FEUILLETON
KLATERGOUD
KERKNIEUWS.
tegelijk en in 't zelfde graf werden begraven,
't Opschrift op haar graf luidde „Deze twee
beminden en liefelijke in haar leven, zijn ook in
haren dood niet gescheiden".
Het verlies dezer kinderen drukte zeer zwaar,
vooral bij Mevrouw van der Meulen, bij wie 't
een wonde sloeg, die nooit meer geheeld werd.
Van der Meulen zelf had meer kracht om te
dragen. Zulke wegen van beproeving hadden
een gezegenden invloed op zijn prediking, daar
hij, zelf getroost door zijn God, nu ook anderen
nog te beter vermocht te troosten.
Ds. C. Steketee van Nieuwdorp, Zuid-Beve
land, een bijzonder vriend van Ds. van der Meu
len, met wien hij vele jaren correspondentie
heeft gehouden, schreef hem, in antwoord op
de toezending van het droeve bericht, een brief,
waarin hij op deze wijze troostte „Met deel
neming hebben wij het overlijden van twee uwer
lieve kinderen vernomen. O, ik kan het zoo
aannemen, dat gij bij de heiliging van deze zware
beproeving, meer dan ooit gestorven zijt aan
de wereld en geeft de Heere nu, wiens wegen
toch altijd met donkerheid omhuld zijn, u met
licht en vrucht te omhelzen, wat gij Gods kin
deren in zulke wegen zoudt moeten prediken
en inderdaad predikte, dan zal het wel zijn."
En in dien weg was het hem ook wel. Als zijn
vrouw met zoo groote smart sprak over het
verlies, zeide hij wel eens „Ach, moeder het
koren in de schuur is immers veiliger dan het
geen nog op het veld staat
De smart door het verlies werd weldra ge
volgd door groote blijdschap, bij het zien van
rijken zegen op zijn arbeid. Nieuw leven bloeide
volheerlijk op. Er werd in Zeeland een geeste
lijke opwekking gezien, vooral onder de jeugd.
Van huis tot huis werden biduren gehouden en
vele van de jonge menschen roemden in de ver
lossing en waren als nieuwgeboren kinderkens
zeer begeerig naar de redelijke en onvervalschte
melk, opdat zij daardoor mochten opwassen.
Is het wonder, dat Ds. van der Meulen zich
aan zijn kinderkens nauw verbonden gevoelde
Zöö vast scheen hij in Zeeland geworteld, dat
niemand er aan dacht, dat hij 't nog ooit zou
verlaten. Vele beroepen waren afgewezen. Zee-
lands kerk was gegroeid en bevestigd onder zijn
bediening. En niet alleen deze, maar ook vele
andere kerken, want gedurig had hij 't oog ge
houden op de vele landverhuizers, die na hem
in Amerika waren gekomen en op de verschil
lende plaatsen waar ze verstrooid waren, ge
arbeid en 't kerkelijk leven gebouwd. Het was
een schoone dag toen hij, na eenige jaren ge
arbeid te hebben in Amerika, met den ouden
J. van de Luyster, een kerkelijke vergadering
bezocht, waar zoovele Hollandsche kerken bijeen
waren. Vol blijdschap keerden ze terug en ze
gedachten samen de dagen, toen ze eenzaam en
verlaten in het bosch zaten. Den Zondag daarop
predikte hij over Psalm 48 13 en 14„Gaat
rondom Sion en omringt ze, telt hare torens, zet
uw hart op hare vesting, beschouwt onderschei
denlijk hare paleizen, opdat gij het aan het na
volgende geslacht vertelt". Hij verhaalde ook
aan de gemeente, tot hare blijdschap wat ze ge
hoord en gezien hadden en beschreef de torens
en vestingwerken en paleizen der kerk n.l. de
vereenigingen en scholen en andere inrichtingen,
die verrezen waren en de vele ouderen en jon
geren Dienaren des Woords, die God onder
hem gegeven had, en vol vreugde klonk het
lied op
Dit werk is door Gods alvermogen,
Door 's Heeren hand alleen geschied
Het is een wonder in onze oogen
Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
Een werk van Gods alvermogen, waarin wij
ons ook nog mogen verblijden. Was het niet
een stekje van dien in Nederland zoo verachten
boom der Afscheiding, dat daar zoo heerlijk op
bloeide en tot een grooten boom geworden, des
Heeren lof vermeldt
Van de kerken van Rochester, Buffelo en
Grand-Rapids kwam beroep, maar met beslist
heid wees hij die af. Eindelijk, nadat hij twaalf
jaren in Zeeland gestaan had, kwam in 1859 het
beroep van Chicago, dat, hoewel uitwendig niet
aantrekkelijk, hem zóó op 't hart werd gebon
den, dat hij besloot, die roeping op te volgen.
Telkens klonk het hem door de ziel„Daar
ginds, over het meer heeft God u een nieuw
arbeidsveld aangewezen, dat bebouwd moet
worden voor Hem".
't Viel niet gemakkelijk van Zeeland, waar
zooveel doorleefd was, te scheiden. Maar hij
DOOR
H. KINGMANS
3)
„Waarom zou ik komedie spelen Natuurlijk
is iets dergelijks vervelend. Men kan het beter
niet hebben. Maar nu de zaak eenmaal zóó staat,
zal er weer wel een oplossing gevonden worden.
Van Halen Co. kan wel wat hebben. Het
filiaal in Amsterdam redt zich wel. Niemand is
tenslotte onmisbaar. Ook Jansma niet. Trouwens,
Jansma weet dat ook wel."
„Jij wordt zeker zijn opvolger
„Ik? Hoe kom je er bij? Ik vermoed, dat de
chef van Deventer, of anders die van Dordrecht,
wel in aanmerking zal komen. Dat zou heel lo
gisch zijn."
„Zoo. Ik sprak in Amsterdam Jansma. Hij
noemde jouw naam. Hij meent stellig, dat jij
hem opvolgt."
„Hij kan zich wel eens vergissen", antwoordde
Heino nonchalant.
„Dat moet ik hem dan toch eens zeggen, als
ik hem weer zie. Eerlijk gezegd, hij ziet jou
liever niet in Amsterdam."
„Waarom niet?"
„Houd je niet van den domme, zeg. Hij kent
je al te goed en weet, dat je een gevaarlijk
mededinger bent."
„Gekheid", zei Heino onverschillig, hoewel
hij de opmerking in werkelijkheid met stijgend
genot had gehoord. „Gekheid. Elk, die aan het
ging, geloovende, dat God hem riep. „Hij zag
er wel erg tegen op, omdat het een groote
wereldstad was, nog steeds groeiende." Er was
vóór hem nog geen eigen Dienaar des Woords
geweest, dus zou er veel van hem gevraagd
worden. Maar hij ging, hulp verwachtend van
God, die hem riep. En met grooten groei ving
hij het werk aan, nadat hij door Ds. P. J. Og-
gel, eveneens uit Zeeland, uit Axel, bevestigd
was, met de woorden uit Hand. 10 6b „Deze
zal u zeggen, wat gij doen moet".
F. STAAL Pz.
ONZE MOEILIJKE TAAK IN VERBAND
MET DE OPVOEDING ONZER KINDEREN
TEN ZEDELIJKEN LEVEN.
III.
Het geslachtsleven is naar Gods Scheppings
wil. Hoe machtig spreekt het begin van Genesis:
„En God schiep den mensch naar Zijn beeld,
man en vrouw schiep Hij ze". De geslachtsdrift
is dan ook geen gevolg van de zonde „die
twee zullen tot één vleesch zijn". De volle mensch
naar Gods beeld komt pas uit in den man èn
de vrouw, die in de meest-letterlijken zin, naar
Gods bedoelen, eikaars weder-helft zijn. Het
volledig-menschelijke leven wordt toch feitelijk
ook eerst daar bereikt, waar er is de aanvul
ling van man en vrouw, in en door en voor
elkander. Niet alleen natuurlijk lichamelijk, maar
ook en zelfs bovenal geestelijk. Vanuit dit ge
zichtspunt der aanvulling van elkander moet b.v.
ook beschouwd worden de aantrekking, die con-
trasteerende karakters juist tot elkaar hebben.
Nog eens, dan, op de vraag moeten we over
dit alles spreken tot onze rijpende jeugd dient
bevestigend geantwoord, vooral ook, omdat wij
heel ons leven immers willen stellen onder het
licht van Gods Woord. En dat Woord spreekt
juist heel open en eerlijk en eenvoudig van al
deze dingen. Sommige moderne menschen willen
alleen daarom al de Bijbel voor hun kinderen
gesloten houden. Maar wij openen dat Woord
in onze huiskamer. Al vroeg zullen de gedachten
van onze kinderen, mede door wat ze daaruit
hooren, óók op geboorte en huwelijk gericht
worden. En dat is goed, want zoodoende hooren
ze er van gewagen in een reine, zuivere sfeer.
En daaraan moeten wij ons leeren aanpassen,
vooral in deze materie.
Het is merkwaardig, als ge daarop eens gaat
letten, hoeveel de Schrift handelt van het huwe
lijk en wat er mee samenhangt, 't Zou zeer loo-
nend zijn dat alles eens samen te lezen. En,
zóó beschouwd, zouden al deze dingen ook op
onze diverse vereenigingen wel meer ter sprake
gebracht kunnen worden.
Is onze eerste, voorname conclusie dus we
moeten spreken, zwijgen zou een misdaad zijn,
we willen nu nog een oogenblik nader ingaan
op de vraag wie zal dat doen
Men heeft gezegd de school. Dit is, in den
grond van de zaak, een oud-liberale gedachte.
Dat zou dan vooral biologische voorlichting
moeten zijn, een soort leer van de verschillende
levens-functies en levens-verrichtingen. Alsof
kennis, zonder méér, vooral op dit terrein, zou
afhouden van het kwaad Ik ben beslist gekant
tegen expresse, sexueele voorlichting door den
onderwijzer in het klassikaal verband, dat lijkt
me ook iets onmogelijks.
Wel lijkt me een meer-indirecte voorlichting
mogelijk bij de behandeling van de Bijbelsche
geschiedenis (zooals ook Ds. Sikkel daarvan
spreekt) en bij het vak plant- en dierkunde. Dan
zal er menige ongezochte aanleiding toe zijn.
In het algemeen kan de onderwijzer ook, bij de
onder ons gewone coëducatie, aansturen op een
behoorlijke omgang tusschen jongens en meisjes
en het respecteeren van elkander en kan hij wa
ken voor ongepastheden.
Men heeft ook gezegdde kerk heeft hier
haar taak. Inderdaad, ook hier treft de kerk
schuld. Zij heeft al te lang, naar het mij voor
komt, de jonge menschen, ook de ouders, met
de moeilijkheden laten zitten. Gelukkig is er ook
in onze kringen in den laatsten tijd wel wat aan
't veranderen. Ik herinner b.v. aan het optreden
van verschillende doktoren met lezingen, betref
fende deze aangelegenheid, en aan de lezingen,
uitgaande van den Kerkeraad van de Ned. Herv.
Kerk te Rotterdam (zie Het Zedelijkheidsvraag-
stuk, met een inleidend woord van Ds. P. G.
de Veij Mestdagh, N.V. J. M. Bredée's U.M.,
R'dam, z. j.).
In de prediking kan van deze dingen gehan
deld, elk jaar weer biedt o.m. de bespreking van
hoofd van het filiaal in Amsterdam komt, wordt
zijn mededinger en concurrent. Dat spreekt toch
vanzelf. Hij heeft dat toch zelf gezocht
„Natuurlijk. Maar het maakt een groot ver
schil, wie zijn opvolger wordt. Hij zou het ten
minste gaarne weten."
„Dat wordt hij volgende week op het kantoor
hier wel gewaar. Men zal het hem wel zeggen.
Tenminste, als er dan reeds iemand aangewezen
is. 't Is ook zeer goed mogelijk, dat de directeur
er geen haast mee maakt. Hij gaat eerst over
drie maanden weg."
Heino wist, dat hij onwaarheid sprak, ook
ten opzichte van de opmerking, dat de Amster-
damsche filiaalchef wel spoedig op het kantoor
te weten zou komen, wie zijn opvolger zou zijn.
Want de directeur had hem op het hart gebon
den, tegen niemand iets uit te laten. Op het
kantoor mocht het ook niet uitlekken dan vlak
vóór den tijd, dat hij naar Amsterdam vertrok.
Hij speelde zijn rol van voorgewende onver
schilligheid als een volleerd acteur. De ander
kwam inderdaad in de meening te verkeeren,
dat het vertrek van den Amsterdamschen chef
niet zwaar werd opgevat en dat Heino niet naar
de hoofdstad zou vertrekken. Hij besloot vooral
het laatste aan Jansma mee te deelen.
„Jansma krijgt een prachtzaak", vervolgde hij.
„Hij steekt er een flink kapitaal in."
„Hij heeft gelijk, als hij het doen kan", meende
Heino, die brandde van nieuwsgierigheid, maar
dit in geen enkel opzicht blijken liet. „Ik deed
het ook, als ik een lot uit de loterij trok."
De ander meende, dat Heino geheel op de
hoogte was en zeide, argeloos „Dan moet je
ook zien, een rijke vrouw te krijgen."
het 7de gebod daartoe een gereede aanleiding,
al zal men dan uiteraard, in verband met het
gemengde karakter van het gehoor, in 't meer-
algemeene moeten blijven. Op de diverse cate
chisaties zal een meer speciale behandeling mo
gelijk zijn, zoo ook op huisbezoek, bij onder
linge, xneer-intieme en vertrouwelijke saamspre-
king. Zoodoende kan ook al heel wat bereikt,
't Komt toch menigmaal voor, juist bij de rijpere
jeugd, dat de verhouding tot de ouders van dien
aard is, dat ze niet bevorderlijk is aan een zich
uitspreken, wat deze dingen betreft. Gelukkig,
als dan de predikant als vertrouwensman gezocht
wordt en in de goede richting werken kan.
Toch heeft ook de kerk, m.i. hier niet de
eerste plaats. Men heeft ook ten antwoord ge
geven hier moet vooral de medicus optreden.
Zonder twijfel heeft de dokter hier een voor
name plaats en hij zal ook in bepaalde, vooral
min of meer abnormale gevallen, de beste voor
lichting kunnen geven, vooral ook aan dé ouders,
die zonder zijn voorlichting menigmaal radicaal
verkeerd zouden kunnen handelen, zonder be
grip van de voorhanden moeiten.
Maar, overigens meen ik, dat zoowel hij, als
de predikant en de onderwijzer zullen moeten
terugtreden voor de, allereerst in aanmerking
komende en natuurlijkerwijze aangewezene,
ouders. Immers, op hen rust van Godswege bo
venal heel de opvoedings-taak, dus ook wat dit
deel aangaat. Zij hebben ook de zwaarste ver
antwoordelijkheid ten opzichte van hun kinderen.
En die opvoeding moet er ook eene zijn tot het
huwelijk en de gezinstaak, en tot het toegerust-
zijn voor de strijd met de ontwakende geslachts
drift. Er moet kennis van deze dingen zijn, die
op een behoorlijke manier dan ook moet worden
bijgebracht. De geslachtsdrift sluimert bij onze
kleine kinderen, maar gaat ontwaken in de pu-
berteitsleeftijd, m.n. in de jaren van 12 tot 16.
Nietwaar, dan rijpen onze kinderen lichamelijk
en geestelijk, maar, vergeet het niet, ook ge
slachtelijk. Dan grijpen er verschillende verande
ringen plaats bij hen, die, vooral bij de meisjes,
ook lichamelijk, tot een bepaalde uitdrukking
komen. Wij kunnen hier natuurlijk niet breeder
gaan handelen over de psychologie van den pu
ber. Toch, de onwetendheid dient vooral hier
te worden weggenomen. Elk ouder behoort er
iets van te weten, wat er in die beslissende leef
tijd met zijn kinderen gebeurt. Anders is een
totaal-misverstaan het gevolg en is de kans groot,
dat ze van ons vervreemd raken.
Wie zouden dan ook beter van al deze dingen
kunnen spreken, dan de ouders, de vader met
zijn jongen, de moeder met haar dochter
B. o. Z. Le C.
TWEETAL TE
's-Gravenhage-OostW. H. v. d. Vegt te Goes.
D. Zwart te Aalten.
BEROEPEN TE
's-Gravenhage-OostW. H. v. d. Vegt te Goes.
In Nov. is naar Java vertrokken de arts
H. M. v. d. Vegt, die voor 3 jaren de medische
Zending der Geref. Kerken zal dienen. Hij ver
vangt Dr. H. A. Vonk, directeur van het Zen
dingshospitaal te Keboemen, die in deze maand
met verlof in het land komt.
Ds. S. R. Smilde is bevestigd te Zeist
door Ds. J. Andree van Poortugaal met Matth.
24 4547 intreetrekt Jes. 40 35.
Na tot zijn dienstwerk te zijn ingeleid
door Ds. G. R. Kuyper van Kralingen met een
preek over Jes. 1 49, heeft Cand. P. Kuyper
Jr. zijn intrede gedaan bij de Geref. Kerk van
Monnikendam met een preek over Joh. 3:3033.
Geref. Kerk van Utrecht.
De koopacte voor het terrein waarop de
nieuwe Geref. Kerk te Utrecht verrijzen zal, is
officieel gepasseerd. Het nieuwe kerkgebouw,
dat dienen moet ter vervanging van de Bagijne-
kerk aan de Breedstraat, zal verrijzen op het
gebied der gemeente Maartensdijk, t. o. de Lo-
rentzlaan te Utrecht.
Bij Kon. besluit is met ingang van 16
Dec. a.s. benoemd tot legerpredikant als opvol
ger van Ds. F. G. Petersen, die voor 2 jaar met
pensioen ging, benoemd Ds. B. Ramaker, Geref.
predikant te Koog-Zaandijk.
Ds. Ramaker werd 6 Juli 1892 geboren en
studeerde aan de Theol. School te Kampen, waar
hij in 1923 candidaat werd, om 1 Juni 1924 zijn
intrede te doen bij de Geref. Kerk van ten Post.
In eenen ging Heino een licht op Jansma,
sinds een paar jaar weduwnaar, ging hertrouwen
en zijn nieuwe vrouw bracht geld mede Hij
lachte in zijn vuistje, dat hij wist de oplossing
van het raadsel, hoe Jansma aan kapitaal ge
komen was. Maar hij liet niets bemerken.
„Ja", lachte hij op de opmerking van zijn ken
nis. „Dat is gauw uitgesproken, maar zoo een
voudig gaat dat niet. Toch is het een slimme
zet van Jansma, dat moet ik zeggen."
„Nietwaar Hij was altijd een goochemerd,
't Is hem natuurlijk om het geld te doen."
„Moet je niet zeggen", dacht Heino. „Daar
over kunnen wij niet oordeelen."
„Och, kom", lachte de ander. „Twee joden
weten wel, wat een bril kost, nietwaar Zij is
tien jaar ouder dan hij. 't Is zuiver om het geld
te doen. Maar gelijk heeft hij."
„Eigenlijk wel, ja", vond ook Heino. „De
wereld draait toch om het geld."
„Ziezoo, zoo ver wou ik je hebben. Maar ik
ben al te ver meegeloopen. Adieu, amice."
„Bonjour", zei ook Heino, om vervolgens
peinzend de deur te openen en naar boven, naar
zijn kamers, te loopen.
Hij had twee ineenloopende kamers, uitste
kend en met veel smaak gemeubileerd. Daarnaast
was een kleine slaapkamer. Hij was nu twee
jaar aan dit adres en het beviel hem er uitstekend.
Zijn hospita was een beschaafde weduwe van
middelbaren leeftijd, die de kamers verhuurde,
omdat zij niet kon leven van haar weduwen-
pensioen.
Heino was aan het adres gekomen door be
middeling van zijn oom en tante, die tot vóór
twee jaar te Rotterdam woonden en bij wie hij
In 1928 nam hij het beroep aan naar Koog-
Zaandijk.
Ds. A. Dekker te Driebergen, emeritus
predikant der Geref. Kerk van Gerkesklooster-
Stroobos, hoopt 21 Dec. den dag te herdenken,
waarop hij vijftig jaar geleden als predikant der
Geref. Kerk te Roden bevestigd werd.
De jubilaris werd in 1855 te Den Helder ge
boren, liep daar de lagere school af, waarna
hij op de marine-werf aldaar geplaatst werd. De
scheepstimmerman was reeds in de twintig, toen
hij roeping gevoelde voor het predikambt. Niet
zonder strijd werd deze opgevolgd en reeds in
1884 verliet hij als candidaat de Theol. School
te Kampen, om nog in hetzelfde jaar als predi
kant bevestigd te worden in de Geref. Kerk van
Roden, op de Drentsche heide.
Op deze eerste kerk volgden nog acht ande
ren, n.l. te Landsmeer, Oldekerk, Buitenpost,
Veere, Anna Jacoba Polder, Zevenhuizen (Gr.),
Gerkesklooster-Stroobos en Vriezenveen, waar
in hij eveneens met veel zegen arbeidde.
Uit de Geref. Kerken in Ned. Indië. De
fusie MedanSiantar. Naar wij vernemen gaat
de voorgestelde fusie tusschen de Geref. Kerken
van Medan en Siantar niet door. Medan durfde
financieele consequenties van het beroepen van
Ds. E. de Jong te Siantar niet aan. Na uitvoerige
beraadslagingen is daarom besloten, dat de kerk
van Pematang Siantar zelfstandige gemeente
blijven zal. Door ingrijpende bezuiniging zal de
kerk van Siantar probeeren haar financiën slui
tend te krijgen. De kerk van Medan zal die van
Siantar op allerlei wijze steunen, o.a. doordat
elke drie maanden een gemeenschappelijke ver
gadering van beide kerkeraden gehouden zal
worden.
Geref. Kerken in Zuid-Amerika. In het
„Kerkblad voor Zuid-Amerika", officieel orgaan
van de Gereformeerde Kerken in Zuid-Amerika,
werken thans samen Ds. A. C. Sonneveldt te
Buenos Aires, Ds. B. Bruxvoort (uit de Christ.
Geref. Kerk in Noord-Amerika herkomstig) te
Tres Arroyos, beiden in Argentinië, en Ds. H.
W. Kroeze (Nederl. West-Indië). Wij lezen dat
weldra een vierde predikant, dit getal versterken
zal. De Amerikaansche candidaat W. V. Muller,
uitgezonden door de Chr. Geref. Kerk in Noord-
Amerika, staat gereed om naar Carambehy in
Brazilië te gaan.
Ds. Bruxvoort is van oordeel, dat de classis-
Buenos Aires dezer Zuid-Amerikaansche kerken,
thans als buiten-classis bij de kerken in Zuid-
Holland-Zuid in Nederland aangesloten, van het
kerkverband der Gereformeerde Kerken in Ne
derland zal dienen te worden losgemaakt om
over te gaan in het kerkverband der Christ.
Geref. Kerk in Noord-Amerika, met welke kerk
het contact beduidend gemakkelijker kan worden
onderhouden. In de Amerikaansche „Wachter",
het orgaan der Christ. Gereformeerde Kerk in
Noord-Amerika vinden we instemming met deze
idee en wordt het jaar 1936 genoemd als het
jaar, waarin deze overgang zijn beslag zou kun
nen krijgen.
Vóór 82 jaren kwam te Haren (bij Gron.)
de „Chr. Ger. Kerk" tot openbaring, waarvan
het meerendeel der toen kleine groep woonde te
Onnen, een plaatsje op de Hondsrug tusschen
Haren en Zuidlaren.
En thans, December 1934 werd te Onnen de
zelfstandige, Geref. Kerk geïnstitueerd.
Na een prediking van Dr. S. P. Dee uit Jes.
62 1 en 6, over Jeruzalems Herder en Wach
ters, had de bevestiging plaats van de gekozen
ouderlingen en diakenen.
Namens de Classicale Deputaten van Gro
ningen onder wier leiding en medewerking de
procedure der voorbereiding en thans de zelf
standige formatie geschiedde, sprak Ds. Miedema
een indrukwekkend woord, daarbij herinnerend
aan Jesaja 63 14 „Gelijk een beest, dat af gaat
in de valleien, heeft hun de Geest des Heeren
rust gegeven.
Alzoo hebt Gij uw volk geleid, opdat Gij LI
een heerlijken Naam zoudt geven."
West-Indië. Onder dit kopje schrijft Ds.
Hagen in de „Delftsche Kerkbode"
„Van Ds. Kroeze ontvingen de kerk van Den
Haag-West en Deputaten voor de verzorging
van onze militairen weer een bemoedigend schrij
ven. Het blijkt telkens, dat de Heere dien arbeid
kennelijk zegent. Al te lang hebben we West-
Indië aan haar lot overgelaten. We zijn dank
baar, dat nu ook daar de Geref. banier wordt
ontplooid.
We nemen uit dit rapport het volgende over
A. CURAQAO.
zijn zeventiende jaar af, toen hij kersversch uit
Groningen kwam, in huis was geweest. Als hij
niet een oom en tante in Rotterdam had gehad,
zou zijn moeder hem niet uit Groningen hebben
laten vertrekken. Door omstandigheden buiten
zijn wil, had zijn oom evenwel Rotterdam moe
ten verlaten en hem deze kamers bezorgd, in
een milieu, dat ook in overeenstemming was
met zijn godsdienstig belijden.
Het beviel hem er uitstekend en het speet hem
geweldig, dat hij zijn hospita een teleurstelling
bereiden moest door zijn vertrek naar Amster
dam. Echter had hij zich reeds voorgenomen te
probeeren een ander voor haar te vinden. Mo
gelijk was er op het kantoor wel een geschikte.
Voortvarend, als steeds, besloot hij haar on
middellijk op de hoogte te stellen. Te meer,
omdat hij ook wel eens aan een ander zijn pro
motie wilde vertellen. Want het was een hard
gelag voor hem geweest, dat hij op het kantoor
niets zeggen mocht. Hij had de gezichten wel
eens willen zienHij had evenwel zijn mond
te houden. Alleen zijn hospita, en daarin had
de directeur toegestemd, behoorde het te weten.
Dan had hij toch iemand, behalve de familie
in Groningen, aan wie hij schrijven zou, om
het groote nieuws te zeggen.
„Vindt U niet, dat ik bijzonder vroolijk kijk?"
vroeg hij, jongensachtig, toen de hospita de tafel
dekken kwam.
(Wordt vervolgd)