FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS. voegden zich bij voorkeur de gegoeden, terwijl, behalve enkele uitzonderingen, de armen Van Raalte volgden. Dat bepaalde ook eenigermate straks de keuze van de plaats ter woning. Van Raalte toog eerst aan het werk. Toen hij nog in Nederland was, vertrokken R. Sleys- ter, diaken in de gemeente te Velp en de Gebrs Brussé uit Varseveld als afgevaardigden om een goede gelegenheid tot aankoop van gronden in de binnenlanden van Amerika op te zoeken. Meerderen trokken reeds met hen mee. Er gebeurde evenwel meer. Brummelkamp en Van Raalte zochten in aanraking te komen met Amerikaansche geloofsgenooten. Daartoe schre ven ze een brief „Aan de geloovigen in de Ver- eenigde Staten van N. Amerika", gedateerd 25 Mei 1846, waarin ze den toestand der landver huizers meedeelden en hulp vroegen bij de aan komst in Amerika. Ze gaven te kennen, dat de landverhuizers gaarne dorpsgewijze wilden wo nen hunne kinderen christelijk schoolonderwijs doen genieten en voorziening begeerden te vin den in den tijdelijken nooddruft. Dit schrijven kwam in handen van Ds. I. N. Wijckhoff, een Amerikaan van oud-Nederland- sche afkomst. Deze plaatste den brief in een Amerikaansch kerkelijk blad. Het maakte op velen in Amerika een diepen indruk en maakte de harten bereid om van raad en hulp te dienen. De draad, die door dit schrijven gelegd werd is voor de verdere historie der landverhuizers van groote beteekenis geweest, zoowel op ker kelijk gebied als voor de stoffelijke belangen. Ds. Wijckhoff verwees naar de Westelijke Staten, met belofte van steun. Er werd een „Protestantsche Evangelische Hollandsche Ver- huizingsvereeniging" opgericht, die van raad en steun zou dienen. Na deze voorbereidingen kwam Ds. van Raalte zelf met zijn landverhuizersgezelschap op 17 November 1846 te New York aan. Na een kort oponthoud, waarbij hij met verschillende perso nen over zijn plannen van gedachten wisselde, ging de reis per stoomboot naar Albany en verder per „stoomwagen" naar Buffelo en daarna naar Detroit. Daar intusschen de winter ingetreden was en rivieren en meren waren dichtgevroren, waren ze genoodzaakt daar te overwinteren, waarbij ze alle medewerking van de bevolking ondervonden. Van Raalte had een moeilijke taak. Hij had de zorg voor en de leiding van zijn volk, dat nog geen vaste bestemming had en van de vele moeiten en bezwaren zich niet een rechte voor stelling kon maken. Het waren meest eenvoudige menschen, die voor 't meerendeel te voren nau welijks buiten de grenzen van hun dorp geweest waren. Die eenvoudige, onwetende menschen werden overvallen en verlokt door tallooze zwendelaars, die in hen een gemakkelijke prooi zagen. Ze vielen op hen aan, zoo schreef later Ds. J. van der Meulen, „als vliegen op het vleesch in de hondsdagen en als muggen op de eerste nederzetters in de bosschen". Daarbij moest van Raalte een geschikte streek zoeken ter woning, waarbij allerlei vragen zich voordeden, omtrent de gesteldheid van den bo dem, het verkeer, het klimaat, het uitzicht op handelsrelaties en nog veel meer. Een moeilijk werk en dat voor een dominé Zwaar gevoelde hij de verantwoordelijkheid. In een zijner brieven schreef hij „ik gevoel in een ontzachlijk tijdstip te leven". Maar hij ontving rijke gaven van God, zoodat hij zich spoedig kennen deed als aardrijkskundige niet alleen, maar ook als geografisch ingenieur. Hij bestudeerde de ontwikkelingsmogelijkheden van de in aanmerking komende gebieden. En dat deed hij niet alleen op de studeerkamer, maar hij trok er op uit. Aanvankelijk was zijn oog gericht op Wisconsin of Jowa, maar allerlei bezwaren deden hem er van af zien. En toen een veelbereisde Zeeuw hem op Michigan wees, werd daarheen zijn gedachte geleid, en zocht hij nader te bepalen, de plaats waar. Weken lang trok hij door dik besneeuwde bosschen, onbe gaanbaar, soms te paard, veelal te voet. Dikwijls uitgeput in de sneeuw neergezonken, soms hoe wel van kompassen voorzien, verdwaald. In Michigan waren het dichte wouden, in Jowa waar Scholte het oog op had, waren het prairiën, vlak land, met hoog gras begroeid. In ^Jowa zou wel de grond spoedig bewerkt kunnen worden, maar er was geen hout om wo ningen te bouwen. Het leek hem te Michigan beter voor de armere bevolking en in Jowa meer geschikt voor de rijkeren. Dat de meer gegoeden Scholte volgden jaleek wel uit de bagage, die ze meevoerden kisten vol huisraad, levensmidde len, gereedschappen, tot zelfs groote boerenwa gens. Dat baarde heel wat zorg, maar stelde ze ook in staat om terstond de akkers te gaan be- 74) Aldus deelde Schoonoort mede, om dan op te merken, dat hij vrees voor Uithuizen koes teren ging. Want naarmate er meerderen naar het gezelschap kwamen, groeide de tegenstand. Verschillende boeren hadden arbeiders aan den dijk gezet, omdat zij het gezelschap bezochten. En een winkelier had het grootste deel zijner klanten verloren, toen bekend werd, dat hij naar Appingedam was geweest, om dominé De Cock te hooren. De volgende week zou de predikant in Uit huizen komen. Schoonoort vreesde, dat de tegen standers zich dan niet onbetuigd zouden laten. De komst van dominé De Cock had men geheim willen houden, maar ze was wel uitgelekt. De avond was zelfs al bekend. In der haast was naar Ulrum geschreven, of de predikant één dag vroeger wilde komen. Dan werd niet op hem gerekend. Maar 't was niet zeker, dat die brief dominé De Cock tijdig zou bereiken, daar hij doorloopend afwezig was. Den burgemeester om steun vragen was natuurlijk uitgesloten. Het ge rucht ging zelfs, dat deze de bijeenkomst wilde verhinderen. Bazuin deelde daarop mede, welke geruchten er in Uithuizermeeden liepen. Maar beide man nen waren het er over eens, dat getracht wor den moest, tóch bijeen te komen. Schoonoort had nog andere mededeelingen. werken. De grootste zorg evénwel hadden ze voor een zware geldkist, waarin de „gouden Willempjes" waren geborgen. De sterksten uit de groep werden met de bewaking daarvan be last en met succes, want het geld kwam veilig in Jowa aan. „Die kist wordt nog te Pella, in de Nationale Bank aldaar, bewaard." Intusschen was door Van Raalte de keus be paald. Hij koos Michigan. Op den avond van 9 Febr. 1847 kwam hij met de eerste groep land verhuizers aan, bij de monding van de Black River (de zwarte rivier) en aan de zoom van een onmetelijk woud. Wel was er geloof noodig om te hopen en te vertrouwen voor de toekomst. Maar dat geloof was er, zoodat ze David kon den nazeggen „Met u loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur". Den volgenden morgen konden ze dankend roemen Ik lag en sliep gerust Van 's Heeren trouw bewust, Tot ik verfrischt ontwaakte. En nu werd de dag begonnen met een vurig gebed, van Ds. van Raalte, waarin hij al de nooden en zorgen vertrouwend op den Heere wierp. Na het gebed begon het werk. Er moes ten boomen geveld om daarvan een „loghuis" te bouwen, d.i. een gebouw van doorgezaagde boomstammen, zonder ramen of deuren. En met dat kleine begin werden de grondslagen gelegd van de stad en de later zoo bloeiende kolonie Holland, aan Michigans Westkust. Met dit alles was er heel wat voorbereidend werk verricht voor de Zeeuwsche landverhui zers, voor ze 't zelf nog wisten. Toch zouden ze niet aanstonds op effen baan kunnen treden in 't nieuwe land. De uittocht was begonnen en die nu van de drie schepen het eerst te New York aankwam, zou de keus doen en bericht voor de later ko menden achter laten bij Dr. Thomas de Witt, die zich met voorbeeldigen ijver interesseerde voor de Hollandsche emigranten. Het schip onder leiding van J. Steketee was het eerst uitgevaren van Antwerpen. Het tweede evenwel, onder leiding van J. van de Luyster, zeilde vlugger en stevende het eerste voorbij en bereikte het eerst New York. Het derde onder leiding van Ds. van der Meulen en J. Kabboord, kwam door het oponthoud te Hellevoetsluis het laatst. Van de Luyster had dus de keus te be palen. Hij werd te New York door Scholte op gewacht en overreed om mee te gaan naar St. Louis, dan zouden ze daar wachten tot Scholte een geschikt gebied gevonden had. Maar te Buffelo kwam er door misverstand een groote ontevredenheid, zoodat hij, hoewel het reisgeld naar St. Louis reeds betaald was, van plan ver anderde en naar VanRaalte trok in Michigan. Daar aangekomen, kocht Van de Luyster 1680 akkers van 't Gouvernement, ongeveer 6 mijlen van Holland af, waar Van Raalte zich bevond. Een deel van den grond zonderde hij af voor de stichting van een dorp, dat de naam van „Zeeland" zou dragen maar het dorp zelf was er nog niet. Verlangend zagen ze uit naar de komst van Ds. van der Meulen, tot raad en troost. Het viel niet mee en het was ze wel eens benauwd in dat donkere woud. Was dat nu de plaats hunner woning En was nu dit Gods weg Door welke duisternissen moesten ze dan toch wel heen Wat ze staande hield was alleen dit „Hoe donker ooit Gods weg moog wezen „Hij ziet in gunst op die Hem vreezen." F. STAAL Pz. ORGELBESPELING. A.s. Woensdag 17 October, des avonds 8 uur, hoopt D.V. de heer H. J. Kruithof, de ons wel bekende blinde organist uit Kampen, in de Hof- pleinkerk een orgelbespeling te houden, afge wisseld door zang en het lezen eener meditatie in blindenschrift. Gelijk gij weet, zoekt de heer Kruithof op deze wijze in het onderhoud van zichzelf en van zijn gezin te voorzien. Wij be velen deze samenkomst van harte in Uw belang stelling aan. Bedenkt wat 't zeggen wil, het licht der oogen te moeten missen en hoezeer gij hierin boven hem bevoorrecht zijt. Gij zijt uw God toch dankbaar ook voor de gave van het ge zicht Welnu, toont deze dan ook door hen te gedenken aan wie God deze gave onthouden heeft. Helpt den heer Kruithof in den strijd, welken hij om het bestaan te voeren heeft en komt allen a.s. Woensdagavond naar de Hof- pleinkerk. Programma's (niet verplichtend) zijn a 20 cent verkrijgbaar bij den ingang der kerk, Het was nu wel zeker, dat dominé De Cock Ulrum metterwoon zou gaan verlaten. Want welke pogingen er ook werden aange wend, daar met Mei een woning te krijgen, ze faalden alle door den tegenstand der vijanden, die niet zouden rusten alvorens de gehate pre dikant vertrokken was. Het werd meer en meer duidelijk, dat de af gescheiden gemeente van Ulrum haar predikant, met wien zij zooveel had doorgemaakt, zou moe ten laten gaan, al was men dan ook van plan, het vertrek zoo lang mogelijk uit te stellen. „Gaat dominé naar Groningen?" vroeg Bazuin. „Dat is nog niet vastgesteld. Barkema ver telde mij, dat een zekere heer Ridderinkhof in Zwolle „Bekend", viel de schoenmaker hem in de rede, „dat is diezelfde broeder, die dominé toen per rijtuig naar dominé Callenbach in Nijkerk heeft gebracht." „Ja, ja, nu weet ik het al. Ik dacht, wat een bekende naam. Nu, die heeft zijn buitenplaats in Dalfsen ter bewoning aangeboden." „Waar ligt Dalfsen „In Overijsel. Niet zoo heel ver van Zwolle." „Maar daar moet dominé niet gaan wonen verbaasde Bazuin zich. „Dat is veel te ver weg. Zijn arbeidsveld ligt in het Noorden." „Dat zal ook wel niet doorgaan. Dominé moet het al hebben gezegd. Maar hij voelt er ook weinig voor, in Groningen te gaan wonen. Zeker vanwege den tegenstand. Nu heeft diaken Sikkens uit Smilde een aanbod gedaan. Die be woont een groot huis en wil er een deel van afstaan. Barkema dacht, dat het wel op Smilde terwijl gij tevens in de gelegenheid zult worden gesteld gedurende de samenkomst uw geldelijken steun aan den heer Kruithof te bieden, daar als dan een collecte zal worden gehouden. Geeft dan met milde hand en met een ootmoedig-1 dankbaar hart. Middelburg. D. BREMMER. TWEETAL TE Drachtster Compagnie J. van Dijk, Cand. te Zwolle. Chr. v. d. Vliet, Cand. en hulppred. te Slootdorp. Nieuwer Amstel Noord J. Bavinck te Gramsbergen. J. W. de Jager te Diever (Dr.). BEROEPEN TE Doornspijk M. van Dijk te Nieuweroord. Leiden (vac. de Bondt): H. A. Wiersinga te Vlissingen. Drachtster Compagnie J. van Dijk, Cand. te Zwolle. Elburg H. Brinkman, Cand. te Harmeien. AANGENOMEN NAAR Oostwold K. Hart, Cand. te Zaandam. BEDANKT VOOR Nieuwer-Amstel (Noord): J. Verhuyl te Laren (N.-H.). Intrede Ds. Oussoren. Maandagavond deed Ds. A. H. Oussoren in de overvolle Noorderkerk zijn intrede als pre dikant bij de Geref. Kerk te Middelburg. Als tekst had hij gekozen 1 Cor. 3 9, waarin Paulus aanduiding doet van de betrekking die er is tus schen de gemeente van Christus en den Heere en waarin le. God de eerste oorzaak is en 2e. de dienaar de tweede oorzaak is. Na zijn pre dikatie richtte Ds. Oussoren zich in hartelijke bewoordingen tot zijn collega Ds. D. Bremmer, tot de Gemeente, kerkeraad en classis, tot den Burgemeester, die met den Secretaris het ge meentebestuur vertegenwoordigde, en tot zijn bevestiger, zijn vader Ds. K. Oussoren. Ds. Bremmer sprak namens gemeente en ker keraad en heette hem van harte welkom, waarna Ds. Scholing van Arnemuiden een welkomst woord sprak namens de classis. De gemeente zong haar nieuwen predikant toe Ps. 119:9. Dr. J. H. Havinck. Het Christel. Pers bureau te Djocja meldtVrijdag 7 September j.l. opende dr. J. H. Bavinck zijn lessen aan de Theologische School te Djocja met een rede over ,,De(n) strijd des geloofs". De ruime pendoppe van de school was vrijwel geheel gevuld met vertegenwoordigers van de Zending, de leerlin gen der school en tal van leden zoowel van de Javaansche als de Hollandsche kerk te Djocja. De vergadering werd in het Javaansch gehouden, terwijl telkens een korte samenvatting in het Hollandsch gegeven werd. De leiding berustte bij dr. F. L. Bakker. De Theologische opleidingsschool telt mo menteel 37 leerlingen, waarvan 10 voor den Hol- landschen, 17 voor den Javaanschen cursus A en 10 voor den Javaanschen cursus B. Na des morgens door zijn vader Ds. L. Kuiper, em. predikant te Bilthoven, sprekend naar aanleiding van Jer. 1 48 te zijn beves tigd, deed Ds. L. Kuiper Jr. des avonds zijn in trede bij de Geref. Kerk te Oud-Loosdrecht, sprekende over Ps. 71 15a. Cand. D. J. Ras van Scheveningen werd door Ds. G. O. Donner van Scheveningen be vestigd als predikant der Geref. Kerk van Vleu- ten-De Meern. De bevestiger had tot tekst Markus 4 24. Des avonds deed Ds. Ras zijn intrede. Zijn tekst was uit den Zendbrief van Judas 20 en 21. Na bevestigd te zijn door Ds. J. Schelhaas Hz. van Tzummarum, met een predikatie over 1 Thess. 5:12 en 13, en hem toegezongen was Psalm 134 3, heeft Ds. G. Brouwer, gekomen van Echten, Zondag zijn intrede gedaan als predikant der Geref. Kerk van Minnertsga. Zijn tekst was 1 Cor. 9 2427. Zondag 7 Oct. werd Cand. H. N. Rid derbos bevestigd als predikant van de Geref. Kerk te Eefde-Gorssel. Bevestiger was zijn vader zal aan gaan. Maar altijd heeft hij nog hoop, dat in Ulrum wat zal worden gevonden." „Barkema moet er maar niet op rekenen. Dan was men er reeds lang klaar geweest. Smilde lijkt heel wat beter dan Dalfsen, al is het nog ver weg. Maar, Schoonoort, hoe moet het nu met het tractement. Dominé kan toch niet van den wind leven „Dominé praat nergens over en leeft in de vaste overtuiging, dat de Heere zal voorzien. Maar zoo kan het niet blijven natuurlijk. Do miné heeft geen cent inkomsten. Er wordt dan ook al over gesproken, 'k Was Zaterdag in de stad. En Roelf Kema vertelde mij, dat de ker keraad van Groningen een traktement bijeen wil brengen. Alle gemeenten en ook die straks nog geïnstitueerd zullen worden, moeten dan bijdra gen, want feitelijk is dominé De Cock van die alle predikant. De bedoeling is, binnenkort in Groningen een vergadering te beleggen van af gevaardigden uit de verschillende gemeenten, om over deze zaak te spreken. Dat zal wel in orde komen. We zullen er allen een offer voor over hebben. Onze dienaar moeten wij behoor lijk onderhouden. Zijn leven is toch al zwaar genoeg. Dat heen en weer trekken moet hem wel zeer vermoeien. En dan vaak bij nacht en ontij, blootstaande aan vervolgingen." „De Heere zal alles wel maken", betuigde Bazuin met het optimisme des geloofs, dat hem zoo eigen was. „Gods werk is niet te keeren. Schier eiken dag bespeuren wij Zijn verrassende leiding. Ook in onze omgeving." Prof. Dr. J. Ridderbos van Kampen, met een predikatie over 2 Petr. 1 19. Aan de Hand oplegging nam deel Prof. Waterink, oudrpredi- kant van Zutfen. Des namiddags heeft bij zijn intrede Ds. Rid derbos gesproken over Ps. 134. Ds. A. M. Donner, penningmeester van de Theol. School te Kampen, ontving van wijlen Mevr. de Wed. B. Tj. BootsmaTerpstra te Wommels een legaat van duizend gulden ten bate dezer school, vrij van rechten en kosten. Niet minder dan 85 bladzijden telt de door Dr. W. H. van Zuylen samengestelde Catalogus van de Tentoonstelling die te Utrecht tijdens en na de herdenkingsdagen-Afscheiding 1834 wordt gehouden in het Geogr. Instituut, voornamelijk geschriften, manuscripten e.d., maar ook curio sa, als een trekschuit en een diligence uit den tijd van de Afscheiding. Ter classicale vergadering Groningen van de Geref. Kerken op 25 Oct. a.s. zal een aan vrage met steun van den Kerkeraad van Haren in behandeling komen tot zelfstandige institueering der Geref. Kerk van Onnen. Hier is reeds een nieuw kerkgebouw gezet, terwijl gelden bijeengebracht worden voor den bouw van een pastorie. Bij den Raad der Geref. Kerk van Slie- drecht is bericht ingekomen, dat de dames A. C. en A. E. Goedkoop, beiden te Rotterdam over leden en die te Sliedrecht hebben gewoond, bij laatste wilsbeschikking tot eenige erfgename van hun nalatenschap hebben benoemd bovenge noemde kerk. De kerkeraad der Geref. Kerk van Den Haag-Oost heeft aan Dr. S. O. Los toe stemming verleend tot het aanvragen bij de clas sis van eervol emeritaat. De e.v. classisvergade- ring valt in November 1934. De emeritaats-aanvrage van Dr. Los komt be trekkelijk onverwacht. Dr. Los, wiens vader en grootvader ook predikant waren, wordt 12 Oc tober a.s. 63 jaar. Hij is inzonderheid bekend door zijn verblijf in Transvaal, als hulpprediker van Paul Krüger en door zijn paedagogische studiën waarvan enkele boeken de vrucht waren. Dr. Los opgeleid aan de Theol. School te Kampen, werd in 1895 predikant te Zalk en vertrok in 1897 naar De Lier, welke standplaats hij in Maart 1901 met Hilversum verwisselde. Gedurende zijn verblijf daar trad Ds. Los op den voorgrond in den Geref. Jongelingsbond. Mede onder zijn leiding kwam in Hilversum de ineensmelting tot stand tusschen de kerken A. en B. In 1905 promoveerde Ds. Los onder Jhr. v. d. Wijck aan de Utrechtsche Universiteit tot doctor in de Philosophie op een proefschrift, getiteld, „Aristoteles in Nederland". In 1908 nam hij een beroep aan naar Pretoria, waar door zijn optreden verzoening tot stand kwam tusschen Hollanders en Afrikaanders. Hier werd hij ook de vertrouwde van Paul Krüger, bij wien hij kort voor diens dood 5 maanden in Menton vertoefde. In 1914 volgde zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Theol. School te Potchef- stroom, waar hij ook lessen gaf aan het Univer siteitscollege in de philosophie. Met een inaugu- reele oratie over de Na-catechisatie aanvaardde hij zijn ambt. Dr. Los heeft zich in Afrika zeer verdienstelijk gemaakt. In 1912 werd hij op voor stel van den tegenwoordigen premier Hertzog honoris causa benoemd door de Universiteit van Kaapstad tot Magister Artium (meester in de letteren). In 1920 vertrok Dr. Los met verlof naar Holland en legde om huiselijke redenen zijn professoraat neer. Van de op hem uitgebrachte beroepen nam hij dat naar de ongedeelde kerk van 's-Gravenhage aan als opvolger van wijlen Ds. Js. v. d. Linden. 26 Jan. 1921 deed hij in de Nieuwe Zuiderkerk zijn intrede, sprekende over Hebr. 4 12, na in denzelfden dienst te voren te zijn bevestigd door zijn neef Ds. S. O. Los van Giessendam. 12 Mei 1922 promoveerde Dr. Los aan de Vrije Universiteit onder leiding van wijlen Prof. Dr. H. Geesink tot doctor in de theologie op een dissertatie over „Het gevoel in de Heilige Schrift". Evenals in Utrecht slaagde Dr. Los cum laude voor zijn doctoraal examen. Van de hand van Dr. Los verscheen o.m. Be ginselen van de karakterkunde Persoonlijkheid en karakter in de Heilige Schrift en groote pae- dagogen. (A. Rott.) Een hooggeacht en algemeen bekend, thans rustend hoogleeraar van de Kamper Theol. School, Prof. Dr. A. G. Honig, bereikte 6 Oct. HOOFDSTUK XIX. Over den smallen, modderigen weg, die leidde naar Uithuizermeeden, liepen twee mannen, op tornend tegen den stormachtigen wind, die de regen hun in het gelaat striemen deed. Het voeren van een gesprek was niet mogelijk. Zoo nu en dan werden hijgend eenige woorden uitgestooten. Maar het was nóg de vraag, of zij elkaar wel verstonden. Met kracht woei de wind. En zoo nu en dan kletste de regen neer. De ééne van het tweetal had de idee geop perd, schuiling te zoeken in één der weinige huisjes langs den weg. Maar de ander, dominé De Cock, wilde het liefst verder gaan. In Uit huizermeeden wachtten de broeders en zusters op hem en hij stelde niet gaarne teleur. Bovendien hoopte hij, dat tengevolge van het slechte weer de tegenstanders binnenshuis zou den blijven. Want het liefst deed hij niet de bittere ervaring van Uithuizen op. Het was er den vorigen avond ruw toegegaan. Ten huize van Kremer was veel volk verzameld geweest, heilbegeerig het zuivere Woord Gods te hooren. De gemeente was geïnstitueerd en ouderlingen en diakenen gekozen en bevestigd. Van de zijde der wereldlijke macht waren zij niet gestoord. Geen veldwachter had zich ver toond. Ongestoord had hij kunnen prediken. Wel drongen zoo nu en dan van buiten kreten naar binnen, maar veel aandacht werd er niet aan geschonken, daar men niet wist, dat eenige honderden tegenstanders tezamen waren ge stroomd. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2