No. 45 Vrijdag 9 November 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.— Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ZALIG ZIJN DIE TREUREN. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Mattheüs 5:4. „Zalig zijn die treuren." Op wie heeft de Hei land hier het oog Op alle treurenden Dit wordt vaak gedacht. Meermalen spreekt men dan ook dit woord als een troostwoord tot de weenenden, die staan rondom een geopend graf. Maar deze gedachte is verkeerd. Neen, deze zaligspreking geldt niet voor alle treurenden hier op aarde. Hiertegen verzet zich allereerst het verband, waarin dit woord van den Zalig maker voorkomt. En ook zouden ware deze gedachte juist alle menschen zalig moeten worden geheeten. Er is er toch immers niet één, wiens hart niet de droefheid kent, al treuren niet allen om dezelfde oorzaak. Doch wie zijn dan de treurenden, voor wie dit woord gesproken werd Wie mogen dan deze zaligspreking op zichzelf toepassen Dat mogen zij doen, die kennen de ware droefheid naar God, die zichzelven leerden mishagen van wege hunne zonden en leerden treuren over hun afwijking van 's Heeren Woord en Wet. Ja, de treurenden, die hier worden zalig ge sproken, dat zijn zij, die door genade aan zich zelf ontdekt, geen vrede meer hebben met de zonde, met hun eigenwilligheid en eigenliefde, die de zonde wenschen na te laten en den dienst van Jezus als 't hoogste voor zichzelf begeeren. Zij kennen ook wel een treuren over het aard- sche en over hetgeen zij op aarde liefhadden, maar zij vluchten in hun droefheid naar God, wenschen bij Hem te schuilen, begeeren het met Hem eens te zijn en Zijne wegen goed te keuren. Een hooger liefde dan de aardsche heeft hun hart vervuld zij hebben Jezus noodig en Zijn schuldvergevende, vertroostende genade. Hun levenstaal is „Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!" Behoort ook gij reeds tot deze treurenden, lezer Kent gij reeds de waarachtige droefheid over uwe zonden Hebt gij reeds leeren treuren over uwe schuld Hebt gij u reeds gewend tot onzen Heere Jezus Christus met de bede, dat Hij ook u genadig moge zijn en u van uwe zonden moge reinigen in Zijn bloed Of bekommert gij u over uwe zonden niet O, kom dan, smeek ik u, tot inkeer. Wend u tot uwen God met de bede, dat Hij door Zijn Heiligen Geest in uw hart verwekken moge de ware droefheid vanwege uwe zonden. Dan zal Hij u naar Zijn belofte schenken, wat uw hart van Hem begeert. En dan zal ook op u van toepassing zijn het woord van den Heiland „Zalig zijn die treuren". „Zalig zijn die treuren." Hoe is dat mogelijk Hoe kan van hen, die treuren over hunne zon den, worden gezegd, dat zij gelukkig zijn Dat kan allereerst hierom, omdat in het treuren over de zonde het ware kenmerk ligt van het kind schap der geloovigen, omdat het treuren over de zonde een vrucht is van de ontdekkende werking van den Heiligen Geest in ons hart. En mogen zij, die door Gods Geest zijn bewerkt, niet met recht in beginsel zalig worden geheeten? Jezus zegt dan ook nietzij die treuren, zullen misschien zalig worden, maar zij zijn zalig, nu reeds zalig. Zij zijn zalig in hun treuren, in hun afhankelijk schuilen bij den Heere. Hun tranen van berouw zijn tranen van verlossing. Daar is echter nog een andere reden, waarom zij, die treuren over hun zonden, zalig mogen worden geheeten. Deze is gelegen in de belofte: „zij zullen vertroost worden", welke door onzen Heiland aan de zaligspreking van de treurenden verbonden wordt. Deze belofte wordt reeds hier op deze aarde aan de treurenden vervuld. Als zij slechts met hun droefheid over hun zonden de toevlucht nemen tot Jezus en Zijn genade en zich als on- waardigen en behoeftigen aan Hem overgeven en dat doen zij inderdaad dan doet Hij, die kwam, om treurigen te troosten, in hun hart Zijn vrede nederdalen en voor hen het licht op gaan in de duisternis. Dan doet Hij hen staren op wat op Golgotha ook voor hen is volbracht en schenkt Hij hun alzoo een zalige vertroosting. Aan die vertroosting nu van hun Heiland heb ben deze treurenden voortdurend behoefte. Im mers, zij blijven op aarde wonen in het lichaam der zonde, in een zondige wereld, in een tranen dal. Zij blijven tot hun dood toe leeddragers. Maar daarom is deze zaligspreking dan ook een belofte voor geheel het leven en wordt de zalige vertroosting huns Gods hun telkens weer ge schonken. En mogen zij daarom niet met recht zalig worden geheeten Echter, in deze vertroosting, welke de Heere hier in dit leven den treurenden schenken wil, is de belofte „zij zullen vertroost worden" nog niet volkomen vervuld. De volle vertroosting van de treurenden toch vindt eerst na het ster ven plaats. Dan, als zij naar de ziel zullen zijn in den hemel bij Christus, dan zullen zij vól komen worden vertroost. Dan zal hun smart over hunne zonden geheel worden weggenomen. Dan zullen zij, verlost van alle zonde en schuld wandelen in het land der eeuwige vreugde, om daar eeuwig God groot te maken en te genieten den vollen vrede aan Gods rechterhand. En mogen zij ook daarom niet nu reeds bij den aan vang zalig worden geroemd Lezer, indien gij het rechte treuren verstaat, welk een heerlijke belofte bezit ook gij dan in het: „zij zullen vertroost worden". Maak hier van vaak gebruik. Pleit voortdurend op deze belofte van uw Heiland, telkens opnieuw, wan neer ge met uw zonden tot Jezus de toevlucht neemt en Hem smeekt om Zijn liefelijke ver troosting. Maar zie ook steeds verlangend uit naar de heerlijke toekomst, die u wacht. Nog een kleine tijd, en dan zal uw smart over uwe zonden vol komen worden weggenomen en zult gij ten volle worden vertroost. Heft dan uwe hoofden op waarts, gij treurenden, omdat uwe verlossing nabij is. Zalig mogen we dus de treurenden noemen, nu reeds zalig in hun kruis en eenmaal eeuwig zalig ja, wel is het waar „Zalig zijn die treu ren, want zij zullen vertroost worden". Middelburg. D. BREMMER. WINTERTIJD WERKTIJD. De wintertijd is bijzonder de werktijd op geestelijk terrein. En er is in dezen winter heel veel werk. Zoo op staatkundig terrein. De ver kiezingen voor de gemeenteraden en de Provin ciale Staten in het volgend jaar vragen, dat nu meer nog dan anders de Kiesvereenigingen, ac tief zijn in het bestudeeren en propgageeren der a. r. beginselen. Op maatschappelijk terrein is reeds een lofwaardige actie begonnen, om de christelijk sociale beginselen te doen kennen en hun invloed op de practijk van het leven te bevorderen. En op kerkelijk terrein, waar de arbeid het heele jaar doorgaat, wordt die in den winter toch bijzonder intensief. Ook daar, waar in de zomermaanden de catechisaties een tijdlang stilstaan, worden die in den winter gehouden en op onderscheiden andere manieren wordt ge zocht het kerkelijk leven te bouwen. Wat een zegen is het dat al die arbeid nog ongestoord kan doorgaan. En dan ook om de vrucht, die van getrouwen arbeid mag worden verwacht. Die vrucht schijnt soms uit te blijven of maar heel gering te zijn. En dat ontmoedigt wel eens. Toch, wanneer we eens een periode van vijftig jaar terugzien, dan staan we verwonderd, dat de som van al den arbeid, die verricht werd op soms maar schaarsch bezochte vergaderingen van Kiesvereenigingen en afdeelingen van Patrimonium, onder Gods zegen van zoo groote beteekenis werd. Laat die gedachte aan de vrucht ook in dezen winter mede een factor zijn, die tot getrouwen arbeid prikkelt. Maar ook om den arbeid zelf ligt er in dat alles een rijke zegen. Eén van de grootste kwa den van dezen tijd is dat van de werkloosheid. Het is wel zeker, dat zij, die niet, of nog niet, door dat kwaad getroffen werden, zich maar moeilijk kunnen indenken hoe groot dat kwaad wel is. Maar zooveel moet toch ieder er wel van verstaan, dat allerwege de roeping gevoeld moet worden zooveel als dat mogelijk is, dat kwaad zelf te verminderen en de gevolgen daar van te bestrijden. En nu is dit een lichtpunt, dat voor hen onder ons, die getroffen werden door dat groote kwaad van de werkloosheid, er ge legenheid is te arbeiden in dien geestelijken ar beid. Het is niet noodig dat zij zooals men dat wel eens zegtmet hun ziel onder den arm het huis uitgaan en op de hoeken van straten of bij bruggen of op dorpspleinen samen komen om den tijd te verdoen met praten. Daar komt pieestal niet veel goeds van. Er is werk voor hen in huis. En dan denken we in dit verband niet aan de hulp, die zij daar aan hun vrouw kunnen bewijzen. Dat is natuurlijk ook het geval. Er zijn zoo tal van kleine werkjes te doen, waar mee ze den arbeid van hun vrouw, die het vaak zoo druk heeft, kunnen verlichten. En bovenal helpen ze haar, wanneer ze thuis niet loopen te mopperen en in een boos humeur dat wel te begrijpen is, maar daarom nog niet goed te keuren op hun vrouw wreken, waaraan die ziel totaal onschuldig is. Het samen dragen van de lasten des levens, alzoo vervullende de wet van Christus, is hun heilige roeping. Wanneer we zeggen, dat er voor hen werk is in huis, dan bedoelen we, dat ze nu de ge legenheid hebben om thuis te onderzoeken en te lezen. Een goed boek is beter gezelschap dan wat ze op de hoeken van de straten vinden. En met allen nadruk willen we op dat werk wijzen. Aan geschikte lectuur behoeft het niet Je ontbreken. Tal van boeken verschenen er die pp onderscheiden terrein voorlichting bieden en pns spreken van Gods groote daden in het ver leden. Om maar iets te noemen. Daar zijn de boeken, die verhalen van de Afscheiding in 1834. Daar is het boek van Dr. Colijn over het Pro gram van beginselen van de a. r. partij. Daar is het boek van den heer Smeenk over de Chris- telijk-sociale beginselen. Daar zijn zooveel klei nere werkjes over deze zelfde en andere onder werpen. Waar deze boeken niet verkrijgbaar zouden zijn, moet gezorgd, dat er maatregelen worden genomen, opdat niemand tevergeefs daarnaar vragen zou. Men vorme daar een uit leenbibliotheek. Dan kan er gewerkt worden in huis. Laat men goed bedenken wat een ontzag gelijke zegen daarvan kan uitgaan en welk een kracht om met lijdzaamheid het kruis te dragen! Maar de vrucht van dien arbeid kan dan ook in breederen kring genoten worden. Wanneer zoo in huis gearbeid wordt door hen die, on vrijwillig, over zooveel vrijen tijd beschikken, dan kan daardoor de bespreking op de ver gaderingen vruchtbaarder worden. De vurige kool steekt dan de doove kool aan. De man- zonder-werk kan wel eens worden aangevallen door de benauwende gedachte, dat hij onnuttelijk z'n plaats in 't leven inneemt, maar dat deze benauwende gedachte een onware, een leugen achtige gedachte is, en dat God, in Zijn genade, voor elk van Zijn kinderen een taak heeft, dat kan hem dan tot z'n bemoediging duidelijk worden. Als we dit alles bedenken dan zien we hoe veel werk er in dzen winter te doen is. Werk, dat maar niet alleen vrucht draagt voor dezen tijd, maar voor de eeuwigheid, omdat het arbeid is in Gods Koninkrijk, dat eeuwig blijft. Moge er in dezen winter dan zoo veel ge arbeid worden. ACTIE VOOR DE V.U. MAANDKALENDER. Wanneer we onze gedachte laten gaan over het werk, waartoe we ons voor dezen winter gaan gorden, dan moet daarbij ook gedacht wor den aan een bescheiden deel daarvan, waarop onze Vrije Universiteit beslag wil leggen en ook beslag mag leggen. Ook voor dien arbeid willen we dan de aan dacht vragen. We bepalen ons dan nu tot de aankondiging van den maandkalender voor 1935, die ten behoeve van de propaganda en tot ver sterking van de financiën is uitgegeven. Deze kalender bevat aan de voorzijde teeke- ningen van twee studenten der V.U. Men vindt hier geteekende portretten van Dr. Colijn, Dr. A. Kuyper, Prof. Rutgens, Prof. Fabius, Prof. J. Woltjer, van Mevr. Colijn. Voorts afbeel dingen van enkele gebouwen, waarin de V. U. gehuisvest is. Aan de achterzijde vindt men al lerlei meedeelingen, over de V.U. Zoo schrijft Mr. Grosheide daar over de financiën Prof. Grosheide geeft iets uit de geschiedenis, en over de Theol. Faculteit Mr. Anema schrijft over de juridische faculteit Prof. Goslinga over de literatische faculteit enz. Waar deze kalender een plaats ontvangt is er het heele jaar door een krachtige propaganda voor de V.U. Daarom hopen we dat die in vele woningen een plaats zal ontvangen. De prijs behoeft wel geen bezwaar te zijn. De minimumprijs is 25 cent. Wanneer men ze toegezonden wil hebben komt daar 10 cent bij. We meenen, dat als er iemand mee rondgaat en ze laat zien, hij dan gemakkelijk er in slagen zal veel exemplaren te plaatsen. En dan komt er die verhooging niet bij. Reeds werden bijna 10.000 exemplaren geplaatst. Laat een krachtige actie maken dat er nog enkele duizenden exem plaren bijkomen. HEIJ. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 19. Luctor et Emergo. Zeeland is een land, dat als uit de golven der zee is opgerezen, 't Is een lange kamp geweest tusschen land en zee, waarbij toch ten leste, na groote worsteling het land zich overwinnend boven de baren verhief. Een worsteling, die in het Zeeuwsche devies is vastgelegd „Luctor et Emergo, ik worstel en ontkom". Zoo was ook het leven der Afgescheidenen uit Zeeland, die in het Zeeland van Michigan hun nieuw vaderland vonden. Hulpeloos stonden ze daar bij aankomst in die oerwouden, door sneden met beken, moerassen en poelen, zonder bruggen of wegen, 't Is een ontzaglijke worsteling geweest om daar een geordend maatschappelijk leven te scheppen en welgefundeerd kerkelijk leven te bouwen. Maar al worstelende zijn ze uit de golven van moeite en ellende opgerezen. Reeds zagen we wat een strijd het was om de eerste blokhuizen gebouwd te krijgen, huizen waar de wind door heen blies en men voor den regen niet genoeg schuiling had. Weldra echter leerden ze van Amerikanen en Indianen ze te verbeteren, door ze van binnen met natte klei te bestrijken, waardoor dak en wanden meer waterdicht werden. Maar er was ook huisraad noodig en ze gevoelden behoefte aan meubels. Bij gebrek aan koopkracht vervaardigden ze die zelf. Boomstompen dienden voor tafel, ruwe planken op kisten waren hun stoelen en banken. Bedden werden gemaakt van blaren of takken, later dierenvellen of met mos gevulde bedde- zakken meeltonnen werden als wieg gebruikt. Voorts verwierf men zich allerlei keukengereed schap, lepels en vorken uit hout gesneden, hou ten bakjes, die de plaats innamen van bord of schotel. Een ijzeren pan werd als een kostbaar bezit geacht, want die diende voor vele dingen. Daar werd brood in gebakken. Ze diende tege lijk voor koffiekan. Ze werd ook gebruikt om de aardappelen te koken of 't spek te bakken, al was het ook, dat die spijzen en dranken geen dagelijksche weelde waren. Gebrand koren ge bruikten ze als koffie. Men leerde zich schikken in die armoede en voortdurend werden ze meer bedreven in het voor hen zoo ongewone werk. Werkten ze in 't begin een week of langer om een huis te bouwen, later was het in een paar dagen gereed. In zijn brief van 8 October 1847 kon Van der Meulen schrijven, dat het „een land van over vloed was en men in het zweet zijns aangezichts zijn brood kon verdienen". De vooruitgang bleek daarin, dat hij melden kon „Wij hebben reeds twee zaagmolens en spoedig komen er twee korenmolens in aanbouw. Er is hier nog veel te doen. Millioenen boomen staan hier, daar geld van gemaakt kan worden. Al stonden er honderd zaagmolens, zij konden volop werken, want regt voor ons ligt Milwankee, schuin van ons Chi cago, die beide naar hout dorsten. Ook is er behoefte aan een potaschfabriek, dan maakt men zooveel van de boomen, die tot dat einde ver brand worden, als het land en de bereiding van den grond kost. Mogelijk zal er een komen een Amerikaan heeft het op wezen nemen. Er zijn nog zoovele bronnen van bestaan, als een zeepfabriek, waarbij ook de asch te pas komt, ook een oliemolen, daar de olie hier duur is en meer andere fabrieken." Veel in dat schrijven was echter nog toekomst muziek. Het zou nog dikwijls Luctor heeten voordat het Emergo gehoord werd. Het is een zware worsteling geweest om het voedselvraag- stuk tot oplossing te brengen. In 't begin werd allerlei aangevoerd door Amerikanen maar met zoo groote woekerwinst, dat het niet te betalen was. Bij 't smelten van de sneeuw of regen waren de boschpaden onbegaanbaar en duurde een reis naar Grand-Rapids of Grand-Haven soms dagen of weken. Men was er voor den tweeden winter al op bedacht geweest om voor wintervoorraad te zorgen, door alle open plekken te bestemmen voor aardappels, mais en boekweit. De spijzen werden in water gekookt en zonder toespijs ge bruikt. Brood was een weelde. Later toen huis dieren gehouden werden en kachels konden worden aangeschaft werden de spijzen beter. Allerzwaarst werd het toen door slechte wonin gen, slechte voeding, gebrek aan kleeding, te midden van al die poelen en moerassen tal van ziekten kwamenmalaria, typhus, roodvonk, pokken e.a. en zoowel een dokter als genees middelen gemist werden. Velen in de kolonie stierven. De bevolking van het dorp Groningen stierf half weg. Kwakzalvers zochten hun slag te slaan. Zeeland was het minst zwaar bezocht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1