemde vraag be doel ik. Uw kinderen kunnen u zoo vragenderwijs aan kijken In allerlei gevallen, bij heel veel ver schillende zaken. Maar als ze u aan boord komen met deze vraag, een beetje anders geformuleerd misschien; wat is dan uw antwoord Is er niet heel dikwijls plaats voor een der gelijke vraag Vooral in onze zorgelijke tijden Bij zoo ontelbaar vele moeilijkheden Prachtig is het, als ge met David moogt zeg gen, dat ge u sterken mag in den Heere uw God. Ge kent de geschiedenis uit 1 Samuël 30. Bij Ziklag terug gekomen met zijn volk, bemerkte hij dat de stad tijdens zijn afwezigheid door de Amalekieten was geplunderd en verbrand en dat alle have en alle vrouwen, ook Davids vrou wen, waren weggevoerd. En als dan David in de grootste benauwdheid gekomen is, en het volk er zelfs van spreekt om hem te steenigen dan zegt ons de Schrift,,doch David sterkte zich in den Heere zijn God" (1 Samuël 30:6). Nu is er bij u ziekte aan huis, ernstige ziekte. En ge hebt het niet gemakkelijk. Uw kinderen zien het aan u. Wat zegt ge ze nu Ge zijt werkloos. En ge hebt geen vooruit zichten. Bekrimping en besnoeiing, overal Ook in uw gezin. En anderen gaat het nog goed Wat antwoordt ge aan uw kind, als het u vra gend aanziet Misschien wordt ge wel getroffen door aller lei tegenspoed. Door menigerlei ellende, door smart op smart. Wat doet ge nu daarmee Waar brengt het u Moogt ge zeggen tegen uw gezin „wel heel moeilijk zijn de omstandigheden en voor ons oog onoverkomelijk de bezwaren, maar ik mag mij sterken in den Heere mijn God!" Och neen, ge weet niet, op wat wijze en hoe God nu nog weer uitkomsten kan geven en Zijn nabijheid en troost u kan schenken. Ge zijt ten einde van denken en van raad. Maar uw Gods- betrouwen, in de grootste smarten, blijft u toch bij En ge durft het zelfs uitspreken Heerlijk Denkt ge er wel eens aan, hoe uitnemend heerlijk dat js voor uw gezin, voor uw kinderen? En welk een buitengewoon opvoedende waarde daarin ligt Dat ge niet alleen zelve getroost zijt, maar dat ge ook uw kinderen de onschatbaar heid van die troost toont en meegeeft in het DOOR H. KINGMANS 9) Zij genoot er thans niet van. Want haar ge dachten vertoefden bij hem, dien zij thans halen ging en dien zij in een klein jaar niet had ontmoet. Martha wist niet, wat zij er van denken moest. Als zij Heino's promotie in de zaak combineerde met zijn komst, dan gloorde er weer hoop hij kwam om haar. Dinsdag of Woensdag vertrok hij weer, maar dan had hij met zijn moeder ge praat en dan waren zij in den kleinen, intiemen familiekring verloofd. Dat mocht zij toch den ken Was Heino zelf, een anderhalf jaar ge leden, niet tot haar gekomen Zij had er niet de minste aanleiding toe gegeven, hoewel zij hem liefhad. De vrouwelijke schuchterheid, haar bovendien nog in hooge mate aangeboren, had het haar verboden. Hij was gekomen en hij had gezegd wordt mijn vrouw, als ik eenmaal ver genoeg ben. En zij had vol liefde „ja" gezegd. Hij kwam dus, om te bezegelen zijn belofte. Maar als zij zich dan herinnerde zijn wonder lijk gedrag als zij dan nadacht over de woorden in zijn laatsten brief aan zijn moeder, de woor den betreffende mijnheer Jansma en zij dacht aan de woorden van mevrouw Heerema, die haar bange vrees had uitgedrukt, danneen, zij moest er niet aan denken. En dan was gekomen die bittere strijd, die leven En dat ge ze praktisch leert, op de vraag: Heer, waar dan heen? te antwoorden: Tot U alleen, Gij zult ons niet verlaten Hoe menig gezin is daardoor gesterkt gewor den. En staande gebleven in bittere nood en bange zorgen. Hoe menig kind heeft zijn heele leven niet vergeten, dat zijn ouders in zorg en kommer en verdriet soms nog mochten getuigen, met een glimlach onder het schreiend oog Wij mogen ons sterken in den Heere onzen God Dat is opvoeden, wegwijzer zijn voor uw kin deren Vaders, moeders, doet gij ook alzoo Kunt gij het niet Bid dan, dat God het u geve Het is zoo'n onschatbare zegen voor uzelf, voor uw kinderen, voor uw gezin En het is tot eere van onzen God Van W. te W. ONDER DE SCHIPPERS. Ons werk wordt wel gezegend in den laatsten tijd, althans wanneer we zien het groote aantal schippers dat op onze samenkomsten geweest is. De laatste keer waren er vijf en twintig. Ook onze Kerstfeestviering is prachtig geslaagd. De zeilmakerij was stampvol met kinderen en groote menschen. Zoo goed als alle schipperskinderen waren aanwezig. Gezien deze, althans voor het uiterlijk goede resultaten, durven we ook hopen dat het met ons nieuwe gebouwtje goed zal gaan. Dit nieuwe gebouwtje komt naast de zeilmakerij, is een absolute noodzaak geworden in den loop van den tijd. De beurs is te klein om alle kinderen van de Zondagsschool te bevatten. Ze zitten boVen op de tafel. Laatst waren er 66, waarvan dicht tegen de 30 schipperskinderen. Dus we moesten wel uitzien naar een ander lokaal. Want het kan werkelijk niet langer. Ook voor de sa menkomsten is de beurs veel te klein. Dus we krijgen nu een houten gebouwtje met 72 zitplaatsen. Dat is althans bij gewone om standigheden, als er geen ijs en geen Kerstfeest is, voldoende. Eind Januari zal het wel geopend kunnen worden vermoedelijk. En dan zijn we, natuurlijk alweer voor het uiterlijk, een stap dichter bij het ideaal dat we ons van het begin af hebben gesteld. Zooals velen van U ongetwijfeld in „De Zeeuw" hebben gelezen, hebben we ook Kerst uitdeeling gehouden van kleeren en beddegoed. Vriendelijke gevers uit Goes in hoofdzaak, heb ben ons daartoe geholpen. Prof. Grosheide schreef over deze Kerstuitdeelingen in een arti kel in „Witte Velden" o.a. dit„Laten v/e be denken, dat het meestal zoo weinig is, wat we doen Wat is er niet noodig in een gezin, waar van de vader werkloos is. Laten we nooit mee- nen, dat we met onze Kerstuitdeeling nood weg nemen." En dan verder nog dit„Het zal niet mogen zijn een „wat doen we veel", maar „de Heere wil ons gebruiken om althans iets te doen." Tot zoover Prof. Grosheide. De Heere wil ons gebruiken. We mogen dankbaar zijn dat we dankbaar mogen zijn, ziedaar de grondregel van heel de christelijke liefde. Als het goed is, heeft Christus daar de eer van. Nu we het daar toch over hebben, wat is dat moeilijk, het zoover te krijgen dat Christus de eer heeft, vooral in het werk der evangelisa tie. Het is zoo moeilijk te doen beseffen, dat het Christus is, die geeft. Als we zelf veel har telijkheid van de schippers ondervinden. Br. Hoogerheide zei het me laatst nog en dan kan wel eens de vraag in ons oprijzen zouden ze Christus nu wel liefhebben. En daarvan staan de menschen dikwijls zoo ontzettend ver af. Moeilijk is het ook een juist beeld van Zijn mededoogen en goedheid te ontwerpen, en daar mee de zielen in hun dagelijksch leven en streven te raken. Christus is hun een vreemde, mede doordat het Christendom niet een levende hand wijzer naar Hem is. Christus moeten ze in een levend Christendom zien. Christus dat is het Hoofd, maar ook het Lichaam. Christus dat is ook Zijn Geest en Zijn kracht en die kracht en die Geest moeten de afgedoolden werkzaam zien in de kerk. Daarom is in de invloedsfeer van de kerk brengen, brengen tot Christus. Laten merkende Kerstuitdeeling is eigenlijk Jezus, ziedaar wat van onze zijde het ideaal wezen moet. Zoo spoedig is er veel menschelijke ge wichtigheid bij. En dan zijn de menschen wel een stap verder gekomen, maar naar ons, niet naar Hem. Wemeldinge. VAN DIJK. de laatste dagen al heviger geworden was. Als Heino haar nu weer eens behandelde, als vóór ongeveer een jaar hij, als het ware, haar links liggen liet om mogelijk den avond vóór zijn vertrek even een praatje te komen maken, dan heenwees naar het gebeuren van toen als dat gebeurdehad zij dan niet ten volle het recht, hem om een verklaring te vragen van zijn vreemd gedrag Deed zij met zóó te handelen tekort aan de vrouwelijke schuchterheid Er was toch iets voorgevallen Waren zij voor God niet verloofd Had Zijn heilig oog niet aanschouwd, dat Heino, geheel eigener bewe ging, tot haar gekomen was Had Zijn oor niet gehoord de wederzijdsche beloften, die gegeven waren Heino had, door het door haar geschon ken woord, rechten op haar, maar had zij niet dezelfde rechten op hem Zij kon niet anders dan op al die vragen, die op haar gefolterde ziel aanstormden, een vol mondig „ja" zeggen. En dan stond het voor haar vastik zal hem dwingen, een verklaring te geven van zijn vreemde, krenkende handelwijze; ik wil geen speelbal zijn ik moet zekerheid hebben zekerheid, hoe vreeselijk ook, is ten slotte beter dan pijnlijke onzekerheid. Maar nauwelijks had zij dat besluit genomen en zij had het de laatste dagen al wel tien maal genomen ofzij verwierp het weer. Hij moest een man zijn. Heino moest ver klaren. Zij moest fier zijn en geen duimbreed toegeven. En dat bevredigde haar ook weer niet. Want dan bestond de mogelijkheid, dat het too- neel van vóór ongeveer een jaar zich herhaalde Evangelisatie-arbeid te Wemeldinge. Het werk der evangelisatie van de Geref. Kerk te Wemeldinge onder de schippers loopt tot nu toe zeer gezegend. De vrucht laat zich 's Zondags zien in de beide diensten in die kerk, waaraan mag toegevoegd, dat vele schippers kinderen het onderwijs op de christelijke school volgen. Een moeilijk probleem was en bleef steeds de vergaderplaats. De gebroeders Florusse stonden een gedeelte van hun zeilmakerij-werkplaats voor dat doel op verzoek af, doch dat kan en mocht zoo niet blijven, omdat die werkplaats ook moet benut voor schippersbeurs. De schip pers moeten daar te Wemeldinge op die beurs zien of er ook voor hen is een beurt voor vracht en de heeren Florusse moeten dat meen ik regelen. Er moest eene oplossing gezocht en nu heeft Wemeldinge's kerkeraad een houten gebouw laten zetten, vlak bij het Kanaal en sluis als ver gaderplaats tot evangelisatie onder de schippers. Daar zullen zij, die aantrekking gevoelen tot 's Heeren Woord ook gemakkelijker komen, dan in het locaal der schippersbeurs, waar telkens weer de „reisjes" het onderwerp van het gesprek vormen met den aankleve van dien. Er is evenwel een „maar". Dat gebouw kost geld en het moet betaald. Wemeldinge kan dat zelf niet en de arbeid, die daar verricht wordt, is onder menschen, komende uit de bekende centra der schippersgemeenten. 't Is dus een werk in aller belang voor velen en nu zou het dezen weg op moeten, dat met aller hulp dat gebouwtje wordt betaald, opdat de arbeid -niet door zorgen wordt belemmerd. Candidaat van Dijk en br. Hoogerheide doen er prachtig werk, dat inderdaad door God ge zegend wordt. Wemeldinge vroeg aan de Classis Goes om eene aanbeveling voor eene hulpaan- vrage bij alle „schippers-kerken", wat evenwel niet is toegestaan direct. Alhoewel de Classis Goes de kerk van Wemeldinge reeds steunt met een bedrag van 500.is toch uitgesproken, dat de kerk van Wemeldinge moest probeeren eerst in elk der Zuid-Bevelandsche kerken een som te verzamelen en mocht het dan nog noodig zijn, zal de Classis nader beslissen. De broeders in Wemeldinge zullen er dus zelf op uit moeten om bij gegoeden en andere kerken aan te kloppen. Nu is dat voor de kerkeraads- leden schier onmogelijk. Een andere weg moet gezocht en wel zoo, dat het door de plaatselijke kerkeraden wordt geregeld en aanbevolen en dan kan Wemeldinge in overleg wel zoeken den besten weg met een collectant of zich wendende orn hulp tot de jeugdvereenigingen, hoewel 't mij beter lijkt, dat zij bij de door den kerkeraad opgegeven adressen zelf de zaak bepleiten gaan. Of nog vlugger en gemakkelijker, dat 50 broeders en zusters, enkele meer is nog beter, ieder 10. zenden. Dan is het ineens in orde. Zouden er niet een 50-tal in de Classis Goes zijn, die dat nog kunnen doen en ook willen om dit gezegende werk niet te stuiten Dinsdag a.s. zijn de ker keraden genoodigd bij de opening van het ge bouw. Zendt giften aan het adres van br. M. P. van Dijk, Wemeldinge. Giro 177148. Van plaatsen buiten de Classis zal ook elke gift met dankbaarheid worden genoteerd. Ds. H. A. Wiersinga heeft afscheid ge nomen van de Geref. Kerk te Vlissingen met een predikatie over Deut. 30 19 en 20. De ver deeling was als volgt1wat ik hier gedaan heb, 2. wat ik als slot hier nog heb te zeggen en 3. wat het in de toekomst worden zal. Dr. S. O. Los nam afscheid van de Geref. Kerk van 's-Gravenhage-Oost met een predicatie over Lukas 8:15, waarin hij sprak over de genen die het Woord Gods bewaren en hen die in het Woord Gods volharden. Ds. B. Ramaker heeft, sprekende naar aanleiding van Hebr. 13 20 en 21 afscheid ge nomen van de Geref. Kerk van Koog-Zaandijk. Waarschuwing. Mijn aandacht wordt gevestigd op het gevaar van het overnemen van zaken of winkels, zonder voldoende plaatselijke kennis. Ik geef daarom in overweging alvorens een zaak in een vreemde plaats te koopen, eerst bij een plaatselijken predikant inlichtingen in te winnen. Omdat geregeld broeders, die dit nalieten, er met hun gezin de dupe van geworden zijn, richt ik tot onze plaatselijke kerkbladen het vriende en hij vertrok, zonder dat zij ook maar de min ste zekerheid had. Dat was immers ondragelijk Maar misschien, en wéér kwam de hoop orn den hoek gluren, misschien kwam Heino zijn gegeven woord wel inlossen en haalde zij zich allerlei muizenissen in het hoofd Zóó streed zij, dagen lang. Streed ook op haar kamer in het gebed, 't Was een eerlijke zaak. Die voor den Heere gebracht mocht worden Hij kende haar hart. Hij wist, dat het warm voor Heino klopte. En Hij kende ook het hart van den jongeling, die, op zijn zachtst uitge drukt, vreemd en wonderlijk met haar handelde. En terwijl haar ziel heen en weer geslingerd werd en zij ook in het gebed niet de rust en vrede verkreeg, waarnaar zij snakte, sprak de niets wetende en niets vermoedende mevrouw Heerema al den dag over den komenden Heino. 't Was een ware marteling voor Martha. En er waren minuten, dat zij er over dacht, haar „tante" op de hoogte te brengen en haar raad te vragen, 't Waren tot nu nog de meest moei lijke oogenblikken geweest Doch zij zweeg. Zij had Heino beloofd, met niemand er over te zullen spreken. En enals hij nu eens kwam, om zijn woord in te lossen en hij moest ervaren, dat moeder al geheel op de hoogte wasneen, dat zou van haar niet fair geweest zijn. In gedachten verzonken, was Martha de Emrnabrug over gewandeld, om op den Stations singel gewaar te worden, dat zij zich haasten moest, wilde zij op tijd zijn voor den uit Holland komenden sneltrein van 8.10. Haastig liep zij door en zij had het ijlings ge lijke verzoek, deze waarschuwing enkele weken achtereen te willen overnemen. Dan komt ze onder veler oogen. En ze schijnt dringend noodig te zijn. (Bazuin) HONIG. Waarschuwing. Te Hilversum maakt een makelaar er speciaal werk van om onder vroom gepraat, alle mogelijke zaken, die geen levens vatbaarheid hebben, aan argelooze menschen van het platteland, zonder plaatselijke kennis, te verkoopen. Reeds menig gezin en jonge man is van genoemde handelwijze de dupe geworden, heeft zijn laatste geld verloren en is tot slot ten laste der Diaconie gekomen. Ook op andere plaatsen hebben zich soortgelijke gevallen voor gedaan. De kerkeraad der Geref. Kerk van Hilversum verzoekt ons daartegen te willen waarschuwen en de aandacht te vestigen op het gevaar van het overnemen van zaken of winkels, zonder vol doende plaatselijke kennis. Hij geeft daarom in overweging alvorens een zaak in een vreemde plaats te koopen, eerst bij den plaatselijken pre dikant inlichtingen in te winnen. (Rott.) Herdenking der Doleantie. Het zal in 1936 een halve eeuw geleden zijn, dat de Doleantie heeft plaats gevonden. Met het oog daarop heeft zich een Comité gevormd, dat voor deze herdenking, zij het dan ook op be scheiden wijze, zorgen wil. Het volgende bericht, dat hiervan mededeeling doet en ons namens het Comité toegezonden werd, geven we hier plaats. „Er heeft zich een Comité gevormd om in het begin van 1936 op bescheiden wijze te her denken, dat vóór 50 jaren de Doleantie plaats vond." Als Voorzitter van dit Comité trad op Prof. Dr. H. H. Kuyper, als Secretaris-Penningmees ter Mr. G. H. A. Grosheide, Keizersgracht 586. Voorts zijn als leden toegetreden Prof. Dr. F. W. Grosheide, Prof. Dr. A. G. Honig, de heer J. H. Kok, Prof. Dr. J. Ridderbos, Dr. J. C. Rullmann en Ds. J. L. Schouten. In voorbereiding zijn plannen voor het uitge ven van een Gedenkboek en van een kleiner boekje voor de jeugd. Voorts wordt overwogen het aanleggen van een Doleantie-archief en het houden van een samenkomst te Amsterdam." Een zoo grootscheepsche herdenking als bij het eeuwfeest der Aischeiding heeft plaats ge vonden, is, zooals uit dit bericht blijkt, niet be doeld. Iets wat ook vanzelf spreekt, aangezien het hier geen eeuwfeest geldt. Maar al zal het op bescheiden wijze geschieden, men wilde toch het feit, dat de Doleantie dan een halve eeuw achter ons ligt, niet onopgemerkt laten voorbij gaan. Een Gedenkboek, -waarin de geschiedenis der Doleantie verhaald en haar beteekenis uit eengezet wordt, kan ook na wat Dr. Rullmann hierover ons gegeven heeft, niet overbodig wor den geacht. En een Doleantie-archief kan dienen om vele stukken en bescheiden, die nu nog te verkrijgen zijn, maar anders licht zouden ver loren gaan, te bewaren. Een vraagstuk voor 1935. Prof. Grosheide schrijft in „N.-Holl. Kerkbl.": „Het groote feit van 1934 is zeker geweest de herdenking van de Afscheiding. Ook daarover is gestreden, ik ga dien strijd hier niet ophalen. Hoofdzaak is, dat v/e God danken mogen, dat Hij ons, al kleeft veel gebrek ons aan, bewaard heeft bij de belijdenis, waarvoor onze vaderen hebben gestreden. We behoeven niet in alles als zij te zijn. We kunnen dat zelfs niet wezen. Maar de lijn loopt door, zonder knikken te vertoonen, en dat is de weldaad Gods, waarin we roemen. Uit die herdenking zelf is een vraag opgeko men, die ik tot de groote zou willen rekenen. Men heeft gemerkt, dat er in 1834 en volgende jaren anders werd gepreekt, dan thans in onze kerken. Moet men zeggen, toen deed men het goed, thans niet meer Moeten we zeggen, het is nogal duidelijk dat er verschil is, toen moest de gemeente worden wakker geschud en gewe zen op den eisch van het Woord Gods, nu heb ben we vrijgemaakte kerken, waarin meer de opbouw op den voorgrond staat Maar als we dan moeten toestemmen, dat in onze kerken hier het geloofsleven kwijnt, daar de kennis achter uitgaat, moet er dan niet meer ontdekkend wor den gepredikt Ik weet wel, dat een predikant, die eiken Zondag alleen maar aandringt op be keering, de hoorders doodpreekt, maar er is ook gevaar voor overdracht van waarheden, die het hart onbev/ogen laat. Dit is ook een vraagstuk voor 1935." IC. B. S. kochte perronkaartje juist laten knippen, toen een sissend geluid verkondigde, dat de trein binnen liep. Zij besloot te blijven staan op de verbinding tusschen het eerste en tweede perron. Dan kon zij Heino in ieder geval niet missen. Een groote stroom reizigers en reizigsters pas seerde haar. Maar Heino verscheen niet. Een heftige teleurstelling maakte zich van haar mees ter. Zou hij op het laatste oogenblik verhinderd zijn geworden Maar neen, dan had hij toch wel een telegram gezonden. Een zucht van verlichting ontsnapte haar op eens. Zij ontwaarde Heino's lange gestalte en zij zag onder den strooien hoed het bekende gelaat, dat zij zoo liefhad. Dan zag Heino haar. Vergiste zij zich Kwam er een wolk op zijn gelaat Een trek van teleur stelling Zij vergiste zich blijkbaar. Want er gleed een lach over. En zijn uitgestrekte hand greep de hare. Maar zijn oogen dwaalden over het perron en rustten niet in de hare „Zoo, Martha, hier is de verloren zoon ein delijk eens", zeide hij opgewekt. „Hoe maakt je het Ben je alleen 'k Had gedacht, dat moeder er zou zijn." Zij liepen naast elkaar over het perron, langs de restauratie naar den uitgang, waar de stroom reizigers slechts langzaam passeeren kon. „Tante is niet al te wel", antwoordde Martha vormelijk. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2