FEUILLETON KLATERGOUD 4) KERKNIEUWS. Daar zag hij zich op eens een arbeidsveld aan gewezen. Spoedig had hij die buurt gevonden en met de menschen kennis gemaakt. En tot zijn verwondering vond hij het gunstiger dan het hem was voorgesteld. Hij hacl weldra zijn plan ge reed. „Is", zoo sprak hij, „het Evangelie hun niet zooveel waard, dat ze er voor in de kerk willen komen, 't is mij zooveel waard, dat ik het wel voor hem aan de huizen wil bezorgen. Om visschen te vangen moet men het net zeewaarts indragen." Zoo begon hij in die verwaarloosde buurt schap zijn arbeid. Van huis tot huis bracht hij het brood des levens. Na eenigen tijd wist hij in de een of andere woning een kring bijeen te vergaderen voor wie hij dan preekte. lederen Donderdagavond had hij er een samenkomst. En de Heere wrocht mede. De arbeid droeg heerlijk vrucht. De woningen werden te klein voor de bijeenkomsten. Er kwam verslagenheid onder de menigte. De stem werd ook hier ge hoord: „Wat moet ik doen, opdat ik zalig word?" Door warme Evangelieprediking, door de liefe lijke noodiging, en bovenal door de genadige werking des Heiligen Geestes kwam hier in dat donkere oord nieuw leven van geloof en bekee ring en zoo werd tot eer van Gods Naam de kerk van Chicago gebouwd. Ds. P. de Pree van Vriesland, Michigan, schreef er van „De Groninger Hoek, waarvan men weleer zou hebben kunnen zeggen „Waar de synagoge des satans is", werd door Gods Geest onder zijne arbeid herschapen in een Pa radijs Gods. 't Was ook weer zijn eigen oordeel, de rijkste en grootste zegen, die God hem te Chicago, als Evangeliedienaar geschonken heeft, 't Was het begin van den groei en bloei der ge meente, die haar sinds gekenmerkt hebben. Het maakte het oprichten van een nieuw kerkgebouw spoedig noodzakelijk't gaf nieuwe moed en veerkracht aan de zoo lang beproefde gemeente." Na twee jaren van zegenrijken arbeid te Chi cago, ontving hij 't beroep van de gemeente van Grand-Rapids welk beroep hij aannam en door Ds. A. C. van Raalte bevestigd werd met de woorden uit Thessal. 525„Broeders, bidt voor ons De kerk van Grand-Rapids was ook uit Hol- landsche emigranten gevormd, die in de jaren 1847'48 zich daar gevestigd hadden. Zeer klein was de aanvang geweest. Zekere broeder F. van Driele uit Grand-Rapids wist er nog iets van mee te deelen. Twee of drie huisgezinnen en enkele jongens en meisjes, die in de stad dienstbaar waren, en in wier hart de vreeze Gods leefde, gevoelden zich gedrongen om op den dag des Heeren met elkander een godsdienstige sa menkomst te houden. Dat begon in Juli 1848. Ds. van der Meulen, destijds nog in Zeeland, hoorde daar van en trok zich het lot dier ver strooide geloovigen aan. Als een vaderlijk vriend stond hij hen in alles bij en gaf zich voor cate chisatie en prediking in de week en een enkele maal op Zondag. Zoo vond die kring na eenigen tijd uitbreiding, zóó zelfs, dat nog in 1849 een gemeente kon geïnstitueerd worden, in wier mid den G. Delman en F. van Driele tot ouderling werden bevestigd. Verder werd de zorg voor die jeugdige kerk aan Ds. van der Meulen over gelaten. Gedurig trok hij er heen om de kerke- raadsvergadering te leiden en éénmaal in de maand te preeken. Van uit Vriesland kwam Ds. IJpma ook éénmaal per maand, zoodat er elke veertien dagen dienst des Woords was. In 1854 werd Ds. H. G. Klijn als eerste Die naar des Woords te Grand-Rapids bevestigd. In 1857 kwam de kerkelijke beroering, als ge volg van de aansluiting aan de Holl. Geref. Kerk. Een deel der gemeente scheidde zich af en Ds. Klijn ging mee. Toen zocht het overblij vend deel weer hulp en raad bij Ds. van der Meulen, die ze door de moeilijkheden heen hielp. In 1859 kregen ze in Ds. W. H. Houbolt weer een eigen leeraar, die echter in 1860 reeds weer vertrok. En toen werd Ds. van der Meulen be roepen in Januari 1861. 't Was geen benijdens waardige taak, daar te gaan arbeiden. Het was een verscheurde gemeente, vol oneenigheid, met een klein ledental. Maar toch gevoelde Ds. van der Meulen zich gedrongen om die zwakke ge meente te dienen, al kostte het hem zelfverloo chening. Het beroep werd aangenomen en op 1 Mei 1861 aanvaardde hij het dienstwerk, predi kende over Luc. 13 9 „Laat hem nog dit jaar staan totdat ik om hem gegraven en mest zal gelegd hebben". Weldra zwegen de broedertwisten en bloeide het geestelijk leven op. Een groot getal werd nog aan de gemeente toegevoegd. „Vele menschen", zoo schreef Br. van Driele, „die zorgeloos en DOOR H. KINGMANS ,,U ziet er altijd opgewekt uit", lachte zij. „Waarom vraagt U dat Is er reden voor bij zondere vroolijkheid U is toch niet verloofd?" Heino lachte gul. „Neen, hoor, daar wacht ik nog wat mee. 'k Zal het nu maar gauw zeggen, 'k Heb van daag heel plotseling een flinke promotie gemaakt. Zoo onverwacht en ongedacht, dat ik soms meen te droomen. Maar dat is toch niet waar." „Van harte gelukgewenscht, mijnheer Heere- ma. 't Is altijd heerlijk, als wij mogen zeggen, dat ons werk gezegend wordt. En voor uw moe der en nichtje zal het ook prettig zijn, om dat te vernemen." „Dat denk ik ook wel", zei Heino. „Maar voor U is het niet zoo prettig", vervolgde hij vlug. „Wij konden aardig goed met elkaar op schieten." Zij verschoot van kleur. „Beteekent uw promotie, dat U hier weg moet vroeg zij, met een heesche stem. „Ik ben vandaag benoemd tot chef van het Amsterdamsche filiaal", antwoordde Heino. „Dus dan weet U het wel." „Dat spijt mij. Ik bedoel, dat U weggaat." „U kunt ook in Amsterdam gaan wonen", gekscheerde hij. „Dat was een oplossing. Ik moet daarginds weer kamers gaan zoeken." goddeloos uit Nederland waren gekomen, wer den tot den Heere bekeerd". Overal waar hij het zaad des Evangelies mocht strooien, werd een rijke oogst van zielen binnengehaald. Van uit Grand-Rapids bracht Van der Meulen in 1861 een bezoek aan de kolonie in Pella, en mocht hij Ds. Scholte ontmoeten. Ze hadden al de jaren van hun verblijf in N. Amerika elkan der niet weer gezien. Het was ook de laatste maal, dat ze hier op aarde elkander de broeder hand mochten reiken en spreken over den weg, dien de Heere met hen had gehouden. Een won dere leiding, maar vol van den zegen des Heeren. F. STAAL Pz. ONZE MOEILIJKE TAAK IN VERBAND MET DE OPVOEDING ONZER KINDEREN TEN ZEDELIJKEN LEVEN. IV. Wij komen dan nu tot de laatste, in de prak tijk juist o zoo zware vraag hoe zullen wij tot onze kinderen over deze dingen spreken Wij hebben hier een taak, dat lijkt mij voor geen tegenspraak vatbaar, maar die is zeer moeilijk. Vele voorbeelden kan ik U daarvan ook niet geven. Er bestaan ook, wat dit aangaat, wel boekjes, maar niet altijd juist geschikt voor ons. Ik verwijs, zij het uiteraard niet zonder voorbe houd, naar het werkje van Felix OrttAan mijn Zusje, Brief over het geslachtsleven (Vierde Druk, Bibliotheek voor reiner leven No. IV, Boekhandel-Uitgeverij „Chreestarchia", Joh. H. Littooij, Soest). Dr. C. J. Honig noemt dit „een uitnemende proeve op dit gebied" (A. w. pg. 35). De schrij ver gaat in dit boekje heel fijn en teer te werk, waarom ik de vrijheid neem allen, die belang stellen in deze aangelegenheid, hiernaar te ver wijzen. Laat me ook zelf probeeren U eenige dingen te zeggen. De sexueele voorlichting kan, m.i., haast niet, goed verstaan, vroeg genoeg beginnen. De schooltijd (ik zei er in het begin al iets van) is juist ook met het oog hierop een gevaarvolle tijd. Let dus dan in 't bijzonder nauwlettend op houding en gedragingen van uw kinderen en poog vooral de vertrouwelijke omgang met uw kindren vast te houden, opdat ze U blijven deel genoot maken van al hun wederwaardigheden, eerlijk en open. Het beste is natuurlijk, als ge bij uw spreken kunt aanknoopen bij een vraag van uw kind, gaande in dezelfde richting. Dan krijgt het geheel immers niet zulk een opzettelijk karakter. Voorts, wat ik U vooral zou willen raden zeg steeds de waarheid (al behoeft dat natuur lijk nog niet altijd de hééle waarheid te zijn). Men kan bijna altijd wel een voorbeeld vinden ter verduidelijking van wat men bedoelt, vooral als ge eens met uw kind gaat wandelen naar buiten. Dan liggen de voorbeelden voor 't grij pen, ontleend aan het leven der natuur (planten en beesten). Verkoop geen bakerpraatjes over de ooievaar of zooiets dergelijks. Dat moet ge op een gegeven moment toch maar weer .terug nemen en dat schokt het vertrouwen, wat juist op dit gebied aanleiding geven kan tot hoogst- betreurenswaardige gevolgen (geslotenheid te genover de ouders, enz.). En denk er dan toch veel aan, dat ook uw kinderen strijd hebben en steeds méér krijgen met al deze dingen in hun ontwakend leven. Ge moet duidelijk laten merken, dat ge daarvan iets begrijpt. En dan moet ge ze, zooveel maar doenlijk is, trachten bij te staan en te helpen, anders zoudt ge ze zelf nog dieper in die strijd neerstooten of naar de gevaarlijke eenzaamheid terugdringen. Ook wat dit aangaat, komt zoo héél veel aan op een echt-gezellig huiselijk milieu. De sfeer van ons gezin moet zóó zijn, dat onze kinderen feitelijk nergens elders liever vertoeven, dan daar en dat moet zoo lang mogelijk zoo blijven. Met alle waardeering voor het vereenigingsleven en met volle erkenning van de noodzakelijkheid daarvan, zooals wij dat in al zijn vertakkingen onder ons kennen, meen ik er toch op te moeten aandringen, dat we ons in dat opzicht matigen, 't Gevaar zou langzamerhand wel eens niet meer uitsluitend denkbeeldig kunnen worden, dat ouders en kinderen nog maar heel zelden allen tegelijk des avonds thuis zijn. Dan, bij het grooter worden, blijf letten op de lectuur van uw kindren, dat is heel belangrijk. „Ik zou het er wel wennen, al heb ik hier familie en kennissen. Maar wie weet, hoe kort U bij mij is. Vooral nu U promotie gemaakt hebt, komt toch de tijd, dat U over een vrouw denkt. U beweert altijd wel, dat dat den tijd nog heeft, maar die zóó praten, zijn in den regel het vlugste getrouwd." „Dat loopt zoo'n vaart niet, juffrouw. Denkt U er heusch over, mee te gaan Ik maakte er slechts een grapje van. Maar als U er in ernst over denken wil, mij best." Zij schudde het reeds grijzende hoofd. „Neen, neen, dat moet niet. Ik doe het ver standigst, met hier te blijven. Het spijt me ge ducht, dat U weggaat." „Ik geloof het graag. Maar er is niets aan te veranderen. Over twee maanden. Ik wil mijn best doen, een ander voor U te vinden, die ge schikt is. 'k Weet wel zoo'n weinig, wat U ver langt. En dan moet ik zien, dat ik in Amsterdam weer goed terecht kom. Zooals hier, zal het mij wel niet gelukken." „Kom, kom", zeide zij, toch eenigszins gevleid. „Neen, juffrouw, dat meen ik inderdaad. Ik kan het thuis niet beter hebben dan hier. Zóó slaag ik in Amsterdam niet." „Kunnen uw moeder en nichtje niet in Am sterdam komen wonen vroeg zij plotseling. ,,'k Heb dat wel eens meer gedacht. Dat was toch veel eenvoudiger. En dan was U thuis. U is, doordat U het steeds zoo druk hebt" dat had Heino steeds gezegd „in 'k weet niet hoe lang niet thuis geweest." „Moeder is veel te gehecht aan Groningen", zeide hij. „En wat mijn nichtje betreftHij lachte ietwat verlegen, „ja, 'k spreek altijd maar Hoeveel zou er hier al niet bedorven zijn Als de fantasie eenmaal bezoedeld is, is dat nooit meer ongedaan te maken. En 't voorstellingsver mogen eenmaal bevlekt zijnde, kan een mensch nooit meer ongestoord genieten, juist op dit ter rein. Ons bewustzijn krijgt dan gelijkenis met een spiegel, die de werkelijkheid niet meer zuiver reflecteeren kan, omdat er 't weer in kwam. De zorgeloosheid der ouders is hier soms ont stellend groot. Ik heb wel eens verbaasd gestaan van de lectuur, die ik, onder 't oog van vader en moeder, zelfs aantrof bij zieke jonge menschen. Vooral ouders, die hun kindren, noodgedwon gen, moeten sturen naar middelbare scholen van een z.g. neutraal karakter, mogen wel heel nauw lettend toezien op wat hun kindren daar wordt opgedragen te lezen, m.n. van onze eigen nieuw ste letterkundige producten. Al verder is, naar het mij voorkomt, een groote macht ten kwade de mode. Ik behoef daarover, denkelijk, niet veel te zeggen, daar is in onze kringen, ook in ander verband, al meermalen over geschreven. We kunnen, lijkt me, volstaan met te zeggen, dat de moderne vrouwen-mode in het algemeen de strekking heeft zinnen-prik kelend te werken. Men kan al jonge meisjes, in verband met de manier, waarop ze gekleed gaan, met heur lichamelijk schoon zien coquetteeren tegenover de jongens. Hier hebben vooral de moeders een taak bij de keuze van kleeding. Wij behoeven ook in dit opzicht niet terstond de „wereldsche" methoden over te nemen, in tegendeel, ook hier hebben wij eigen karakter te bewaren en te toonen (om toch iets te noe men, ik ben van meening, dat onze grootere meisjes niet zonder kousen moeten loopen, gelijk al-méér des zomers de gewoonte schijnt te wor den) Zeker hebben wij óók de plicht te letten op degenen, met wie onze kinderen omgaan kwade samensprekingen bederven ook al bij jonge kin deren de goede zeden. Ga na, wat uw kindren doen, als ze zich al leen afzonderen. Laat ze zoo min mogelijk in de eenzaamheid. Dat verlokt tot het kwade. Evenmin is het geraden de kinderen lang, als ze eenmaal wakker zijn, op bed te laten liggen. Wat de voeding aangaatgeen overdadige en prikkelende spijzen en, uiteraard, geen alkoholi- sche dranken. Zwijgen mag ik in dit verband tenslotte ook niet van het groote kwaad der onanie of zelf bevlekking, dat méér voorkomt, dan men ge meenlijk schijnt te vermoeden. Als iemand in een bepaald geval daarvan op de hoogte komt, moet m.i. het eerste niet zijn streng straffen. Dan wordt het gevaar nog maar vergroot, veelal, maar ook hier zullen we, begrijpend, moeten lee- ren helpen in de strijd, die o zoo zwaar kan zijn. B.o.Z. Le C. BEROEPEN TE Echten (Fr.): Cand. B. Slingenberg te Zaandijk. AANGENOMEN NAAR Hoek (Z.-Vl.): Cand. hulppred. J. A. Vink te Bunschoten-Spakenburg. Vlissingen G. Smeenk te Blokzijl. BEDANKT VOOR Zutphen J. B. v. d. Sijs te Steenwijk. Door den Kerkeraad der Geref. Kerk te Wageningen is aan den architect B. T. Boeyinga te Amsterdam opdracht gegeven voor de bouw van een nieuw kerkgebouw. Het kerkgebouw zal bevatten ongeveer 500 plaatsen, kosterswoning en vergaderzalen. Binnen zeer korten tijd zal de aanbesteding plaats hebben. Naar de Indische bladen mededeelen is het Dr. van Andel's voornemen, tot 1937 op zijn post te Solo te blijven. Dat de kerk van Delft zich met de voorziening in de komende vacature bezig houdt, hebben wij reeds eerder gemeld. Thans lezen we in de „Westl. Kerkbode", dat tot opvolger van Dr. v. Andel zal worden be roepen Ds. S. U. Zuidema, docts phil., pred. te Anna-Paulouwnapolder. Naar aanleiding van een desbetreffende vraag heeft de classis Meppel der Geref. Kerken, gehoord het rapport van Ds. H. Fokkens, van Hollandscheveld, uitgesproken, dat een kerk bin nen haar ressort zich als hulpbehoevend tot haar van nichtje, maar Martha is heel geen familie..." „O, dat hebt li toch altijd gezegd." „Och ja, de meeste menschen in Groningen denken het. Hoe gaat dat, hé Martha is een arme wees, afkomstig uit Gelderland. Haar moe der was vroeger een intieme vriendin van mijn moeder en zoo is zij op tienjarigen leeftijd bij ons gekomen en met ons opgevoed en opge groeid." „Dat U dat nu pas vertelt", zeide de hospita. „Ik meende stellig, dat zij een nichtje was, hoe wel ik op die prachtfoto geen enkelen familie trek onderscheiden kan." En haar oogen dwaalden naar den marmeren schoorsteenmantal, op den eenen hoek waarvan een foto stond van Heino's moeder, terwijl op den anderen hoek het portret van een jong meisje was geplaatst, een meisje, niet onknap van uiter lijk en met op het lieve gelaat een vredige trek. „Een familietrek lachte Heino. „Neen, die is inderdaad niet te ontdekken. Maar om op uw opmerking terug te komen, moeder is veel te gehecht aan Groningen. Zij zou het in Rotter dam of Amsterdam niet wennen. Dus moet ik ook daar alleen mijn weg maar zoeken. Enfin, dat zal wel gaan", voegde hij er, vol zelfver trouwen, aan toe. „De Heere wil ook daar met U zijn, mijn heer", zeide zij. „Zeker, zeker", antwoordde hij haastig. Daarop verliet de hospita het vertrek, waarop het dienstmeisje zeer spoedig het eten kwam opdienen. Heino haastte zich niet, wat meestal wel het geval was, daar hij geregeld des avonds op zijn kamers werkte. Altijd wist hij boeken machtig kan wenden, als zij niet in staat is voor het pre- dikantstractement meer bijeen te brengen dan 2200.plus 50.voor elk kind beneden de 20 jaar. Donderdag 20 Dec. j.l. is Prof. Hoekstra 54 jaar geworden. De jarige, die het geschenk eener herstellende gezondheid mocht ontvangen, heeft zelf twee belangrijke geschenken gegeven. Er verschenen n.l. juist rond zijn verjaardag twee belangrijke boekdeelenhet tweede deel van zijn Historie der philosophie en het tweede deel van het door hem persklaar gemaakte „Ge reformeerd Kerkrecht" van wijlen Prof. Bouman. Deze beide teekenen van werkkracht en werk- liefde mogen de voorboden zijn, dat op Gods tijd Prof. Hoekstra de volle beschikking weer moge erlangen over zijn met zoo rijke talenten gesierd arbeidsleven. Ds. A. Verburg, Geref. predikant te Hol- werd, herdenkt zijn 40-jarig ambtsbediening. Ds. Verburg werd 29 Aug. 1867 te Nieuwer-Amstel, waar zijn vader boer was, geboren. Hij ontving zijn opleiding aan de Theol. School te Kampen en werd in 1894 candidaat, om 23 Dec. van dat jaar te Bellingwolde in zijn eerste gemeente te worden bevestigd door Ds. D. Vrieling toen te Scheemda. In 1898 verbond de jubilaris zich aan de kerk van Holwerd. Ds. Verburg, aan wien door de classis Hallum op zijn verzoek eervol emeritaat is verleend, is voornemens Zondagavond een gedachtenisrede te houden. Lagere aanslag Van Noord-Holland be gint de victorie (of ze verder komt, is een andere kwestie). Inzake de Zending deelde n.l. ter ver gadering der classis Haarlem Ds. Breukelaar mede, dat voor de medische dienst een concept- begrooting is ingediend waarbij 1000.minder door de kerken in de provincie behoeft te wor den opgebracht. Ook bij den hoofddienst, hoewel zes helpers weer zijn aangesteld, kan in de concept-begrooting het eindcijfer iets dalen. En concept van een uniforme salaris-regeling is in gediend voor al het medisch personeel over ge heel het Zendingsterrein op Midden-Java. De kerken worden opgewekt toch vooral aan hun financieele verplichtingen te voldoen. (Bazuin) Het land der verschrikkingen. De te Parijs verschenen „Geschiedenis van de Gepeoe" van de hand van Essad Bey geeft de lijst van de in Rusland ter dood gebrachten van 19171923. In deze 6 jaar werden gedood: 25 bisschoppen, 12.15 geestelijken, 6575 onder wijskrachten, 8800 artsen, 54.850 officieren, 260.000 soldaten, 49.500 politiemannen, 19.850 beambten, 344.250 intellectueelen, 815.000 boe ren, 192.000 arbeiders. Sindsdien zijn er nog elf jaar van verschrik king bijgekomen. De groote moordcijfers dezer elf jaren zijn hooger, doordat men sinds 1923 af ging zien van het vonnissen der individuen en in massa de veroordeelden naar de ijswoes tijnen van het Noorden zond om daar dwang arbeid te verrichten. Daar stierven massa's weg, welker getal aan geen mensch bekend is. Het Europeesch Centraalbureau voor- kerkelijke hulpacties te Genève (Prof. Dr. Adolf Keller) meldt ons, dat de reformatie in de Oekraïne (Klein Polen) voorspoedig voorwaarts gaat. Groote winst is dat een vertaling van het Nieuwe Testament in de Oekraïnsche taal door Prof. Ohienko tot stand kwam. De Oekraïnsche reformatie splitst zich in tweeën, een Luthersche beweging en een Gereformeerde. Vooral de laatste neemt sterk toe. In den laatsten tijd wer den 1400 overgangen gemeld, meest echter van arme menschen. De Luthersche beweging wordt door de Luthersche kerken in de wereld finan cieel geholpen, de Geref. beweging wordt door het Centraal bureau te Genève gesteund, dat verleden jaar met een 12000.in het noodige kon voorzien. Voor dit boekjaar (dat met Augus tus begon), is financieel nog niet voldoende ge zorgd. Dat de Heidelberger Catechismus, door een Nederlandsch Oekraïne-comité bezorgd, thans gereed is, is een belangrijke winst. Een vaste burcht is onze God Men meldt uit Berlijn „Hedenochtend hebben drie predikanten van de belijdenis-synode te Ber lijn gepredikt, o.a. ook de voorzitter dekaan Koch uit Bad Oeyenhausen. De kerkgebouwen, waarin deze geestelijken het woord voerden, waren natuurlijk tot op de laatste plaats bezet. te worden, die betrekking hadden op de branche, waarin hij werkzaam was. Bovendien bekwaamde hij zich steeds meer in administratieve aangele genheden, terwijl hij de op de H.B.S. verkregen talenkennis vermeerderde door zelfstudie en door lessen te nemen. Hij was altijd een harde werker geweest. Reeds op twaalfjarigen leeftijd was hij op de H.B.S. gekomen en vóór hij ze ventien was, had hij het einddiploma gehaald. Maar dien avond had hij geen lust, om te werken. Hij zou, na het eten, maar wat gaan lezen en dan een brief naar huis schrijven, om ook moeder op de hoogte te brengen. Hij zag reeds haar blijdschap, als zij lezen zou, hoe een vordering hij weer had gemaakt En dan zou hij ook schrijven, dat hij binnen zeer korten tijd, misschien volgende week Zater dag reeds, voor enkele dagen naar huis zou komen. Op zijn open gelaat kwam een onwillege trek. 't Was vervelend, dat Martha er was. Anders zou hij wel geregeld thuis komen. Want het was toch verkeerd, moeder zoo te verwaarloo- zen. Hij schreef altijd wel, dat het in de zaak zoo geweldig druk was, dat hij niet één dag kon gemist worden, maar moeder zou toch wel begrijpen, dat het overdreven was. En anders zou Tjaard het haar wel opmerken. Hij moest maar door den zuren appel heen- bijten. En dan was het ook het verstandigst, Martha te laten blijken, dat zij niet meer op hem rekenen moest. Mogelijk kon zij dan een andere partij doen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2