No, 3
Vrijdag 18 Januari 1935
49e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS-
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C- HEI] TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R, J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.-.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
Ik heb ulieden liefgehad, zegt de
HEERE maar gij zegtwaarin hebt
Gij ons liefgehad Was niet Ezau
Jacobs broeder spreekt de HEERE
nochtans heb Ik Jacob liefgehad.
Maleachi 1:2.
Maleachi, de bode des Heeren, had een moei
lijke taak te vervullen in het midden van het
uit Babel weergekeerde Israël. Wantoestanden
deden zich alom voor de ontrouw van pries
ters en volk was groot en als het niet komt tot
waarachtige bekeering des harten was te ver
wachten de uitgieting van Gods toorn over een
bondsvolk, dat geen oog heeft voor de liefde
Gods.
De tijden waren donker het recht werd ver
trapt het ging den overtreders wel en dat deed
murmureeren tegen het bestel en de leiding des
Heeren, terwijl eigen afwijking en ontrouw werd
over het hoofd gezien door te huldigen de mee
ning, dat men zelf nog al aardig zijn best deed
en God wel redenen moest hebben over Israels
toegewijden godsdienst dankbaar te zijn.
Aan zulk een volk en in zulke omstandigheden
laat de onwankelbare en getrouwe God betuigen:
Ik heb u liefgehad. De omgang en grootheid
van Gods liefde is voor menschen onbeschrijf
baar omdat toch aan liefde ten grondslag ligt
het zich offeren en zichzelf gansch en al geven
ten nutte en ten zegen van een ander. Dat zegt
nog maar iets van den diepen zin van Meleachi's
woord Ik heb u liefgehad.
Die liefde is in werking niet voleind.
Neen, de actie der liefde zet zich nog voort.
Ik heb ulieden liefgehad ulieden, weerspannig
en ondankbaar en tegen Mij murmureerend volk.
De blijken van Gods liefde waren genoegzaam,
want Hij gedacht Zijn Verbond en Zijner be
loftenissen. Hij is getrouw en vol van liefde,
want God is liefde. Hij heeft de wereld lief,
tot welker redding Hij zond Zijnen eenigen
Zoon. Hij heeft Zijn volk lief en die liefde tot
Zijne uitverkorenen is onafhankelijk en eeuwig
en onveranderlijk gelijk Hij het in Zichzelf is.
De invloed dier liefde laat zich gelden tot in
Maleachi's dagen toe en zoo kan het Israël
troosten, dat trots Israëls afwijking en ondank,
toch werd gepredikt de standvastigheid, de duur
zaamheid en trouw der liefde Gods, wat der
halve het overblijfsel naar de verkiezing der
genade mocht bekrachtigen in de meest donkere
levensomstandigheden.
De schitterende blijken van Gods liefde spra
ken uit de lange geschiedenis van het verleden.
Begint maar met de roeping van Abraham en
laat uwe gedachten volgen 's Heeren weg met
Israël tot in de ballingschap en altijd weer
speurt het oog de openbaring der liefde Gods
in trouw aan Zijn Verbond en beloften aan een
volk vol ondank en verzet.
Ook 't weergekeerde Israël had slechts te zien
op den herbouwden tempel op het weer om
muurde Jeruzalem en zooveel andere dingen
meer en die alle waren uit God. Israël kan zijn
God weer dienen en verheerlijken als een afge
zonderd volk als een volk, welks God is de
HEERE, Die Zijn volk heeft liefgehad om Zijns
naams wil en dat alles in Hem, Die door den
laatsten der profeten is aangekondigd als ko
mende.
Hoe zal Israël nu reageeren op zulke betui
ging Gods
Israël gaat twisten met den HEERE.
Waarin hebt Gij ons liefgehad
Wat zijn de teekenen en bewijzen en de open
baringen Uwer liefde
Wij 2ien er niets van.
In grove kortzichtigheid betwijfelen zij de
liefde Gods.
Ze willen bewijzen ze hebben genoeg van
al die profetische betuigingen ze willen tast
bare daden. Zoo durven menschen spreken
menschen, behoorend tot 's Heeren bondsvolk,
rijk door God gezegend, maar die alleen God
willen dienen, als het alom van uiterlijke zege
ningen drupt.
Daar ging het alleen om. De levensstrijd was
te moeilijk en de levenszorg te veel. Ze moesten
het wat beter hebben.
Iets daarvan overvalt ook Gods volk soms
in donkere dagen, als geklaagd wordt heeft
God vergeten genadig te zijn Heeft Hij Zijne
barmhartigheden door toorn toegesloten
Dan als 's Heeren gemeente in duisternis wan
delt en geen licht zietniet wenscht getroost
te worden en te wachten op het heil des Hee
ren, Die Zijne kracht in zwakheid volbrengt.
Door het vele goede voorbij te zien, wordt
de liefde Gods zoo dikwerf veracht, als het
kruis drukt en de dagen zijn boos en donker.
Met Israël meenen ook wij wel eens wij span
nen ons toch zoo in en waar, waar blijft nu
Gods liefdesbetoon
Er is nog zulk een hongeren naar het aard-
sche, dat, o schande, er weinig begeerlijks wordt
gezien in de liefde Gods in Christus Jezus. Wat
moet dat God grieven en is het dan te ver
wonderen, dat er zoo weinig openbaring is van
echt en krachtig geloofsleven, als de christen
heid het zoekende in dit leven, geen oog heeft
voor de liefde Gods
Ook Gods kind kan zoo moedeloos en onge
troost voortwandelen en het gebeurt maar al
te vaak, dat het zoo al niet aan den Heere, dan
toch wel aan Zijne liefde twijfelt, als het Hem
belieft ook maar een weinig met ons het pad
der donkerheid in te gaan en dat met de be
doeling het geloof door beproeving te versterken.
Er leeft in deze dagen iets van de vele vragen
uit Maleachi's tijd en er is wel reden Jezus' vraag
aan Zijne discipelen telkens te herhalen waar
is nu uw geloof waarom toch hebt gij gewan
keld Juist nu, nu velen eerder geneigd zijn de
vragen, door Gideon gedaan, u voor te leggen
Zoo de Heere met ons is, waarom is ons dit
alles wedervaren
En wat zegt de HEERE Ik heb ulieden lief
gehad.
Zoo moet de stem des ongeloofs tot zwijgen
gebracht.
Jacob heb Ik liefgehad. Lag dat in Jacob zelf?
Waren hij en Ezau niet de zonen van hetzelfde
ouderpaar ja zelfs tweelingbroeders Wat is
geweest het lot van Ezau en zijn werk
Hier schittert slechts Gods souvereine beschik
king en genadige verkiezing, 't Is God en God
alleen, Die Jacob tot Israël heeft gevormd. Hij
alleen heeft Israël gedragen door alle tijden heen
en wat heeft Hij gevraagd
Wederliefde
Terugkeer van eiken zondigen weg.
Tot de Wet en de getuigenis.
Ook als God tuchtigt, gaat het nog om het
behoud Zijns volks.
Dat is ook de wekstem voor de Kerk des
Heeren, aan welke de belofte is geschonken
uwe oogen zullen het zien, want van het Oosten
tot het Westen zal Zijn naam worden geprezen
en op alle plaatsen zal Hem het reukwerk wor
den toegebracht. Hem alleen de eere
Bij alle ontwrichting in onze dagen en bij alle
storm en kruis houdt toch vast, dat zoo waar is
's Heeren WoordIk heb u liefgehad, wat Hij
u bewijst door de gave van Zijnen Zoon tot
uwe redding en zaligheid.
Kapelle. A. SCHEELE.
DEZE ZIJN GESCHREVEN, OPDAT
III.
En voor wie schreef nu Johannes zijn boek
Allicht zou men op deze vraag aanstonds
willen antwoorden natuurlijk voor hen, die nog
niet geloofden in Christus, opdat hij ze door
zijn boek tot het geloof mocht brengen. Zegt
hij niet zelfdeze zijn geschreven, opdat gij
gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon Gods?
Toch is daarmee het doel van zijn schrijven
niet juist aangegeven. De lezers, tot wie hij zich
met zijn boek allereerst richtte, waren geen on-
geloovige Joden of heidenen, maar zulken, die
reeds leerden gelooven in Jezus.
Duidelijker blijkt dat nog uit zijn eersten brief,
waar hij schrijftDeze dingen heb ik u ge
schreven, die gelooft in den Naam van den Zoon
Gods, opdat gij weet dat gij het eeuwige leven
hebt en opdat gij gelooft in den Naam van den
Zoon Gods (1 Joh. 5: 13).
Ook zij, die reeds gelooven, worden nog altijd
tot gelooven geroepen. Van de discipelen, die
reeds geloofden in Jezus, wordt in Joh. 2:11
gezegd na vermelding van het teeken in Kana,
dat water in wijn veranderd werd „en zijn dis
cipelen geloofden in Hem". En in datzelfde
hoofdstuk wordt in vs. 22 van hen gezegd, dat,
als Jezus was opgestaan van de dooden, zij ge
dachtig werden, dat hij dat tot hen gezegd had
n.l. van het afbreken van den tempel, die in
drie dagen weer zou opgebouwd worden en
zij geloofden de Schriften en het woord, dat Je
zus gesproken had. En, volgens Joh. 13 19 zei
Jezus tot Zijn discipelen „Van nu zeg Ik het
ulieden eer het geschied is, opdat wanneer het
geschied zal zijn, gij gelooven moogt dat Ik het
ben".
Het geloof te bezitten is nog niet hetzelfde
als te gelooven. Het geloof kan sluimeren en dan
doet het geen kracht. Het gelcofsvermogen moet
worden tot geloofsdaad. Dat is het wat Johannes
met zijn evangelie beoogt.
Natuurlijk wil Johannes' evangelie öök dienen,
om ongeloovigen tot bekeering te roepen en tot
het gelooven te leiden. Alleen in den weg van
het geloof is er zaligheid. Maar toch niet uit
sluitend, zelfs niet in de eerste plaats richt Jo
hannes zich met zijn evangelie tot de ongeloo
vigen hij richt zich daarmee vooral tot hen,
die gelooven opdat gij zouden gelooven, opdat
in hen het geloof zou werken en worden ver
helderd en verdiept.
En hoe noodig ook die arbeid is blijkt wel uit
het voorbeeld van hem, van wiens ongeloof Jo
hannes moest verhalen. Thomas had het geloof,
maar hij geloofde niet, dat Jezus uit de dooden
was opgewekt. Tot dat gelooven moest hij wor
den gebracht. Tot dat gelooven werd Thomas
gebracht, omdat de Heere hem verscheen. Die
weg zou echter niet de weg voor allen zijn om
tot dat gelooven gebracht te worden. Tot dat
gelooven zou voortaan alleen leiden het Woord,
dat van den gestorven en opgestanen Jezus zou
getuigen. Maar daarom moest juist dat Woord
uitgaan en deed Johannes dat door Zijn evangelie
uitgaan, opdat gij zoo schrijft hij geloo-
vende het leven hebt in Zijnen Naam.
Wat nu Johannes hier noemt als het doel van
zijn evangelie, is ook het doel van den dienst
des Woords in de gemeente, immers om te lei
den tot het gelooven in Jezus' Naam, opdat die
gelooven het eeuwige leven zouden hebben in
Zijnen Naam. Door den dienst des Woords
moet worden verstaan, dat we niet genoeg heb
ben aan de dingen van het tijdelijke leven. Daar
door moet de oproep uitgaan, om te strijden den
goeden strijd des geloofs en te grijpen naar het
eeuwige leven.
En dat eeuwige leven moet dan worden ge
zocht door den Heere Jezus Christus, Gods Zoon.
Daarom moet het Woord Gods gepredikt wor
den, opdat die Christus zou gekend worden.
Doel van den dienst des Woords is niet maar
dat er eenige of veel kennis komt van wat er
in den bijbel staat het doel van den dienst des
Woords is alleen dan bereikt, wanneer er komt
het gelooven in Jezus' Naam. Alleen wie in Hem
gelooft zal zalig worden.
En de dienst des Woords in het midden der
gemeente, bedoelende tot dat geloof te leiden,
mag dan niet worden gebracht alsof het Woord
daar tot ongeloovigen zou uitgaan die nog voor
het eerst tot het geloof worden geroepen.
Dan zouden we den doop vergeten en de be
lijdenis van die gemeente. Dan zouden we ver
geten wat bij den doop geleerd en beleden wordt
van een zaad der gemeente, dat der Christelijke
kerk ingelijfd is. Dan zouden we miskennen het
karakter der gemeente.
Ook in die gemeente is noodig die dienst des
Woords, opdat die het geloof hebben ook ge
looven opdat het geloofsvermogen ook worde
tot geloofsdaad. Johannes schreef aan geloovi-
gen, opdat zij zouden gelooven.
En uit dat gelooven moet dan ook blijken of
men wel waarlijk het geloof ontving. De doop
wil niet zeggen, dat allen die gedoopt zijn, ook
metterdaad het geloof hebben. Al evenmin, als
het feit, dat iemand belijdenis des geloofs af
legde, de verzekering inhoudt, dat hij ook waar
lijk een geloovige is. Of het ware geloof aanwe
zig is moet blijken uit het gelooven in Jezus,
den Christus, den Zoon Gods.
En zal het tot dat gelooven komen, dan is
noodig de werking van Gods Geest. In de krin
gen der ongeloovigen is het evangelie van Jo
hannes nog het meest in tel en wordt dat nog
weieens ter hand genomen om het te lezen. En
toch, hoevelen zijn er, die toch niet komen tot
het gelooven in Jezus' Naam.
De dingen, waarvan Johannes getuigt, dat
Jezus is de Christus en Gods Zoon, dat God
zelf in Zijnen Zoon de wereld met Zichzelven
verzoende, deze dingen zijn zöö groot en won
derbaar, dat ook alleen God zelf ze ons kan
doen gelooven. Niemand kent den Zoon dan
de Vader. Alleen de Vader kan door den H.
Geest ons den Zoon doen kennen.
Moge dan niet ontbreken de bede om den H.
Geest, die in de waarheid leidt en die Christus
verheerlijkt.
DE „EENIGE GEZANGEN".
In z'n terugblik op het jaar 1934 herinnert
Prof. Kuyper in De Heraut ook aan de invoe
ring van den bundel „Eenige Gezangen" waar
door de bestaande bundel met enkele gezangen
werd aangevuld vooral met het oog op de feest
dagen. En hij schrijft dan verder „Zooals te
verwachten was, heeft de invoering daarvan hier
en daar nog wel tot eenige strubbeling aanlei
ding gegeven, maar de vrees, dat daardoor een
kerkelijke scheuring zou ontstaan of een groot
deel onze kerken verlaten zou, is gelukkig over
dreven gebleken".
In het Kerkblad voor Overijsel en Drenthe
zagen we overgenomen een stukje uit het Kerk
blad der Geref. Kerk van Meppel, waarin Ds.
H. W. Engelkes in een jaaroverzicht schrijft,
dat de kerkelijke wateren bij het gebruik maken
van den uitgebreiden bundel een oogenblik door
een lichte rimpeling beroerd werden, maar dat
aan 't einde van 't jaar kan worden gezegd dat
de gemeente als geheel met blijdschap de 20
nieuwe gezangen ontvangen had. Hij merkt dan
verder op „Ook hier bleek, dat de vrees een
zeer slechte raadgeefster is, en dat ook in het
kerkelijk leven een moedig en geloovig voorgaan
op den goeden weg door God met Zijn zegen
wordt bekroond.
't Schijnt echter, dat in den laatsten tijd hier
en daar de rust bedreigd wordt door een in
Rotterdam verschenen brochure, waarin het
vrije lied genoemd wordt een wanklank in den
tempelzang. Zijn we wel ingelicht, dan wordt
die brochure ook wel gebruikt om leden onzer
kerken te bewegen mee te doen aan de oprich
ting of versterking van scheurkerken.
Daarom willen we hier iets doorgeven van
wat in de Geref. Kerkbode van Rotterdam daar
over geschreven werd door Dr. A. Kuyper Jr.
Bij de verschijning van die brochure had Dr.
A. Kuyper in die Kerkbode gezegd, dat die bro
chure beter in de pen ware gebleven. De schrij
ver antwoordde daarop dat het zijn bedoeling
niet was geweest den gezangen-opgevenden-
dominé een fiasco te bezorgen, dat hij de voor
standers van de Gezangen gaarne de volle vrij
heid wil laten die luidkeels te zingen. Het was
zijn eenig bedoelen „de bezwaarden", die toch
niet van harte kunnen meezingen, het advies te
geven te zwijgen en niet mee te zingen. Van
lijdelijk verzet en van verstoring van den eere-
dienst wil hij niet weten.
Volgens Dr. Kuyper mocht dit dan de geheime
bedoeling van den schrijver geweest zijn, maar
die bedoeling was dan in die brochure allerminst
tot uiting gekomen.
Het is daarom, dat we hier aan allen die deze
brochure mochten in handen krijgen, meedeelen
wat de bedoeling van die brochure niet is en
wel is.
Maar dan wordt wel heel duidelijk, dat zeker
van die brochure wordt misbruik gemaakt, wan
neer men daarmee wil opwekken tot scheur
makerij. Als de schrijver zelfs niets wil weten
van verstoring van den eeredienst, dan zeker
toch niet van het breken met de Gereformeerde
Kerk, omdat men daar die enkele gezangen bij
den bestaanden bundel gevoegd heeft en nie
mand gedwongen wordt die mee te zingen.
Nu we toch over die brochure schrijven, wil
len we er nog aan toevoegen dat, volgens Dr.
A. Kuyper Jr., de schrijver een verkeerd beroep
doet op Dr. A. Kuyper Sr., als zou die tegen
stander zijn geweest van die uitbreiding en ge
citeerd wordt dan een uitspraak uit „Onze Eere
dienst" bl. 60, 61, waar hij schreef: „Wij heb
ben voor onze Christelijke feestdagen, we heb
ben voor de verheffing van onze ziel tot onzen
Heiland, we hebben voor de bediening van de
Sacramenten, voor de bevestiging van leden en
ambtsdragers, en zoo ook voor de bevestiging
van het huwelijk eigen liederen dringend van
noode en die zullen ons door Gods gunst te
zijner tijd ook geschonken worden".
Zij, die zeggen, dat zij wel behoefte gevoelen
aan zulke Gezangen, waarin ze ook van het ver
vulde heil in Christus kunnen zingen, bevinden
zich dus in gezelschap, waarvoor zij zich niet
behoeven te schamen. Niet alleen Prof. Linde
boom sprak herhaalde malen die behoefte uit,
maar ook Prof. Kuyper Sr. oordeelde die ge
zangen dringend van noode.
We willen dan ook wel uitspreken, dat het
ons onbegrijpelijk voorkomt, hoe een lid onzer
kerken er ook maar aan denken kan zijn kerk
te verlaten omdat de bundel Eenige Gezangen,
die we al hadden, en waarvan men al de liederen
meezong, met eenige is uitgebreid, en ook die
daaraan toegevoegde gezangen nu en dan wor
den gebruikt.
Scheuring van het lichaam van Christus is