FEUILLETON
KLATERGOUD
4)
KERKNIEUWS.
Daar zag hij zich op eens een arbeidsveld aan
gewezen. Spoedig had hij die buurt gevonden en
met de menschen kennis gemaakt. En tot zijn
verwondering vond hij het gunstiger dan het hem
was voorgesteld. Hij hacl weldra zijn plan ge
reed. „Is", zoo sprak hij, „het Evangelie hun
niet zooveel waard, dat ze er voor in de kerk
willen komen, 't is mij zooveel waard, dat ik het
wel voor hem aan de huizen wil bezorgen. Om
visschen te vangen moet men het net zeewaarts
indragen."
Zoo begon hij in die verwaarloosde buurt
schap zijn arbeid. Van huis tot huis bracht hij
het brood des levens. Na eenigen tijd wist hij
in de een of andere woning een kring bijeen te
vergaderen voor wie hij dan preekte. lederen
Donderdagavond had hij er een samenkomst.
En de Heere wrocht mede. De arbeid droeg
heerlijk vrucht. De woningen werden te klein
voor de bijeenkomsten. Er kwam verslagenheid
onder de menigte. De stem werd ook hier ge
hoord: „Wat moet ik doen, opdat ik zalig word?"
Door warme Evangelieprediking, door de liefe
lijke noodiging, en bovenal door de genadige
werking des Heiligen Geestes kwam hier in dat
donkere oord nieuw leven van geloof en bekee
ring en zoo werd tot eer van Gods Naam de
kerk van Chicago gebouwd.
Ds. P. de Pree van Vriesland, Michigan,
schreef er van „De Groninger Hoek, waarvan
men weleer zou hebben kunnen zeggen „Waar
de synagoge des satans is", werd door Gods
Geest onder zijne arbeid herschapen in een Pa
radijs Gods. 't Was ook weer zijn eigen oordeel,
de rijkste en grootste zegen, die God hem te
Chicago, als Evangeliedienaar geschonken heeft,
't Was het begin van den groei en bloei der ge
meente, die haar sinds gekenmerkt hebben. Het
maakte het oprichten van een nieuw kerkgebouw
spoedig noodzakelijk't gaf nieuwe moed en
veerkracht aan de zoo lang beproefde gemeente."
Na twee jaren van zegenrijken arbeid te Chi
cago, ontving hij 't beroep van de gemeente van
Grand-Rapids welk beroep hij aannam en door
Ds. A. C. van Raalte bevestigd werd met de
woorden uit Thessal. 525„Broeders, bidt
voor ons
De kerk van Grand-Rapids was ook uit Hol-
landsche emigranten gevormd, die in de jaren
1847'48 zich daar gevestigd hadden. Zeer klein
was de aanvang geweest. Zekere broeder F.
van Driele uit Grand-Rapids wist er nog iets
van mee te deelen. Twee of drie huisgezinnen
en enkele jongens en meisjes, die in de stad
dienstbaar waren, en in wier hart de vreeze Gods
leefde, gevoelden zich gedrongen om op den dag
des Heeren met elkander een godsdienstige sa
menkomst te houden. Dat begon in Juli 1848.
Ds. van der Meulen, destijds nog in Zeeland,
hoorde daar van en trok zich het lot dier ver
strooide geloovigen aan. Als een vaderlijk vriend
stond hij hen in alles bij en gaf zich voor cate
chisatie en prediking in de week en een enkele
maal op Zondag. Zoo vond die kring na eenigen
tijd uitbreiding, zóó zelfs, dat nog in 1849 een
gemeente kon geïnstitueerd worden, in wier mid
den G. Delman en F. van Driele tot ouderling
werden bevestigd. Verder werd de zorg voor
die jeugdige kerk aan Ds. van der Meulen over
gelaten. Gedurig trok hij er heen om de kerke-
raadsvergadering te leiden en éénmaal in de
maand te preeken. Van uit Vriesland kwam Ds.
IJpma ook éénmaal per maand, zoodat er elke
veertien dagen dienst des Woords was.
In 1854 werd Ds. H. G. Klijn als eerste Die
naar des Woords te Grand-Rapids bevestigd.
In 1857 kwam de kerkelijke beroering, als ge
volg van de aansluiting aan de Holl. Geref.
Kerk. Een deel der gemeente scheidde zich af
en Ds. Klijn ging mee. Toen zocht het overblij
vend deel weer hulp en raad bij Ds. van der
Meulen, die ze door de moeilijkheden heen hielp.
In 1859 kregen ze in Ds. W. H. Houbolt weer
een eigen leeraar, die echter in 1860 reeds weer
vertrok. En toen werd Ds. van der Meulen be
roepen in Januari 1861. 't Was geen benijdens
waardige taak, daar te gaan arbeiden. Het was
een verscheurde gemeente, vol oneenigheid, met
een klein ledental. Maar toch gevoelde Ds. van
der Meulen zich gedrongen om die zwakke ge
meente te dienen, al kostte het hem zelfverloo
chening. Het beroep werd aangenomen en op 1
Mei 1861 aanvaardde hij het dienstwerk, predi
kende over Luc. 13 9 „Laat hem nog dit jaar
staan totdat ik om hem gegraven en mest zal
gelegd hebben".
Weldra zwegen de broedertwisten en bloeide
het geestelijk leven op. Een groot getal werd nog
aan de gemeente toegevoegd. „Vele menschen",
zoo schreef Br. van Driele, „die zorgeloos en
DOOR
H. KINGMANS
,,U ziet er altijd opgewekt uit", lachte zij.
„Waarom vraagt U dat Is er reden voor bij
zondere vroolijkheid U is toch niet verloofd?"
Heino lachte gul.
„Neen, hoor, daar wacht ik nog wat mee.
'k Zal het nu maar gauw zeggen, 'k Heb van
daag heel plotseling een flinke promotie gemaakt.
Zoo onverwacht en ongedacht, dat ik soms meen
te droomen. Maar dat is toch niet waar."
„Van harte gelukgewenscht, mijnheer Heere-
ma. 't Is altijd heerlijk, als wij mogen zeggen,
dat ons werk gezegend wordt. En voor uw moe
der en nichtje zal het ook prettig zijn, om dat
te vernemen."
„Dat denk ik ook wel", zei Heino. „Maar
voor U is het niet zoo prettig", vervolgde hij
vlug. „Wij konden aardig goed met elkaar op
schieten."
Zij verschoot van kleur.
„Beteekent uw promotie, dat U hier weg
moet vroeg zij, met een heesche stem.
„Ik ben vandaag benoemd tot chef van het
Amsterdamsche filiaal", antwoordde Heino. „Dus
dan weet U het wel."
„Dat spijt mij. Ik bedoel, dat U weggaat."
„U kunt ook in Amsterdam gaan wonen",
gekscheerde hij. „Dat was een oplossing. Ik moet
daarginds weer kamers gaan zoeken."
goddeloos uit Nederland waren gekomen, wer
den tot den Heere bekeerd". Overal waar hij
het zaad des Evangelies mocht strooien, werd
een rijke oogst van zielen binnengehaald.
Van uit Grand-Rapids bracht Van der Meulen
in 1861 een bezoek aan de kolonie in Pella, en
mocht hij Ds. Scholte ontmoeten. Ze hadden al
de jaren van hun verblijf in N. Amerika elkan
der niet weer gezien. Het was ook de laatste
maal, dat ze hier op aarde elkander de broeder
hand mochten reiken en spreken over den weg,
dien de Heere met hen had gehouden. Een won
dere leiding, maar vol van den zegen des Heeren.
F. STAAL Pz.
ONZE MOEILIJKE TAAK IN VERBAND
MET DE OPVOEDING ONZER KINDEREN
TEN ZEDELIJKEN LEVEN.
IV.
Wij komen dan nu tot de laatste, in de prak
tijk juist o zoo zware vraag hoe zullen wij tot
onze kinderen over deze dingen spreken Wij
hebben hier een taak, dat lijkt mij voor geen
tegenspraak vatbaar, maar die is zeer moeilijk.
Vele voorbeelden kan ik U daarvan ook niet
geven. Er bestaan ook, wat dit aangaat, wel
boekjes, maar niet altijd juist geschikt voor ons.
Ik verwijs, zij het uiteraard niet zonder voorbe
houd, naar het werkje van Felix OrttAan mijn
Zusje, Brief over het geslachtsleven (Vierde
Druk, Bibliotheek voor reiner leven No. IV,
Boekhandel-Uitgeverij „Chreestarchia", Joh. H.
Littooij, Soest).
Dr. C. J. Honig noemt dit „een uitnemende
proeve op dit gebied" (A. w. pg. 35). De schrij
ver gaat in dit boekje heel fijn en teer te werk,
waarom ik de vrijheid neem allen, die belang
stellen in deze aangelegenheid, hiernaar te ver
wijzen.
Laat me ook zelf probeeren U eenige dingen
te zeggen.
De sexueele voorlichting kan, m.i., haast niet,
goed verstaan, vroeg genoeg beginnen. De
schooltijd (ik zei er in het begin al iets van)
is juist ook met het oog hierop een gevaarvolle
tijd. Let dus dan in 't bijzonder nauwlettend op
houding en gedragingen van uw kinderen en
poog vooral de vertrouwelijke omgang met uw
kindren vast te houden, opdat ze U blijven deel
genoot maken van al hun wederwaardigheden,
eerlijk en open.
Het beste is natuurlijk, als ge bij uw spreken
kunt aanknoopen bij een vraag van uw kind,
gaande in dezelfde richting. Dan krijgt het geheel
immers niet zulk een opzettelijk karakter.
Voorts, wat ik U vooral zou willen raden
zeg steeds de waarheid (al behoeft dat natuur
lijk nog niet altijd de hééle waarheid te zijn).
Men kan bijna altijd wel een voorbeeld vinden
ter verduidelijking van wat men bedoelt, vooral
als ge eens met uw kind gaat wandelen naar
buiten. Dan liggen de voorbeelden voor 't grij
pen, ontleend aan het leven der natuur (planten
en beesten). Verkoop geen bakerpraatjes over
de ooievaar of zooiets dergelijks. Dat moet ge
op een gegeven moment toch maar weer .terug
nemen en dat schokt het vertrouwen, wat juist
op dit gebied aanleiding geven kan tot hoogst-
betreurenswaardige gevolgen (geslotenheid te
genover de ouders, enz.).
En denk er dan toch veel aan, dat ook uw
kinderen strijd hebben en steeds méér krijgen
met al deze dingen in hun ontwakend leven.
Ge moet duidelijk laten merken, dat ge daarvan
iets begrijpt. En dan moet ge ze, zooveel maar
doenlijk is, trachten bij te staan en te helpen,
anders zoudt ge ze zelf nog dieper in die strijd
neerstooten of naar de gevaarlijke eenzaamheid
terugdringen.
Ook wat dit aangaat, komt zoo héél veel aan
op een echt-gezellig huiselijk milieu. De sfeer
van ons gezin moet zóó zijn, dat onze kinderen
feitelijk nergens elders liever vertoeven, dan
daar en dat moet zoo lang mogelijk zoo blijven.
Met alle waardeering voor het vereenigingsleven
en met volle erkenning van de noodzakelijkheid
daarvan, zooals wij dat in al zijn vertakkingen
onder ons kennen, meen ik er toch op te moeten
aandringen, dat we ons in dat opzicht matigen,
't Gevaar zou langzamerhand wel eens niet meer
uitsluitend denkbeeldig kunnen worden, dat
ouders en kinderen nog maar heel zelden allen
tegelijk des avonds thuis zijn.
Dan, bij het grooter worden, blijf letten op
de lectuur van uw kindren, dat is heel belangrijk.
„Ik zou het er wel wennen, al heb ik hier
familie en kennissen. Maar wie weet, hoe kort
U bij mij is. Vooral nu U promotie gemaakt
hebt, komt toch de tijd, dat U over een vrouw
denkt. U beweert altijd wel, dat dat den tijd
nog heeft, maar die zóó praten, zijn in den regel
het vlugste getrouwd."
„Dat loopt zoo'n vaart niet, juffrouw. Denkt
U er heusch over, mee te gaan Ik maakte er
slechts een grapje van. Maar als U er in ernst
over denken wil, mij best."
Zij schudde het reeds grijzende hoofd.
„Neen, neen, dat moet niet. Ik doe het ver
standigst, met hier te blijven. Het spijt me ge
ducht, dat U weggaat."
„Ik geloof het graag. Maar er is niets aan
te veranderen. Over twee maanden. Ik wil mijn
best doen, een ander voor U te vinden, die ge
schikt is. 'k Weet wel zoo'n weinig, wat U ver
langt. En dan moet ik zien, dat ik in Amsterdam
weer goed terecht kom. Zooals hier, zal het mij
wel niet gelukken."
„Kom, kom", zeide zij, toch eenigszins gevleid.
„Neen, juffrouw, dat meen ik inderdaad. Ik
kan het thuis niet beter hebben dan hier. Zóó
slaag ik in Amsterdam niet."
„Kunnen uw moeder en nichtje niet in Am
sterdam komen wonen vroeg zij plotseling.
,,'k Heb dat wel eens meer gedacht. Dat was
toch veel eenvoudiger. En dan was U thuis.
U is, doordat U het steeds zoo druk hebt"
dat had Heino steeds gezegd „in 'k weet
niet hoe lang niet thuis geweest."
„Moeder is veel te gehecht aan Groningen",
zeide hij. „En wat mijn nichtje betreftHij
lachte ietwat verlegen, „ja, 'k spreek altijd maar
Hoeveel zou er hier al niet bedorven zijn Als
de fantasie eenmaal bezoedeld is, is dat nooit
meer ongedaan te maken. En 't voorstellingsver
mogen eenmaal bevlekt zijnde, kan een mensch
nooit meer ongestoord genieten, juist op dit ter
rein. Ons bewustzijn krijgt dan gelijkenis met
een spiegel, die de werkelijkheid niet meer zuiver
reflecteeren kan, omdat er 't weer in kwam.
De zorgeloosheid der ouders is hier soms ont
stellend groot. Ik heb wel eens verbaasd gestaan
van de lectuur, die ik, onder 't oog van vader
en moeder, zelfs aantrof bij zieke jonge menschen.
Vooral ouders, die hun kindren, noodgedwon
gen, moeten sturen naar middelbare scholen van
een z.g. neutraal karakter, mogen wel heel nauw
lettend toezien op wat hun kindren daar wordt
opgedragen te lezen, m.n. van onze eigen nieuw
ste letterkundige producten.
Al verder is, naar het mij voorkomt, een groote
macht ten kwade de mode. Ik behoef daarover,
denkelijk, niet veel te zeggen, daar is in onze
kringen, ook in ander verband, al meermalen
over geschreven. We kunnen, lijkt me, volstaan
met te zeggen, dat de moderne vrouwen-mode
in het algemeen de strekking heeft zinnen-prik
kelend te werken. Men kan al jonge meisjes, in
verband met de manier, waarop ze gekleed gaan,
met heur lichamelijk schoon zien coquetteeren
tegenover de jongens. Hier hebben vooral de
moeders een taak bij de keuze van kleeding.
Wij behoeven ook in dit opzicht niet terstond
de „wereldsche" methoden over te nemen, in
tegendeel, ook hier hebben wij eigen karakter
te bewaren en te toonen (om toch iets te noe
men, ik ben van meening, dat onze grootere
meisjes niet zonder kousen moeten loopen, gelijk
al-méér des zomers de gewoonte schijnt te wor
den)
Zeker hebben wij óók de plicht te letten op
degenen, met wie onze kinderen omgaan kwade
samensprekingen bederven ook al bij jonge kin
deren de goede zeden.
Ga na, wat uw kindren doen, als ze zich al
leen afzonderen. Laat ze zoo min mogelijk in
de eenzaamheid. Dat verlokt tot het kwade.
Evenmin is het geraden de kinderen lang, als ze
eenmaal wakker zijn, op bed te laten liggen.
Wat de voeding aangaatgeen overdadige en
prikkelende spijzen en, uiteraard, geen alkoholi-
sche dranken.
Zwijgen mag ik in dit verband tenslotte ook
niet van het groote kwaad der onanie of zelf
bevlekking, dat méér voorkomt, dan men ge
meenlijk schijnt te vermoeden. Als iemand in
een bepaald geval daarvan op de hoogte komt,
moet m.i. het eerste niet zijn streng straffen.
Dan wordt het gevaar nog maar vergroot, veelal,
maar ook hier zullen we, begrijpend, moeten lee-
ren helpen in de strijd, die o zoo zwaar kan zijn.
B.o.Z. Le C.
BEROEPEN TE
Echten (Fr.): Cand. B. Slingenberg te Zaandijk.
AANGENOMEN NAAR
Hoek (Z.-Vl.): Cand. hulppred. J. A. Vink
te Bunschoten-Spakenburg.
Vlissingen G. Smeenk te Blokzijl.
BEDANKT VOOR
Zutphen J. B. v. d. Sijs te Steenwijk.
Door den Kerkeraad der Geref. Kerk te
Wageningen is aan den architect B. T. Boeyinga
te Amsterdam opdracht gegeven voor de bouw
van een nieuw kerkgebouw. Het kerkgebouw zal
bevatten ongeveer 500 plaatsen, kosterswoning
en vergaderzalen. Binnen zeer korten tijd zal
de aanbesteding plaats hebben.
Naar de Indische bladen mededeelen is
het Dr. van Andel's voornemen, tot 1937 op zijn
post te Solo te blijven. Dat de kerk van Delft
zich met de voorziening in de komende vacature
bezig houdt, hebben wij reeds eerder gemeld.
Thans lezen we in de „Westl. Kerkbode", dat
tot opvolger van Dr. v. Andel zal worden be
roepen Ds. S. U. Zuidema, docts phil., pred.
te Anna-Paulouwnapolder.
Naar aanleiding van een desbetreffende
vraag heeft de classis Meppel der Geref. Kerken,
gehoord het rapport van Ds. H. Fokkens, van
Hollandscheveld, uitgesproken, dat een kerk bin
nen haar ressort zich als hulpbehoevend tot haar
van nichtje, maar Martha is heel geen familie..."
„O, dat hebt li toch altijd gezegd."
„Och ja, de meeste menschen in Groningen
denken het. Hoe gaat dat, hé Martha is een
arme wees, afkomstig uit Gelderland. Haar moe
der was vroeger een intieme vriendin van mijn
moeder en zoo is zij op tienjarigen leeftijd bij
ons gekomen en met ons opgevoed en opge
groeid."
„Dat U dat nu pas vertelt", zeide de hospita.
„Ik meende stellig, dat zij een nichtje was, hoe
wel ik op die prachtfoto geen enkelen familie
trek onderscheiden kan."
En haar oogen dwaalden naar den marmeren
schoorsteenmantal, op den eenen hoek waarvan
een foto stond van Heino's moeder, terwijl op
den anderen hoek het portret van een jong meisje
was geplaatst, een meisje, niet onknap van uiter
lijk en met op het lieve gelaat een vredige trek.
„Een familietrek lachte Heino. „Neen, die
is inderdaad niet te ontdekken. Maar om op uw
opmerking terug te komen, moeder is veel te
gehecht aan Groningen. Zij zou het in Rotter
dam of Amsterdam niet wennen. Dus moet ik
ook daar alleen mijn weg maar zoeken. Enfin,
dat zal wel gaan", voegde hij er, vol zelfver
trouwen, aan toe.
„De Heere wil ook daar met U zijn, mijn
heer", zeide zij.
„Zeker, zeker", antwoordde hij haastig.
Daarop verliet de hospita het vertrek, waarop
het dienstmeisje zeer spoedig het eten kwam
opdienen.
Heino haastte zich niet, wat meestal wel het
geval was, daar hij geregeld des avonds op zijn
kamers werkte. Altijd wist hij boeken machtig
kan wenden, als zij niet in staat is voor het pre-
dikantstractement meer bijeen te brengen dan
2200.plus 50.voor elk kind beneden
de 20 jaar.
Donderdag 20 Dec. j.l. is Prof. Hoekstra
54 jaar geworden. De jarige, die het geschenk
eener herstellende gezondheid mocht ontvangen,
heeft zelf twee belangrijke geschenken gegeven.
Er verschenen n.l. juist rond zijn verjaardag
twee belangrijke boekdeelenhet tweede deel
van zijn Historie der philosophie en het tweede
deel van het door hem persklaar gemaakte „Ge
reformeerd Kerkrecht" van wijlen Prof. Bouman.
Deze beide teekenen van werkkracht en werk-
liefde mogen de voorboden zijn, dat op Gods
tijd Prof. Hoekstra de volle beschikking weer
moge erlangen over zijn met zoo rijke talenten
gesierd arbeidsleven.
Ds. A. Verburg, Geref. predikant te Hol-
werd, herdenkt zijn 40-jarig ambtsbediening. Ds.
Verburg werd 29 Aug. 1867 te Nieuwer-Amstel,
waar zijn vader boer was, geboren. Hij ontving
zijn opleiding aan de Theol. School te Kampen
en werd in 1894 candidaat, om 23 Dec. van dat
jaar te Bellingwolde in zijn eerste gemeente te
worden bevestigd door Ds. D. Vrieling toen te
Scheemda. In 1898 verbond de jubilaris zich aan
de kerk van Holwerd.
Ds. Verburg, aan wien door de classis Hallum
op zijn verzoek eervol emeritaat is verleend, is
voornemens Zondagavond een gedachtenisrede
te houden.
Lagere aanslag Van Noord-Holland be
gint de victorie (of ze verder komt, is een andere
kwestie). Inzake de Zending deelde n.l. ter ver
gadering der classis Haarlem Ds. Breukelaar
mede, dat voor de medische dienst een concept-
begrooting is ingediend waarbij 1000.minder
door de kerken in de provincie behoeft te wor
den opgebracht. Ook bij den hoofddienst, hoewel
zes helpers weer zijn aangesteld, kan in de
concept-begrooting het eindcijfer iets dalen. En
concept van een uniforme salaris-regeling is in
gediend voor al het medisch personeel over ge
heel het Zendingsterrein op Midden-Java. De
kerken worden opgewekt toch vooral aan hun
financieele verplichtingen te voldoen. (Bazuin)
Het land der verschrikkingen.
De te Parijs verschenen „Geschiedenis van
de Gepeoe" van de hand van Essad Bey geeft
de lijst van de in Rusland ter dood gebrachten
van 19171923. In deze 6 jaar werden gedood:
25 bisschoppen, 12.15 geestelijken, 6575 onder
wijskrachten, 8800 artsen, 54.850 officieren,
260.000 soldaten, 49.500 politiemannen, 19.850
beambten, 344.250 intellectueelen, 815.000 boe
ren, 192.000 arbeiders.
Sindsdien zijn er nog elf jaar van verschrik
king bijgekomen. De groote moordcijfers dezer
elf jaren zijn hooger, doordat men sinds 1923
af ging zien van het vonnissen der individuen
en in massa de veroordeelden naar de ijswoes
tijnen van het Noorden zond om daar dwang
arbeid te verrichten. Daar stierven massa's weg,
welker getal aan geen mensch bekend is.
Het Europeesch Centraalbureau voor-
kerkelijke hulpacties te Genève (Prof. Dr. Adolf
Keller) meldt ons, dat de reformatie in de
Oekraïne (Klein Polen) voorspoedig voorwaarts
gaat. Groote winst is dat een vertaling van het
Nieuwe Testament in de Oekraïnsche taal door
Prof. Ohienko tot stand kwam. De Oekraïnsche
reformatie splitst zich in tweeën, een Luthersche
beweging en een Gereformeerde. Vooral de
laatste neemt sterk toe. In den laatsten tijd wer
den 1400 overgangen gemeld, meest echter van
arme menschen. De Luthersche beweging wordt
door de Luthersche kerken in de wereld finan
cieel geholpen, de Geref. beweging wordt door
het Centraal bureau te Genève gesteund, dat
verleden jaar met een 12000.in het noodige
kon voorzien. Voor dit boekjaar (dat met Augus
tus begon), is financieel nog niet voldoende ge
zorgd. Dat de Heidelberger Catechismus, door
een Nederlandsch Oekraïne-comité bezorgd,
thans gereed is, is een belangrijke winst.
Een vaste burcht is onze God
Men meldt uit Berlijn „Hedenochtend hebben
drie predikanten van de belijdenis-synode te Ber
lijn gepredikt, o.a. ook de voorzitter dekaan
Koch uit Bad Oeyenhausen. De kerkgebouwen,
waarin deze geestelijken het woord voerden,
waren natuurlijk tot op de laatste plaats bezet.
te worden, die betrekking hadden op de branche,
waarin hij werkzaam was. Bovendien bekwaamde
hij zich steeds meer in administratieve aangele
genheden, terwijl hij de op de H.B.S. verkregen
talenkennis vermeerderde door zelfstudie en
door lessen te nemen. Hij was altijd een harde
werker geweest. Reeds op twaalfjarigen leeftijd
was hij op de H.B.S. gekomen en vóór hij ze
ventien was, had hij het einddiploma gehaald.
Maar dien avond had hij geen lust, om te
werken. Hij zou, na het eten, maar wat gaan
lezen en dan een brief naar huis schrijven, om
ook moeder op de hoogte te brengen. Hij zag
reeds haar blijdschap, als zij lezen zou, hoe een
vordering hij weer had gemaakt
En dan zou hij ook schrijven, dat hij binnen
zeer korten tijd, misschien volgende week Zater
dag reeds, voor enkele dagen naar huis zou
komen.
Op zijn open gelaat kwam een onwillege trek.
't Was vervelend, dat Martha er was. Anders
zou hij wel geregeld thuis komen. Want het
was toch verkeerd, moeder zoo te verwaarloo-
zen. Hij schreef altijd wel, dat het in de zaak
zoo geweldig druk was, dat hij niet één dag
kon gemist worden, maar moeder zou toch wel
begrijpen, dat het overdreven was. En anders
zou Tjaard het haar wel opmerken.
Hij moest maar door den zuren appel heen-
bijten. En dan was het ook het verstandigst,
Martha te laten blijken, dat zij niet meer op hem
rekenen moest. Mogelijk kon zij dan een andere
partij doen.
(Wordt vervolgd)