KERKNIEUWS. wel goed, als dat kon, maar ze hadden er zich waarlijk niet mee te haasten, zoo meenden ze. De kinderen gingen toch ter catechisatie en kwamen in de kerk en dat was toch wel zoo wat voldoende. Al die kennis en wetenschap konden ze in die wildernis wel missen wat de den ze er mee. En zoo spraken sommigen „om in den hemel te komen is er geen geleerd heid noodig, want wat voor de wijzen en ver- standigen verborgen is, wordt den kinderkens geopenbaard. Bovendien was er geen geld voor. Ze konden de kinderen wel beter gebruiken dan ze in de school te laten zitten. En, om maar niet meer te noemen, daar waren toch ook geen onderwijzers." 't Is wel eenigermate te verstaan, dat te mid den van een leven zoo vol ontberingen, zulke gedachten oprezen en de uitvoering van school stichting tegenhielden. Gelukkig echter, dat de predikanten en enkelen uit het volk er beter over dachten. Vooral op de vergaderingen van ker- keraad en classis werd op schoolstichting aan gedrongen. Ds. van Raalte, Ds. van der Meulen en Ds. IJpma ijverden er allen even sterk voor. En hun woord vermocht allengs al de bezwaren te overwinnen. Er waren enkele mannen en vrouwen die meer wisten dan anderen en die namen op zich de zware taak om de kinderen te onderwijzen. Ze hadden zeer gebrekkige leer middelen en ongeschikte localiteit. De keuken (d.i. het woonvertrek) of de zolder en ook wel de kerk werd voor school gebruikt. In Zeeland stond het er het best voor. Daar bouwden ze een loghuis, dat voor school werd ingericht. Ook hadden ze daar een onderwijzer. Ds. van der Meulen schreef „God zond naar Zeeland den rijkbegaafden en godvruchtigen R. M. de Bruin, als onderwijzer". Deze kon zich geheel aan den schoolarbeid wijden en grondig onderwijs geven. Zoo was er niet alleen ijver om te bouwen aan Gods Huis, maar ook lust om het God- geheiligd zaad te bewaren in Gods wegen en een volk te kweeken, dat heel het leven in dienst van zijn God leerde stellen. En al die arbeid was niet ijdel in den Heere. Dat bleek vooral, toen eenigen tijd later een geestelijke opwekking in de gemeente gevonden werd, vooral onder de jonge menschen. Velen van hen gaven met groote blijdschap getuigenis van het werk Gods in hunne harten. Hoe heerlijk bleek hier de trouw van den God des verbonds, die zijn Woord bevestigde „Mij aangaande, dit is mijn verbond met hen, zegt de Heere. Mijn Geest, die op u is en Mijne woorden, die Ik in uwen mond gelegd heb, die zullen van uwen mond niet wijken, noch van den mond uws zaads, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid." (Jez. 59:21.) F. STAAL Pz. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, November 1934. Het uitzenden van een radio-kerkdienst ge schiedt tegenwoordig zóó dikwijls, dat het op zichzelf beschouwd geen vermelding waard is, dat ook uit Zeeuwsch-Vlaanderen kortgeleden een avond-kerkdienst werd uitgezonden. Dat ik in mijn brieven daarop terugkom ligt in de om standigheid, dat mij verschillende brieven wer den toegezonden, waarvan de inhoud deels voor geen publieke bespreking in aanmerking komt, maar deels zich bij uitstek leent om hier in 't kort te bespreken. Welk een zegen is voor velen de radio-predi- king Welke mogelijkheden openen zich hier voor de verbreiding van het Evangelie, voor de komst van het Koninkrijk Gods De verste brief kwam uit Zwitserland en was geschreven door een bekeerden Zwitserschen arbeider. Een ont roerend schrijven In zijn jonge jaren had hij gedreven door begeerte tot onderzoek, het So cialisme bestudeerd, ook wetenschappelijke wer ken gelezen over godsdienst en politieke par tijen. God had hem de oogen geopend. Nu zag hij, dat alleen het geloof in Jezus Christus van de ellende verlossen kan. Het was licht in zijn ziel geworden. En nu deed 't hem pijn, dat de God van veel menschen tegenwoordig de Mam mon is en dat voor duizenden de jacht naar geld het hoogste levensdoel is. Op kosten van de hongerigen, die men alleen aan het vreeselijkst lijden overlaat, voeren sommige rijken een over dadig weeldeleven. Alleen de liefde kan de zelf zucht overwinnen. Daar de preek over het lijden ging (het werk Gods in den blindgeborene) ont ving 'k ook brieven van menschen, die 't tegen woordig heel moeilijkhebben en op aangrijpende wijze over hun pijnlijke levenszorgen maar ook over hun onwankelbaar Godsvertrouwen spre ken. Een ernstig-doove, die met de koptelefoon moest luisteren, klaagt dat hij twee zoons heeft die werkeloos zijn, maarstort toch 2.50 op mijn girorekening („ter uwer beschikking"). Als bewijs hoeveel er geleden wordt en hoe groot de armoede is, schrijft hij „Deze morgen is de morgen van het ophalen van afval e.d. De men schen zetten hun volle emmers met asch en vuil dan voor de deur en, zooals ik dezen morgen zag, kwam even te voren een meisje met hand kar langs, keek de emmers na, greep er met de hand in en, was er nog wat van haar gading, dan ging dat op de kar in een zak." Een moeder van een blind meisje schreef over haar levensleed. Haar man was kort geleden ge storven, na twintig jaar ziek te zijn geweest. Het blinde meisje zat steeds op een stoel, daar het ook niet loopen kon. Welk een vreugde dat haar dochter de radio-diensten kon volgen Het meest heeft me getroffen den brief van een blind meisje van dertien jaar. 'k Had in de preek gezegdWanneer een blinde naar mij luistert, die geestelijk ziende is geworden, en ik vroeg hemwilt ge ziende worden op voor waarde, dat gij uw blik op de wereld der on zienlijke dingen zoudt verliezen, hij zou ant woorden neen, dat nooit In aansluiting daaraan schrijft deze dertien jarige letterlijk „Toch zou ik niet graag willen ruilen met iemand, die geestelijk blind is. De zekerheid, die wij hebben, dat de Heere Jezus voor onze zonden is gestorven en ons een plaats bereidt, daar, waar geen droefheid, geen zorg, ja, ook geen blinden meer zijn, is ons een groote troost". Dit blinde meisje schrijft ook weieens versjes. Ze stuurde mij een eenvoudig gedichtje, waarvan 'k een paar coupletten afschrijf Velen zijn er in de dwaling, Want een dwaling is 't gewis, Dat een blinde hier op aarde Niet geheel gelukkig is. Maar al missen w' ook de oogen, God heeft ook voor ons een licht Schooner nog dan zon en sterren, Beter nog dan 't scherpst gezicht. Meent toch niet, dat wie niet zien kan Daardoor ongelukkig is Als men zich door God laat leiden, Wat beduidt dan dat gemis. Zie, dat is het licht der blinden 't Blijft ons bij in vreugd' en druk Liefde slechts voor God en menschen Is de weg tot waar geluk. Niet alleen ontving 'k een gift. In een anderen brief wordt een beroep gedaan op mijn barm- hartigheidsgevoel. 'k Had ook enkele namen ge noemd van mannen, die geheel hun leven gaven aan het werk der Christelijke barmhartigheid. Naar aanleiding daarvan aldus de volijverige directrice van een Kinder-Tehuis mag ik u wel eenige bonboekjes zenden. Zoudt u niet een paar catechisantjes daarmee willen laten werken? Natuurlijk toegestaan Ten slotteeen waardeerend schrijven van een Baptistengezin. Met de preek was men 't eens, maar met den kinderdoop (aan de radio- preek was bediening van den Heiligen Doop voorafgegaan) kon men zich niet vereenigen. Daarom werd tegelijk met het schrijven een toe spraak verzonden van een voorganger der Bap tisten Ds. K. Reiling. Natuurlijk ben 'k door één zoo'n toespraak niet ineens van overtuiging veranderd. Ik vind juist den kinderdoop zoo rijk en heerlijk. Nu staat niet een groot stuk van het leven van mijn kinderen buiten de gemeente, maar is van het begin af aan de band gelegd, 't Is zoo jammer dat in de Baptistenkringen geen oog is voor de Verbondsgedachte. Want alle miskenning van den kinderdoop is het gevolg van de miskenning der beteekenis van het Verbond. En over de stelling in de mij toegezonden circulaire „Daar is niet één bewijs in de H. Schrift, dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is", ware heel wat te zeggen. We geven echter geen verhandeling over den kinderdoop, doch hadden met dezen brief alleen het doel de groote beteekenis van onze Neder- landsche Christelijke Radiovereeniging in het licht te stellen. Zegene God haar gewichtigen arbeid. A. B. W. M. KOK. ONDER DE SCHIPPERS. Het eigenlijke evangelisatieseizoen is nu weer aangebroken, 't Is.toch heelemaal een geschik tere tijd die wintertijd om het evangelie te bren^ gen. De menschen zijn nu eenmaal meer in de stemming, vooral in de donkere dagen voor Kerstmis, ze zijn meer ontvankelijk en willen gaarne een oogenblik luisteren naar de blijde boodschap die hun in hun vaak zorgelijke en droevige omstandigheden gebracht wordt. Wij dachten dus weer een heerlijke tijd tegemoet te gaan. Wat jammer dat we teleurgesteld wer den toen plotseling het bericht kwam dat de ark waar we zoo lang gebruik van hadden gemaakt met bestemming naar elders zou worden weg gesleept. Dat was een groote teleurstelling.1 't Was zoo'n pracht vergaderplaats, midden onder de schippersbevolking, zoo geheel blijvend in het milieu waarin ze leven en waar je hun nooden, hun ligging, hunne eigenaardige karakter trekken als nergens kunt aanvoelen. Veel liede ren zijn er gezongen, de roepstem der roepende liefde van Christus heeft er geklonken, 't Was een ideale gelegenheid. Mooier hadden we het ons niet kunnen denken. Nu zien we uit naar iets anders. 't Mooiste zou wezen weer een ark of anders een loods of iets dergelijks. We geven den moed niet op. Ons werk mag niet mislukken. 226 schippers zijn in het afgeloopen jaar op onze samenkomsten geweest. Vriend en vijand kwam en 't was ontroerend te zien hoe zelfs commu nisten meezongen en meeluisterden. We gaan dus voorwaarts in het geloof. We mogen het terrein niet braak laten liggen. Door de schippers zelf worden we aangemoedigd. Persoonlijk bezoek is natuurlijk ook veel waard. Maar menschen, die verlegen tegenover het evangelie staan, niet vijandig, maar verlegen, dat is misschien het juiste woord, kan je niet de heele avond of zelfs maar een half uur over de geestelijke dingen spreken. Hoogstens kan je even heel even een lichte klap op de deur van hun hart wagen om je dan terstond weer terug te trekken. Op de samenkomsten spreek je vrij uit. En zoo trachten we het licht des evangelies te laten schijnen. Soms komen we gevallen tegen dat we tegen elkaar zeggen, br. Hoogerheide en ik, 't is alsof we daar juist moesten wezen. Ge vallen van geestelijke verwaarloozing een gees telijke eenzaamheid. Onlangs nog ontmoetten wij zoo'n geval, 't Was een Roomsche vrouw. We kwamen aan boord. Radio-dansmuziek kwam ons tegemoet, 't Was een gezin met groote kinderen, vloekers en vijanden Gods, lichtzinnig en ruw. De man wou van niets we ten, voer op Zondag, 't Is niet te zeggen hoe zware strijd geloovige menschen in zulk een om geving doorworstelen. lederen dag wordt hun geestelijk leven vertrapt. En dan klinkt er soms een noodkreet op als er menschen komen die iets anders hebben dan dagelijksch brood en prediken de troost der eeuwige dingen. Heerlijk te weten dat er voor zulke hongerigen voedsel is en dat Jezus hen zalig spreekt. Wemeldinge. M. P. VAN DIJK. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT, 36. Als een zuurdeesem. „Die kinderen verstaan immers uw Bijbel toch niet Zoo wordt nog menigmaal door de wijzen der wereld geoordeeld. En men vindt het eigenlijk dom en achterlijk, ook bij die kinderen al met den Bijbel aan te komen. Wat nog erger is? Dat zelfs sommigen onzer ouders, die toch beter moesten weten, zich door zulke redeneeringen van de wijs laten brengen. O, neen Niet in een verachten van den Bij bel Maar voor die kinderen, weet ge Voor die kinderen deden we misschien wel wijzer, met wat te wachten. Tot ze wat grooter en ver standiger zijn. Zoo'n jaar of veertien? Achttien, zegt een ander. Twintig weet nog een derde beter Laten we toch oppassen Zeker, we mogen gerust toegeven, dat er vele dingen in den Bijbel staan, zwaar om te verstaan. Ook voor volwassen menschen en voor geleer den zelfs. Maar God heeft ons Zijn Woord ge geven, ook voor onze kinderen. En wij moeten trachten, zoo vroeg mogelijk de ernstige waar heden daarvan ook tot onze kinderen te laten doordringen. Daarmee kunnen we niet te vroeg beginnen. Al past ons voorzichtig beleid Moeder, als gij eens weer koeken of oliebol len gaat bakken, om uw gezin eens extra te trak- teeren, roep dan uw kinderen eens bij uw be slagpot, waarin ge uw beslag klaar maakt. En laat ze dan uw kleine stukje gist of zuurdeeg eens zien. Om ze dan te laten opmerken, hoe uw geheele beslag straks van dat doorgemengde zuurdeeg wordt doortrokken. Wat is die wer king goed zichtbaar En door alle deelen van uw beslag heen En zeg ze dan „weet je wel, dat dit in den Bijbel ook staat Een weinig zuurdeesem ver zuurt het geheele deeg (Galaten 5 vers 9). Dat zuurdeeg op zich zelf is niet veel het is maar weinig. Ook kunt ge het zóó niet eten dat zou heel verkeerd zijn. Maar de werking is verras send heel het deeg wordt er door opgeblazen en er van doortrokken alle deelen van het be slag ondervinden de invloed er van. Wat nu de Bijbel bedoelt met dit woord Wat Paulus, de apostel, zeggen wil aan de Galaten Dat een klein beetje verkeerds in je hart en in je gedachten en in je. woorden wel heel je leven bederven kan. En dat een beetje boos heid en een beetje leelijks wel heel ons gezin bedroefd en ongelukkig kan maken Als kleine Piet leelijk doet tegen zijn zusje en het scheldt of knijpt, en zusje schopt hem terug en een andere broer denktdan ga ik Piet eens plagen of schelden dan is de eerste zonde van Piet de oorzaak geworden van heel veel leed en droefheid en verkeerdheid in dat gezin. Een klein leugentje van broer kan maken, dat zijn hart zóó in de strikken der zonde verward raakt, dat hij wel drie, vier leugens er overheen gaat verzinnen en anderen gaat beschuldigen en daardoor o zooveel leed en ellende brengt in het gezin." Zou voor onze kinderen nu zoo onduidelijk zijn het ernstige woord van Paulus En zouden ze niet onder de indruk komen van de ernst van het kleine, dat verkeerd is Zouden ze niet inzien, dat één verkeerd ka meraadje een heel gezelschap bederven kan En dat kleine verkeerdheden een heel leven on rein kunnen maken en verwoesten zelfs En dat ze moeten leeren bidden tegen zulke kleine zon den, waartegen zelfs de Heere zelf waarschuwt? Van W. te W. N.C.R.V. JUBILEUMFONDS 1934. Onze plaat. Ze komtis er misschien al reeds als ge dit leest. Wanneer ge hebt gemeend dat er een ontwerp voor een nieuwe studio op zou staan hebt ge het mis. Het woord „studio" komt er niet eens op voor. Hebt ge aan een offerbus gedacht om het offer op te vangen Ook de traditioneele bus zult ge missen. De ontwerper heeft het intieme karakter van een offer in de plaat tot uiting willen doen ko men. Een forsche hand, het offerzakje overrei kend, ongeziende woorden 21 November- Offerdagde naam onzer Vereeniging ziedaar alles. Let op de houding der hand; Daarin ligt heel het karakter van de plaat. Het brengen van een Offerongezien van de menschen Moge deze eenvoudige plaat van 15 October tot 21 November ons land kleuren en velen tot de daad van het offer inspireeren. Nationaal Comité van Aanbeveling. Dat de N.C.R.V. Jubileumfonds-actie in het centrum der belangstelling staat, nuttig en noodzakelijk is, wordt wel bewezen door het feit, dat een Na tionaal Comité het plan bij ons volk aanbeveelt. En dat Comité bestaat uit namen, die „klin ken als een klok". Ministers, Leden van Eerste en Tweede Ka mer, Professoren, vooraanstaanden in het Chris telijk Vereenigingsleven, Politieke figuren zij allen bevelen de goede zaak aan. Moge het voor al onze orthodox-protestanten de leden der Vereeniging in de eerste plaats een aansporing zijn allereerst ieder op te wekken tot offeren voor het mooie doel en met hen straks zelve metterdaad te toonen dat het N.C.R.V.-werk gewaardeerd wordt. Beter tot haar taak toegerust moge onze Christelijke Omroep straks haar werk in een nieuwe studio kunnen voortzetten. Door den Omroep met den Bijbel wordt Gods heilrijk Woord, ook door wie dat Heil niet kennen noodigend gehoord Door den Omroep met den Bijbel komt de kerk in huis bij wie ziek zijn, oud van dagen dat verlicht hun kruis „V. U. PLAN 1937." 29 October was ontegenzeggelijk voor een zeer groot deel van het Nederlandsche Christenvolk een bijzondere dag. Dan herinneren we ons, dat een der grooten uit de vorige eeuw op dien da tum het levenslicht zag. In 1837 toch werd Dr. Abraham Kuyper geboren, die zoo ontzaglijk veel heeft mogen zijn voor ons volk. Door zijn „Standaard" leerde hij hen, die naar hem luisteren wilden, goed politiek denken. Door zijn „Heraut" gaf hij richting en leiding aan het geestelijk leven. Door de oprichting van de Vrije Universiteit heeft hij „onze menschen" in staat gesteld hun zonen en later hun dochteren te doen studeeren aan een hoogeschool, waar men wil buigen voor de wet Gods. Hoe groot de invloed is geweest, die door deze stichting, haar professoren en haar leer lingen op ons geheele volksleven is uitgegaan, valt niet te beschrijven. Oud en jong, rijk en arm hebben zich in al die vervlogen jaren sterk geïnteresseerd voor al les, wat onze V. U. aanging. Sinds 1932 werken nu duizende Christenvrou wen samen om gelden te verzamelen, die zij straks op den lOOsten geboortedag van den stichter, dus over 3 jaar, aan H.H. Directeuren hopen aan te bieden tot versterking van de Medische- en de Wis- en Natuurkundige facul teit. Want ook bij dit groote werk, de stichting van een hoogeschool op Gereformeerden grond slag, mogen wij niet stil blijven staan. We moe ten verder, steeds verder. Doorbouwen op het eenmaal gelegde fundament. Daartoe moeten we de handen ineenslaan, daartoe moeten steeds meerdere mannen en vrouwen helpen om te vol tooien wat eens, in groot geloofsvertrouwen, werd begonnen en wat, onder Gods zegen, tot heden toe reeds zooveel rijke vruchten mocht afwerpen. Geve God, dat wij allen hierin steeds meer onze roeping zullen mogen verstaan tot heil van onze Vrije Universiteit, maar bovenal tot ver heerlijking van den naam des Heeren. J. B. van Baron-v. d. Voorn Grootenboer. Delft, October 1934. TWEETAL TE Veenendaal J. Meynen te Den Helder. J. Verkuyl te Laren. BEROEPEN TE Nieuwolda L. Praamsma, Cand. te Sneek. VeenendaalJoh. Meijnen te Den Helder. AANGENOMEN NAAR 's-Gravemoer G. Koenekoop, Cand. te 's-Gravenhage. Dr. J. van der Linden, Cand. te Leeu warden, heeft zijn ambtsbediening aanvaard in de Geref. Kerk van Tzum, na bevestigd te zijn door Ds. J. D. Wielenga van Franeker met een predicatie over 1 Petr. 2 5. Dr. van der Linden had voor zijn intrede tot tekst gekozen 2 Petr. 1 19. Ds. Th. A. Bergsma, Geref. predikant te Drogeham (Fr.), ontving van de classis Drach ten eervol emeritaat met ingang van 1 Dec. a.s. Ds. Bergsma diende de kerken van St. Jacobi Parochie, 2e Exloërmond en sinds 1917 die van Drogeham. Theologische School. In dank ontvangen een legaat van wijlen Me vrouw de Weduwe J. HeusSchoenmaker, ge woond hebbende te 's-Gravenhage, en aldaar overleden 22 April 1934, groot drieduizend gul den 3000.na aftrek van rechten en kos ten, blijft 2700. En in dank ontvangen een legaat van wijlen den Heer W. H. L. Kuyk, in leven Oud-Refe rendaris van het Departement van Waterstaat, gewoond hebbende te 's-Gravenhage en aldaar overleden 1 October 1934, groot twee honderd gulden 200.vrij van rechten en kosten. De Penningmeester, Zeist, 5 Nov. 1934. A. M. DONNER. Zondag 25 Nov. a.s. hoopt Ds. A. Doorn, em. predikant der Geref. Kerk van Heerde, thans woonachtig te Apeldoorn zijn 40-jarig ambts jubileum te herdenken. Ds. A. Doorn werd ge boren als predikantszoon te Deventer. Na het doorloopen der L. S. bezocht hij het Gymnasium te Den Haag, waarheen zijn vader als predikant vertrokken was. Candidaat werd hij in 1894, na volbrachte studie aan de Theol. School te Kam pen. Zijn eerste standplaats was Axel (Nov. 1894Jan. '97). Vandaar ging hij naar Franeker (18971908). Hier heeft hij veel gearbeid als prediker in het Krankzinnigengesticht. Hij was de opvolger te Franeker van Ds. ten Hoor, die als professor naar Amerika vertrok. Van 1908 1923 stond Ds. Doorn te Apeldoorn. Van Apel doorn ging hij naar Heerde (tot 1933). Wegens gezondheidsredenen vroeg hij emeritaat. Ds. G. Renting, predikant bij de Geref. Kerk van Winterswijk, kan door ongesteldheid zijn ambtswerk niet verrichten. Er bestaat geen uitzicht dat Ds. Renting den kansel weer zal mogen beklimmen. Ds. Renting heeft het voor nemen om in het voorjaar van 1935, als hij de kerk Van Winterswijk 35 jaar zal hebben ge diend, zijn emeritaatsaanvrage bij de classis Zut- phen in te dienen. Tevoren diende Ds. Renting 3 jaar de kerk van 's-Gravendeel. Naar aanleiding van het verzoek van de Zendingssynode der Geref. Kerken, 23 Oct. j.l. te Assen gehouden, om het daarheen te willen leiden, dat de Part. Synode van Groningen z.s.m. samenkome tot definitieve beslissing in zake het nieuv/e accoord van samenwerking voor de Zending, welk verzoek tot de verschillende classes der Geref. Kerken in de prov. Groningen gericht werd, hebben een drietal classes aan de Kerk van Groningen, als samenroepende Kerk gevraagd een Part. Synode te willen bijeenroe pen. De Kerk van Groningen heeft nu de jaar- lijksche Part. Synode, die altijd in Juni pleegt te worden gehouden vervroegd en bijeengeroe pen tegen Woensdag 6 Maart 1935, in de Wes- terkerk, te Groningen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2