No, 43 Vrijdag 26 October 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS t D.D. L. BOUMA, W. M, LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.— Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Want gij weet dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verwor pen werd want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij die met tranen zocht. Hebreën 12 17. Bij oppervlakkige lezing zouden wij door dezen text toch wel eenigszins in de war raken. Velen zijn niet alleen bewogen door het God delijk mysterie van uitverkiezing en verwerping Jacob heb Ik liefgehad, Ezau heb Ik gehaat. Maar ze „zitten" vooral met deze mededeeling uit den Hebreënbrief. Is dat nu niet al te wreed dat Ezau geen plaats des berouws vond, hoewel hij die met tranen zocht Geeft ons berouw wel iets Werkt ons berouw bij den Heere wel wat uit? Zijn dit geen redelijke vragen nu wij den text zoo lezen dat Ezau geen plaats des berouws vond, hoewel hij die met tranen zocht Er zijn er, die dan ook zoover gekomen zijn, dat ze dezen text hebben aangegrepen als een scherm om hun onbekeerlijkheid te bedekken, als een vrijbrief om de zonde de vrije teugel te laten. Zooals ik eens iemand hoorde zeggen „het komt er op een 1000 pond zonden niet op aan immers, als je niet uitverkoren bent, geeft alle berouw je niets zie maar naar Ezau die was ook niet uitverkoren, dus vond hij ook geen plaats des berouws". Nu nog eens Is dat nu niet al te wreed dat Ezau, hoewel hij zocht, niet vond, hoewel hij tranen schreide, deze tranen toch niet van zijn oogen werden afgewischt Al te wreed Is het zelfs niet in lijnrechten strijd met wat de Heere in Zijn Woord komt betuigen Wie zoekt, die vindt, wie klopt, dien zal worden opengedaan Jubelt Psalm 81 het niet uitAl wat U ont breekt, schenk Ik zoo gij 't smeekt, mild en over vloedig En mogen wij het evangelie der genade niet uitdragen dat Gods goedertierenheid geweldig is over degenen die Hem vreezen Ook de goedertierenheid der schuldvergeving? Maar Ezau dan, die vergeving zocht en niet vond Als hij niet vond, stel ik een andere vraag „Zocht hij eigenlijk wel En wij mogen met recht deze vraag stellen. Immers de H. S. kent geen tegenstrijdigheid, en God is waarachtig, daarom ook Zijn Woord. Wij doen er dan ook niets van af, als er staat: wie zoekt, die vindtwant de Heere zegt het. Als hier dus iets hapert, dan ligt dat aan Ezau, en niet aan den Heere. Als Ezau werkelijk vergeving gezocht had, zou hij ze ook hebben gevonden. En als wij waarlijk dorstig zijn om gelaafd te worden uit de fontein der verzoening, dan schenkt de Heere ook lafenis daar geeft Hij ons verzekering van in Zijn Woord van belofte. Het haperde hieraan bij Ezau, dat hij niet zocht die fontein der verzoening daarom vond hij ook geen berouw. Wat Ezau wel zocht, dat was de zegen die Izak aan Jacob had geschonken. In Genesis 27 komt dat duidelijk uit. De bedoeling van onzen text is geen andere dan aan te toonen dat Ezau slechts de erfenis zocht en niet vergeving. Immers, er staatwant hij vond geen plaats des berouws. Waarom niet Omdat hij de zegening wilde beërven. „Ezaus berouw is niet het berouw over de zonde, maar leed om het missen van den zegen" (Grosheide) 'Toen Ezau dan ook bemerkte dat die zegen x hem ontglippen ging, schreide hij bittere tranen, niet, vanwege zijn zonde dat hij „om ééne spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf", maar omdat de gevolgen dier zonde nu op zijn hoofd neerkwamen, en Jacob hem voorging wat den zegen betreft. Toen Ezau zag dat de erfenis hem voorbij ging, zocht hij geen verzoening voor hetmijn schuld. Hij zocht het door eigen schuld verlorene weer terug te krijgen. Ezaus berouw was geen berouw over de zonde zelf, maar spijt en wroeging vanwege de gevolgen der zonde. Dit blijkt ook wel uit Genesis 27:41. Hoe kan Ezau hier berouw hebben, en tegelijk zich voornemen z'n broeder te dooden Bovendien blijkt later, dat, toen het Ezau voor den wind ging, hij zich om den zegen van Jacob niet bekommerde, het was hem hier dus om den zegen te doen geweest en niet om de vergeving. Ons berouw, of beter gezegd onze spijt over de gevolgen der zonde, vinden bij den Heere geen ingang. Hoevelen zijn er niet, die bitter schreien als de gevolgen hunner zonden over hun leven wor den uitgegoten, maar die, als de gevolgen nader hand wat blijken mee te vallen, zich niet meer bekommeren om de vergeving der zonde, om wat ze eerst hebben verbeurd en verzondigd. Daar toornt het Woord van God tegen in, als de Heere zegt, dat Hij niet alle tranen in zijn flesch bewaart. Alleen tranen van oprecht berouw omdat wij tegen den Heere gezondigd hebben, wischt Hij af om Jezus Christus wil. Immers, wie zulke tranen schreit, zoekt verge ving bij Hem, Die heelen kon en wil. Laten wij den Heere danken dat er tranen zijn, die Hij wil afwisschen, de tranen van op recht berouw. Laten wij Hem bidden, of Hij ons, door Zijn H. G„ ontdekken wil, steeds meer en meer, aan de echte tranen. Leert hier weenen over uw zonden, opdat gij straks niet eeuwig weent over de gevolgen van uw zonden. Haamstede. J. M. MULDER. DE „VADER DER ZEEUWSCHE KERKEN". Onder dit opschrift schreef C. T(azelaar) in „De Reformatie" een artikel over Ds. C. Ste- ketee van Nieuwdorp. Hoewel we, vooral in de laatste weken, te worstelen hebben met plaatsgebrek, mógen we niet nalaten in onze Zeeuwsche Kerkbode, deze herinnering aan den „Vader der Zeeuwsche Kerken" een plaats te geven. Andere stukken moeten dan daarvoor maar even wachten. HEIJ. De „Vader der Zeeuwsche Kerken". (Ds. C. Steketee van Nieuwdorp.) Allerwege is in den laatsten tijd geschreven over de figuren, die in de vuurlinie van de Af scheidingsbeweging hebben gestaan en daarmede is de gedachtenis aan deze voortrekkers opnieuw verlevendigd. Terecht, want het is hun werk geweest, het werk dat ze in Gods kracht en onder vele moeiten en beproevingen hebben ver richt, waarheen deze herdenkingsdagen terug wijzen. Maar ook onder de maniien van de tweede linie, de dienaren der eerste scheidingsgemeenten dus, zijn er geweest, die niet mogen worden ver geten, omdat zij, ook in Gods kracht en ook onder vele moeiten en beproevingen, het werk der voortrekkers hebben bevestigd. Een van dezen is Ds. Christiaan Steketee, die door Prof. Lindeboom is genoemd „de Vader der Zeeuwsche Kerken". Hij werd in 1819 te Nieuwdorp geboren. Zijn vader, de dorpskleermaker, alom bekend als ,,'t oude Kersaentje", was een der eersten, die uit het Ned. Herv. Kerkgenootschap uittrad en in zijn huis werden de samenkomsten der uit geleiden gehouden. Met „Jantje Schoonaard", die de kerk van Nieuwdorp meer dan 50 jaar in de bescheiden functie van koster heeft ge diend, had hij de leiding der broederen. Enkele malen „oefende" te zijnen huize Ds. Scholte wat Steketee op boete van overheids wege is komen te staan en na een van deze bezoeken nam Ds. Scholte den 19-jarigen zoon Christiaan mee naar Utrecht, om hem voor den dienst des Woords op te leiden. Twee jaar woonde de jonge student bij zijn leermeester thuis de kosten werden bestreden uit het spaar geld van zijn vader en zijn zusters. Nog voor hij klaar was beriep hem de gemeente van Nieuwdorp en toen hij den 13en Juli 1842 examen had gedaan voor „de Provinciale Vergadering" te Goes1), werd hij den daarop volgenden dag in zijn ambt bevestigd door Ds. Scholte. Voor- loopig nam hij zonder tractementzijn intrek bij zijn vader, die ouderling was en nog 22 jaar lang, tot aan zijn dood toe, de ouder ling van zijn zoon is gebleven. Al spoedig na zijn komst was de gemeente zoodanig gegroeid in den eersten tijd was er iets als een geestelijke opwekking over 't dorp gegaan dat moest worden omgezien naar een eigen kerkgebouw. Midden in het dorp was een groot open terrein met een waterput („de vaete"), dat, als voor het doel zeer geschikt, door den kerkeraad werd aangevraagd. Maar de liberale en zeer vijandige burgemeester wei gerde volstrekt. Ds. Steketee, in 't minst niet ontmoedigd, riep de hulp in van Ds. Scholte (die de kennelijke sympathie genoot van Koning Willem II) en na eenigen tijd kwam uit Den Haag het bericht, dat de afgescheidenen „zoo veel grond als ze noodig hadden" konden krij gen de burgemeester moest zelf deze voor hem zoo ergerlijke boodschap bij den dominee gaan brengen. De kerk werd gebouwd, straks ook een pas torie (toen Ds. Steketee gehuwd was met Jo hanna Sara van Overbeelce) en een school, zelfs een eigen begraafplaats, alles op initiatief van den onvermoeiden pastor, die de voldoening mocht smaken, dat nog bij zijn leven de geheele schuld werd afgelost. Teekenend bewijs inder daad voor den geest in de Nieuwdorpsche ge meente en voor haar meeleven in het werk van haar predikant, die al de 40 jaren van zijn ambts tijd haar dienaar is geweest. Een zacht en vriendelijk man, daarbij een ge trouw zielszorger en een menschenkenner als weinigen, was Ds. Steketee meer dan de pre dikant van zijn gemeente hij was als een vader en een vriend, de vertrouwensman van allen. En op het dorp, ofschoon de vijandschap tegen degenen die „uut de vaete dronken" althans den eersten tijd groot was, nam hij de plaats in van notaris, advocaat en dokter tegelijk. Zijn auto riteit was onbetwist. Toen hem op een kouden winteravond ter oore kwam, dat een catechisant in de eenige herberg van het dorp „voor de viool danste", greep hij zijn steek, (het teeken van zijn waardigheid als de ambtsketting van den burgemeester) en stapte de herberg binnen. Bij zijn verschijning viel er een volstrekte stilte in de rumoerige gelagkamer en ten aanhoore van allen vermaande de dominee den dwalenden ca techisant, die daarna op zijn bevel aanstonds het lokaal verliet. En het bleef stil in de kroeg, tot dat de deur achter beiden dicht was. Waar ge zag oefenen noodig was, wist hij van geen zacht heid. Hij kon echter ook anders optreden. Er was op het dorp een zeer vijandige vrouw, die van haar afkeer meer dan eens ondubbelzinnige blij ken had gegeven. Ds. Steketee wist, dat zij haar geld belegd had in een bepaalde zaak. Op een dag hoorde hij, dat die zaak er zeer slecht voor stond en dadelijk ging hij naar de bewuste vrouw toe, en stelde haar voor samen naar den notaris in de naburige stad te reizen, om zoo mogelijk het geld nog los te krijgen, 't Gelukte. De vrouw ontving eenige dagen voor het faillissement werd uitgesproken, alles terug. En ze was door deze volstrekt onverdiende hulp van den gehaten fijne diep beschaamd. Zoo bestreed en versloeg Ste ketee zijn vijanden Geen wonder, dat hij de centrale figuur was van het kleine dorpje. En niet alleen de grooten, ook de kinderen hadden zijn liefde. Als de Ko ning jarig was organiseerde hij een schoolfeest. En aan het hoofd van den optocht, die na het festijn door het dorp trok, ging de dominee met steek en bef, in vol ambtsornaat. In zijn eigenlijke kracht was hij echter op den preekstoel. Hij had veel te kampen met een enerveerende aangezichtspijn, maar als hij preek te, viel alle hinder van hem af en was hij een en al vuur. 't Gebeurde vaak, dat hij na den morgendienst aanstonds naar bed moest, doch 's middags stond hij weer voor zijn gemeente en 's avonds preekte hij voor den derden keer. En niet slechts op zijn eigen dorp, doch op geheel het eiland Zuid-Beveland en ook over de Schelde, in het land van Axel en het land van Cadzand, bediende hij het Woord voor de Afgescheiden gemeenten. Soms preekte hij vijf maal in één week, telkens op een andere plaats. En dan doopte hij de kinderen en hield met de herderloozen avondmaal. Moeilijke reizen had hij daarvoor te maken over slechte winterwegen en over de stormige Schelde. Maar dan kende hij geen vermoeidheid en geen pijn weerhield hem. Als het ging om een gemeente te dienen, kon hij uren gaan onder striemenden regen en bij felle kou. En geen stormweer kon hem ver hinderen de Schelde over te steken, 't Is op een Zaterdagmiddag gebeurd, dat hij voor een preek- reis door Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen van Bor- selen afvoer, maar dat het kleine scheepje de haven van Terneuzen niet kon binnenloopen. In een gevaarlijke positie moest het vlak voor Ter- neuzen voor anker gaan en den geheelen Zondag daar blijven. Er was geen proviand aan boord voor de 12 passagiers menschen, die waren meegegaan om in Terneuzen het Heilig Avond maal mee te vieren maar toch hadden ze een gezegenden Zondag onder de prediking van Ds. Steketee en toen ze Maandagsmorgens de stad konden bereiken de broeders daar hadden in groote onrust den geheelen Zondag het scheepje zien slingeren volgden eenige dagen van ver kwikkende geestelijke gemeenschap. Inderdaad de vader der Zeeuwsche Kerken. Maar nog verder reikte zijn werkzaamheid. Vrij geregeld was hij voorzitter van de Provin ciale Synode van Zeeland, jarenlang kerkvisita- tor van de Zuid-Bevelandsche gemeenten, her haaldelijk afgevaardigde naar de Generale Sy node en heel zijn diensttijd curator van de Theo logische School te Kampen. Die reizen buiten de provincie heele tochten per diligence of per schuit waren zijn grootste genoegens. Dan verbleef hij in de pastorieën van zijn vele vrien den te Utrecht bij Ds. van Minnen, te Zwolle bij Ds. Gispen, en dan duurden de praat-avonden tot ver over middernacht. Het was de gewoonte van die dagen, dat de naar vergaderingen rei zende predikanten in bepaalde pastorieën (ook die van den Bosch was een middelpunt) over bleven en dan werden ernstige besprekingen ge houden ter voorbereiding van wat op de ver gadering dienen moest. Het onderlinge contact van de predikanten der scheiding in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw was leven dig en werd stelselmatig gezocht. In de pastorie van Nieuwdorp, hoe ver-weg gelegen die ook was, kwamen steeds collega's, om met Ds. Ste ketee over kerkelijke zaken te spreken. Tegenover deze verkwikkende vriendschap en den bemoedigenden arbeid stonden echter ook vele zwarigheden vijandschap, financiëele las ten bij kerk- en schoolbouw, bekrompen midde len. Van een tractement van 400 moest Ste ketee leven met zijn gezin van acht kinderen, van wie er drie buitenshuis op studie waren. Gelukkig bracht soms de molenaar een zak meel en dachten de menschen in den slachttijd aan de pastorie. Veertig jaren heeft Ds. Steketee zoo gearbeid, op zijn dorp en daarbuiten, onvermoeid, altijd blijmoedig, altijd ootmoedig dankbaar, dat hij tot zooveel dienens verwaardigd werd. Ofschoon hij meer dan 100 beroepen heeft gehad van eenige kerken zelfs tot drie en vijfmaal toe heeft hij Nieuwdorp nooit kunnen verlaten. Hij hing met heel zijn hart aan die gemeente. En te Nieuwdorp is hij ook gestorven, na een ernstige ziekte van vele maanden, op den 3en Juni 1882. Bij de begrafenis op het door hen zelf gekochte en verzorgde kerkhof, ging niet slechts de gansche gemeente mee in de stoet en de schoolkinderen, maar ook schier al de bewoners van het dorpje en zeer velen uit verren omtrek, 't Was een uitvaart als van een vorst, die door gansch een gemeenschap van rouwende onder danen wordt uitgedragen. En de liefde van velen richtte een blijvend gedenkteeken op boven zijn graf. Zoo is het beeld van Ds. Steketee, den vader der Zeeuwsche Kerken. En het is even juist als typeerend wat vele jaren later van hem geschre ven werd2): „Ds. Steketee was een van de trouwe Godsgezanten, die veel hebben gewerkt, veel hebben gedragen en verdragen, veel hebben liefgehad en veel liefde ondervonden ook, die de kudde des Heeren op het priesterlijk hart hebben gedragen en daarom ook niet licht wor den vergeten, maar voortleven in de harten der menschen, die onder en door het Woord en onder en door het voorbeeld dier mannen, bren gend en belevend het Woord des Heeren, tot het leven zijn gebracht, om te zijn als eerstelin gen van Gods schepselen". Het is goed, dat we in herdenkingsdagen als deze, de herinnering aan mannen als Steketee verlevendigen. Want naast de voortrekkers uit den Scheidingstijd zelf behooren zij tot die voor gangeren, wier geloof we, naar het apostolisch woord, hebben na te volgen, aanschouwende de uitkomst hunner werken. C. T. x) Het officiëele stuk, betrekking hebbende op dit examen, is aanwezig op de Afscheidings tentoonstelling te Utrecht. 2) Door Ds. Datema in de Driebergsche Kerk bode van 22 Nov. 1924. DE ACTE VAN AFSCHEIDING OF WEDERKEERIN G. Wij ondergetekenden Opzienderen en litmaten der Gereformeerde Gemeente van Jezus Christus te Ulrum sedert geruimen tijd opgemerkt heb bende, het bederf in de Nederlandsche Her vormde Kerk, zoowel in de verminking of ver- lochening van de leer onzer vaderen gegrond op Gods woord, als in de verbastering van de bediening der Heilige Sacramenten naar de ver ordineering van Christus in zijn woord welke

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1