No. 31 Vrijdag 3 Augustus 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS- ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds, A. C. HEI] TE KOUDEKERKS MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. cL ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 „Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voort gaande en lichtende tot den vollen dag toe." Spr. 4:18. Een rechtvaardige is in de Heilige Schrift iemand, die staat in het Verbond Gods, en het pad der rechtvaardigen is dus het leven van iemand, die de Verbondsbeloften des Heeren aanvaardt en die zich gedraagt naar de regel van het Verbond. Wij moeten niet denken, dat een rechtvaardige een mensch zou zijn, die geen enkele zondige trek meer heeft, of zondige daad meer doet. Dan kon de bijbel dat woord voor aardsche menschen niet gebruiken. Want op aarde is er nooit iemand geweest, behalve de Heere Christus, die niet tot aan z'n laatste snik met zonde bevlekt was. En toch spreekt de bijbel over de rechtvaardigen, en wordt aan een man als Abraham, van wien God, toen Hij Zijn ver bond met hem oprichtte, best wist, dat deze man niet heilig was en weer zondigen zou, z'n ge loof gerekend tot rechtvaardigheid. Zulke men schen, aan wie Gods Woord deze naam geeft, zijn dus menschen, die „amen" zeggen op de heerlijke openbaring der vrije genade Gods in Jezus Christus, en die ook in hun heel gewone dagelijksche leven laten uitkomen, dat ze er „amen" op zeggen. Die rechtvaardigen bestonden er in de dagen van het Oude Testament, toen men door den zelfden Verbondsmiddelaar moest zalig worden als nu, maar Gods openbaring alleen nog maar kende in schaduwen en profetie, en het zijn van daag al degenen, die niet de duisternis liever hebben dan het licht, maar den vleeschgeworden Middelaar Jezus Christus geloovig als hun Hei land en Heer aannemen. Wanneer wij zoo in gehoorzaamheid Gods Woord accepteeren en het zegel van Gods be loften aanvaarden, dat ons als menschen van de Christelijke Kerk al als jonge kinderen in onze Doop gegeven is, dan zijn wij niet pas in den hemel vrij van alle schuld, en dan zijn we niet alleen, wanneer we aan ons sterven toe zijn erfgenamen van de hemelsche heerlijkheid, maar dan zijn we dat nu al, dan zijn we nu, hoewel we elke dag nog last hebben van ons zelf, al vrije kinderen Gods, van alle schuld door Jezus Christus verlost, menschen, die elke seconde van ons leven een Vader in den hemel hebben, tot Wien we „Abba" mogen zeggen. Dan wachten we niet alleen op schatten, die ons in de toe komst zullen gegeven worden, alsof wij nu met leege handen stonden, maar dan weten we ons op dit oogenblik, nu we leven in een wereld met allerlei zorgen, en als menschen met nog allerlei zonden en tekorten, toch te staan in de gemeenschap met onzen hemelschen Vader, en zijn nü, vandaag, in die gemeenschap rijk. Dat rijke bezit der genade, dat staan onder de gunst van den Verbondsgod, dat zal nu in het leven, in het doen en laten van den recht vaardige openbaar worden. Het is onmogelijk, dat we zouden gelooven, dat we deel zouden hebben aan Gods genade, en dat we met recht „Christenen" zouden heeten, zonder dat er iets van dat geloof, van dat bezit, zou te merken zijn. Het woord „kenmerk" van het genade leven, is een beetje gevaarlijk woord, omdat veel menschen, wier begrip „vroomheid" voor ons een bijsmaakje heeft, het op een eigenaardige manier hebben vertroeteld en misbruikt. Maar toch laat de Schrift ons heel duidelijk telkens weer zien, dat wij als kinderen Gods ook in gehoorzaamheid moeten leven naar de wil Gods, en als daarvan in ons leven niets blijkt, dan zijn wij geen kinderen Gods. „Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben", zegt Johannes, „en wij in de duisternis wandelen, zoo liegen wij, en doen de waarheid niet". Ons staan in het licht van 's Heeren genade, moet dus uitkomen in een wandel des lichts. Nu vergelijkt de spreukenschrijver hier dat pad, die levensweg van de rechtvaardigen met een schijnend licht, dus niet maar met een wal mende nachtpit, maar met een licht vol straling en helderheid. En dat licht neemt toe. Het gaat er mee als met de zon, die bij 't krieken van de morgen, haar stralen al over het land spreidt, maar die straks in voller glorie aan de hemel staat, en waarvan de lichtsterkte en de warmte naar onze gewaarwording groeit, naarmate het meer volop dag wordt. Terwijl de weg der god- deloozen door hun boosheid is als een donkere nacht en een einde neemt in de volslagen duis ternis, zoo is de weg der rechtvaardigen, die in het Verbond wandelen, licht. Zij leven bij het schijnsel van het Evangelie, zij hebben het Woord van Gods genadige openbaring tot lamp, en zoo gaat nu hun heele bestaande lichtglans van het leven met God dragen. En dat blijft niet altijd in dezelfde stand. Maar als we leven in gemeenschap met God door den Heere Jezus, dan gaan wij in ons leven van kracht tot kracht, dan dringen we steeds dieper in de openbaring door, dan worden we sterker in geloofsvertrou wen, dan worden we dankbaarder en blijder met Gods gaven, dan zullen wij ook, hoe langer hoe meer, haten, wat God in ons leven beleedigt, en steeds meer onze krachten en gaven besteden in Zijn dienst. Een goddelooze moet Zijn leven naar de af grond sturen, omdat Hij God niet als den groo- ten Loods bezit, en een rechtvaardige, die elke dag zijn weg zoekt bij de fakkel van 's Heeren getuigenis, kan de juiste koers houden, omdat hij in 's Heeren gemeenschap zelfs in de grootste smarten, zelfs bij allerlei moeite en druk, zich van moment tot moment gedragen weet door 's Heeren Geest. Nu moeten we die goddeloozen niet alleen gaan zoeken onder de godloochenaars, onder communisten en vrijdenkers, onder vloekers en oproermakers, ze zitten ook onder de heel fat soenlijke menschen, die op hun omgeving een sympathieke indruk maken, maar die zich van Gods wil in hun leven niets aantrekken. Ja, ze kunnen ook schuilen onder menschen, die zich de naam „Christelijk" nog niet graag betwist willen zien, en helaas ook onder menschen, die nog wel eens een keer ter kerk gaan, maar die met hun hart intusschen naar 's Heeren woord niet luisteren en er niet naar handelen. En de rechtvaardigen moeten we niet zien als menschen, die van de religie enkel en alleen een zaak van het vrome gevoel maken, een zaak van innerlijke streeling zonder meer. Neen, Christe nen, rechtvaardigen zijn we, wanneer wij heel ons leven en alle kanten van dat leven wijden aan de eere Gods. Ons leven in de Verbondsgemeenschap met den Heere moet niet alleen uitkomen in een minuut of wat bidden op een dag, niet alleen in een zoet mediteeren af en toe, niet alleen in een kerkgang, maar wij zullen elke dag van ons bestaan, en met alle kracht, die we bezitten, ieder op de plaats, waar hij gesteld wordt, moe ten arbeiden in dienst van onzen Koning. Wij moeten dan in ons particuliere en in ons ge meenschapsleven, in de kerk, maar ook in onze zaken, thuis maar ook op straat, ook in onze politieke en sociale actie, 's Zondags en in de week, in alle levensverbanden en in alle levens omstandigheden de vruchten van ons geloof toonen in geloofsgehoorzaamheid, en zoo naar de eisch des Verbonds wandelen. En wie zoo leven wil naar Gods Woord, en daarbij zijn vertrouwen zet alleen op de zoen- verdienste van Jezus Christus, die staat onder 's Vaders zorg. Zoo iemand is een rechtvaar dige, die dag en nacht, in voorspoed en tegen spoed, bij blijde gebeurtenissen en in verdrietige omstandigheden, bij vooruitgang in zaken en in een crisisperiode, met z'n eigen leven en dat van z'n gezin, met z'n gezondheid en z'n werk, met z'n brood en bezit, staat en blijft staan onder de trouwe hoede Gods. Hier op aarde is nu altijd de verbondsgehoor- zaamheid van de rechtvaardigen nog maar ge brekkig, en wij moeten iedere dag op de knieën om in berouw voor God te klagen over onze afwijkingen van Zijn weg, en dezelfde man, die zeggen kon „Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij", hij moet ook betuigen „Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt". Maar als wij de oprechte drang in ons bezitten om God te dienen, dan vinden wij in de weg van gebed en dagelijksche bekeering weer een ge opend Vaderhart. En dan blijft 't in ons leven hier wel vallen en opstaan, wel een schijnend licht, waarlangs nog vele schaduwen trekken door onze zonde, maar hebben wij, als door Christus gerechtvaar digden, ook de zekerheid, dat eenmaal ons pad nog oneindig lichter worden zal, als na dit leven, waar alles ten deele is, ten volle de hemelsche heerlijkheid Gods ons verlichten zal en het Lam onze kaars zal zijn. Baarland. GIJSB. LEENE. „BETHESDA." Voor heel Zeeland, Wanneer we hier boven schreven„Voor heel Zeeland" om daarmee aan te geven, dat we in „Bethesda" een stichting zien, die voor geheel Zeeland een zegen wil zijn en waartegen over geheel Christelijk Zeeland een roeping heeft, willen we daarbij niet uit het oog ver liezen, dat die zegen en roeping voor alle deelen van Zeeland niet in dezelfde mate aanwezig zijn. Bij de keuze van een ziekenhuis kan de af stand naar dat ziekenhuis een factor van betee- kenis zijn. En dat vooral met het oog op de mogelijkheid van familiebezoek aan den zieke. Dat bezoek is ongetwijfeld voor den zieke van groote waarde. Daardoor houdt hij contact met hen, die hem 't naast staan, en die meer dan een ander in zijn nood meeleven. Daardoor kunnen zijn gezinsleden hem nog eenigermate vergoeden het gemis van hun meeleven in zijn geestelijke behoeften, dat hij bij verpleging in zijn huis zou gevonden hebben. Wanneer men dus staat voor de keuze, óf „Bethesda", waar men z'n zieke maar een heel enkele maal zou kunnen bezoeken óf een ander ziekenhuis waar men met hem voortdurend con tact kan hebben, kunnen we begrijpen, dat men ook al zou men z'n zieke wel graag in „Bethesda" verpleegd zien toch aan die an dere inrichting de voorkeur geeft. Hierbij moet dan echter al aanstonds opge merkt worden, dat voor een groot deel van Zee land die keuze geen moeilijkheid oplevert, omdat de afstand naar „Bethesda" niet noemenswaar dig grooter is dan naar een ander ziekenhuis. We schreven vroeger reeds, dat voor Wal cheren dit verschil in afstand buitengewone gevallen niet meegerekend niet mee mag tel len. Middelburg of Vlissingen kan maar een verschil maken van enkele kilometers en nu auto en tram ons ten dienste staan, meenen we zeer beslist, dat men verkeerd zou doen, wan neer men vanwege dat kleine verschil, z'n zieke niet naar „Bethesda" zond. Maar ook voor sommige deelen van Zeeland buiten Walcheren kan hetzelfde gelden. Vele plaatsen in Westelijk-Zuid-Beveland liggen niet veel verder van Vlissingen dan van Goes. Van Noord-Beveland zal men over het Kamperland- sche veer vlugger in Vlissingen zijn dan in Goes. Al evenzoo kan men van uit Westelijk- Zeeuwsch-Vlaanderen gemakkelijk Vlissingen bereiken. Voor al die plaatsen kan men dus niet als argument aanvoeren, dat men z'n zieke niet in „Bethesda" kan laten verplegen omdat men zich daardoor het bezoeken van z'n zieke bezwaar lijk, zoo niet onmogelijk zou maken. Voor al die plaatsen geldt o.i. de zegen van en de roeping tegenover „Bethesda" in dezelfde mate als voor Walcheren. En wat nu overig Zeeland aangaat, dat in den grooteren afstand naar Vlissingen metter daad een ernstig bezwaar kan zien, meenen we toch, dat allen, die voor een zieke ziekenhuis- verpleging moeten zoeken, wel zullen doen, ja de roeping hebben, om zich ernstig te beraden of ze toch, ondanks die bezwaren, niet zullen besluiten hun zieke naar „Bethesda" te zenden. Verkeerd zou het ons lijken, wanneer men zon der meer, alsof dat natuurlijk van zelf sprak, zonder eenige nadere overweging, z'n zieke zond naar een neutrale inrichting omdat die korter bij zou zijn. Dit is toch zeker wel noodig, dat we de be zwaren tegenover elkaar afwegen. En dan komt het ons voor, dat men dan nog in menig geval, ondanks de bezwaren van den afstand, aan „Bethesda" de voorkeur zal geven. Organisatie. Ook over een organisatie, die het meeleven met „Bethesda" bevordert, willen we nog een enkel woord zeggen. In de plantenwereld zien we, dat vele planten die in zichzelf levensvatbaarheid hebben uitwen- digen steun behoeven om te kunnen tieren. Het zijn al mee van de schoonste bloemen, die aan een stok gebonden zijn om overeind te blijven en hun schoonheid te kunnen toonen. Zoo is voor vele goede zaken een organisatie noodig om ze tot bloei te brengen en in stand te houden. En zoo zal het ook zeer gewenscht zijn, dat allen, die „Bethesda" willen steunen en er aan meewerken, dat die stichting in stand blijve, daarvoor een vorm van organisatie in 't leven roepen. Hier nu kan „Vrederust" ten voorbeeld die nen. In bijna alle plaatsen van Zeeland heeft „Vrederust" haar afdeelingen, die dan plaatse lijk voor die stichting arbeiden. Zoo heeft „Vre derust" een plaats gekregen in 't hart van het Zeeuwsche volk. Zoo'n plaats moet ook „Bethesda" krijgen. Maar dan zal men ook overal zulke plaatselijke afdeelingen moeten oprichten, die daarvoor wer ken, door de menschen op te wekken lid te worden van „Bethesda", of althans begunstiger. Het lidmaatschap kost 2.50. Begunstiger kan men worden al voor 0.50 per jaar. En het bestuur van de Vereeniging, waarvan „Bethesda" uitgaat, heeft hier een voorname taak te vervullen tot bezieling en besturing. Zoo hebben we dan met breede argumentatie de aandacht gevraagd voor „Bethesda", het eenige protestantsch-Christelijke ziekenhuis in Zeeland. We deden dat in de overtuiging, dat we in deze stichting hebben te zien een gave Gods. We zien er Gods hand in, dat de heer en me vrouw Blumde Niet in staat gesteld werden door hun vorstelijke schenking „Bethesda" schuldvrij aan Christelijk Zeeland ter beschikking te stellen, en dat hun harten daartoe werden bereid. Maar daarom zien we het ook als een roeping, om die stichting nu in stand te houden en alzoo het mogelijk te maken, dat onze zieken in een Christelijk Ziekenhuis verpleegd worden. VOOR EEN GOED DOEL. Zaterdag 4 Augustus is de jaarlijks terugkee- rende toogdag voor onze jonge menschen, waar op ze in dichte drommen naar „Korenbloem" fietsen om daar weer bezield te worden tot den arbeid in hun plaatselijke vereenigingen. Blijkens de advertentie in de Kerkbode van de vorige week, hopen daar nu te spreken Mevr. van AlkemadeKwakkelstein over „Enthousi asme" en de heer J. Hollander van 's-Graven- hage over „Trouw". Voor zoover noodig wekken we onze jonge menschen gaarne op daarheen te gaan. Nu kwam het verzoek tot ons een woord van aanbeveling te schrijven voor een andere samen komst, eveneens op Zaterdag 4 Augustus. Het is niet zonder aarzeling, dat we aan dat verzoek voldoen omdat we allereerst hopen, dat de vergadering op „Korenbloem" wel zal slagen en het ongelukkig saamvallen van den datum het niet mogelijk maakt beide samenkomsten te be zoeken. Een mensch kan niet op twee plaatsen tegelijk wezen. Toch willen we dat woord van aanbeveling niet achterwege laten omdat het hier gaat om een goed doel. De zaak is deze, dat het Prov. Comité in Zeeland van de Centrale voor werkloozenzorg een kamp heeft gehad, waar werkloozen aange naam en nuttig werden beziggehouden. Een al leszins voortreffelijk ding in dezen tijd, nu de nood van zoovele jeugdige werkloozen ons zeker ter harte moet gaan. De uitgaven overtroffen echter de inkomsten. Voor het belangrijke te kort moet nu dekking gezocht worden. Dit hoopt men nu te vinden, doordat er Za terdag 4 Augustus, in het duinterrein bij het Pompstation, en wel op het schietterrein te Kou- dekerke, een openlucht-voorstelling zal gegeven worden van Vondels Jefta. Dat begint te drie uur. De entreeprijs is 25 cent. Wanneer we nu opwekken daarheen te gaan is dat niet omdat we voor zulke voorstellingen propaganda zouden willen gaan maken. We doen dat evenmin als dat we voor bazars dat zouden willen doen. Maar de omstandigheden zijn er wel eeiis naar, dat men met een bazar vrede kan nemen, voor een enkele keer, om gelden bijeen te brengen. En zoo is het ook met deze openluchtvoorstelling, nu de bedoeling is daardoor gelden te verkrijgen voor het Comité voor werkloozenzorg. We geven deze opwekking ook niet om tot onze jongelui te zeggen, dat zij nu dit jaar niet naar „Korenbloem" moeten gaan, maar naar de Koudekerksche duinen. We hopen, dat allen, die zich voornamen naar „Korenbloem" te gaan dat plan zullen gestand doen. Maar er zouden er ook kunnen zijn, die dat plan niet gevormd hadden, en tot dezulken, evenals tot ouderen, willen we dan zeggen overweegt, om door een bezoek aan die open-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1