FEUILLETON
KLATERGOUD
KERKNIEUWS*
dat heel teeder van aard is en vele moeilijkheden
biedt. Toch meen ik, dat met de bespreking niet
langer mag worden gewachtik zie om mij heen
symptomen, die mij hebben gewaarschuwd. Ik
heb menschen-in-moeite bij mij gehad, die me
om voorlichting gevraagd hebben. Daarom waag
ik het er nu ook publiek over te handelen en dat
temeer, omdat ik niet kan verwijzen naar een
boek, waarin onzerzijds al, wat we hier noodig
hebben, staat vermeld.
Ik wil dus handelen over onze moeilijke taak
in verband met de opvoeding onzer kinderen ten
zedelijken leven. Met dat „onze" bedoel ik nu
speciaal de taak der ouders. Ik wil daarmee niet
zeggen, dat die taak uitsluitend aan de ouders
toe zou komen, maar wel m.i. allereerst aan hen.
Er ligt hier ook een taak voor de school,
waarop ik allicht in de loop van mijn betoog
nog terugkom. Ook wat dit aangaat, moet er
overeenstemming zijn tusschen gezin en school.
Juist ook op het terrein, dat wij nu gaan betre
den, vormt de school-saamenleving een gevaar.
De voorbeelden zijn er van wat soms al door
heel jonge kinderen op de scholen is uitgehaald.
De bekende paedagoog Oosterlee waarschuwde
al in 1924 (Paedagogisch Tijdschrift van Juni):
„Het is zoo noodig de rijpende jeugd te be
schermen tegen onzedelijke invloeden, de pesti
lentie, die in de donkerheid rondwaart".
Zeker heeft ook de kerk hier haar eigen taak,
in prediking, catechetisch onderwijs, huisbezoek,
onderlinge saamspreking tusschen den herder en
zijn schapen. De kerk moet zich ook met deze
dingen bemoeien en U van haar kant een ant
woord probeeren te geven op de moeilijke vra
gen, die ge bij uw pogingen uw kinderen op te
voeden, speciaal tot een goed zedelijk leven,
allen zonder twijfel ondervindt.
Wat bedoel ik nu met de term „ten zede
lijken leven"
Wij gebruiken de woorden zedelijk en zede
lijkheid in ruimer en in enger zin. In ruimer zin
zien ze op heel het samenstel van wetten, zeden,
gebruiken, waardoor wij ons in ons handelen en
gedragen laten leiden. Voor een Christenmensch
zijn de normen ook daarvoor te vinden in Gods
Woord, m. n. in Zijn wet.
In engeren zin worden er mee bedoeld die
eischen en normen, die meer speciaal op het ge
slachtsleven betrekking hebben. Over dit laatste
willen wij het nu hebben, over opvoeding tot
zedelijkheid in engeren zin (denk aan het ge
bruik van de woorden: zede-loos en on-zedelijk)
Er bestaat, uiteraard, ook een nauw verband
tusschen die beide het zedelijke leven in engeren
zin (de omgang der geslachten enz.) is een goede
waardemeter voor het peil, waarop het zedelijke
leven in het algemeen in een bepaalde omgeving
staat. Strenge zeden in handel en wandel hebben
ook altijd geleid tot een hoogstaand zedelijk le
ven. Terwijl het omgekeerde ook het geval is.
Denk maar aan onzen tijd het algemeene zede
lijkheids-bewustzijn, het besef van goed en
kwaad, verslapt. Daarmee gaat hand in hand
toename der onzedelijkheid in engeren zin, wat
het geslachtelijke aangaat (zooals de statistieken
der zedelijkheids-delicten in onze groote steden
m. n. bewijzen).
Daarin ligt nu al, bij den aanvang van deze
verhandeling, de opwekking houd heel het ze
delijk leven op een hoog peil. Leef eerlijk, op
recht, strijdend tegen de zonde, breng uw leven
steeds meer in overeenstemming met de eisch
van Gods wet, dat zal een goede uitwerking
hebben ook op heel uw omgeving. En dat zal
zeker ook het zedelijke leven in engeren zin ten
goede komen. Tevens zal het blijken te zijn
een krachtig middel in de opvoeding uwer kin
deren tot de, door ons nu-vooral-beoogde, ze
delijkheid in engeren zin (denk maar eens alleen
aan de groote macht van het voorbeeld).
Ik had dus ook wel kunnen spreken over
sexueele voorlichting, want daarop komt het ten
slotte neer (sexueel wat met de sexe, het ge
slacht samenhangt). Om verschillende redenen
kondigde ik mijn onderwerp liever aan, zooals
ik nu ook hierboven gedaan heb. Trouwens,
heel dat sexueele vraagstuk staat ook niet op
zichzelf, maar is ten nauwste verweven met het
levenspeil in onze omgeving, de volksgewoon
ten, het milieu, waarin onze kinderen groot wor
den. Denk maar eens, om iets te noemen, aan
het verschil tusschen de groote stad en het
platteland. Boerenkinderen komen gemeenlijk al
heel vroeg met al de dingen van het sexueele
leven als vanzelf en ongedwongen in aanraking
(de koe kalft, het paard veulent, vaak is de
jeugd daarbij). Het stadskind krijgt wat dit aan
gaat gemeenlijk veel verderflijker prikkels heel
de omgeving is lichtzinnig, uit op vermaak bo
venal. Wat voor menschen ziet en hoort het
DOOR
H. KINGMANS
1)
„Weet je soms een andere oplossing?"
De directeur van de Naamlooze Vennootschap
Van Halen Co., de groote ijzerhandel in Rot
terdam, een sinds lang gevestigde oersolide zaak,
keek zijn procuratiehouder aan, terwijl hij ietwat
geërgerd een brief in elkaar frommelde.
„Ik acht Van Hinten niet geschikt voor die
functie", meende de ander.
„Dat heb je zooeven ook al gezegd. Met dat
negatieve antwoord kom ik geen steek verder.
Wij moeten in Amsterdam een flinken vent heb
ben, want hij zal last genoeg van Jansma krijgen."
„Van Hinten is administratief uitstekend", zei
de procuratiehouder. „Maar die kwaliteit komt
in Amsterdam in de eerste plaats niet aan de
orde. Er moet een flink zakenman zijn, door
tastend, voortvarend, met durf in het lijf, met
veel initiatief. Van Hinten mist die kwaliteiten,
't Wordt een mislukking, als hij er heen gaat."
„Weet je een ander, die geschikter is
„Ik dacht aan Heerema", aarzelde de pro
curatiehouder.
„Vreemd. Ik heb ook even aan hem gedacht.
Maar hij is nog zoo jong. En bovendien niet
getrouwd. Wat ik niet aanbevelenswaardig
vind."
„Hij bezit anders alle kwaliteiten, die noodig
zijn. Hij is in ieder geval veel geschikter dan
Van Hinten."
vaak. (Denk ook aan boeken en platen in de
etalages, reclame's, bioscoop- en theater-affiches,
smerige teekeningen en woorden in publieke
urinoirs en op schuttingen, enz.) Al geloof ik
overigens niet, dat stad en platteland elkaar ten
slotte veel ontloopen, de vorm der onzedelijkheid
moge verschillen, het wezen wordt in beide om
gevingen gevonden.
Hier ziet ge de samenhang al heel duidelijk
van de twee terreinen. Daarom óók sprak ik van
de opvoeding ten zedelijken leven, al heb ik dan
vooral de opvoeding tot het huwelijk en de ge
zinstaak en in het algemeen tot een sterk en
zuiver, rein leven in heel de geslachtelijke sfeer
op het oog.
Na deze inleidende woorden, hoop ik dan
een volgend maal te komen tot de zaak zelf.
B. o. Z.
Le C.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, December 1934.
Dezer dagen nam 'k weer eens het bekende
boek van „vader" Brakel (Januari 1935 is 't drie
honderd jaar geleden, dat hij geboren werd)
Redelijke Godsdienst ter hand. Zeker, na hem
hebben we werken gekregen van Kuyper en
Bavinck (om die twee slechts te noemen), waar
in de Gereformeerde waarheden op enkele pun
ten zuiverder en over 't algemeen in voor onzen
tijd passender vorm gegeven worden.
Toch heb ik van Brakel genoten. Welk een
verschil b.v. met de breedsprakigheid en het
geleerd-doen van Hellenbroek. Daarbij komt dat
Brakel niet dor is maar vaak de dingen puntig
en pittig weet te zeggen en teeder van toon is.
Hij was natuurlijk kind van zijn tijd. Toornig
verwerpt hij de veronderstelling als zou de aarde
om de zon draaien. Dat is maar „een versiersel
van menschen, die 't hoofd te veel draait".
Ook is voor Brakel de paus de antichrist.
Maar vele dingen heeft hij geschreven, die
ook voor onzen tijd hun waarde behouden.
Laat ik op enkele dingen mogen wijzen. Hij
geeft bizonder praktische wenken.
Groote beteekenis hechtte Brakel aan het
huisbezoek.
Maar dan moet het met ernst geschieden. Hij
heeft goed rondgezien en bemerkt dat het huis
bezoek soms een vorm is geworden. Wat zegt
ge van de volgende teekening„Omtrent de
bediening moet men niet huis in, huis uit loo-
pen, als een bedienaar ter begrafenis, zich maar
haastende om gedaan te hebben, om alzoo het
verwijt niet te hebben, dat men niet bezoekt.
Men moet niet bij allen hetzelfde spreken 'Is
er ook eenige verhindering? Neen. Wij wenschen
u veel zegen enz., en daarmede voortgaan, en
daar dan hetzelfde. Men moet zich niet eerst
mengen in een burgerlijk gesprek, en dan op 't
laatst iets zeggen van het heilige avondmaal
want door de vorige gesprekken is 't hart buiten
staat om uit de aanspraak veel nut te trekken
men moet maar terstond tot de zaak komen.
Dat moet men voor geen bezoeken der lidmaten
achten, dat men zich ophoudt in zulke huizen,
waar men een goeden roemer wijn of andere
verkwikking krijgt, waardoor de tijd te kort
schiet voor anderen, die zich dan met een woord
of twee tevreden moeten houden. Ellendige pre
dikanten ellendig huisbezoek als 't zoo gaat."
Kunnen allen, die tot huisbezoek geroepen
worden, met deze wenken niet hun winst doen
'k Heb ook wel eens gehoord van predikanten,
die beneden aan de trap bleven staan. „Komt U
boven, dominee „Neen, ik heb nog ver
bazend veel bezoeken te doen. Misschien gaat
't zoo welGeen moeilijkheden Allen gezond
Nu Gods zegen en later eens wat langer." Weg
de bezoeker en klaar het ,,huis"bezoekDe
ouderlingen, hoewel volgens Brakel voor een
deel ongeleerde menschen en van de geringsten
van het volk, hebben toch een heerlijk en ge
wichtig ambt. Maar zij krijgen van Brakel ook
nuttige lessen mee „Zij zijn niet gekomen om
in de kerk maar vooraan en op een zacht kussen
te zitten, ook niet om zich in te beelden, dat
ze boven de andere lidmaten zijn, en nu over
hen hebben te gebieden ook niet om zich te
gedragen, alsof ze heeren en meesters over de
leeraren waren, omdat het hun plicht is op de
leer en het leven der leeraren te letten, 't welk
ook toch is 't werk der leeraren op hun leer en
hun leven te letten. Ook niet om maar de goede
raadgevingen der leeraren in den kerkeraad te
gen te gaan, en te meenen dat men een meester
stuk heeft uitgevoerd, als men de predikanten
„Ik kan je geen ongelijk geven. Maar zijn
jeugd. Hoe oud is hij nu?"
„Twee of drie-en-twintig, 'k Meen van drie."
„Verbazend jong, om te staan aan het hoofd
van zoo'n filiaal. Er werken lui van vijftig en
ouder."
„Hij zal boven hen staan, dat kan ik U ver
zekeren."
„Je hebt nogal veel met hem op, geloof ik
„Hij is een harde werker. Pienter. Gevat. Een
gewiekst zakenman. En hij wil vooruit in de
wereld. Wij moeten jonge menschen ook een
kans geven. Zóó denk ik er over. Wij konden
hem in elk geval een jaar op proef zenden. En
dan ben ik er van overtuigd, dat wij tevreden
zullen zijn als het jaar voorbij is. Natuurlijk in
aanmerking genomen de omstandigheid, dat
Jansma klanten meesleept."
„Dat spreekt vanzelf. Wij gaan voorloopig
in Amsterdam een dikken verliespost boeken.
Dus je acht Heerema geschikt
„Er is hier in de zaak geen geschikter."
„Hier Dat is wel mogelijk. Wij kunnen ook
Daalman naar Amsterdam zenden en Heerema
naar Deventer. Wat dacht je daarvan
„Het kan. Maar 't lijkt mij niet raadzaam.
Daalman is in Deventer goed op zijn plaats. En
in het geval, dat U noemt, moeten er twee zich
inwerken Daalman in Amsterdam en Heerema
in Deventer. Anders alleen Heerema in Amster
dam."
„Die opmerking is juist, 't Was slechts een
gedachte. Dus keeren wij weer terug tot Heere
ma. 't Spijt mij alleen, dat hij niet getrouwd is.
Er valt op zijn privaat leven niets aan te mer
ken, wel
„Nooit iets gemerkt en nooit iets gehoord. Hij
overboord heeft geworpen. Ook zijn ze niet ge
komen om maar jabroers te zijn, en maar blin
delings te volgen wat de leeraar wil maar hun
werk is in alle nederigheid, wijsheid, liefde, met
de leeraren het beste van de kerk te bevorderen."
Het schijnt me toe dat Brakel meer sympathie
heeft voor de diakenen dan voor de ouderlingen
(wat hun personen aangaat). Over hen bijna
niets dan goed. Hoe hoog hij hun ambt stelt
blijkt o.a. uit deze woorden „Onder alle be
dieningen is er geen die naar het lichaam lastiger
en schadelijker is, dan het diakenschap. Dies
verwonder ik mij dikwijls, en ik verblijd mij, dat
de Heere den diaken zulk een gewilligheid en
vaardigheid geeft, immers doorgaans in Neder
land. Zij zijn zoo blijde, als zij rijke aalmoezen
ontvangen, alsof zij het zeiven kregen, zij laten
het zich niet verdrieten tot laat in den nacht in
hun werk bezig te zijn. In geen vergadering is
meerder orde, doorgaans meerder eenheid, en
meerder getrouwheid dan onder de diakenen."
Brakel heeft van andere kerkelijke vergaderin
gen niet zoo'n hoogen dunk. Ik leid dit af uit
het merkwaardig feit, dat in de Acten van de
Classis, waaronder Rotterdam ressorteerde, zijn
naam opvallend veel onder de „absentes" (af
wezigen) voorkomt.
Liever deed Brakel huisbezoek of ziekenbezoek
of catechiseerde hij.
Vooral aan de catechisatie hechte hij veel
waarde. Hij vond 't ergerlijk en kerkondermij
nend, dat bij het onderzoek van degenen die
belijdenis begeerden af te leggen alleen het Onze
Vader en de Geloofsartikelen moesten gekend
worden. Hij schreef„Men moet wel toezien
wie men tot de Tafel des Heeren toelaat, want
daar hangt de welstand of het verderf der kerk
aan.
Onnoozele predikanten, ellendige lidmaten, die
op 't opzeggen van de Artikelen des geloofs en
het Gebed des Heeren toegelaten worden."
Hoe teeder-mystiek vader Brakel ook was, de
godsdienstige kennis achtte hij noodzakelijk.
Omdat zelfs degenen die tot het Avondmaal wa
ren toegelaten dikwijls zoo weinig onderlegd
waren, hield hij catechisatiën voor „competen-
ten" (bevoegden n.l. tot het aanzitten aan het
Avondmaal)
Zóó en op alle mogelijke manier ijverde Bra
kel voor de zuiverheid van de kerk.
Donker is de teekening van de kerk uit zijn
dagen„Men vindt ze van het hoofd tot de
voeten schrikkelijk bedorven". Toch meent hij
in de kerk te moeten blijven, hoeveel sympathie
hij aanvankelijk ook voor de Labadisten had
(Anna Maria van Schurman noemt hij eens zijn
„zielsvriendin"). Zijn ideaal was niet conventi
kels te houden buiten en tegenover de kerk.
Hij zag gaarne dat de leden der kerk kleine ge
zelschappen vormden tot onderlinge opbouwing,
blijvende in de kerk.
Brakel verdient ten volle zijn eerenaam „Va
der".
A. B. W. M. KOK.
Magelang-filixu
A.s. Woensdag 12 December 4 uur zal D.V.
de film van ons eigen Zendingsterrein wederom
worden vertoond in de Hofpleinkerk, Middel
burg.
Die jongens en meisjes die op Maandag 26
November geweest zijn mogen dus gratis op
vertoon van hun kaart dezen film zien.
Anderen tegen betaling.
Ouders, zendt uw kinderen
Laat uw kinderen zien, welk een voorrecht
ze hebben boven de heiden-kinderen, die den
Naam Jezus niet kennen.
Ds. A. H. O.
TWEETAL TE
Vlissingen G. Smeenk te Blokzijl.
F. de Vries te Mijdrecht.
BEROEPEN TE
Voorburg (tot hulppred.): Cand. F. E. Hoekstra
te Hilversum.
Hazerswoude R. Bakker te St. Pancras.
Hoek J. A. Vink, Cand. en hulppred.
te Bunschoten-Spakenburg.
BEDANKT VOOR
VeenendaalJoh. Meynen te Den Helder.
Geesteren-Gelselaar. Ds. S. R. Smilde
nam afscheid van de Geref. Kerk met eene leer
rede over Hebreën 12:1 en 2 om te vertrekken
naar Zeist.
is een serieus jongmensch. Komt, zooals U weet,
uit christelijke kringen. Alleen betwijfel ik, of
het heel diep bij hem zit. Maar dat is zijn zaak.
Daarmede hebben wij in zaken niets te maken."
„Natuurlijk niet. Als ons personeel zich maar
behoorlijk gedraagt."
„En wat betreft het feit, dat hij niet getrouwd
is", vervolgde de procuratiehouder, „zeker we
ten doe ik het niet, maar 'k heb wel eens ver
nomen, dat er in Groningerland een meisje is,
dat eenmaal zijn vrouw wordt. Als dat zóó is,
dan zal hij wel niet lang meer wachten om te
trouwen, daar hij in Amsterdam een gevestigde
positie krijgt."
„Hm. Dat verandert. Laten wij dan voorloo
pig zeggen, dat Heerema het wordt. Morgen be
sluiten wij dan definitief. Wij kunnen dan nog
eens over het vervelende geval nadenken. Zien
wij geen andere oplossing, dan kun je morgen
Heerema eens polsen, of hij er idee in heeft."
„Afgesproken", zei de procuratiehouder.
Het onderwerp was afgehandeld. Met geen
woord werd er, terwijl andere zaken werden
besproken, meer gerept over Amsterdam, over
het „vervelende geval", dat het tweetal wel even
uit het evenwicht had geslagen.
Het hoofd van het belangrijke filiaal in Am
sterdam had kortweg bericht, dat hij met drie
maanden ontslag nam, daar hij zelf in Amster
dam een ijzerhandel ging stichten. In het hoofd
kantoor was die mededeeling gevallen als een
donderslag bij helderen hemel. Jansma, de chef
in Amsterdam, was een zeer gewaardeerde
kracht iemand, die uitstekend èn met het per
soneel èn met de klanten kon omgaan die het
filiaal omhoog had gebracht. Het was wel ze
ker, dat zijn uittreden, gevolgd door het stichten
Op Zondag 27 Jan. 1935 hoopt Ds. H. A.
Wiersinga afscheid te nemen van de Geref. Kerk
te Vlissingen en op Dinsdag 5 Febr. zijn intrede
te doen te Leiden. Bevestiger is (in denzelfden
dienst) zijn broeder, Ds. W. A. Wiersinga van
Loosduinen.
Binnenkort zullen de leden der Geref.
Kerk te Axel worden bijeengeroepen in een ver
gadering, waarin de kerkeraad aan de orde zal
stellen het beroepen van een tweeden predikant.
Deze gemeente telt meer dan 1700 leden.
Zondagavond heeft voor het laatst een
godsdienstoefening plaats gehad in het kerkge
bouw der Geref. Kerk aan de Karnemelkstraat
te Breda, welk gebouw sinds 1896 in gebruik
was. Deze laatste dienst werd o.m. bijgewoond
door eenige van verre gekomen leden der Geref.
Kerk, die in 1893 aan de constitutie der Breda-
sche gemeente hadden medegewerkt.
De pastor loci Ds. A. Telder bepaalde deze
avond zijn gehoor bij 1 Sam. 7 12 „Samuël nu
nam een steen en stelde dien tusschen Mizpa en
tusschen Sen en hij noemde diens naam Eben
Haëzer en hij zeide „Tot hiertoe heeft de Heere
ons geholpen".
Achtereenvolgens behandelde Ds. Telder het
Eben Haëzer in Samuëls dagen, het Eben Haëzer
in de geschiedenis van Gods kerk en het Eben
Haëzer bij het verlaten van dit kerkgebouw.
„Laat u niet vercrisissen."
Wij laten even den heer N. Baas aan het
woord, die in het Ast. K.bL van 11-11-'34
schrijft
„Geld regeert de wereld", zegt men. Daar is
niets van waar
Gód regeert de wereld En geld regeert zéker
niet het koninkrijk Gods. Wilt gij 't zien Ik
breng u in een bovenzaaltje in Jeruzalem. Daar
zit een honderdtal menschen samen. Een paar
middenstanders als Petrus, Jacobus, Johannes,
Andreas. Enkele menschen van geld als Johan
nes Markus en zijn moeder. Een paar intellec-
tueelen als Lukas, die vermoedelijk wel platzak
geweest zijn. En tenslotte Góds geschenk aan
Zijn gemeente de armen. Dat kleine gezelschap
zit zich te beraden over een groote taak. Wat
gaan ze doen Een lokaal stichten Een kerk
bouwen Neen, hun opdracht is wel iets anders!
Zij hebben niets minder dan de Wereld-Missie
op hun program staan. Dat is natuurlijk geen
plan uit hun brein en geen ideaal uit hun hart.
Hun Meester Jezus Christus heeft hun dit op
gedragen.
Zij hebben dan ook maar niet geprobeerd dat
groote plan te financieren. Al hadden ze allen
hun laatsten penning geofferd, dan waren zij er
nog even vér van af geweest als nu. Maar zij
hebben geloofd en hebben gedaan wat hun hand
vond om te doen. Ik wil maar zeggen laat u
niet vercrisissen, broeders en zusters Laat uw
werk No. 1 blijven en vertrouwt uw zorgen den
Heere toe. Herinneren wij ons steeds de bekende
versregels
Door geen bekommeringen,
Geen klagen en geen pijn
Laat God Zich iets ontwringen
Hij wil gebéden zijn
Staalpillen die woorden van broeder Baas.
(Ger. Kbl. Dr. en O.)
Zending onder de Chineezen. Ds. Pieron
schrijft in de Kerkbode voor Rotterdam-Zuid
,,'n Landtong midden tusschen de havens, dat
is de Chineezenwijk. Grauw en triest.
Rechts de lange grijze loods van de Holland-
Amerika Lijn, links de kranen en laadbruggen
van Thomson en Van Es. Altijd onder rook van
elevators en schepen.
Zoek hier geen Chineesche romantiek of Oos-
tersch mysterie, 't Is alles zoo wanhopig proza-
isch. Prozaisch van armoe en vuilheid. Straten
met uitgewoonde huizen. Langs 'n uitgesleten
trap gaan we naar boven, 'n Wrakke tafel, wat
wankele stoelen. Rondom langs de muren twee
rijen houten stellages boven elkaar de bedden.
Wat vuil beddegoed ligt er in hoopjes verspreid,
't Ruikt zoetig onfrisch. Hier en daar ligt luste
loos een Chinees op zijn bed. Wat valt er an
ders te doen dan maar op je bed te blijven. Ijn
een hoek 'n oud fornuis, waarop wat rijst wordt
gekookt. In een andere hoek een stapel hutkof
fers. Zal 't eerste halfjaar wel niet noodig zijn.
Er is geen werk.
's Avonds is heel de wijk half donker. Alleen
op de Delistraat een lichtplek. Hel verlichte
café's en kroegen.
van een eigen zaak, groote schade zou berok
kenen aan de Naamlooze Vennootschap. Het
was dus zaak, er een bekwamen, nieuwen chef
heen te zenden, die minstens dezelfde kwaliteiten
als Jansma bezat. De directeur had het eerst niet
geweten, maar helde, na het pleidooi van den
procuratiehouder, tot Heerema over. Heino Hee
rema, een rasechte Groninger, die op zijn zeven
tiende jaar bij Van Halen Co. gekomen was,
was in vijf jaar opgeklommen tot afdeelingschef,
een ongekende promotie, maar een promotie, die,
dat moest ieder erkennen, hij verdiende door zijn
kennis, zijn enorme werkkracht, zijn tact en soe
pelheid van optreden. Volgens den procuratie
houder was hij, wat de laatste eigenschap be
treft, niet een Groninger.
Nadat de verschillende zaken afgehandeld wa
ren, verliet de procuratiehouder het privékantoor
van den directeur, om in zijn eigen kantoor de
besprekingen met de verschillende afdeelings-
chefs te voeren.
De derde van hen was Heino Heerema, de
twee-en-twintigjarige blonde Groninger. Wie
hem het kantoor zag binnentreden, zou niet op
het eerste gezicht gezegd hebben, dat hij met
een gewiekst jongmensch te doen had. Hij was
ietwat loom in zijn bewegingen. En hij sprak
ook niet vlot, zooals zijn collega's in de zaak,
bijna alle Rotterdammers en Hagenaars. Maar
als men nader met hem kennis maakte en hem
in zijn werk kon gadeslaan en volgen, begreep
men, dat er alle reden was geweest voor een
snelle promotie.
(Wordt vervolgd)