FEUILLETON
KENTERING.
KERKNIEUWS.
voegden zich bij voorkeur de gegoeden, terwijl,
behalve enkele uitzonderingen, de armen Van
Raalte volgden. Dat bepaalde ook eenigermate
straks de keuze van de plaats ter woning.
Van Raalte toog eerst aan het werk. Toen
hij nog in Nederland was, vertrokken R. Sleys-
ter, diaken in de gemeente te Velp en de Gebrs
Brussé uit Varseveld als afgevaardigden om een
goede gelegenheid tot aankoop van gronden in
de binnenlanden van Amerika op te zoeken.
Meerderen trokken reeds met hen mee.
Er gebeurde evenwel meer. Brummelkamp en
Van Raalte zochten in aanraking te komen met
Amerikaansche geloofsgenooten. Daartoe schre
ven ze een brief „Aan de geloovigen in de Ver-
eenigde Staten van N. Amerika", gedateerd 25
Mei 1846, waarin ze den toestand der landver
huizers meedeelden en hulp vroegen bij de aan
komst in Amerika. Ze gaven te kennen, dat de
landverhuizers gaarne dorpsgewijze wilden wo
nen hunne kinderen christelijk schoolonderwijs
doen genieten en voorziening begeerden te vin
den in den tijdelijken nooddruft.
Dit schrijven kwam in handen van Ds. I. N.
Wijckhoff, een Amerikaan van oud-Nederland-
sche afkomst. Deze plaatste den brief in een
Amerikaansch kerkelijk blad. Het maakte op
velen in Amerika een diepen indruk en maakte
de harten bereid om van raad en hulp te dienen.
De draad, die door dit schrijven gelegd werd
is voor de verdere historie der landverhuizers
van groote beteekenis geweest, zoowel op ker
kelijk gebied als voor de stoffelijke belangen.
Ds. Wijckhoff verwees naar de Westelijke
Staten, met belofte van steun. Er werd een
„Protestantsche Evangelische Hollandsche Ver-
huizingsvereeniging" opgericht, die van raad en
steun zou dienen.
Na deze voorbereidingen kwam Ds. van Raalte
zelf met zijn landverhuizersgezelschap op 17
November 1846 te New York aan. Na een kort
oponthoud, waarbij hij met verschillende perso
nen over zijn plannen van gedachten wisselde,
ging de reis per stoomboot naar Albany en
verder per „stoomwagen" naar Buffelo en
daarna naar Detroit. Daar intusschen de winter
ingetreden was en rivieren en meren waren
dichtgevroren, waren ze genoodzaakt daar te
overwinteren, waarbij ze alle medewerking van
de bevolking ondervonden.
Van Raalte had een moeilijke taak. Hij had
de zorg voor en de leiding van zijn volk, dat
nog geen vaste bestemming had en van de vele
moeiten en bezwaren zich niet een rechte voor
stelling kon maken. Het waren meest eenvoudige
menschen, die voor 't meerendeel te voren nau
welijks buiten de grenzen van hun dorp geweest
waren. Die eenvoudige, onwetende menschen
werden overvallen en verlokt door tallooze
zwendelaars, die in hen een gemakkelijke prooi
zagen. Ze vielen op hen aan, zoo schreef later
Ds. J. van der Meulen, „als vliegen op het
vleesch in de hondsdagen en als muggen op de
eerste nederzetters in de bosschen".
Daarbij moest van Raalte een geschikte streek
zoeken ter woning, waarbij allerlei vragen zich
voordeden, omtrent de gesteldheid van den bo
dem, het verkeer, het klimaat, het uitzicht op
handelsrelaties en nog veel meer. Een moeilijk
werk en dat voor een dominé Zwaar gevoelde
hij de verantwoordelijkheid. In een zijner brieven
schreef hij „ik gevoel in een ontzachlijk tijdstip
te leven".
Maar hij ontving rijke gaven van God, zoodat
hij zich spoedig kennen deed als aardrijkskundige
niet alleen, maar ook als geografisch ingenieur.
Hij bestudeerde de ontwikkelingsmogelijkheden
van de in aanmerking komende gebieden. En
dat deed hij niet alleen op de studeerkamer,
maar hij trok er op uit. Aanvankelijk was zijn
oog gericht op Wisconsin of Jowa, maar allerlei
bezwaren deden hem er van af zien. En toen
een veelbereisde Zeeuw hem op Michigan wees,
werd daarheen zijn gedachte geleid, en zocht hij
nader te bepalen, de plaats waar. Weken lang
trok hij door dik besneeuwde bosschen, onbe
gaanbaar, soms te paard, veelal te voet. Dikwijls
uitgeput in de sneeuw neergezonken, soms hoe
wel van kompassen voorzien, verdwaald.
In Michigan waren het dichte wouden, in
Jowa waar Scholte het oog op had, waren het
prairiën, vlak land, met hoog gras begroeid. In
^Jowa zou wel de grond spoedig bewerkt kunnen
worden, maar er was geen hout om wo
ningen te bouwen. Het leek hem te Michigan
beter voor de armere bevolking en in Jowa meer
geschikt voor de rijkeren. Dat de meer gegoeden
Scholte volgden jaleek wel uit de bagage, die ze
meevoerden kisten vol huisraad, levensmidde
len, gereedschappen, tot zelfs groote boerenwa
gens. Dat baarde heel wat zorg, maar stelde ze
ook in staat om terstond de akkers te gaan be-
74)
Aldus deelde Schoonoort mede, om dan op
te merken, dat hij vrees voor Uithuizen koes
teren ging. Want naarmate er meerderen naar
het gezelschap kwamen, groeide de tegenstand.
Verschillende boeren hadden arbeiders aan den
dijk gezet, omdat zij het gezelschap bezochten.
En een winkelier had het grootste deel zijner
klanten verloren, toen bekend werd, dat hij naar
Appingedam was geweest, om dominé De Cock
te hooren.
De volgende week zou de predikant in Uit
huizen komen. Schoonoort vreesde, dat de tegen
standers zich dan niet onbetuigd zouden laten.
De komst van dominé De Cock had men geheim
willen houden, maar ze was wel uitgelekt. De
avond was zelfs al bekend. In der haast was
naar Ulrum geschreven, of de predikant één dag
vroeger wilde komen. Dan werd niet op hem
gerekend. Maar 't was niet zeker, dat die brief
dominé De Cock tijdig zou bereiken, daar hij
doorloopend afwezig was. Den burgemeester om
steun vragen was natuurlijk uitgesloten. Het ge
rucht ging zelfs, dat deze de bijeenkomst wilde
verhinderen.
Bazuin deelde daarop mede, welke geruchten
er in Uithuizermeeden liepen. Maar beide man
nen waren het er over eens, dat getracht wor
den moest, tóch bijeen te komen.
Schoonoort had nog andere mededeelingen.
werken. De grootste zorg evénwel hadden ze
voor een zware geldkist, waarin de „gouden
Willempjes" waren geborgen. De sterksten uit
de groep werden met de bewaking daarvan be
last en met succes, want het geld kwam veilig
in Jowa aan. „Die kist wordt nog te Pella, in
de Nationale Bank aldaar, bewaard."
Intusschen was door Van Raalte de keus be
paald. Hij koos Michigan. Op den avond van
9 Febr. 1847 kwam hij met de eerste groep land
verhuizers aan, bij de monding van de Black
River (de zwarte rivier) en aan de zoom van
een onmetelijk woud. Wel was er geloof noodig
om te hopen en te vertrouwen voor de toekomst.
Maar dat geloof was er, zoodat ze David kon
den nazeggen „Met u loop ik door een bende,
en met mijn God spring ik over een muur". Den
volgenden morgen konden ze dankend roemen
Ik lag en sliep gerust
Van 's Heeren trouw bewust,
Tot ik verfrischt ontwaakte.
En nu werd de dag begonnen met een vurig
gebed, van Ds. van Raalte, waarin hij al de
nooden en zorgen vertrouwend op den Heere
wierp. Na het gebed begon het werk. Er moes
ten boomen geveld om daarvan een „loghuis"
te bouwen, d.i. een gebouw van doorgezaagde
boomstammen, zonder ramen of deuren. En met
dat kleine begin werden de grondslagen gelegd
van de stad en de later zoo bloeiende kolonie
Holland, aan Michigans Westkust.
Met dit alles was er heel wat voorbereidend
werk verricht voor de Zeeuwsche landverhui
zers, voor ze 't zelf nog wisten. Toch zouden
ze niet aanstonds op effen baan kunnen treden
in 't nieuwe land.
De uittocht was begonnen en die nu van de
drie schepen het eerst te New York aankwam,
zou de keus doen en bericht voor de later ko
menden achter laten bij Dr. Thomas de Witt,
die zich met voorbeeldigen ijver interesseerde
voor de Hollandsche emigranten.
Het schip onder leiding van J. Steketee was
het eerst uitgevaren van Antwerpen. Het tweede
evenwel, onder leiding van J. van de Luyster,
zeilde vlugger en stevende het eerste voorbij en
bereikte het eerst New York. Het derde onder
leiding van Ds. van der Meulen en J. Kabboord,
kwam door het oponthoud te Hellevoetsluis het
laatst. Van de Luyster had dus de keus te be
palen. Hij werd te New York door Scholte op
gewacht en overreed om mee te gaan naar St.
Louis, dan zouden ze daar wachten tot Scholte
een geschikt gebied gevonden had. Maar te
Buffelo kwam er door misverstand een groote
ontevredenheid, zoodat hij, hoewel het reisgeld
naar St. Louis reeds betaald was, van plan ver
anderde en naar VanRaalte trok in Michigan.
Daar aangekomen, kocht Van de Luyster 1680
akkers van 't Gouvernement, ongeveer 6 mijlen
van Holland af, waar Van Raalte zich bevond.
Een deel van den grond zonderde hij af voor
de stichting van een dorp, dat de naam van
„Zeeland" zou dragen maar het dorp zelf was
er nog niet.
Verlangend zagen ze uit naar de komst van
Ds. van der Meulen, tot raad en troost. Het
viel niet mee en het was ze wel eens benauwd
in dat donkere woud. Was dat nu de plaats
hunner woning En was nu dit Gods weg Door
welke duisternissen moesten ze dan toch wel
heen Wat ze staande hield was alleen dit
„Hoe donker ooit Gods weg moog wezen
„Hij ziet in gunst op die Hem vreezen."
F. STAAL Pz.
ORGELBESPELING.
A.s. Woensdag 17 October, des avonds 8 uur,
hoopt D.V. de heer H. J. Kruithof, de ons wel
bekende blinde organist uit Kampen, in de Hof-
pleinkerk een orgelbespeling te houden, afge
wisseld door zang en het lezen eener meditatie
in blindenschrift. Gelijk gij weet, zoekt de heer
Kruithof op deze wijze in het onderhoud van
zichzelf en van zijn gezin te voorzien. Wij be
velen deze samenkomst van harte in Uw belang
stelling aan. Bedenkt wat 't zeggen wil, het licht
der oogen te moeten missen en hoezeer gij hierin
boven hem bevoorrecht zijt. Gij zijt uw God
toch dankbaar ook voor de gave van het ge
zicht Welnu, toont deze dan ook door hen
te gedenken aan wie God deze gave onthouden
heeft. Helpt den heer Kruithof in den strijd,
welken hij om het bestaan te voeren heeft en
komt allen a.s. Woensdagavond naar de Hof-
pleinkerk. Programma's (niet verplichtend) zijn
a 20 cent verkrijgbaar bij den ingang der kerk,
Het was nu wel zeker, dat dominé De Cock
Ulrum metterwoon zou gaan verlaten.
Want welke pogingen er ook werden aange
wend, daar met Mei een woning te krijgen, ze
faalden alle door den tegenstand der vijanden,
die niet zouden rusten alvorens de gehate pre
dikant vertrokken was.
Het werd meer en meer duidelijk, dat de af
gescheiden gemeente van Ulrum haar predikant,
met wien zij zooveel had doorgemaakt, zou moe
ten laten gaan, al was men dan ook van plan,
het vertrek zoo lang mogelijk uit te stellen.
„Gaat dominé naar Groningen?" vroeg Bazuin.
„Dat is nog niet vastgesteld. Barkema ver
telde mij, dat een zekere heer Ridderinkhof in
Zwolle
„Bekend", viel de schoenmaker hem in de
rede, „dat is diezelfde broeder, die dominé toen
per rijtuig naar dominé Callenbach in Nijkerk
heeft gebracht."
„Ja, ja, nu weet ik het al. Ik dacht, wat een
bekende naam. Nu, die heeft zijn buitenplaats
in Dalfsen ter bewoning aangeboden."
„Waar ligt Dalfsen
„In Overijsel. Niet zoo heel ver van Zwolle."
„Maar daar moet dominé niet gaan wonen
verbaasde Bazuin zich. „Dat is veel te ver weg.
Zijn arbeidsveld ligt in het Noorden."
„Dat zal ook wel niet doorgaan. Dominé
moet het al hebben gezegd. Maar hij voelt er
ook weinig voor, in Groningen te gaan wonen.
Zeker vanwege den tegenstand. Nu heeft diaken
Sikkens uit Smilde een aanbod gedaan. Die be
woont een groot huis en wil er een deel van
afstaan. Barkema dacht, dat het wel op Smilde
terwijl gij tevens in de gelegenheid zult worden
gesteld gedurende de samenkomst uw geldelijken
steun aan den heer Kruithof te bieden, daar als
dan een collecte zal worden gehouden. Geeft
dan met milde hand en met een ootmoedig-1
dankbaar hart.
Middelburg. D. BREMMER.
TWEETAL TE
Drachtster Compagnie J. van Dijk,
Cand. te Zwolle.
Chr. v. d. Vliet,
Cand. en hulppred. te Slootdorp.
Nieuwer Amstel Noord
J. Bavinck te Gramsbergen.
J. W. de Jager te Diever (Dr.).
BEROEPEN TE
Doornspijk M. van Dijk te Nieuweroord.
Leiden (vac. de Bondt): H. A. Wiersinga
te Vlissingen.
Drachtster Compagnie
J. van Dijk, Cand. te Zwolle.
Elburg H. Brinkman, Cand. te Harmeien.
AANGENOMEN NAAR
Oostwold K. Hart, Cand. te Zaandam.
BEDANKT VOOR
Nieuwer-Amstel (Noord): J. Verhuyl
te Laren (N.-H.).
Intrede Ds. Oussoren.
Maandagavond deed Ds. A. H. Oussoren in
de overvolle Noorderkerk zijn intrede als pre
dikant bij de Geref. Kerk te Middelburg. Als
tekst had hij gekozen 1 Cor. 3 9, waarin Paulus
aanduiding doet van de betrekking die er is tus
schen de gemeente van Christus en den Heere
en waarin le. God de eerste oorzaak is en 2e.
de dienaar de tweede oorzaak is. Na zijn pre
dikatie richtte Ds. Oussoren zich in hartelijke
bewoordingen tot zijn collega Ds. D. Bremmer,
tot de Gemeente, kerkeraad en classis, tot den
Burgemeester, die met den Secretaris het ge
meentebestuur vertegenwoordigde, en tot zijn
bevestiger, zijn vader Ds. K. Oussoren.
Ds. Bremmer sprak namens gemeente en ker
keraad en heette hem van harte welkom, waarna
Ds. Scholing van Arnemuiden een welkomst
woord sprak namens de classis. De gemeente
zong haar nieuwen predikant toe Ps. 119:9.
Dr. J. H. Havinck. Het Christel. Pers
bureau te Djocja meldtVrijdag 7 September
j.l. opende dr. J. H. Bavinck zijn lessen aan de
Theologische School te Djocja met een rede over
,,De(n) strijd des geloofs". De ruime pendoppe
van de school was vrijwel geheel gevuld met
vertegenwoordigers van de Zending, de leerlin
gen der school en tal van leden zoowel van de
Javaansche als de Hollandsche kerk te Djocja.
De vergadering werd in het Javaansch gehouden,
terwijl telkens een korte samenvatting in het
Hollandsch gegeven werd. De leiding berustte
bij dr. F. L. Bakker.
De Theologische opleidingsschool telt mo
menteel 37 leerlingen, waarvan 10 voor den Hol-
landschen, 17 voor den Javaanschen cursus A
en 10 voor den Javaanschen cursus B.
Na des morgens door zijn vader Ds. L.
Kuiper, em. predikant te Bilthoven, sprekend
naar aanleiding van Jer. 1 48 te zijn beves
tigd, deed Ds. L. Kuiper Jr. des avonds zijn in
trede bij de Geref. Kerk te Oud-Loosdrecht,
sprekende over Ps. 71 15a.
Cand. D. J. Ras van Scheveningen werd
door Ds. G. O. Donner van Scheveningen be
vestigd als predikant der Geref. Kerk van Vleu-
ten-De Meern.
De bevestiger had tot tekst Markus 4 24.
Des avonds deed Ds. Ras zijn intrede.
Zijn tekst was uit den Zendbrief van Judas
20 en 21.
Na bevestigd te zijn door Ds. J. Schelhaas
Hz. van Tzummarum, met een predikatie over
1 Thess. 5:12 en 13, en hem toegezongen was
Psalm 134 3, heeft Ds. G. Brouwer, gekomen
van Echten, Zondag zijn intrede gedaan als
predikant der Geref. Kerk van Minnertsga. Zijn
tekst was 1 Cor. 9 2427.
Zondag 7 Oct. werd Cand. H. N. Rid
derbos bevestigd als predikant van de Geref.
Kerk te Eefde-Gorssel. Bevestiger was zijn vader
zal aan gaan. Maar altijd heeft hij nog hoop,
dat in Ulrum wat zal worden gevonden."
„Barkema moet er maar niet op rekenen. Dan
was men er reeds lang klaar geweest. Smilde
lijkt heel wat beter dan Dalfsen, al is het nog
ver weg. Maar, Schoonoort, hoe moet het nu
met het tractement. Dominé kan toch niet van
den wind leven
„Dominé praat nergens over en leeft in de
vaste overtuiging, dat de Heere zal voorzien.
Maar zoo kan het niet blijven natuurlijk. Do
miné heeft geen cent inkomsten. Er wordt dan
ook al over gesproken, 'k Was Zaterdag in de
stad. En Roelf Kema vertelde mij, dat de ker
keraad van Groningen een traktement bijeen wil
brengen. Alle gemeenten en ook die straks nog
geïnstitueerd zullen worden, moeten dan bijdra
gen, want feitelijk is dominé De Cock van die
alle predikant. De bedoeling is, binnenkort in
Groningen een vergadering te beleggen van af
gevaardigden uit de verschillende gemeenten,
om over deze zaak te spreken. Dat zal wel in
orde komen. We zullen er allen een offer voor
over hebben. Onze dienaar moeten wij behoor
lijk onderhouden. Zijn leven is toch al zwaar
genoeg. Dat heen en weer trekken moet hem
wel zeer vermoeien. En dan vaak bij nacht en
ontij, blootstaande aan vervolgingen."
„De Heere zal alles wel maken", betuigde
Bazuin met het optimisme des geloofs, dat hem
zoo eigen was. „Gods werk is niet te keeren.
Schier eiken dag bespeuren wij Zijn verrassende
leiding. Ook in onze omgeving."
Prof. Dr. J. Ridderbos van Kampen, met een
predikatie over 2 Petr. 1 19. Aan de Hand
oplegging nam deel Prof. Waterink, oudrpredi-
kant van Zutfen.
Des namiddags heeft bij zijn intrede Ds. Rid
derbos gesproken over Ps. 134.
Ds. A. M. Donner, penningmeester van
de Theol. School te Kampen, ontving van wijlen
Mevr. de Wed. B. Tj. BootsmaTerpstra te
Wommels een legaat van duizend gulden ten
bate dezer school, vrij van rechten en kosten.
Niet minder dan 85 bladzijden telt de door
Dr. W. H. van Zuylen samengestelde Catalogus
van de Tentoonstelling die te Utrecht tijdens en
na de herdenkingsdagen-Afscheiding 1834 wordt
gehouden in het Geogr. Instituut, voornamelijk
geschriften, manuscripten e.d., maar ook curio
sa, als een trekschuit en een diligence uit den
tijd van de Afscheiding.
Ter classicale vergadering Groningen van
de Geref. Kerken op 25 Oct. a.s. zal een aan
vrage met steun van den Kerkeraad van
Haren in behandeling komen tot zelfstandige
institueering der Geref. Kerk van Onnen. Hier
is reeds een nieuw kerkgebouw gezet, terwijl
gelden bijeengebracht worden voor den bouw
van een pastorie.
Bij den Raad der Geref. Kerk van Slie-
drecht is bericht ingekomen, dat de dames A. C.
en A. E. Goedkoop, beiden te Rotterdam over
leden en die te Sliedrecht hebben gewoond, bij
laatste wilsbeschikking tot eenige erfgename van
hun nalatenschap hebben benoemd bovenge
noemde kerk.
De kerkeraad der Geref. Kerk van
Den Haag-Oost heeft aan Dr. S. O. Los toe
stemming verleend tot het aanvragen bij de clas
sis van eervol emeritaat. De e.v. classisvergade-
ring valt in November 1934.
De emeritaats-aanvrage van Dr. Los komt be
trekkelijk onverwacht. Dr. Los, wiens vader en
grootvader ook predikant waren, wordt 12 Oc
tober a.s. 63 jaar. Hij is inzonderheid bekend
door zijn verblijf in Transvaal, als hulpprediker
van Paul Krüger en door zijn paedagogische
studiën waarvan enkele boeken de vrucht waren.
Dr. Los opgeleid aan de Theol. School te
Kampen, werd in 1895 predikant te Zalk en
vertrok in 1897 naar De Lier, welke standplaats
hij in Maart 1901 met Hilversum verwisselde.
Gedurende zijn verblijf daar trad Ds. Los op
den voorgrond in den Geref. Jongelingsbond.
Mede onder zijn leiding kwam in Hilversum
de ineensmelting tot stand tusschen de kerken
A. en B. In 1905 promoveerde Ds. Los onder
Jhr. v. d. Wijck aan de Utrechtsche Universiteit
tot doctor in de Philosophie op een proefschrift,
getiteld, „Aristoteles in Nederland". In 1908
nam hij een beroep aan naar Pretoria, waar
door zijn optreden verzoening tot stand kwam
tusschen Hollanders en Afrikaanders. Hier werd
hij ook de vertrouwde van Paul Krüger, bij wien
hij kort voor diens dood 5 maanden in Menton
vertoefde. In 1914 volgde zijn benoeming tot
hoogleeraar aan de Theol. School te Potchef-
stroom, waar hij ook lessen gaf aan het Univer
siteitscollege in de philosophie. Met een inaugu-
reele oratie over de Na-catechisatie aanvaardde
hij zijn ambt. Dr. Los heeft zich in Afrika zeer
verdienstelijk gemaakt. In 1912 werd hij op voor
stel van den tegenwoordigen premier Hertzog
honoris causa benoemd door de Universiteit van
Kaapstad tot Magister Artium (meester in de
letteren). In 1920 vertrok Dr. Los met verlof
naar Holland en legde om huiselijke redenen zijn
professoraat neer. Van de op hem uitgebrachte
beroepen nam hij dat naar de ongedeelde kerk
van 's-Gravenhage aan als opvolger van wijlen
Ds. Js. v. d. Linden. 26 Jan. 1921 deed hij in
de Nieuwe Zuiderkerk zijn intrede, sprekende
over Hebr. 4 12, na in denzelfden dienst te
voren te zijn bevestigd door zijn neef Ds. S. O.
Los van Giessendam. 12 Mei 1922 promoveerde
Dr. Los aan de Vrije Universiteit onder leiding
van wijlen Prof. Dr. H. Geesink tot doctor in
de theologie op een dissertatie over „Het gevoel
in de Heilige Schrift".
Evenals in Utrecht slaagde Dr. Los cum laude
voor zijn doctoraal examen.
Van de hand van Dr. Los verscheen o.m. Be
ginselen van de karakterkunde Persoonlijkheid
en karakter in de Heilige Schrift en groote pae-
dagogen. (A. Rott.)
Een hooggeacht en algemeen bekend,
thans rustend hoogleeraar van de Kamper Theol.
School, Prof. Dr. A. G. Honig, bereikte 6 Oct.
HOOFDSTUK XIX.
Over den smallen, modderigen weg, die leidde
naar Uithuizermeeden, liepen twee mannen, op
tornend tegen den stormachtigen wind, die de
regen hun in het gelaat striemen deed.
Het voeren van een gesprek was niet mogelijk.
Zoo nu en dan werden hijgend eenige woorden
uitgestooten. Maar het was nóg de vraag, of
zij elkaar wel verstonden.
Met kracht woei de wind. En zoo nu en dan
kletste de regen neer.
De ééne van het tweetal had de idee geop
perd, schuiling te zoeken in één der weinige
huisjes langs den weg. Maar de ander, dominé
De Cock, wilde het liefst verder gaan. In Uit
huizermeeden wachtten de broeders en zusters
op hem en hij stelde niet gaarne teleur.
Bovendien hoopte hij, dat tengevolge van het
slechte weer de tegenstanders binnenshuis zou
den blijven. Want het liefst deed hij niet de
bittere ervaring van Uithuizen op.
Het was er den vorigen avond ruw toegegaan.
Ten huize van Kremer was veel volk verzameld
geweest, heilbegeerig het zuivere Woord Gods
te hooren. De gemeente was geïnstitueerd en
ouderlingen en diakenen gekozen en bevestigd.
Van de zijde der wereldlijke macht waren zij
niet gestoord. Geen veldwachter had zich ver
toond. Ongestoord had hij kunnen prediken.
Wel drongen zoo nu en dan van buiten kreten
naar binnen, maar veel aandacht werd er niet
aan geschonken, daar men niet wist, dat eenige
honderden tegenstanders tezamen waren ge
stroomd.
(Wordt vervolgd)