No, 49 Vrijdag 7 December 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A, C. HEI] TE KOUDEKERKS MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LÏTTOOI] 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE LACH, DOOR GOD GEMAAKT. En Sara zeideGod heeft mij een lachen gemaakt. Gen. 21:6. Er is tweeërlei droefheid. Een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekeering tot za ligheid werkt en een droefheid der wereld, die den dood werkt. Er is ook tweeërlei blijdschap. Een blijdschap naar God en een blijdschap der wereld, een lach van boven en een lach van beneden, van den geest van God en van den geest des satans. Sara heeft gelachen een lach, door God ge maakt. En geen wonder Ze was gekomen met haar heer Abram uit LIr der Chaldeen. De Heere zou Abram tot een groot volk maken. In zijn zaad (enkelvoud dat is in den Christus) zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Dat groote volk zou in Kanaan wonen. Abram geloofde Hoewel de jaren voorbij snellen, de belofte zal komen. De Heere heeft het gesproken. Hoewel hij uit Kanaan verdreven wordt door een hongersnood. Dit land zal het zijn. De Heere heeft het gesproken. Telkens wordt het geloof beproefd telkens wordt het gesterkt. Door het geloof is Abram een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land en heeft in tabernakelen gewoond. Want hij verwachtte de stad, die fun damenten heeft, welker kunstenaar en bouw meester God is. Zoo leefde in Abram en Sara de hoop op den komenden Christus. Ze vormden een kleine ad- ventsgemeente, waarin de belofte van verre werd gezien en geloofd en omhelsd. Ze hoopten op dien Beloofde, hun geheele hart ging naar Hem uit, ze verlangden zijn dag te zien. Maar dan moet ook hun een zoon geboren worden. Blijft die zoon weg, dan wordt het stikdon kere nacht. Waar is dan Gods Woord, waar zijn onver anderlijke trouw, waar de redding van Abraham zelf en alle geslachten der aarde Het geloof kan niet te veel verwachten, in dien het steunt op 's Heeren woord Maar het kent zijn worsteling. Aan de eikebosschen van Mamre was de Heere aan Abraham verschenenover een jaar zal Sara, uw huisvrouw, een zoon hebben. Abraham en Sara nu waren oud en weibedaagd. Daarom schijnt ook dit woord des Heeren ongerijmd Onzin En Sara lacht. Het is de lach van 't ongeloof, de lach van beneden. Haar geloof wankelt en wijkt. ,,Het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen." Abraham is oud. O, God, uw woord kan toch geen waarheid zijnEn Sara lacht. Maar toch, tegen den schijn der dingen in, worstelt het geloof, zich vastklemmend aan de belofte des Heeren, zich boven den twijfel uit. Het geloof van Sara heeft ten slotte in die bange wankeling getriumfeerd. Want ,,door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven en boven den tijd haars ouder- doms heeft zij gebaard overmits zij Hem ge trouw heeft geacht, die het beloofd had". Izak wordt geboren. En Sara lacht. Het is de lach van 't geloof, de lach van boven, door God gemaakt. De lach van het ongeloof wordt over wonnen door de lach Gods. Sara lacht, want haar hart is verrukt over de weelde van haar moederschap. Sara lacht, want nu is de belofte des Heeren tot heerlijke vervulling gekomen. Sara lacht, want nu ziet ze achter dezen zoon Izak vaag aanlichten de gestalte van den beloof den Verlosser en moet ze de vreugde uiten over zijn advent. Sara lacht in adventsvreugde Hij komt Maar de openbaring Gods is voortgeschreden van minder licht tot meerder licht. Wanneer de volheid des tijds aangebroken is, heeft God zijn Zoon gezonden, geworden uit een vrouw. Maria is een adventskind. De adventsver- wachting van Sara leeft in haar hartHij komt! ,,Wees gegroet, gij begenadigde De Heere is met U, gij zijt gezegend onder de vrouwen „Maria, gij zult een zoon ontvangen en zijn Naam heeten Jezus En Maria zingtMijne ziel maakt groot den Heere. De lach van Sara is gegroeid tot een lied van Maria. Sara's lach, zonder woorden, openbaring van haar groote vreugde, is thans geworden een lof zang van Maria, met klare woorden vertolkend haar aanbiddende blijdschap. Nu bezit de N. T. gemeente die lach der vreugde en die lofzang van aanbidding. De engel des Heeren zeide tot de herders „Ziet, ik verkondig U groote blijdschap." Jezus, de Zaligmaker der wereld, spreekt het uit„Deze dingen heb ik tot U gesproken, op dat Uw blijdschap vervuld worde." En de apostel Paulus schrijft Want het Ko ninkrijk Gods is rechtvaardigheid, vrede en blijd schap door den H. Geest. Nü is die blijdschap in den Verlosser der we reld, Die den arbeid zijner ziel aangewend heeft tot verlossing van zijn volk, een kracht-centrale van 't leven. Ze groeit als vrucht des geestes bij de geloovigen. Maar hoe kan smart en tegen spoed die vreugde verdonkeren. Daarom ziet de Nieuw Testamentische Adventsgemeente met verlangen uit naar dien dag, waarop haar blijd schap, volgroeid en door niets meer gestoord, ten hoogste toppunt zal stijgen door 't licht, dat van Gods aangezicht straalt. Dan zal 't gejuich ten hemel dringen, dan zullen wij Gods eer, bij opgestoken vaandels zingen. Dan zal de lach van Sara en de lofzang van Maria en de vreugde der Nieuw Testamentische gemeente uitgegroeid zijn tot de jubel der aan bidding van Hem, Die op den troon zit en het Lam. Krabbendijke. M. ROS. Ds. S. GROENEVELD. In de pastorie van de Geref. Kerk van Ter- neuzen maakt men zich op tot een dubbel ge denken. Eén dezer dagen mogen Ds. en Me vrouw Groeneveld, omgeven door kinderen en kleinkinderen, herdenken, dat God den huwelijks band vóór 40 jaar gelegd, tot op dit oogenblik intact liet, zoodat zij tot in de jaren, dat de le vensgrenzen duidelijker spreken, elkander tot steun en sterkte mochten zijn en zeker zullen hunne harten met ootmoedigen dank zijn vervuld voor de ontelbare gunstbewijzen door 's Heeren genade hun deel en met hunne kinderen zullen zij zingen den dankpsalm den Heere ten prijs. Het blijft evenwel niet bij het herdenken van hun 40-jarig huwelijk, maar Zondag a.s. 9 De cember hoopt Ds. S. Groeneveld met de zijnen in het midden der gemeente terug te zien op den weg, welke God met hem hield 40 jaren als dienaar des Woords in de Gereformeerde Kerken in Nederland. 't Is om zijn 40 jarig jubileum als predikant, dat hier een woord aan hem zij gewijd. Ds. S. Groeneveld is geboren te Bedum 29 December 1870. Na eerst gestudeerd te hebben op het gymnasium te Zetten, ging hij naar de Theol. School te Kampen, waar hij na een voor spoedige studie het candidaats-examen deed in 1894. Als ik me niet vergis, is Ds. Groeneveld ook nog een poos in het buitenland geweest om studieredenen, maar al zeer spoedig na zijn can didaats-examen nam hij den herderstaf op in Marrum, waar hij de gemeente diende van 9 Dec. 1894Oct. 1900. 28 October 1900 deed hij intrede in Winsum-Obergum, waar hij bleef tot Juni 1908 om te vertrekken naar Oenkerk, waar hij veel werk heeft verricht tot Juli 1916. 't Was 9 Juli 1916, dat de geboren Groninger, die steeds gediend had in het hooge Noorden zijn intrede deed in de havenstad van Zeeuwsch- Vlaanderen. De namen van Ds. Groeneveld en Terneuzen zijn nu al meer dan 18 jaar aan elkander ver bonden. En hij en de kerk van Terneuzen zullen het best weten, wat zij voor elkander zijn ge weest. Ongezegend was zijn arbeid er niet. Dat te^ weten maakt den dienaar des Woords zoo klein in zichzelf en ook zoo dankbaar voor God, waarbij nog komt, dat het zelfs niet altijd ken baar wordt aan een predikant, waartoe God hem heeft willen gebruiken. Dat Ds. Groeneveld ingang zou vinden in de gemeente en dat hij op breeden terrein tot arbeid zou worden geroepen, werd duidelijk aan ieder, die hem kennen leerde. Hij toch is een man met een helder hoofd thuis in de Geref. dogmatiek en de belijdenis j daarbij vriendelijk bij een hem ontmoeten gul in zijn optreden tegenover col lega's en nog steeds gaat hij met rappen pas door Terneuzen's straten en zelfs verre daar buiten over het grondgebied, waar de leden zijner gemeente wonen. Hij is nog verre van „op". Geen wonder, dat Terneuzen's kerk met haar predikant Dinsdag a.s. God dankend wil eeren. In de Classis Axel is Terneuzen's pastor tot velerlei arbeid geroepen en weldra verscheen hij geregeld ter Particuliere Synode van Zeeland, die hij meerdere malen in het scribaat dienen mocht en dat werk was af in één woord. Ons trad deze geachte collega nader in de deputaatschappen voor de Provincie. Voorzichtig financier als de jubilaris is, is hem toebetrouwd de taak van quaestor, waarbij hij toont de eindjes goed bij elkander te kunnen houden. Ook is hij secundus-curator der Theol. School en verder deputaat voor Art. 19 en 49 en het laatst wordt genoemd, omdat het we wel eens toeschijnt, dat dit hem het allerliefst is het de- putaatschap voor de Zending. Dan kan hij plei ten met kracht, al blijft hij steeds binnen de grenzen van het mogelijke. Dat alles doet zien, dat Ds. Groeneveld eene beteekenisvolle plaats inneemt in het Zeeuwsche kerkelijke leven en daarom is het ook niet te verwonderen, dat de kerken uit Zeeland hem van harte gelukwenschen, hem en de zijnen, met de bede, dat God hem nog lang sterke en hem geve het rijke licht Zijner genade ook bij het klimmen der jaren. Wat er kome, geachte collega, de Heere ze- gene u u en ook uw vrouw. Ook de Zeeuwsche Kerkbode voegt aan alles een hartelijke gelukwensch toe en waarde as sessor eveneens namens de Zeeuwsche predikan ten-conferentie een heilgroet. K. B. A. S. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 23. Een onvoorzichtig verdrag. De brief, die door Van Raalte en Brummel- kamp in 1846 geschreven werd aan de geloovi gen in N. Amerika, is van veel verder reikenden invloed geworden, dan de schrijvers ooit hadden vermoed. Door dezen brief toch werd de aan dacht van de in N. Amerika bestaande Holl. Geref. Kerk, gevestigd op de geloovige kolonis ten uit Nederland en de belangstelling van velen gaande gemaakt. De belangstelling en hulp, door velen betoond, was zeer te waardeeren. Het was een vriendelijk antwoord op de bede om chris telijk hulpbetoon. Ongetwijfeld van vele een oprecht blijk van persoonlijk meeleven in 't lot dier verdrukte geloovigen uit Holland. Dat vriendschapsbetoon is echter tot een strik ge worden, tot schade van de vrijgemaakte kerk des Heeren en tot berooving van den zoeten vrede, die er heerschte. Die HolL Geref. Kerk was in de 17e eeuw overgeplant door Hollanders, die naar het nieuwe werelddeel waren getrokken. In 1628 werd de eerste gemeente van die kerkengroep gevonden te Nieuw-Amsterdam, dat thans New York heet. Lang stonden ze onder de hoede van de Classis Amsterdam der Nederlandsche Geref. Kerken, totdat ze in 1792 zelfstandig optraden. Ze wer den daar overgeplant als Geref. Kerken, met dezelfde belijdenis en kerkenorde als de kerken hier in 't vaderland. Eerst scheen ze nog al uit te breiden, maar weldra werd de groei gestuit en kwam er ver dorring. Evenals in de moederkerk in Nederland was er een voortgaande afwijking in leer en le ven, totdat straks practisch alle band met de belijdenis verbroken was en ze ongeveer met de Hervormde Kerk in Nederland gelijk stond. Alle pogingen tot uitbreiding en bloei waren tever geefs. Maar nu waren daar die Holl. kolonisten ge komen in Michigan, die samen een zevental ker ken vormden en in classis vergaderden met welke de brief van Van Raalte en Brummelkamp con tact gebracht had. „Dr. Isaac N. Wijckhoff te Albany, een ijverig en minzaam leeraar, in wiens hand de brief was gekomen en die er publiciteit aan gegeven had, had al in 1846 een vereeniging gevormd om de Holl. landverhuizers, met raad en daad bij te staan." Persoonlijk had hij ook op allerlei wijze de helpende hand geboden, vooral aan de groep van Ds. van der Meulen. En zoo kwam van zijn hand allereerst een ver zoek tot Ds. van der Meulen om kerkelijke ge meenschap te bewerken, en aansluiting te zoe ken bij de Holl. Geref. Kerk. Deze bracht dit verzoek op de vergadering der classis 27 Sept. 1848, maar de broeders gingen er niet op in. Ze zaten echter van de zijde der Holl. Geref. Kerk niet stil, maar toonden hunne christelijke mededeelzaamheid door het zenden van kisten en balen met allerlei goederen om de arme „Michigan-kolonisten", om toegenegenheid en vertrouwen te wekken. In Juni 1849 kwam Ds. Wijckhoff zelf, als afgevaardigde van de Vereeniging voor Inwen dige Zending der Holl. Geref. Kerk. Ds. van Raalte was aanstonds zeer gezind om aan te sluiten. Hij riep spoedig verschillende broeders te saam, aan zijn huis, 24 in getal, onder wie ook waren Ds. IJpma, Ds. van der Meulen, J. Steketee en J. van de Luyster. 't Was geen wet tig bijeengeroepen kerkelijke vergadering. Toch begonnen ze met Ds. Wijckhoff te onderhande len. Met een tweetal vragen van Ds. Wijckhoff werden de besprekingen ingeleid. De eerste vraag was„welke belijdenisschriften de kolonisten hadden" En de tweede vraag„Begeeren de kerken zich te vereenigen met de Holl. Geref. Kerk in de Vereenigde Staten van N. Amerika"? De eerste vraag werd beantwoord door ver wijzing naar de belijdenisschriften der Geref. Kerken in Nederland en op de tweede vraag klonk het toestemmend. Vragen hoe het stond met de Holl. Geref. Kerk zelf, werden niet ge daan. Men onderstelde, dat dit goed was en op die onderstelling rustte hun vertrouwen. Schijn baar stonden ze op denzelfden grondslag. Maar meer dan schijn was het niet. „De belijdenis schriften der aloude Geref. Kerken waren ge schonden, en de positie tegenover het Arminia- nisme beduidend verzwakt, door de uitlating van de verwerping der dwalingen tegen de Remon stranten. Daar was afwijking in de leer, looche ning van de inspiratie der Heilige Schrift, ver werping van de leer der uitverkiezing, loochening van Christus' Godheid, i.e.w. in de practijk leer- vrijheid". De sacramenten werden ook niet be diend naar de instelling van Christus, maar voor elk toegankelijk gesteld. De kerkelijke tucht werd niet toegepast, vooral niet op dwaalleer, de ca techisaties werden niet gehouden. De kerkelijke vergaderingen waren ook bestuursvergaderingen geworden. De Gen. Synode was een blijvend bestuur, de kerkvisitatie was afgeschaft, huisbe zoek onnoodig geacht." Dit alles wisten de kolonisten niet. Ze kenden die kerken niet. Dat had tot voorzichtigheid moeten dringen. Maar de voorzichtigheid ont brak. Ja, wel waren ze eerst wat huiverig om zich met die kerk te vereenigingen. Waren ze niet pas uit banden en verdrukking bevrijd in NederlandDe vriendelijke houding van Ds. Wijckhoff evenwel deed alle vrees wijken. En vooral de vele gaven, die ze ontvingen, lokten. Ze waren zoo arm. In allerlei opzicht scheen de weg geopend om de hulp van trouwe broe ders te vinden. Ds. van Raalte vooral achtte de aansluiting een eisch van Godswege. „God opende dien weg." Hij was zelfs zóó haastig om aan te slui ten, dat Ds. Wijckhoff ze moest toeroepen „Broeders gij zijt te driftig Dat aansluiten kan altijd wel." Met het oog op de anderen, die nog allerlei bezwaar opperden, zei Ds. Wijckhoff „Aansluiting kan geen gevaar. Want zoo 't later blijkt, dat het teleurstelt, kan de band weer even gemakkelijk losgemaakt en zijt ge weer vrij." Zoo vielen de bezwaren weg en besloten de broeders zich met de Holl. Geref. Kerk te ver eenigen. Een officieel besluit was dit niet, al werd het officieel geacht. Want het was geen kerkelijke vergadering. En zoo sloten ze als clas sis zich aan bij de Holl. Geref. Kerk. De band werd gelegd, al kenden ze elkaar niet. Op on kerkelijke en op de meest onvoorzichtige wijze werd dit besluit genomen. „Als de kolonie rijk geweest was, dan was het alzoo niet gebeurd. Er was meer zien naar het Oosten, dan naar Boven." F. STAAL Pz. ONZE MOEILIJKE TAAK IN VERBAND MET DE OPVOEDING ONZER KINDEREN TEN ZEDELIJKEN LEVEN. I. Inleiding. Dankbaar grijp ik de mij geboden gelegenheid aan om iets te zeggen over een zaak, die mij persoonlijk zeer ter harte gaat, maar die ook naar mijn inzicht van het allerhoogste gewicht is voor heel ons volksleven en dus ook voor heel ons kerkelijke leven. Er is een zekere schuchterheid in mij, nu ik mij tot de behandeling zet van een onderwerp,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1