FEUILLETON KLATERGOUD KERKNIEUWS* dat heel teeder van aard is en vele moeilijkheden biedt. Toch meen ik, dat met de bespreking niet langer mag worden gewachtik zie om mij heen symptomen, die mij hebben gewaarschuwd. Ik heb menschen-in-moeite bij mij gehad, die me om voorlichting gevraagd hebben. Daarom waag ik het er nu ook publiek over te handelen en dat temeer, omdat ik niet kan verwijzen naar een boek, waarin onzerzijds al, wat we hier noodig hebben, staat vermeld. Ik wil dus handelen over onze moeilijke taak in verband met de opvoeding onzer kinderen ten zedelijken leven. Met dat „onze" bedoel ik nu speciaal de taak der ouders. Ik wil daarmee niet zeggen, dat die taak uitsluitend aan de ouders toe zou komen, maar wel m.i. allereerst aan hen. Er ligt hier ook een taak voor de school, waarop ik allicht in de loop van mijn betoog nog terugkom. Ook wat dit aangaat, moet er overeenstemming zijn tusschen gezin en school. Juist ook op het terrein, dat wij nu gaan betre den, vormt de school-saamenleving een gevaar. De voorbeelden zijn er van wat soms al door heel jonge kinderen op de scholen is uitgehaald. De bekende paedagoog Oosterlee waarschuwde al in 1924 (Paedagogisch Tijdschrift van Juni): „Het is zoo noodig de rijpende jeugd te be schermen tegen onzedelijke invloeden, de pesti lentie, die in de donkerheid rondwaart". Zeker heeft ook de kerk hier haar eigen taak, in prediking, catechetisch onderwijs, huisbezoek, onderlinge saamspreking tusschen den herder en zijn schapen. De kerk moet zich ook met deze dingen bemoeien en U van haar kant een ant woord probeeren te geven op de moeilijke vra gen, die ge bij uw pogingen uw kinderen op te voeden, speciaal tot een goed zedelijk leven, allen zonder twijfel ondervindt. Wat bedoel ik nu met de term „ten zede lijken leven" Wij gebruiken de woorden zedelijk en zede lijkheid in ruimer en in enger zin. In ruimer zin zien ze op heel het samenstel van wetten, zeden, gebruiken, waardoor wij ons in ons handelen en gedragen laten leiden. Voor een Christenmensch zijn de normen ook daarvoor te vinden in Gods Woord, m. n. in Zijn wet. In engeren zin worden er mee bedoeld die eischen en normen, die meer speciaal op het ge slachtsleven betrekking hebben. Over dit laatste willen wij het nu hebben, over opvoeding tot zedelijkheid in engeren zin (denk aan het ge bruik van de woorden: zede-loos en on-zedelijk) Er bestaat, uiteraard, ook een nauw verband tusschen die beide het zedelijke leven in engeren zin (de omgang der geslachten enz.) is een goede waardemeter voor het peil, waarop het zedelijke leven in het algemeen in een bepaalde omgeving staat. Strenge zeden in handel en wandel hebben ook altijd geleid tot een hoogstaand zedelijk le ven. Terwijl het omgekeerde ook het geval is. Denk maar aan onzen tijd het algemeene zede lijkheids-bewustzijn, het besef van goed en kwaad, verslapt. Daarmee gaat hand in hand toename der onzedelijkheid in engeren zin, wat het geslachtelijke aangaat (zooals de statistieken der zedelijkheids-delicten in onze groote steden m. n. bewijzen). Daarin ligt nu al, bij den aanvang van deze verhandeling, de opwekking houd heel het ze delijk leven op een hoog peil. Leef eerlijk, op recht, strijdend tegen de zonde, breng uw leven steeds meer in overeenstemming met de eisch van Gods wet, dat zal een goede uitwerking hebben ook op heel uw omgeving. En dat zal zeker ook het zedelijke leven in engeren zin ten goede komen. Tevens zal het blijken te zijn een krachtig middel in de opvoeding uwer kin deren tot de, door ons nu-vooral-beoogde, ze delijkheid in engeren zin (denk maar eens alleen aan de groote macht van het voorbeeld). Ik had dus ook wel kunnen spreken over sexueele voorlichting, want daarop komt het ten slotte neer (sexueel wat met de sexe, het ge slacht samenhangt). Om verschillende redenen kondigde ik mijn onderwerp liever aan, zooals ik nu ook hierboven gedaan heb. Trouwens, heel dat sexueele vraagstuk staat ook niet op zichzelf, maar is ten nauwste verweven met het levenspeil in onze omgeving, de volksgewoon ten, het milieu, waarin onze kinderen groot wor den. Denk maar eens, om iets te noemen, aan het verschil tusschen de groote stad en het platteland. Boerenkinderen komen gemeenlijk al heel vroeg met al de dingen van het sexueele leven als vanzelf en ongedwongen in aanraking (de koe kalft, het paard veulent, vaak is de jeugd daarbij). Het stadskind krijgt wat dit aan gaat gemeenlijk veel verderflijker prikkels heel de omgeving is lichtzinnig, uit op vermaak bo venal. Wat voor menschen ziet en hoort het DOOR H. KINGMANS 1) „Weet je soms een andere oplossing?" De directeur van de Naamlooze Vennootschap Van Halen Co., de groote ijzerhandel in Rot terdam, een sinds lang gevestigde oersolide zaak, keek zijn procuratiehouder aan, terwijl hij ietwat geërgerd een brief in elkaar frommelde. „Ik acht Van Hinten niet geschikt voor die functie", meende de ander. „Dat heb je zooeven ook al gezegd. Met dat negatieve antwoord kom ik geen steek verder. Wij moeten in Amsterdam een flinken vent heb ben, want hij zal last genoeg van Jansma krijgen." „Van Hinten is administratief uitstekend", zei de procuratiehouder. „Maar die kwaliteit komt in Amsterdam in de eerste plaats niet aan de orde. Er moet een flink zakenman zijn, door tastend, voortvarend, met durf in het lijf, met veel initiatief. Van Hinten mist die kwaliteiten, 't Wordt een mislukking, als hij er heen gaat." „Weet je een ander, die geschikter is „Ik dacht aan Heerema", aarzelde de pro curatiehouder. „Vreemd. Ik heb ook even aan hem gedacht. Maar hij is nog zoo jong. En bovendien niet getrouwd. Wat ik niet aanbevelenswaardig vind." „Hij bezit anders alle kwaliteiten, die noodig zijn. Hij is in ieder geval veel geschikter dan Van Hinten." vaak. (Denk ook aan boeken en platen in de etalages, reclame's, bioscoop- en theater-affiches, smerige teekeningen en woorden in publieke urinoirs en op schuttingen, enz.) Al geloof ik overigens niet, dat stad en platteland elkaar ten slotte veel ontloopen, de vorm der onzedelijkheid moge verschillen, het wezen wordt in beide om gevingen gevonden. Hier ziet ge de samenhang al heel duidelijk van de twee terreinen. Daarom óók sprak ik van de opvoeding ten zedelijken leven, al heb ik dan vooral de opvoeding tot het huwelijk en de ge zinstaak en in het algemeen tot een sterk en zuiver, rein leven in heel de geslachtelijke sfeer op het oog. Na deze inleidende woorden, hoop ik dan een volgend maal te komen tot de zaak zelf. B. o. Z. Le C. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, December 1934. Dezer dagen nam 'k weer eens het bekende boek van „vader" Brakel (Januari 1935 is 't drie honderd jaar geleden, dat hij geboren werd) Redelijke Godsdienst ter hand. Zeker, na hem hebben we werken gekregen van Kuyper en Bavinck (om die twee slechts te noemen), waar in de Gereformeerde waarheden op enkele pun ten zuiverder en over 't algemeen in voor onzen tijd passender vorm gegeven worden. Toch heb ik van Brakel genoten. Welk een verschil b.v. met de breedsprakigheid en het geleerd-doen van Hellenbroek. Daarbij komt dat Brakel niet dor is maar vaak de dingen puntig en pittig weet te zeggen en teeder van toon is. Hij was natuurlijk kind van zijn tijd. Toornig verwerpt hij de veronderstelling als zou de aarde om de zon draaien. Dat is maar „een versiersel van menschen, die 't hoofd te veel draait". Ook is voor Brakel de paus de antichrist. Maar vele dingen heeft hij geschreven, die ook voor onzen tijd hun waarde behouden. Laat ik op enkele dingen mogen wijzen. Hij geeft bizonder praktische wenken. Groote beteekenis hechtte Brakel aan het huisbezoek. Maar dan moet het met ernst geschieden. Hij heeft goed rondgezien en bemerkt dat het huis bezoek soms een vorm is geworden. Wat zegt ge van de volgende teekening„Omtrent de bediening moet men niet huis in, huis uit loo- pen, als een bedienaar ter begrafenis, zich maar haastende om gedaan te hebben, om alzoo het verwijt niet te hebben, dat men niet bezoekt. Men moet niet bij allen hetzelfde spreken 'Is er ook eenige verhindering? Neen. Wij wenschen u veel zegen enz., en daarmede voortgaan, en daar dan hetzelfde. Men moet zich niet eerst mengen in een burgerlijk gesprek, en dan op 't laatst iets zeggen van het heilige avondmaal want door de vorige gesprekken is 't hart buiten staat om uit de aanspraak veel nut te trekken men moet maar terstond tot de zaak komen. Dat moet men voor geen bezoeken der lidmaten achten, dat men zich ophoudt in zulke huizen, waar men een goeden roemer wijn of andere verkwikking krijgt, waardoor de tijd te kort schiet voor anderen, die zich dan met een woord of twee tevreden moeten houden. Ellendige pre dikanten ellendig huisbezoek als 't zoo gaat." Kunnen allen, die tot huisbezoek geroepen worden, met deze wenken niet hun winst doen 'k Heb ook wel eens gehoord van predikanten, die beneden aan de trap bleven staan. „Komt U boven, dominee „Neen, ik heb nog ver bazend veel bezoeken te doen. Misschien gaat 't zoo welGeen moeilijkheden Allen gezond Nu Gods zegen en later eens wat langer." Weg de bezoeker en klaar het ,,huis"bezoekDe ouderlingen, hoewel volgens Brakel voor een deel ongeleerde menschen en van de geringsten van het volk, hebben toch een heerlijk en ge wichtig ambt. Maar zij krijgen van Brakel ook nuttige lessen mee „Zij zijn niet gekomen om in de kerk maar vooraan en op een zacht kussen te zitten, ook niet om zich in te beelden, dat ze boven de andere lidmaten zijn, en nu over hen hebben te gebieden ook niet om zich te gedragen, alsof ze heeren en meesters over de leeraren waren, omdat het hun plicht is op de leer en het leven der leeraren te letten, 't welk ook toch is 't werk der leeraren op hun leer en hun leven te letten. Ook niet om maar de goede raadgevingen der leeraren in den kerkeraad te gen te gaan, en te meenen dat men een meester stuk heeft uitgevoerd, als men de predikanten „Ik kan je geen ongelijk geven. Maar zijn jeugd. Hoe oud is hij nu?" „Twee of drie-en-twintig, 'k Meen van drie." „Verbazend jong, om te staan aan het hoofd van zoo'n filiaal. Er werken lui van vijftig en ouder." „Hij zal boven hen staan, dat kan ik U ver zekeren." „Je hebt nogal veel met hem op, geloof ik „Hij is een harde werker. Pienter. Gevat. Een gewiekst zakenman. En hij wil vooruit in de wereld. Wij moeten jonge menschen ook een kans geven. Zóó denk ik er over. Wij konden hem in elk geval een jaar op proef zenden. En dan ben ik er van overtuigd, dat wij tevreden zullen zijn als het jaar voorbij is. Natuurlijk in aanmerking genomen de omstandigheid, dat Jansma klanten meesleept." „Dat spreekt vanzelf. Wij gaan voorloopig in Amsterdam een dikken verliespost boeken. Dus je acht Heerema geschikt „Er is hier in de zaak geen geschikter." „Hier Dat is wel mogelijk. Wij kunnen ook Daalman naar Amsterdam zenden en Heerema naar Deventer. Wat dacht je daarvan „Het kan. Maar 't lijkt mij niet raadzaam. Daalman is in Deventer goed op zijn plaats. En in het geval, dat U noemt, moeten er twee zich inwerken Daalman in Amsterdam en Heerema in Deventer. Anders alleen Heerema in Amster dam." „Die opmerking is juist, 't Was slechts een gedachte. Dus keeren wij weer terug tot Heere ma. 't Spijt mij alleen, dat hij niet getrouwd is. Er valt op zijn privaat leven niets aan te mer ken, wel „Nooit iets gemerkt en nooit iets gehoord. Hij overboord heeft geworpen. Ook zijn ze niet ge komen om maar jabroers te zijn, en maar blin delings te volgen wat de leeraar wil maar hun werk is in alle nederigheid, wijsheid, liefde, met de leeraren het beste van de kerk te bevorderen." Het schijnt me toe dat Brakel meer sympathie heeft voor de diakenen dan voor de ouderlingen (wat hun personen aangaat). Over hen bijna niets dan goed. Hoe hoog hij hun ambt stelt blijkt o.a. uit deze woorden „Onder alle be dieningen is er geen die naar het lichaam lastiger en schadelijker is, dan het diakenschap. Dies verwonder ik mij dikwijls, en ik verblijd mij, dat de Heere den diaken zulk een gewilligheid en vaardigheid geeft, immers doorgaans in Neder land. Zij zijn zoo blijde, als zij rijke aalmoezen ontvangen, alsof zij het zeiven kregen, zij laten het zich niet verdrieten tot laat in den nacht in hun werk bezig te zijn. In geen vergadering is meerder orde, doorgaans meerder eenheid, en meerder getrouwheid dan onder de diakenen." Brakel heeft van andere kerkelijke vergaderin gen niet zoo'n hoogen dunk. Ik leid dit af uit het merkwaardig feit, dat in de Acten van de Classis, waaronder Rotterdam ressorteerde, zijn naam opvallend veel onder de „absentes" (af wezigen) voorkomt. Liever deed Brakel huisbezoek of ziekenbezoek of catechiseerde hij. Vooral aan de catechisatie hechte hij veel waarde. Hij vond 't ergerlijk en kerkondermij nend, dat bij het onderzoek van degenen die belijdenis begeerden af te leggen alleen het Onze Vader en de Geloofsartikelen moesten gekend worden. Hij schreef„Men moet wel toezien wie men tot de Tafel des Heeren toelaat, want daar hangt de welstand of het verderf der kerk aan. Onnoozele predikanten, ellendige lidmaten, die op 't opzeggen van de Artikelen des geloofs en het Gebed des Heeren toegelaten worden." Hoe teeder-mystiek vader Brakel ook was, de godsdienstige kennis achtte hij noodzakelijk. Omdat zelfs degenen die tot het Avondmaal wa ren toegelaten dikwijls zoo weinig onderlegd waren, hield hij catechisatiën voor „competen- ten" (bevoegden n.l. tot het aanzitten aan het Avondmaal) Zóó en op alle mogelijke manier ijverde Bra kel voor de zuiverheid van de kerk. Donker is de teekening van de kerk uit zijn dagen„Men vindt ze van het hoofd tot de voeten schrikkelijk bedorven". Toch meent hij in de kerk te moeten blijven, hoeveel sympathie hij aanvankelijk ook voor de Labadisten had (Anna Maria van Schurman noemt hij eens zijn „zielsvriendin"). Zijn ideaal was niet conventi kels te houden buiten en tegenover de kerk. Hij zag gaarne dat de leden der kerk kleine ge zelschappen vormden tot onderlinge opbouwing, blijvende in de kerk. Brakel verdient ten volle zijn eerenaam „Va der". A. B. W. M. KOK. Magelang-filixu A.s. Woensdag 12 December 4 uur zal D.V. de film van ons eigen Zendingsterrein wederom worden vertoond in de Hofpleinkerk, Middel burg. Die jongens en meisjes die op Maandag 26 November geweest zijn mogen dus gratis op vertoon van hun kaart dezen film zien. Anderen tegen betaling. Ouders, zendt uw kinderen Laat uw kinderen zien, welk een voorrecht ze hebben boven de heiden-kinderen, die den Naam Jezus niet kennen. Ds. A. H. O. TWEETAL TE Vlissingen G. Smeenk te Blokzijl. F. de Vries te Mijdrecht. BEROEPEN TE Voorburg (tot hulppred.): Cand. F. E. Hoekstra te Hilversum. Hazerswoude R. Bakker te St. Pancras. Hoek J. A. Vink, Cand. en hulppred. te Bunschoten-Spakenburg. BEDANKT VOOR VeenendaalJoh. Meynen te Den Helder. Geesteren-Gelselaar. Ds. S. R. Smilde nam afscheid van de Geref. Kerk met eene leer rede over Hebreën 12:1 en 2 om te vertrekken naar Zeist. is een serieus jongmensch. Komt, zooals U weet, uit christelijke kringen. Alleen betwijfel ik, of het heel diep bij hem zit. Maar dat is zijn zaak. Daarmede hebben wij in zaken niets te maken." „Natuurlijk niet. Als ons personeel zich maar behoorlijk gedraagt." „En wat betreft het feit, dat hij niet getrouwd is", vervolgde de procuratiehouder, „zeker we ten doe ik het niet, maar 'k heb wel eens ver nomen, dat er in Groningerland een meisje is, dat eenmaal zijn vrouw wordt. Als dat zóó is, dan zal hij wel niet lang meer wachten om te trouwen, daar hij in Amsterdam een gevestigde positie krijgt." „Hm. Dat verandert. Laten wij dan voorloo pig zeggen, dat Heerema het wordt. Morgen be sluiten wij dan definitief. Wij kunnen dan nog eens over het vervelende geval nadenken. Zien wij geen andere oplossing, dan kun je morgen Heerema eens polsen, of hij er idee in heeft." „Afgesproken", zei de procuratiehouder. Het onderwerp was afgehandeld. Met geen woord werd er, terwijl andere zaken werden besproken, meer gerept over Amsterdam, over het „vervelende geval", dat het tweetal wel even uit het evenwicht had geslagen. Het hoofd van het belangrijke filiaal in Am sterdam had kortweg bericht, dat hij met drie maanden ontslag nam, daar hij zelf in Amster dam een ijzerhandel ging stichten. In het hoofd kantoor was die mededeeling gevallen als een donderslag bij helderen hemel. Jansma, de chef in Amsterdam, was een zeer gewaardeerde kracht iemand, die uitstekend èn met het per soneel èn met de klanten kon omgaan die het filiaal omhoog had gebracht. Het was wel ze ker, dat zijn uittreden, gevolgd door het stichten Op Zondag 27 Jan. 1935 hoopt Ds. H. A. Wiersinga afscheid te nemen van de Geref. Kerk te Vlissingen en op Dinsdag 5 Febr. zijn intrede te doen te Leiden. Bevestiger is (in denzelfden dienst) zijn broeder, Ds. W. A. Wiersinga van Loosduinen. Binnenkort zullen de leden der Geref. Kerk te Axel worden bijeengeroepen in een ver gadering, waarin de kerkeraad aan de orde zal stellen het beroepen van een tweeden predikant. Deze gemeente telt meer dan 1700 leden. Zondagavond heeft voor het laatst een godsdienstoefening plaats gehad in het kerkge bouw der Geref. Kerk aan de Karnemelkstraat te Breda, welk gebouw sinds 1896 in gebruik was. Deze laatste dienst werd o.m. bijgewoond door eenige van verre gekomen leden der Geref. Kerk, die in 1893 aan de constitutie der Breda- sche gemeente hadden medegewerkt. De pastor loci Ds. A. Telder bepaalde deze avond zijn gehoor bij 1 Sam. 7 12 „Samuël nu nam een steen en stelde dien tusschen Mizpa en tusschen Sen en hij noemde diens naam Eben Haëzer en hij zeide „Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen". Achtereenvolgens behandelde Ds. Telder het Eben Haëzer in Samuëls dagen, het Eben Haëzer in de geschiedenis van Gods kerk en het Eben Haëzer bij het verlaten van dit kerkgebouw. „Laat u niet vercrisissen." Wij laten even den heer N. Baas aan het woord, die in het Ast. K.bL van 11-11-'34 schrijft „Geld regeert de wereld", zegt men. Daar is niets van waar Gód regeert de wereld En geld regeert zéker niet het koninkrijk Gods. Wilt gij 't zien Ik breng u in een bovenzaaltje in Jeruzalem. Daar zit een honderdtal menschen samen. Een paar middenstanders als Petrus, Jacobus, Johannes, Andreas. Enkele menschen van geld als Johan nes Markus en zijn moeder. Een paar intellec- tueelen als Lukas, die vermoedelijk wel platzak geweest zijn. En tenslotte Góds geschenk aan Zijn gemeente de armen. Dat kleine gezelschap zit zich te beraden over een groote taak. Wat gaan ze doen Een lokaal stichten Een kerk bouwen Neen, hun opdracht is wel iets anders! Zij hebben niets minder dan de Wereld-Missie op hun program staan. Dat is natuurlijk geen plan uit hun brein en geen ideaal uit hun hart. Hun Meester Jezus Christus heeft hun dit op gedragen. Zij hebben dan ook maar niet geprobeerd dat groote plan te financieren. Al hadden ze allen hun laatsten penning geofferd, dan waren zij er nog even vér van af geweest als nu. Maar zij hebben geloofd en hebben gedaan wat hun hand vond om te doen. Ik wil maar zeggen laat u niet vercrisissen, broeders en zusters Laat uw werk No. 1 blijven en vertrouwt uw zorgen den Heere toe. Herinneren wij ons steeds de bekende versregels Door geen bekommeringen, Geen klagen en geen pijn Laat God Zich iets ontwringen Hij wil gebéden zijn Staalpillen die woorden van broeder Baas. (Ger. Kbl. Dr. en O.) Zending onder de Chineezen. Ds. Pieron schrijft in de Kerkbode voor Rotterdam-Zuid ,,'n Landtong midden tusschen de havens, dat is de Chineezenwijk. Grauw en triest. Rechts de lange grijze loods van de Holland- Amerika Lijn, links de kranen en laadbruggen van Thomson en Van Es. Altijd onder rook van elevators en schepen. Zoek hier geen Chineesche romantiek of Oos- tersch mysterie, 't Is alles zoo wanhopig proza- isch. Prozaisch van armoe en vuilheid. Straten met uitgewoonde huizen. Langs 'n uitgesleten trap gaan we naar boven, 'n Wrakke tafel, wat wankele stoelen. Rondom langs de muren twee rijen houten stellages boven elkaar de bedden. Wat vuil beddegoed ligt er in hoopjes verspreid, 't Ruikt zoetig onfrisch. Hier en daar ligt luste loos een Chinees op zijn bed. Wat valt er an ders te doen dan maar op je bed te blijven. Ijn een hoek 'n oud fornuis, waarop wat rijst wordt gekookt. In een andere hoek een stapel hutkof fers. Zal 't eerste halfjaar wel niet noodig zijn. Er is geen werk. 's Avonds is heel de wijk half donker. Alleen op de Delistraat een lichtplek. Hel verlichte café's en kroegen. van een eigen zaak, groote schade zou berok kenen aan de Naamlooze Vennootschap. Het was dus zaak, er een bekwamen, nieuwen chef heen te zenden, die minstens dezelfde kwaliteiten als Jansma bezat. De directeur had het eerst niet geweten, maar helde, na het pleidooi van den procuratiehouder, tot Heerema over. Heino Hee rema, een rasechte Groninger, die op zijn zeven tiende jaar bij Van Halen Co. gekomen was, was in vijf jaar opgeklommen tot afdeelingschef, een ongekende promotie, maar een promotie, die, dat moest ieder erkennen, hij verdiende door zijn kennis, zijn enorme werkkracht, zijn tact en soe pelheid van optreden. Volgens den procuratie houder was hij, wat de laatste eigenschap be treft, niet een Groninger. Nadat de verschillende zaken afgehandeld wa ren, verliet de procuratiehouder het privékantoor van den directeur, om in zijn eigen kantoor de besprekingen met de verschillende afdeelings- chefs te voeren. De derde van hen was Heino Heerema, de twee-en-twintigjarige blonde Groninger. Wie hem het kantoor zag binnentreden, zou niet op het eerste gezicht gezegd hebben, dat hij met een gewiekst jongmensch te doen had. Hij was ietwat loom in zijn bewegingen. En hij sprak ook niet vlot, zooals zijn collega's in de zaak, bijna alle Rotterdammers en Hagenaars. Maar als men nader met hem kennis maakte en hem in zijn werk kon gadeslaan en volgen, begreep men, dat er alle reden was geweest voor een snelle promotie. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2