No, 51
Vrijdag 21 December 1934
48e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS-
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEI] TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J, v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ S OLTHOFF. MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
HET ANTWOORD VAN DEN HEMEL
AAN DE AARDE.
„Zie, uw Koning komt."
Mattheus 21 5b.
Och, dat Gij de heem'len scheurdet was de
roep, de bede van de ballingen in Babel.
Hemelen breek door en daal neder.
Zeker, God heeft de heem'len gescheurd en
Israël werd verlost uit Babel, is teruggekeerd
naar het heilig land.
Maar de groote scheuring, de groote door
braak, de hemeldoorbraak moest nog komen.
En ook daarvan kon Jesaja zijn volk reeds
spreken.
Hij hoorde en zag met profetische blik de
komst van den Koning de groote hemel-
scheuring.
Hij hoorde de stem van één die riep „Bereidt
in de wostijn den weg des Heeren, maakt effen
in de wildernis een baan voor onzen God,
opdat de heerlijkheid des Heeren zich open
bare, en alle vleesch tezamen het zie want de
mond des Heeren heeft het gesproken."
Of met de Nieuwtestamentische woorden
„Zie uw Koning komt
Hoort ge het, weet ge wat deze roep beteekent?
Dai we aan het werk moeten
Adventstijd is de tijd van het wachten
wachten op den Koning
Maar dat wachten is geen niets doen Integen
deel. Jesaja roept ons allen op tot arbeid.
Hij zegt we moeten een weg gaan maken in
de wildernis van ons leven.
De Koning komtHaast u dan opdat ge klaar
zijfc als Hij komt.
Ruimte moet ge maken in uw hart om Hem
te kunnen ontvangen.
Daar mag geen wildernis meer in uw leven zijn.
Als de Koningin Zeeland eens komt bezoeken,
dan wordt er dagen tevoren al gewerkt, hard
gewerkt, dan worden toebereidselen gemaakt,
maatregelen genomen.
Welnu Hoe dan als de Koning komtJezus
Christus.
Kunt gij Hem dan ontvangen Zijt ge klaar
voor Zijn komst
Of is het nog een hopelooze warboel in uw
hart
O dan zal de komst van den Koning u zeker
tegenvallen en misschien wel overvallen
Als we ernst met ons leven maken en dat
doet ge toch zeker in deze ernstige tijd, dan kan
Adventstijd wel eens een donkere, een moeilijke
tijd voor ons zijn.
Want Hij Die komt brengt ons dan in de
schuld, tot berouw.
We kunnen voor Hem niet bestaan, wij zijn
zondige menschen.
Het gaat ons als dat eenvoudige arbeiders
vrouwtje bij wie de Koningin in de kamer kwam.
Ze schrok en bloosde toen ze de Koningin plot
seling voor zich zag.
Zulk een hoog mensch in zoo'n eenvoudige
woning Neen, dat was ze niet waardig.
Maar de schrik ging weg, want ze wist dat
ze alles netjes opgeruimd had en ze behoefde
zich niet over warboel of wildernis te schamen.
Welnu als wij ons huis bereiden, en de zon
den en alles wat niet in onze levenswoning be
hoort wegdoen, dan zullen ook wij niet schrik
ken als de Koning ons hart komt bezoeken. Dan
zullen we ons niet behoeven te schamen om de
wilde zondeplanten die we hebben laten groeien,
neen, die hebben we immers opgeruimd en gedood.
Jezus moest immers een vrije wei-toebereidde
v/eg hebben om te gaan.
En als het zoo bij ons is, zeker dan kan het
een moeilijke tijd zijn, omdat dat opruimen van
alle vuil en dat wegdoen van geheime zonden
niet zoo gemakkelijk is.
Dat kost strijd Gebeds-strijd Want anders
gaat het niet.
En zoo wachten we de komst van den Ver
losser dan ook af in het gebed.
Maar tegelijk met blijdschap. Omdat we weten
als Hij komt zal Hij tot ons zeggen Vreest niet!
Vreest nietZie uw Koning komt. Uw Koning!
Advent Hij nadert Uw Koning
Heel ons leven is eigenlijk één Adventsijd dat
is één wachten op den Koning.
Want als we niet meer wachten. Wat dan
Dan slapen we in
Altijd wachten op Jezus. Altijd het huis op
geruimd, de zonden er uit en de deuren open
voor Hem.
En dat al strijdend, al biddend.
Steeds de handen uitbreidend en God bidden
hemelen te scheuren en den Verlosser te doen
neerdalen op de diep gezonken aarde.
Dit weten we Hij is gekomen. En Hij komt
weer Op de wolken.
Dit weten we: Zijn Koninkrijk komt eiken dag.
En het gebed van de geloovige zij Och Heere
Jezus, kom, verlos mij uit de macht der zonde,
verlos mij van mijn egoïsme, mijn zelfzucht, mijn
zelfgenoegzaamheid, mijn geldzucht, mijn eer
zucht, verlos mij van mijn zondig ik en heersch
Gij in mij
Buig uw hemel naar de aarde, daal neder en
raak mij aan met Uwen Heiligen Geest.
Doe steeds meer in mij opgaan het licht van
Uw vergevende liefde.
O, mijn Koning, Uw rijk kome ook in mijn hart.
O, mijn Koning, mijn Verlosser kom Gij overal,
kom Gij de wereld, onze donkere wereld be
zoeken.
Schijn Gij met Uw licht in de duisternis van
onzen tijd en doe de menschen weer roepen tot U.
Doe ze hun handen weer uitbreiden tot U,
die in de heemlen v/oont en leer ze dat ze het
v/eer van de heem'len moeten verwachten, leer
ze weer bidden tot U om de heem'len te scheu
ren opdat het Licht uit de Hoogte over hen
wordt uitgegoten.
Leer de wereld en ook ons dat we alleen ver
lossing en heil kunnen verwachten van U, o
onzen Koning.
Welnu dat dan in deze aarde slechts één roep
mag weerklinken, in onzer en aller harten
„Och of Gij de heemlen scheurdet". Dan, ja
dan als deze roep, deze bede opstijgt van de
aarde naar den hemel, dan zal de aarde ook
antwoord van den hemel ontvangen.
Dan zullen de heemlen scheuren en het Zicht
en de Verlossing komen.
Dan immers zult Gij komen o groote Koning
en doorbreken door alle duisternis, door alle
ellende van dit leven heen,
dan zult Gij doorbreken en bevrijden de we
reld, de kerk en onze ziel van donkerheid en
nood.
Ja van zondenood en doodsnood
Zie, Uw Koning komt.
Kom, ja kom haastelijk.
Oostkapelle. M. J. VAN DIJKEN.
VREES EN BLIJDSCHAP.
Wanneer we weer het Kerstfeest mogen gaan
vieren is het ook weer noodig terug te keeren
naar het bekende verhaal in Lukas 2, om daar
door ons te laten onderwijzen aangaande het
eerste Kerstfeest en alzoo bewaard te worden
voor ijdele fantasieën.
Ga eens fantaseeren over dat eerste Kerst
feest om door de fantasie een antwoord te laten
geven op de vraag, hoe dat geweest is, dan zal
men zeker wel niet komen op de gedachte, dat
het Kerstfeest begonnen is met vrees.
En toch, zoo is het geweest. De Kerstpredi-
king begint toch met dit woord tot de herders
vreest niet.
En die vrees, waaronder het begon, kon niet
uitblijven bij de geboorte van Jezus, in Wien
God tot den mensch kwam. Het Kindeke, dat
in Bethlehem geboren werd als Maria's Zoon,
was tegelijk Gods Zoon en Zelf God. In Hem
kwam God tot den mensch. En als God komt,
dan komt Hij ook om Zijn recht tegenover den
mensch te handhaven, als de schuldeischer te
genover den schuldenaar en dat komen moet
vrees wekken.
Daarom denkt de mensch gaarne God ver
weg, zooals een schuldenaar gaarne wil, dat z'n
schuldeischer ver weg mag blijven. Daarom wil
de mensch zich wel wijs maken, dat er geen
God is. Is er geen God, dan is de gedachte aan
schuld en straf immers een waandenkbeeld.
Maar daarom ontroert de mensch in vrees,
wanneer hij bemerkt dat God er is én dat die
God hem niet loslaat, maar komt om Zijn recht
te handhaven. Dan komt die vrees.
Het Kerstfeest is een logenstraffing van het
Deïsme, van de leer, dat God de wereld aan
zichzelve zou overlaten. Als God voornemens
was geweest zich niets aan te trekken van wat
de mensch op aarde deed en die mensch vol
komen aan zijn lot zou willen overlaten, zou
God niet op aarde gekomen zijn.
En het Kerstfeest is ook een logenstraffing
van het Pantheïsme, van de leer die God en
wereld één maakt. Een God, die één is met de
wereld, kan niet tot die wereld komen.
Het komen Gods in Jezus zegt ons, dat God
verheven is boven de wereld en troont in den
hemel en het zegt ook, dat al is de hemel Zijn
troon en de aarde de voetbank Zijner voeten,
Hij ook de wereld niet loslaat en den mensch
niet loslaat.
God houdt den mensch vast in Zijn recht.
Dat is de prediking van het Kerstfeest, die tot
vrees moet leiden. Die mensch is toch een zon
daar. Zijn schuld aan God zal moeten betaald
worden.
Wanneer iemand die vrees nog niet zou heb
ben leeren verstaan en zijn Kerstfeest alleen nog
maar geweest zou zijn een feest van alleen blijd
schap, zoo zou die blijdschap nog omgegaan zijn
buiten het eigenlijke van het Kerstfeest.
De blijdschap komt in verband met de vrees.
Want is er vrees, er is ook blijdschap.
God laat den mensch niet los, houdt hem vast
in zijn genade. Dat is ook de prediking van het
Kerstfeest. God komt tot de wereld in Jezus,
die gekomen is niet om de wereld te veroordee-
len maar om ze te behouden die gekomen is
om zalig te maken, dat verloren was die ge
komen is opdat een ieder, die in Hem gelooft,
niet zou verderven maar het eeuwige leven
hebben.
Daarom kan de Engel tot de herders zeggen
Vreest niet, want zie, ik verkondig u groote
blijdschap, die al den volke wezen zal, n.l. dat
u heden geboren is de Zaligmaker, welke is
Christus de Heere, in de stad Davids.
Zoo komt het dan bij ons niet tot het rechte
Kerstfeestvieren, wanneer we ook die blijdschap
niet leeren kennen. Een Kerstfeest zonder vreug
de, een Kerstfeest met alleen maar vrees, gaat
aan ons voorbij zonder dat we ons hebben laten
onderwijzen aangaande de bedoeling van de
geboorte van Jezus.
Niemand wijze dan de vrees af als zou dit
op het Kerstfeest niet betamen. Maar niemand
sluite ook z'n hand voor de vreugde. Want dan
alleen verstaan we Gods genade, om op het
Kerstfeest gepredikt, wanneer we ons van de'
vrees laten leiden tot de blijdschap.
BELANGRIJKE UITGAVEN.
In den laatsten tijd zijn er enkele belangrijke
boeken verschenen, waarop we in deze rubriek
de aandacht willen vestigen.
Allereerst willen we dan noemenJohannes
Calvijn's Institutie, verkort weergegeven door
Dr. B. Wielenga. UitgaveJ. H. Kok N.V.,
Kampen.
Door de herdenking der Afscheiding is al
gemeen bekend geworden, dat Ds. H. de Cock
al eenige jaren predikant was geweest vóór hij
met de Institutie van Calvijn kennis maakte. Het
was in de studeerkamer van z'n collega Ds.
Wormnest te Warfhuizen, dat de laatste, in een
gesprek over een geloofsvraag, dat boek voor
den dag haalde om te zien wat Calvijn daarover
leerde. Ds. de Cock mag dan dat boek meene
men naar huis en zet daar ijverig de studie van
Calvijn's Institutie voort.
Zóó onbekend als voor een eeuw is dit
Standaardwerk van Calvijn nu niet meer. Daarna
is het meermalen in z'n geheel weer uitgegeven.
Dr. A. Kuyper Sr. gaf de Institutie uit in 1889.
En nog niet zoo lang geleden gaf Prof. A. Sizoo
een heel nieuwe vertaling.
Toch is door deze beide uitgaven dit hoofd
werk van Calvijn nog niet algemeen bekend
geworden. De uitgave van Dr. Kuyper is van
zoo groot formaat dat het boek niet gemakkelijk
is te hanteeren daar komt bij dat deze verta
ling een herdruk is van die van Corsman en dus
in oud-Hollandsch, dat het dadelijk verstaan niet
bevordert. De uitgave door Prof. Sizoo bezorgd
wordt door deze bezwaren niet gedrukt. Ze geeft
een nieuwe vertaling in de taal van onzen tijd.
En omdat het geheel over verschillende deelen
is verdeeld, hebben de boeken een gewonen om
vang. Bij beide uitgaven geldt echter het bezwaar
dat ze nog al kostbaar zijn, zoodat velen in de
onmogelijkheid verkeeren zich zulk een kost
baar werk aan te schaffen.
Aan dat bezwaar nu wordt door deze, door
Dr. B. Wielenga bezorgde, verkorte uitgave
tegemoet gekomen. In een boekdeeltje van 316
bladzijden wordt de inhoud van de heele Insti
tutie kort saamgevat. Dat te doen is natuurlijk
niet ieders werk. Men moet de inhoud wel goed
in zich hebben opgenomen om te weten wat
daarvan nu het voornaamste is. Maar dat we
hier nu een uitnemend overzicht hebben wordt,
in een inleidend woord, getuigd door Prof. Dr.
H. H. Kuyper, die hier zeker wel tot oordeelen
bevoegd is.
Hartelijk hopen we dan ook, dat velen dit
werkje zich zullen aanschaffen de prijs is
2.40 en gebonden 3.25 en ijverig lezen.
Dan zal de rijke zegen, die de eeuwen door van
de lezing der Institutie uitging, ook nu kunnen
worden genoten.
In nauwe aansluiting aan de Institutie kan
volgen de aankondiging van een boekje van Dr.
G. Brillenburg Wurth De Christelijke Vrijheid,
eveneens uitgegeven door J. H. Kok te Kampen.
De schrijver geeft hier nog al eens een citaat
uit Calvijns Institutie, waarin ook de juiste be
ginselen worden geleerd om het stuk van de
Christelijke vrijheid te verstaan. In een inleidend
woord zegt de schrijver dat hij zich wat den
opzet van zijn verhandeling betreft, aansluit bij
Calvijn en hij handelt dan over de Christelijke
vrijheid in drie hoofdstukken: 1) de Vrijheid
van den Christen van de dienstbaarheid der wet;
2) de vrijwillige gehoorzaamheid van den Chris
ten aan den eisch der wet en 3) de vrijheid van
den Christen in de concrete levenspractijk. Le
zing van deze heldere studie doet zien, hoe
noodig het is ook in dezen tijd voor de Chris
telijke vrijheid op te komen. En het recht ver
staan van de Christelijke vrijheid is juist daarom
zoo noodig, om daardoor de wapenen te vinden
tot bestrijding van de verkeerde vrijheidsbegrip
pen.
We noemden dit boek een studie en dat dan
ook uit groote waardeering voor den arbeid door
Dr. Wurth hieraan ten grondslag gelegd, maar
ook om te doen verstaan dat de lezing daarvan
nog al eenige inspanning vraagt en geen lectuur
is voor iemand, die ontspanning zoekt. Maar
wie zich die inspanning wil getroosten en het
onderwerp is die inspanning waard die kan
hier voor de practijk van het leven schriftuur
lijke besturing vinden.
Als derde willen we noemen De Verbonds
gedachte door Dr. L. van der Zanden, ook een
uitgave van Kok te Kampen.
Over dit onderwerp hield de schrijver, predi
kant te Groningen, op de conferentie van Geref.
predikanten in de provincie Groningen een re
feraat. Dat referaat is breeder uitgewerkt en
verscheen nu in druk.
We zijn blij dat de referent hiertoe besloot
en alzoo een breederen kring in de vrucht van
zijn studie doet deelen.
Het onderwerp is belangrijk. Een goed ver
staan van het verbond is voor het geestelijk
leven van zeer groote beteekenis. En hier wordt
veel geboden dat daartoe dienstbaar is.
In vier hoofdstukken handelt de schrijver over
1) Het verbond als gemeenschap van God en
mensch 2) Het verbond als gemeenschap der
menschen 3) Het werkverbond 4) Het Gena-
deverbond met drie onderafdeelingena) Ge
nade verbond en verbond der algemeene genade;
b) Genadeverbond en verbond der verlossing
en c) Genadeverbond en kerk.
Hartelijk bevelen we de lezing ook van dit
boekje aan.
HEIJ.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
25. Onder smart en rouw voorwaarts.
De kerkelijke misstap, die gedaan was, deed
de ijver voor den Naam des Heeren, bij de lei
ders der kolonie niet verslappen. Ook bij Ds.
van der Meulen niet. Ofschoon hij zich veel
bemoeien moest met allerlei materieele dingen,
in 't belang van zijn volk, ging de liefde voor
het predikambt daarbij niet onder. Nooit ging
zijn voet met blijder tred, dan wanneer hij uit
ging om de goede boodschap der zaligheid uit
te roepen. Het was hem dan ook een groote
vreugde, dat zijn zonen lust gevoelden den Heere
in het Evangelie te dienen. Eerst zijn zoon Jacob,
daarna ook zijn zoon Johannes, terwijl zijn eenig
overgebleven dochter Maria huwde met Pieter
de Pree, zoon van Jan de Pree uit Axel, die
eveneens Dienaar des Woords werd.
In 1852 ging Johannes van der Meulen naar
de „Holland-Academie", een soort H.B.S. of
gymnasium en drie jaar later naar New-Bruns-
wick N. J. een seminarie opleidingsschool voor
predikanten. In den tijd, dat hij te New-Bruns-
wick was, in zijn tweede studiejaar, in 1857 ont
ving hij het droeve bericht van dubbelen rouw
in de ouderlijke woning. Een zware slag trof
Ds. van der Meulen en zijn huis. De twee jongste
kinderen, Sara en Anna, de laatste geboren, na
het sterven van de eerste Anna, stierven aan
scharlakenkoorts, kort na elkander, zoodat ze