KERKNIEUWS.
wel goed, als dat kon, maar ze hadden er zich
waarlijk niet mee te haasten, zoo meenden ze.
De kinderen gingen toch ter catechisatie en
kwamen in de kerk en dat was toch wel zoo
wat voldoende. Al die kennis en wetenschap
konden ze in die wildernis wel missen wat de
den ze er mee. En zoo spraken sommigen
„om in den hemel te komen is er geen geleerd
heid noodig, want wat voor de wijzen en ver-
standigen verborgen is, wordt den kinderkens
geopenbaard. Bovendien was er geen geld voor.
Ze konden de kinderen wel beter gebruiken dan
ze in de school te laten zitten. En, om maar niet
meer te noemen, daar waren toch ook geen
onderwijzers."
't Is wel eenigermate te verstaan, dat te mid
den van een leven zoo vol ontberingen, zulke
gedachten oprezen en de uitvoering van school
stichting tegenhielden. Gelukkig echter, dat de
predikanten en enkelen uit het volk er beter over
dachten. Vooral op de vergaderingen van ker-
keraad en classis werd op schoolstichting aan
gedrongen. Ds. van Raalte, Ds. van der Meulen
en Ds. IJpma ijverden er allen even sterk voor.
En hun woord vermocht allengs al de bezwaren
te overwinnen. Er waren enkele mannen en
vrouwen die meer wisten dan anderen en die
namen op zich de zware taak om de kinderen
te onderwijzen. Ze hadden zeer gebrekkige leer
middelen en ongeschikte localiteit. De keuken
(d.i. het woonvertrek) of de zolder en ook wel
de kerk werd voor school gebruikt. In Zeeland
stond het er het best voor. Daar bouwden ze
een loghuis, dat voor school werd ingericht. Ook
hadden ze daar een onderwijzer. Ds. van der
Meulen schreef „God zond naar Zeeland den
rijkbegaafden en godvruchtigen R. M. de Bruin,
als onderwijzer". Deze kon zich geheel aan den
schoolarbeid wijden en grondig onderwijs geven.
Zoo was er niet alleen ijver om te bouwen
aan Gods Huis, maar ook lust om het God-
geheiligd zaad te bewaren in Gods wegen en
een volk te kweeken, dat heel het leven in dienst
van zijn God leerde stellen.
En al die arbeid was niet ijdel in den Heere.
Dat bleek vooral, toen eenigen tijd later een
geestelijke opwekking in de gemeente gevonden
werd, vooral onder de jonge menschen. Velen
van hen gaven met groote blijdschap getuigenis
van het werk Gods in hunne harten. Hoe heerlijk
bleek hier de trouw van den God des verbonds,
die zijn Woord bevestigde „Mij aangaande, dit
is mijn verbond met hen, zegt de Heere. Mijn
Geest, die op u is en Mijne woorden, die Ik in
uwen mond gelegd heb, die zullen van uwen
mond niet wijken, noch van den mond uws zaads,
noch van den mond van het zaad uws zaads,
zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid."
(Jez. 59:21.)
F. STAAL Pz.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, November 1934.
Het uitzenden van een radio-kerkdienst ge
schiedt tegenwoordig zóó dikwijls, dat het op
zichzelf beschouwd geen vermelding waard is,
dat ook uit Zeeuwsch-Vlaanderen kortgeleden
een avond-kerkdienst werd uitgezonden. Dat ik
in mijn brieven daarop terugkom ligt in de om
standigheid, dat mij verschillende brieven wer
den toegezonden, waarvan de inhoud deels voor
geen publieke bespreking in aanmerking komt,
maar deels zich bij uitstek leent om hier in 't
kort te bespreken.
Welk een zegen is voor velen de radio-predi-
king Welke mogelijkheden openen zich hier
voor de verbreiding van het Evangelie, voor de
komst van het Koninkrijk Gods De verste brief
kwam uit Zwitserland en was geschreven door
een bekeerden Zwitserschen arbeider. Een ont
roerend schrijven In zijn jonge jaren had hij
gedreven door begeerte tot onderzoek, het So
cialisme bestudeerd, ook wetenschappelijke wer
ken gelezen over godsdienst en politieke par
tijen. God had hem de oogen geopend. Nu zag
hij, dat alleen het geloof in Jezus Christus van
de ellende verlossen kan. Het was licht in zijn
ziel geworden. En nu deed 't hem pijn, dat de
God van veel menschen tegenwoordig de Mam
mon is en dat voor duizenden de jacht naar geld
het hoogste levensdoel is. Op kosten van de
hongerigen, die men alleen aan het vreeselijkst
lijden overlaat, voeren sommige rijken een over
dadig weeldeleven. Alleen de liefde kan de zelf
zucht overwinnen. Daar de preek over het lijden
ging (het werk Gods in den blindgeborene) ont
ving 'k ook brieven van menschen, die 't tegen
woordig heel moeilijkhebben en op aangrijpende
wijze over hun pijnlijke levenszorgen maar ook
over hun onwankelbaar Godsvertrouwen spre
ken.
Een ernstig-doove, die met de koptelefoon
moest luisteren, klaagt dat hij twee zoons heeft
die werkeloos zijn, maarstort toch 2.50
op mijn girorekening („ter uwer beschikking").
Als bewijs hoeveel er geleden wordt en hoe groot
de armoede is, schrijft hij „Deze morgen is de
morgen van het ophalen van afval e.d. De men
schen zetten hun volle emmers met asch en vuil
dan voor de deur en, zooals ik dezen morgen
zag, kwam even te voren een meisje met hand
kar langs, keek de emmers na, greep er met de
hand in en, was er nog wat van haar gading,
dan ging dat op de kar in een zak."
Een moeder van een blind meisje schreef over
haar levensleed. Haar man was kort geleden ge
storven, na twintig jaar ziek te zijn geweest. Het
blinde meisje zat steeds op een stoel, daar het
ook niet loopen kon. Welk een vreugde dat haar
dochter de radio-diensten kon volgen
Het meest heeft me getroffen den brief van
een blind meisje van dertien jaar. 'k Had in de
preek gezegdWanneer een blinde naar mij
luistert, die geestelijk ziende is geworden, en ik
vroeg hemwilt ge ziende worden op voor
waarde, dat gij uw blik op de wereld der on
zienlijke dingen zoudt verliezen, hij zou ant
woorden neen, dat nooit
In aansluiting daaraan schrijft deze dertien
jarige letterlijk „Toch zou ik niet graag willen
ruilen met iemand, die geestelijk blind is. De
zekerheid, die wij hebben, dat de Heere Jezus
voor onze zonden is gestorven en ons een plaats
bereidt, daar, waar geen droefheid, geen zorg,
ja, ook geen blinden meer zijn, is ons een groote
troost". Dit blinde meisje schrijft ook weieens
versjes. Ze stuurde mij een eenvoudig gedichtje,
waarvan 'k een paar coupletten afschrijf
Velen zijn er in de dwaling,
Want een dwaling is 't gewis,
Dat een blinde hier op aarde
Niet geheel gelukkig is.
Maar al missen w' ook de oogen,
God heeft ook voor ons een licht
Schooner nog dan zon en sterren,
Beter nog dan 't scherpst gezicht.
Meent toch niet, dat wie niet zien kan
Daardoor ongelukkig is
Als men zich door God laat leiden,
Wat beduidt dan dat gemis.
Zie, dat is het licht der blinden
't Blijft ons bij in vreugd' en druk
Liefde slechts voor God en menschen
Is de weg tot waar geluk.
Niet alleen ontving 'k een gift. In een anderen
brief wordt een beroep gedaan op mijn barm-
hartigheidsgevoel. 'k Had ook enkele namen ge
noemd van mannen, die geheel hun leven gaven
aan het werk der Christelijke barmhartigheid.
Naar aanleiding daarvan aldus de volijverige
directrice van een Kinder-Tehuis mag ik u
wel eenige bonboekjes zenden. Zoudt u niet een
paar catechisantjes daarmee willen laten werken?
Natuurlijk toegestaan
Ten slotteeen waardeerend schrijven van
een Baptistengezin. Met de preek was men 't
eens, maar met den kinderdoop (aan de radio-
preek was bediening van den Heiligen Doop
voorafgegaan) kon men zich niet vereenigen.
Daarom werd tegelijk met het schrijven een toe
spraak verzonden van een voorganger der Bap
tisten Ds. K. Reiling.
Natuurlijk ben 'k door één zoo'n toespraak
niet ineens van overtuiging veranderd. Ik vind
juist den kinderdoop zoo rijk en heerlijk. Nu
staat niet een groot stuk van het leven van mijn
kinderen buiten de gemeente, maar is van het
begin af aan de band gelegd, 't Is zoo jammer
dat in de Baptistenkringen geen oog is voor de
Verbondsgedachte. Want alle miskenning van
den kinderdoop is het gevolg van de miskenning
der beteekenis van het Verbond. En over de
stelling in de mij toegezonden circulaire „Daar
is niet één bewijs in de H. Schrift, dat de doop
in de plaats van de besnijdenis gekomen is",
ware heel wat te zeggen.
We geven echter geen verhandeling over den
kinderdoop, doch hadden met dezen brief alleen
het doel de groote beteekenis van onze Neder-
landsche Christelijke Radiovereeniging in het
licht te stellen. Zegene God haar gewichtigen
arbeid.
A. B. W. M. KOK.
ONDER DE SCHIPPERS.
Het eigenlijke evangelisatieseizoen is nu weer
aangebroken, 't Is.toch heelemaal een geschik
tere tijd die wintertijd om het evangelie te bren^
gen. De menschen zijn nu eenmaal meer in de
stemming, vooral in de donkere dagen voor
Kerstmis, ze zijn meer ontvankelijk en willen
gaarne een oogenblik luisteren naar de blijde
boodschap die hun in hun vaak zorgelijke en
droevige omstandigheden gebracht wordt.
Wij dachten dus weer een heerlijke tijd tegemoet
te gaan. Wat jammer dat we teleurgesteld wer
den toen plotseling het bericht kwam dat de ark
waar we zoo lang gebruik van hadden gemaakt
met bestemming naar elders zou worden weg
gesleept. Dat was een groote teleurstelling.1
't Was zoo'n pracht vergaderplaats, midden
onder de schippersbevolking, zoo geheel blijvend
in het milieu waarin ze leven en waar je hun
nooden, hun ligging, hunne eigenaardige karakter
trekken als nergens kunt aanvoelen. Veel liede
ren zijn er gezongen, de roepstem der roepende
liefde van Christus heeft er geklonken, 't Was
een ideale gelegenheid. Mooier hadden we het
ons niet kunnen denken. Nu zien we uit naar
iets anders.
't Mooiste zou wezen weer een ark of anders
een loods of iets dergelijks. We geven den moed
niet op. Ons werk mag niet mislukken. 226
schippers zijn in het afgeloopen jaar op onze
samenkomsten geweest. Vriend en vijand kwam
en 't was ontroerend te zien hoe zelfs commu
nisten meezongen en meeluisterden. We gaan
dus voorwaarts in het geloof. We mogen het
terrein niet braak laten liggen. Door de schippers
zelf worden we aangemoedigd.
Persoonlijk bezoek is natuurlijk ook veel
waard. Maar menschen, die verlegen tegenover
het evangelie staan, niet vijandig, maar verlegen,
dat is misschien het juiste woord, kan je niet
de heele avond of zelfs maar een half uur over
de geestelijke dingen spreken. Hoogstens kan je
even heel even een lichte klap op de deur van
hun hart wagen om je dan terstond weer terug
te trekken. Op de samenkomsten spreek je vrij
uit.
En zoo trachten we het licht des evangelies
te laten schijnen. Soms komen we gevallen tegen
dat we tegen elkaar zeggen, br. Hoogerheide en
ik, 't is alsof we daar juist moesten wezen. Ge
vallen van geestelijke verwaarloozing een gees
telijke eenzaamheid. Onlangs nog ontmoetten
wij zoo'n geval, 't Was een Roomsche vrouw.
We kwamen aan boord. Radio-dansmuziek
kwam ons tegemoet, 't Was een gezin met
groote kinderen, vloekers en vijanden Gods,
lichtzinnig en ruw. De man wou van niets we
ten, voer op Zondag, 't Is niet te zeggen hoe
zware strijd geloovige menschen in zulk een om
geving doorworstelen. lederen dag wordt hun
geestelijk leven vertrapt. En dan klinkt er soms
een noodkreet op als er menschen komen die
iets anders hebben dan dagelijksch brood en
prediken de troost der eeuwige dingen.
Heerlijk te weten dat er voor zulke hongerigen
voedsel is en dat Jezus hen zalig spreekt.
Wemeldinge. M. P. VAN DIJK.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT,
36. Als een zuurdeesem.
„Die kinderen verstaan immers uw Bijbel toch
niet
Zoo wordt nog menigmaal door de wijzen der
wereld geoordeeld. En men vindt het eigenlijk
dom en achterlijk, ook bij die kinderen al met
den Bijbel aan te komen.
Wat nog erger is? Dat zelfs sommigen onzer
ouders, die toch beter moesten weten, zich door
zulke redeneeringen van de wijs laten brengen.
O, neen Niet in een verachten van den Bij
bel Maar voor die kinderen, weet ge Voor
die kinderen deden we misschien wel wijzer,
met wat te wachten. Tot ze wat grooter en ver
standiger zijn. Zoo'n jaar of veertien? Achttien,
zegt een ander. Twintig weet nog een derde
beter
Laten we toch oppassen
Zeker, we mogen gerust toegeven, dat er vele
dingen in den Bijbel staan, zwaar om te verstaan.
Ook voor volwassen menschen en voor geleer
den zelfs. Maar God heeft ons Zijn Woord ge
geven, ook voor onze kinderen. En wij moeten
trachten, zoo vroeg mogelijk de ernstige waar
heden daarvan ook tot onze kinderen te laten
doordringen. Daarmee kunnen we niet te vroeg
beginnen. Al past ons voorzichtig beleid
Moeder, als gij eens weer koeken of oliebol
len gaat bakken, om uw gezin eens extra te trak-
teeren, roep dan uw kinderen eens bij uw be
slagpot, waarin ge uw beslag klaar maakt. En
laat ze dan uw kleine stukje gist of zuurdeeg
eens zien. Om ze dan te laten opmerken, hoe
uw geheele beslag straks van dat doorgemengde
zuurdeeg wordt doortrokken. Wat is die wer
king goed zichtbaar En door alle deelen van
uw beslag heen
En zeg ze dan „weet je wel, dat dit in den
Bijbel ook staat Een weinig zuurdeesem ver
zuurt het geheele deeg (Galaten 5 vers 9). Dat
zuurdeeg op zich zelf is niet veel het is maar
weinig. Ook kunt ge het zóó niet eten dat zou
heel verkeerd zijn. Maar de werking is verras
send heel het deeg wordt er door opgeblazen
en er van doortrokken alle deelen van het be
slag ondervinden de invloed er van.
Wat nu de Bijbel bedoelt met dit woord
Wat Paulus, de apostel, zeggen wil aan de
Galaten
Dat een klein beetje verkeerds in je hart en
in je gedachten en in je. woorden wel heel je
leven bederven kan. En dat een beetje boos
heid en een beetje leelijks wel heel ons gezin
bedroefd en ongelukkig kan maken
Als kleine Piet leelijk doet tegen zijn zusje
en het scheldt of knijpt, en zusje schopt hem
terug en een andere broer denktdan ga ik
Piet eens plagen of schelden dan is de eerste
zonde van Piet de oorzaak geworden van heel
veel leed en droefheid en verkeerdheid in dat
gezin.
Een klein leugentje van broer kan maken, dat
zijn hart zóó in de strikken der zonde verward
raakt, dat hij wel drie, vier leugens er overheen
gaat verzinnen en anderen gaat beschuldigen en
daardoor o zooveel leed en ellende brengt in
het gezin."
Zou voor onze kinderen nu zoo onduidelijk
zijn het ernstige woord van Paulus En zouden
ze niet onder de indruk komen van de ernst van
het kleine, dat verkeerd is
Zouden ze niet inzien, dat één verkeerd ka
meraadje een heel gezelschap bederven kan
En dat kleine verkeerdheden een heel leven on
rein kunnen maken en verwoesten zelfs En dat
ze moeten leeren bidden tegen zulke kleine zon
den, waartegen zelfs de Heere zelf waarschuwt?
Van W. te W.
N.C.R.V. JUBILEUMFONDS 1934.
Onze plaat. Ze komtis er misschien al
reeds als ge dit leest. Wanneer ge hebt gemeend
dat er een ontwerp voor een nieuwe studio op
zou staan hebt ge het mis. Het woord „studio"
komt er niet eens op voor.
Hebt ge aan een offerbus gedacht om het
offer op te vangen Ook de traditioneele bus
zult ge missen.
De ontwerper heeft het intieme karakter van
een offer in de plaat tot uiting willen doen ko
men. Een forsche hand, het offerzakje overrei
kend, ongeziende woorden 21 November-
Offerdagde naam onzer Vereeniging
ziedaar alles.
Let op de houding der hand; Daarin ligt heel
het karakter van de plaat. Het brengen van een
Offerongezien van de menschen
Moge deze eenvoudige plaat van 15 October
tot 21 November ons land kleuren en velen tot
de daad van het offer inspireeren.
Nationaal Comité van Aanbeveling. Dat de
N.C.R.V. Jubileumfonds-actie in het centrum der
belangstelling staat, nuttig en noodzakelijk is,
wordt wel bewezen door het feit, dat een Na
tionaal Comité het plan bij ons volk aanbeveelt.
En dat Comité bestaat uit namen, die „klin
ken als een klok".
Ministers, Leden van Eerste en Tweede Ka
mer, Professoren, vooraanstaanden in het Chris
telijk Vereenigingsleven, Politieke figuren zij
allen bevelen de goede zaak aan.
Moge het voor al onze orthodox-protestanten
de leden der Vereeniging in de eerste
plaats een aansporing zijn allereerst ieder op
te wekken tot offeren voor het mooie doel en
met hen straks zelve metterdaad te toonen dat
het N.C.R.V.-werk gewaardeerd wordt.
Beter tot haar taak toegerust moge onze
Christelijke Omroep straks haar werk in een
nieuwe studio kunnen voortzetten.
Door den Omroep met den Bijbel
wordt Gods heilrijk Woord,
ook door wie dat Heil niet kennen
noodigend gehoord
Door den Omroep met den Bijbel
komt de kerk in huis
bij wie ziek zijn, oud van dagen
dat verlicht hun kruis
„V. U. PLAN 1937."
29 October was ontegenzeggelijk voor een zeer
groot deel van het Nederlandsche Christenvolk
een bijzondere dag. Dan herinneren we ons, dat
een der grooten uit de vorige eeuw op dien da
tum het levenslicht zag. In 1837 toch werd Dr.
Abraham Kuyper geboren, die zoo ontzaglijk
veel heeft mogen zijn voor ons volk.
Door zijn „Standaard" leerde hij hen, die naar
hem luisteren wilden, goed politiek denken.
Door zijn „Heraut" gaf hij richting en leiding
aan het geestelijk leven.
Door de oprichting van de Vrije Universiteit
heeft hij „onze menschen" in staat gesteld hun
zonen en later hun dochteren te doen studeeren
aan een hoogeschool, waar men wil buigen voor
de wet Gods.
Hoe groot de invloed is geweest, die door
deze stichting, haar professoren en haar leer
lingen op ons geheele volksleven is uitgegaan,
valt niet te beschrijven.
Oud en jong, rijk en arm hebben zich in al
die vervlogen jaren sterk geïnteresseerd voor al
les, wat onze V. U. aanging.
Sinds 1932 werken nu duizende Christenvrou
wen samen om gelden te verzamelen, die zij
straks op den lOOsten geboortedag van den
stichter, dus over 3 jaar, aan H.H. Directeuren
hopen aan te bieden tot versterking van de
Medische- en de Wis- en Natuurkundige facul
teit. Want ook bij dit groote werk, de stichting
van een hoogeschool op Gereformeerden grond
slag, mogen wij niet stil blijven staan. We moe
ten verder, steeds verder. Doorbouwen op het
eenmaal gelegde fundament. Daartoe moeten we
de handen ineenslaan, daartoe moeten steeds
meerdere mannen en vrouwen helpen om te vol
tooien wat eens, in groot geloofsvertrouwen,
werd begonnen en wat, onder Gods zegen, tot
heden toe reeds zooveel rijke vruchten mocht
afwerpen.
Geve God, dat wij allen hierin steeds meer
onze roeping zullen mogen verstaan tot heil van
onze Vrije Universiteit, maar bovenal tot ver
heerlijking van den naam des Heeren.
J. B. van Baron-v. d. Voorn Grootenboer.
Delft, October 1934.
TWEETAL TE
Veenendaal J. Meynen te Den Helder.
J. Verkuyl te Laren.
BEROEPEN TE
Nieuwolda L. Praamsma, Cand. te Sneek.
VeenendaalJoh. Meijnen te Den Helder.
AANGENOMEN NAAR
's-Gravemoer G. Koenekoop,
Cand. te 's-Gravenhage.
Dr. J. van der Linden, Cand. te Leeu
warden, heeft zijn ambtsbediening aanvaard in
de Geref. Kerk van Tzum, na bevestigd te zijn
door Ds. J. D. Wielenga van Franeker met een
predicatie over 1 Petr. 2 5. Dr. van der Linden
had voor zijn intrede tot tekst gekozen 2 Petr.
1 19.
Ds. Th. A. Bergsma, Geref. predikant te
Drogeham (Fr.), ontving van de classis Drach
ten eervol emeritaat met ingang van 1 Dec. a.s.
Ds. Bergsma diende de kerken van St. Jacobi
Parochie, 2e Exloërmond en sinds 1917 die van
Drogeham.
Theologische School.
In dank ontvangen een legaat van wijlen Me
vrouw de Weduwe J. HeusSchoenmaker, ge
woond hebbende te 's-Gravenhage, en aldaar
overleden 22 April 1934, groot drieduizend gul
den 3000.na aftrek van rechten en kos
ten, blijft 2700.
En in dank ontvangen een legaat van wijlen
den Heer W. H. L. Kuyk, in leven Oud-Refe
rendaris van het Departement van Waterstaat,
gewoond hebbende te 's-Gravenhage en aldaar
overleden 1 October 1934, groot twee honderd
gulden 200.vrij van rechten en kosten.
De Penningmeester,
Zeist, 5 Nov. 1934. A. M. DONNER.
Zondag 25 Nov. a.s. hoopt Ds. A. Doorn,
em. predikant der Geref. Kerk van Heerde, thans
woonachtig te Apeldoorn zijn 40-jarig ambts
jubileum te herdenken. Ds. A. Doorn werd ge
boren als predikantszoon te Deventer. Na het
doorloopen der L. S. bezocht hij het Gymnasium
te Den Haag, waarheen zijn vader als predikant
vertrokken was. Candidaat werd hij in 1894, na
volbrachte studie aan de Theol. School te Kam
pen. Zijn eerste standplaats was Axel (Nov.
1894Jan. '97). Vandaar ging hij naar Franeker
(18971908). Hier heeft hij veel gearbeid als
prediker in het Krankzinnigengesticht. Hij was
de opvolger te Franeker van Ds. ten Hoor, die
als professor naar Amerika vertrok. Van 1908
1923 stond Ds. Doorn te Apeldoorn. Van Apel
doorn ging hij naar Heerde (tot 1933). Wegens
gezondheidsredenen vroeg hij emeritaat.
Ds. G. Renting, predikant bij de Geref.
Kerk van Winterswijk, kan door ongesteldheid
zijn ambtswerk niet verrichten. Er bestaat geen
uitzicht dat Ds. Renting den kansel weer zal
mogen beklimmen. Ds. Renting heeft het voor
nemen om in het voorjaar van 1935, als hij de
kerk Van Winterswijk 35 jaar zal hebben ge
diend, zijn emeritaatsaanvrage bij de classis Zut-
phen in te dienen. Tevoren diende Ds. Renting
3 jaar de kerk van 's-Gravendeel.
Naar aanleiding van het verzoek van de
Zendingssynode der Geref. Kerken, 23 Oct. j.l.
te Assen gehouden, om het daarheen te willen
leiden, dat de Part. Synode van Groningen
z.s.m. samenkome tot definitieve beslissing in
zake het nieuv/e accoord van samenwerking voor
de Zending, welk verzoek tot de verschillende
classes der Geref. Kerken in de prov. Groningen
gericht werd, hebben een drietal classes aan de
Kerk van Groningen, als samenroepende Kerk
gevraagd een Part. Synode te willen bijeenroe
pen. De Kerk van Groningen heeft nu de jaar-
lijksche Part. Synode, die altijd in Juni pleegt
te worden gehouden vervroegd en bijeengeroe
pen tegen Woensdag 6 Maart 1935, in de Wes-
terkerk, te Groningen.