FEUILLETON
KENTERING.
DADERS DES WOORDS.
KERKNIEUWS.
OFFICIEELE BERICHTEN.
Alles heeft de geloofsheld Hendrik de Cock
beproefd om scheuring te voorkomen.
Toen hij 19 December 1833 geschorst was,
was de verontwaardiging en droefheid algemeen
in Ulrum.
Zou hij zich onderwerpen en het komend
Kerstfeest en de naderende jaarwisseling laten
voorbij gaan, zonder aan de gemeente het Evan
gelie te prediken
De Cock onderwierp zich. Op alle mogelijke
manier heeft hij getracht de schorsing ongedaan
te maken en heeft hij zijn recht gezocht.
Op 1 April '34 wordt de schorsing (eerst voor
onbepaalden tijd) op twee jaar gesteld met ver
lies van traktement. Het resultaat van al zijn
pogen was een verzwaring van het vonnis.
Maar nog kwam De Cock niet tot daadwer
kelijk verzet.
Op 29 Mei 1834 valt de beslissing. De uit
spraak is „Rechtdoende onder hooger beroep
verklaart het provinciaal bestuur de heer Hen
drik de Cock, thans gesuspendeerd predikant te
Ulrum, van zijn dienst als predikant geheel af
gezet."
Groot was nu de aandrangscheid u met
kerkeraad en gemeente af
Maar zelfs nu nog zoekt de afgezette recht.
Hij doet een beroep op de Algemeene Synode.
Eindelijk, als alles tevergeefs is, deelt hij op
den avond van Maandag 13 October den Ker
keraad mede, dat hij besloten had zich van het
kerkbestuur af te scheiden. Den volgenden dag
(Dinsdag 14 October '34) teekende bijna de
geheele gemeente de Acte van Afscheiding of
W ederkeering.
Metterdaad mocht die Acte zóó genoemd van
W ederkeering.
De bedoeling was niet de kerk te verlaten
maar tot de kerk weder te keeren.
Dankbaar hebben we herdacht de geloofs
moed van deze eenvoudige vromen.
Toch was ons hart ook weemoedig gestemd.
'k Heb eens gelezen van een godvruchtig god
geleerde, voor wien de 31e October, de jaar-
lijksche gedenkdag van de Kerkhervorming van
1517, een dag was, die zijn ziel met weemoed
vervulde.
Ja, die dag is een dag om God te danken,
maar ook een dag om weemoedig en bedroefd
te wezen: de eenheid werd verbroken. De Kerk
der Reformatie kwam naast de Roomsch Katho
lieke Kerk te staan.
Zoo was 14 October j.l. ook een dag van
dankbaarheid èn van weemoed.
Welk een scheuring, verwijdering, verbittering
op kerkelijk gebied
Zelfs de herdenking van de Afscheiding ge
schiedde in verschillende kerken.
Hoewel in 1892 bij de vereeniging der Gere
formeerde Kerken niets werd losgelaten of ver
anderd, noch in belijdenis noch in organisatie,
stichtte een kleine groep een afzonderlijke kerk
onder den naamChristelijke Gereformeerde
Kerk.
En wie telt de kerken, die zich met den naam
„Gereformeerd" tooien
Ook stemt 't droef, dat eenige jaren geleden
een conflict eindigde met het stichten van nieuwe
kerken in z.g. hersteld verband.
Wat moet de wereld denken van de jammer
lijke verdeeldheid op kerkelijk gebied
Naar welke kerk moet ze zich keeren, waar
zoovele beweren wij zijn de ware
Wat zouden we sterker staan en een meer
verheven indruk maken tegenover de wereld,
indien we meer één waren.
Daarom konden wij niet nalaten in den twee
den dienst op den gedenkdag over de eenheid
te spreken en om de eenheid te bidden.
We kozen tot tekst Johannes 17 11 „En ik
ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in
de wereld, en ik kom tot U, Heilige Vader, be
waar ze in Uw naam, die Gij mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn gelijk als wij".
Toch de eenheid mag niet te duur betaald
worden, ten koste van de waarheid.
Eenheid, maar onder hen die één in Christus
zijn.
Geen eenheid met de Modernen, die in de
Nederlandsch Hervormde Kerk geduld worden.
Geen eenheid met mannen, die Christus' Zoon
schap loochenen en zich niet willen onderwer
pen aan het goddelijk gezag der Heilige Schrift.
Moge de herdenkingsdag ons ook geleerd heb
ben de beteekenis van de kerk te verstaan, zoo
dat we de kerk meer waardeeren en liefhebben.
Hoevelen zien tegenwoordig uit de hoogte op
de „muffe, ouderwetsche, conservatieve" kerk
neer, en zoeken in kleinen intiemen kring de
heilige levensmomenten van mystieke gemeen
schap met God. De kerk kan volgens velen de
godsdienstige behoeften van de menschen niet
75)
Tegen het eind der samenkomst ontketende
zich het ruwe geweld. De menigte drong het
huis van Kremer binnen, vloekend en tierend
en dreigend. Groote brokken slijk en vuilnis
werden door het vertrek gesmeten en reeds ging
men over tot handtastelijkheden, toen de predi
kant riep, dat men uiteen gaan moest, al was
de dienst dan ook niet officieel geëindigd.
Daardoor werd ook het grauw naar buiten
gedrongen, waar in het duister de bezoekers der
vergadering werden aangegrepen. En niet malsch
ookHet regende klappen. En Boersema en
diens vrouw werden opgenomen en in een mod
dersloot geworpen.
Toen het geluid ietwat was weggestorven had
dominé De Cock met den pas gekozen diaken
Sietsema de woning van Kremer verlaten, daar
hij ten huize van den diaken overnachten zou.
Blijkbaar had men dat geweten, want een
groote groep stond te wachten en hief een luid
geschreeuw aan, toen het tweetal werd op
gemerkt.
Als was het afgesproken waren acht, tien,
twaalf mannen en jongelingen naar voren ge
sprongen en hadden zich op de beide mannen
geworpen. Den predikant rolden zij over den
modderigen weg en wierpen hem daarna in een
doornachtige hegge, om hem vervolgens een ste
vig pak slaag toe te dienen. Ook Sietsema werd
meer bevredigen. Zoo maken zij het Christelijk,
het geestelijk leven los van het kerkelijk leven,
omdat naar hun overtuiging de stroom van de
levende religie al meer aan haar voorbijgaat.
Wij gelooven echter dat God in de kerk de
natuurlijke bedding voor het Christendom heeft
gegeven.
Maar dan moet de kerk ook haar tijd verstaan
en niet als hoogste wijsheid verkondigen we
laten alles precies zóó, zooals de „vaderen" het
ons hebben overgeleverd. Die hooggeroemde
vaderen hebben ook het woord voor hun tijd
gesproken.
En wij moeten „vaders" zijn voor het nage
slacht.
A. B. W. M. KOK.
HERDENKING VAN „DE AFSCHEIDING".
Zondag j.l. is dan wel in al onze kerken met
dank aan God den Heere herdacht, het werk,
dat Hij in de Afscheiding van 1834 wilde werken.
In die afscheiding was nu ook het werk van
menschen. En dat werk van menschen was niet
zonder gebrek en zonde. Als we dankbaar her
denken wat in 1834 en volgende jaren geschied
de, dan is dat niet om alles te prijzen wat de
Vaders der Afscheiding deden, en te zeggen, dat
dat alles goed en recht was en dat wij ze in
alle opzichten tot voorbeelden moeten nemen.
De geschiedenis spreekt ook van dingen, vooral
kort na 1834 geschied, waarvan we niet dan met
smart kunnen lezen.
Maar in dat werk van menschen was toch ook
een goed werk, naar de definitie die Zondag 33
van de goede werken geeft. Goede werken zijn
alleen, die uit waar geloof, naar de Wet Gods,
alleen Hem ter eere geschieden.
En dit kan niet ontkend worden, dat Ds. Hen
drik de Cock, met zijn gemeente, tot zijn daad
kwam in het geloof, waardoor hij begeerde naar
Gods Woord te handelen opdat God zou ge-
eerd worden. In de Acte van Afscheiding of
wederkeering door Ds. de Cock opgesteld, en
straks door den kerkeraad en het grootste deel
van de gemeente onderteekend, wordt telkens
verwezen naar de H. S. als den eenigen regel
voor geloof en wandel. En in dat werk bedoelde
hij dan de eere Gods en de eere van Christus.
En dat goede werk was dan een vrucht van
Gods werk. Er is toch bij den mensch niet een
goed werk, tenzij God dat geve te werken. Want
wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Je
zus tot goede werken, welke God voorbereid
heeft opdat wij in dezelve zouden wandelen
(Ef. 2: 10).
En als God dan in het werken van dat goede
werk verheerlijkt Zijn genade en trouw, dan
zou het geweest zijn zonde van nalatigheid den
Heere daarvoor ook niet ootmoedig te erkennen.
De boodschap, die het Nederlandsch Hervormd
Verbond tot kerkherstel, meende gerechtigd te
zijn te doen uitgaan, en waarin werd gezegd,
dat we in deze maand van herdenking niet moe
ten jubileeren maar met verslagenheid moeten
terugzien op het kerkelijk onheil dat in deze
eeuw van schuld (18341934) is aangericht, is
er dan ook volkomen naast.
Die herdenking van de Afscheiding had ook
de vorige week plaats in de samenkomsten, die
in Utrecht gehouden werden, waarvan reeds een
uitvoerig verslag gegeven werd in de dagbladen
en waarvan straks ook een gedenkboek zal ver
schijnen.
Niemand denke nu echter dat dit alles vol
doende is en we nu met die herdenking klaar
zijn, zoodat we nu een nieuwe bladzijde kunnen
opslaan.
Eigenlijk is het zóó, dat we met die herden
king nu pas goed begonnen zijn dat dit werk
pas is ingezet en nu dan ook moet worden
doorgezet.
En als taak voor dezen winter zien we vooral,
dat rustig wordt kennis genomen van wat ge
schreven werd om ons die dagen in de herinne
ring terug te roepen, en dat in verschillende ver
gaderingen dat onderwerp nog weer wordt be
handeld. Dan ook, wanneer we goed verstaan
het werk, dat God in die dagen werkte, zullen
we kunnen verstaan de roeping waarmee we nu
geroepen worden en de taak, die nu door ons
moet worden vervuld.
Met het oog daarop is het, dat we in 't volgend
nummer laten afdrukken de Acte van Afschei
ding of Wederkeering, opdat allen van dat be
langrijke stuk kunnen kennis nemen.
HEIJ.
Correctie.
De vorige week waren we niet in de gelegen-
hevig toegetakeld. Maar hij liet den dominé niet
in den steek en het was beiden gelukt de woning
van Bierema binnen te vluchten, zij het dan, dat
de predikant zijn hoed en een schoen had ver
loren.
Onmiddellijk was het opgevallen, dat dominé
De Cock tengevolge de ontvangen slagen onge
steld was. Zoo goed en zoo kwaad het ging
wist Sietsema dan ook te ontkomen, om den
dokter te gaan halen en meteen den burgemees
ter en de politie te waarschuwen. Want nog
steeds had zich geen politie vertoond.
Intusschen was de troep belhamels, waaronder
niet alleen jongelingen, maar ook vaders van
gezinnen, de woning van Bierema binnengedron
gen, teneinde den predikant weer in hun macht
te krijgen. Het werd Bierema, die overigens heel
niet tot de vrienden behoorde, te kras en held
haftig verdedigde hij den bedreigden predikant,
die als wezenloos neerzat. Want de slagen wa
ren krachtig aangekomen.
Bierema zou het onderspit hebben moeten
delven, indien niet de burgemeester met eenige
veldwachters ware verschenen. Nu zong de
menigte een toontje lager en onder bescherming
van het gezag werd dominé De Cock geleid naar
het huis, waar de gemeente was vergaderd ge
weest. Wel volgde de menigte van verre, luid
tierend, maar meer durfde zij ook niet doen.
Langzamerhand was het standje verloopen,
zoodat de nacht veilig kon worden doorgebracht.
Aanvankelijk had het in de bedoeling gelegen,
dien voormiddag naar Uithuizermeeden te gaan,
maar de predikant had het verstandiger geoor
deeld, te wachten tot de duisternis ietwat was
heid zelf ons artikel „Mag de waarheid niet
meer gezegd worden?" te corrigeeren. Er slopen
zoo nog al eenige drukfouten in. De meeste wa
ren gemakkelijk te verbeteren. Op één willen we
hier nog wijzen. Waar in kolom 3, tweede regel
van onderen „predicatie" staat, leze men „pres
tatie". HEIJ.
BEROEPEN TE
Nieuwer Amstel-Noord J. Bavinck
te Gramsbergen.
's-Gravenmoer: H. Brinkman, Cand. te Harmeien
AANGENOMEN NAAR
Langerak J. O. Mulder te Hardinxveld.
BEDANKT VOOR
Hazerswoude M. Boukema te Leidschendam.
Herdenking in de Geref. Kerk te Ulrum
15 October 1934.
Ds. U. Elgersma wees met een kort woord
op het doel van de samenkomst, waarna hij het
woord gaf aan Dr. K. Dijk.
Dr. K. Dijk van Den Haag, ving zijn rede aan
met 'n herinnering aan de intrede van Ds. de
Cock op 29 Oct. 1829 te Ulrum met 'n predi
katie over 1 Sam. 3 5b „En hij (Samuël) ging
heen en leidde zich neder". Dit was een vreemde
tekst maar toch een profetie. Zooals Samuël ge
wacht heeft op de boodschap des Heeren, zoo
heeft de Cock gewacht op het woord Gods, tot
dat hij de stem des Heeren vernam en kon zeg
gen Spreek Heere, want uw knecht hoort,
en hij heeft gehoord en gehoorzaamd, altijd zich
buigende voor het bevel van zijn Koning. Spr.
ziet die gehoorzaamheid in drie lijnen die elke
reformatorische actie kenmerken, n.l. Ie. in de
persoonlijke bekeering tot het geloof in Christus,
zooals dit is uitgedrukt in onze belijdenis 2e.
de confessioneele wederkeering tot de waarheid
Gods, met name beleden in de Canones van
Dordt, en 3e. de kerkelijke terugkeer tot de volle
onderwerping aan Jezus Christus, Wiens woord
in Zijn kerk alleen kracht heeft. Zoo is het ook
gegaan in de groote Reformatie der 16e eeuw.
Eerst bij Luthers persoonlijke ziele worsteling,
bekeering, vrijheid en roem in Gods genade al
leen. Dan de confessioneele herleving in de af
scheiding van Rome's dwalingen tot de zuivere
leer van Gods Woord de 95 stellingen. Ein
delijk de kerkelijke breuk met Rome op 10 Dec.
1520, toen Luther de banbul verbrandde. Die
zelfde lijnen ook bij Calvijn, en niet het minst
in de Reformatie van 1834, welke hier in Ulrum
een aanvang nam en van daaruit over het ge
heele land zich heeft uitgebreid. Spr. ging ver
volgens in den breede deze drie lijnen in de
Cocks leven en arbeid na. Hij teekende hem
eerst in zijn persoonlijk geloofsleven eerst gees
teskind van zijn tijd wel ernstig en degelijk,
maar zonder geloof daarna door de aanraking
met Ulrums vromen en met de Geref. waarheid
de persoonlijke omkeering des harten hij leeft
nu uit de belijdenis der vrije genade. Dit komt
uit in zijn prediking. Hij weet zich een wachter
op Sions muren in Ezech. 33 leest hij zijn last
brief en zijn belijdenis, van de Geref. waarheid.
Voorts beschreef spr. de confessioneele her
leving in den terugkeer tot de Dordtsche Cano
nes. De Cock geeft het Kort Begrip en de Leer
regels uit en het wordt een strijd voor de Geref.
waarheid. Hierin ligt het begin der conflicten
de tegenkanting van de Liberale predikanten
verzet van de kerkelijke besturen enz. Dit leidt
tot het kerkelijk conflict waarin de Cock nooit
als separatist is opgetreden. Hij verdraagt schor
sing en afzetting wacht van Dec. '33 tot Oct.
'34 op 's Heeren tijd, en eerst wanneer het Herv.
Genootschap in zijn besturen en beslissingen
toont zich van de Geref. waarheid af te scheiden,
durft hij in de mogendheid Gods van die orga
nisatie zich af te scheiden.
Spr. stond vervolgens uitvoerig stil bij de ge
wichtige gebeurtenissen op 13 en 14 Oct. 1834
te Ulrum geschied en ging dan na hoe God de
trouw van deze kleine schare heeft gekroond en
de Afscheiding aldus tot rijken zegen heeft ge
steld. De Reformatie van 1834 is van groote
kerkelijke, dogmatisch-confessioneele, nationale
en niet het minst geestelijke beteekenis geweest
en daarom hebben wij vrijmoedigheid om den
naam Gods te danken. Maar dit alles dringt tot
het bewaren van het pand, den strijd der Refor
matie en de persoonlijke overgave aan de zaak
van Christus. Dit kunnen wij alleen in het ge
loof, dat Christus Zijn kerk bewaart, -en,
houdt Christus Zijn kerk in stand, dan mag de
hel vrij woeden.
gevallen. Op zijn verzoek was Schoonoort in
Uithuizermeeden gaan zeggen, dat dominé De
Cock om zeven uur zou arriveeren. Het gezel
schap moest dan bijeen zijn, opdat hij onmid
dellijk kon gaan preeken. Het plan was, ook
daar de gemeente te institueeren.
Inmiddels wakkerde de storm met kracht aan.
Soms stond het tweetal stil op den weg, omdat
het niet verder kon. En de regen doorweekte
hun kleeren.
Opeens doemde rechts van den weg een groote
hoeveelheid, netjes opgestapelde steenen op,
daar getast om bij tijd en wijle voor herstel te
dienen. De stapel was breed en een halve muur
lengte hoog.
Als was het afgesproken begaven beide man
nen de predikant en Schoonoort zich ter
zijde, schuilend achter den stapel. Het was een
ware verademing. Zij hurkten neer. De wind
loeide over hun hoofd.
„Niet te lang, Schoonoort", waarschuwde de
predikant. „Hoe ver is het nog loopen
„Een twintig minuten, dominé. Maar met dit
weer doen we er wel een half uur over."
„Dan zijn we al over tijd. Laat ons gaan."
Noode stemde Schoonoort toe. Voor hem
persoonlijk kon het niet schelen. Hij kon wel
tegen een stootje, daar hij doorloopend langs
den weg vertoefde. Maar hij had medelijden met
den dominé, die straks weer preeken moest. En
dat na zoo'n tocht en in natte kleeding. Den
vorigen avond de ruwe bejegening in Uithuizen
en nu weer het loopen in dit noodweer, wor
stelend tegen wind en regen. Waarbij dan nog
kwam, dat moest worden afgewacht, of het too-
Hierna werd nog het woord gevoerd door de
burgemeester van Ulrum, de heer J. Harteveld,
door Ds. G. Broekhuizen, Ds. J. Duursema, Rev.
J. van Dellen uit Denver, namens de Chr. Geref.
Kerk in Noord-Amerika, en door Ds. J. Schel
haas te Roodeschool namens de Classis Warf-
fum, waartoe ook Ulrum behoort.
De Afscheiding in Ulrum. Het oordeel
van een liberaal.
Het zij ons vergund zonder één woord van
commentaar over te nemen een gedeelte van een
artikel, dat de heer H. D. Louwes, liberaal lid
der Tweede Kamer, te Ulrum, in „De Vrijheid"
schreef
„De hoofdplaats van de gemeente waar ik
geboren en getogen ben doorleeft in herinnering
bewogen dagen, nu het eeuwfeest der afscheiding
wordt herdacht.
Op 14 October 1834 teekende Ds. de Cock,
Ned. Herv. Predikant te Ulrum, met een groot
deel zijner gemeenteleden de acte van „afschei
ding of wederkeeringe", waarbij zij zich los
maakten van de door hen te licht bevonden
Ned. Herv. Kerk.
Het was een daad van geloofsmoed en van
geloofsnoodzaak. Menschen, die het Christen
dom in de strakke lijnen van het Calvinisme zoo
fel beleefden, konden niet blijven wonen in een
op ruimte en verdraagzaamheid ingerichte Kerk.
En dit zeker niet in een tijd met een slap, zelf
genoegzaam, zoogenaamd verlicht, geloofsleven
als de Ned. Herv. Kerk omstreeks 1830 in vele
streken herbergde.
Het is jammer, dat de Overheid op deze daad
zoo streng en onrechtvaardig heeft gereageerd
de volgelingen van De Cock, de „Cocksianen"
zijn vervolgd en geplaagd, zonder veel reden en
als revolutionairen behandeld, terwijl iedere ge
dachte aan aantasting van gezag en orde hen
vreemd was.
Ik heb voor deze kern van het Gereformeerde
volk, dat in 1834 en later de Ned. Herv. Kerk
verliet, groote eerbied. Het is een groep van
beginselvaste burgers, die ernst maken met hun
geloof, die er naar trachten te leven, die er voor
willen werken en offeren, die consekwent en be
ginselvast zijn.
Zeker, zij hebben hun fouten ik noem het
onder hen voorkomende farizeïsme, het zich
beter weten dan anderen op grond van hun
recht geloof, de hoovaardij op hun zuiverheid
in de leer. En ook de schijnheiligheid, die vrome
woorden in de mond en slechte gedachten in het
hart heeft, is hun niet vreemd. En het politiek
Christendom is lang niet in alles een sympathiek
verschijnsel. Maar dit alles betreft toch slechts
den omtrek, den nasleep van baatzuchtigen en
oppervlakkigen.
De kern in ons Gereformeerde volk is zuiver
en vast in zijn geloof en in zijn wil het eerlijk
te beleven. En laten wij goed bedenken, welk
een kracht er voor geheel ons volk schuilt in
deze niet zoo overwegend talrijke, maar begin
selvaste Gideonsbende
Er wankelt zooveelZonder wereldbeschou
wing, zonder antwoord of uitzicht op antwoord
op de groote levensvragen strompelen tallooze
menschen door het leven, zonder geestelijke
ruggegraat. Défaitisme in allerlei vormen, gees
telijk, economisch, nationaal viert, of vierde al
thans, in vele kringen hoogtij en maakt hen rijp
voor een wanhoopsverschijnsel als de Nat. So
cialistische beweging, of voor revolutionaire
theorieën. En als een rots in de branding staat
ons Gereformeerde volk, bereid elk oogenblik
voor zijn beginselen, zijn recht op vrijheid van
belijden en leven zich geheel te geven. Groote
groepen van ons volk zal het fascisme nooit in
nerlijk kunnen veroveren, wel bij ongunstige om
standigheden tijdelijk onder den voet loopen, dit
Gereformeerde volksdeel nooit." (A. R.)
K. B. S.
Classis Middelburg,
De kerk van Grijpskerke, h.t. met de samen
roeping belast, bericht hiermede, dat de e. v.
vergadering der Classis Middelburg zal worden
gehouden D.V. op Woensdag 14 Nov. a.s.
Stukken, voor bedoelde vergadering bestemd,
moeten worden gezonden vóór Donderdag 25
October aan 't adres van den eersten onder-
geteekende.
Namens de kerk voornoemd,
H. PESTMAN, Praeses.
A. LOUWERSE, Scriba.
neel van den vorigen avond zich niet in Uit
huizermeeden zou herhalen. Bazuin had hem
meegedeeld, dat de vijandschap er met den dag
wies. Het gerucht liep er zelfs, dat een aantal
jongelieden het er op toelegde, den predikant
onschadelijk te maken. Tot zijn groot verdriet
had de schoenmaker hem verteld, dat Arie
Vreede, die geheel met Froukje gebroken had,
tot het groepje behoorde. Het was, of in dien
overigens goeden jongeling de duivel gevaren
was sinds dien Zondagavond, dat Froukje en
dat andere meisje krachtdadig waren bekeerd.
Maar ja als de dominé verder wilde loo
pen, Schoonoort vond het goed.
Juist op het moment, dat hij zich wilde op
richten, klonken stemmen op den weg. Voor
zichtig glurend bemerkte hij, dat van de zijde
van Uithuizermeeden twee personen naderden.
Instinctmatig gevaar vermoedend fluisterde hij
den predikant toe „Naar den slootkant".
Een oogwenk later bevond het tweetal zich
aan de lange zijde van den steenhoop.
Juist op tijd
Want geen twee seconden later stonden de
naderenden stil enhurkten neer op dezelfde
plaats, waar de predikant en Schoonoort ge
zeten hadden.
Het tweetal hield den adem in.
„Het zit hier goed", hoorden zij zeggen. „Je
wordt suf van dien ellendigen wind."
„Misschien loopen we nog voor niets."
„Vast niet. Om zeven uur zou hij in het dorp
zijn."
(Wordt vervolgd)