FEUILLETON UIT DE PERS* KENTERING. En wanneer de Gereformeerden in Middel burg en we schrijven hier voor de leden onzer kerken zich afzijdig zouden houden, in de meening, dat het hier op hun meewerking niet aankwam, dan zouden zij zich ten zeerste vergissen. Van de ruim 11.000 Gereformeerden op Walcheren, ressorteeren er 3000 onder Mid delburg, dat is meer dan één vierde deel. Ieder moet dus begrijpen, dat, als een zoo groot deel van de Gereformeerden zich afzijdig zou houden, het niet zou gelukken die stichting in stand te houden. Het één en het ander is dunkt ons meer dan voldoende om ons verzekerd te mogen houden van de trouwe medewerking ook van onze broe ders en zusters in Middelburg. De volgende week hopen we deze artikelen reeks te eindigen met nog een woord voor heel Zeeland en een aanwijzing hoe de propaganda voor „Bethesda" 't best te voeren is. HEIJ. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 7. In Axel. Axel was het centrum van het arbeidsveld van Ds. Van der Meulen in Zeeuwsch Vlaanderen. Van daaruit ging het ook naar Zaamslag en Ter Neuzen, welke drie plaatsen na eenige ja ren met elkander een eigen Dienaar des Woords kregen in Ds. A. G. de Waal. In Juli 1846 werd deze vriendelijke en beminnelijke man, die nog meer door zijn leven dan door zijn prediking, een krachtig getuige van Christus was, aan deze kerken verbonden en mocht daar tot bevordering van den groei der kerken werkzaam zijn. Axel was de moederkerk van waar uit het kerkelijk leven in Zeeuwsch Vlaanderen gevoed werd. Ds. P. de Ree, predikant te Vreesland in Michigan N. Amerika, die met Van der Meulens dochter Maria huwde, deelde nog een en ander uit dien tijd mede, ook uit aanteekeningen van zijn vader Jan de Pree. Zelf was hij nog kind, toen hij in Axel, zijn geboorteplaats, Ds. van der Meulen leerde kennen. In zijn ouderlijk huis verkeerde Ds. van der Meulen zeer veel. 't Was er dikwijls de vergaderplaats der vro men. Hoe was de Ds. in 't land van Axel ge liefd. Jong en oud verlangde naar den Zondag, als ze vernamen Ds. Vermeulen zal a.s. Zondag in Axel, Zaamslag of Ter Neuzen preeken. Zijne catechisanten hingen hem even sterk aan als de ouderen van dagen. Met zooveel warmte, leven digheid en bezieling wist hij uit het Woord van God te onderwijzen en welk een tact had hij om jonge harten te lokken tot den weg der vreeze Gods. Vele jaren is het werk van Van der Meulen in gedachtenis gebleven." In de aanteekeningen van Jan de Pree vinden we nog een en ander vermeld over de omstan digheden, waaronder de bediening des Woords vaak plaats vond. „Het was toen nog in den tijd der vervolging, toen er een wet was, dat er niet meer dan negentien personen bij elkan der mochten komen, of men moest een zware boete betalen. Schipper Steketee van Baarland, later ook naar Amerika vertrokken, bracht Ds. van der Meulen over de Schelde te Axel, maar kwam niet in Ter Neuzen, om onopgemerkt te blijven voor 't oog der politie. De leeraar kwam aan bij den ouderling G. Weijns, een landbou wer, woonachtig tusschen Axel en Ter Neuzen. Het werd spoedig alom bekend gemaakt aan degene, die men kende als begeerig te zijn naar de woorden des levens, zoodat we dien avond met een groote schare bij dien landbouwer ons in zijn huis bevonden en uit den mond des die naars de blijde boodschap des evangelies moch ten vernemen. De tekstwoorden waren „Den armen wordt het evangelie verkondigd". Toen het ongeveer elf uur was, werd er op de deur geklopt, waarop de oude man opstond en naar de deur ging met de vraag, wie daar waren Hem werd geantwoord „de secretaris van Ter Neuzen die door den Burgemeester ge zonden was met twee mannen van 't gerecht om te onderzoeken wat hier gaande was". De oude man, die zelf wethouder was, zeide „Wel hier zijn eenige menschen in mijn huis, maak u niet ongerust. Ik kom morgen vóór den middag wel bij den Burgemeester en zal hem alles daar omtrent wel bekend maken". En daarop sloot hij de deur. Nu was die landbouwer een zeer geacht man en zoo in aanzien bij het volk, dat die drie man nen met hun eigen positie wat verlegen waren en geen verdere moeite deden om het huis bin nen te komen. Zoo wisten ze dus eigenlijk niets aan den Burgemeester te rapporteeren. Deze gaf ze evenwel een geduchte bestraffing, omdat ze niet met geweld het huis binnengedrongen waren. Nu kon er geen wettige aanklacht ge schieden. Wel werd er proces-verbaal opge maakt door den Burgemeester en naar Goes gezonden en verder naar Middelburg de zaak werd nog wel streng onderzocht, maar ze kon den niet zoo tellen, dat ze tot de twintig per sonen kwamen. Wel moesten de beschuldigden een advocaat nemen om hun zaak te bepleiten, dat ze 26 gulden kostte, maar tot veroordeeling kwam het niet." „Eenigen tijd later", zoo verhaalt dezelfde, „kwam Ds. van der Meulen weer naar het land van Axel, om op een rustdag te preeken, in de schuur van Jochem van der Wege, die ook tus schen Axel en Ter Neuzen woonachtig was. Toen kwamen des morgens vroeg van alle kan ten de menschen aan, zoodat die groote schuur al vroeg vol volk was tot boven in de schuur zat het al vol. Om 9 uur beklom Ds. van der Meulen den kansel, een boerenwagen, die daar toe op den dorschvloer was geplaatst. Voorge lezen werd Psalm 92 en 93. Daarna ging hij voor in gebed." Nauwelijks begonnen kwamen er twee gewa pende gerechtsdienaars, die op den wagen toe traden en zeiden tot den prediker„In naam des Konings komen wij u aanzeggen, dat gij voor deze schare niet moogt preeken en bevelen ulieden om uiteen te gaan en deze plaats te ver laten." Daarop gaf Ds. van der Meulen ten ant woord „Gij hebt uw last volbracht, die gij in des Konings naam te brengen hadt. Maar nu moet ik u aanzeggen in den naam van den Ko ning der koningen, dat het mij opgedragen is en ik verplicht ben om hier op dezen dag het evan gelie te verkondigen, aan het volk, dat saamge- komen is. Gijlieden hebt u hierin bezondigd om 't mij te verbieden, doch die u gezonden hebben, hebben grooter zonde". Na dit gezegd te hebben, sprak hij nog een kort woord over „De eilanden zullen naar zijne leer wachten", deed het gebed en preekte over Hosea 2: 18, 19: „En Ik zal u Mij ondertrou wen in gerechtigheid en in gericht en in goeder tierenheid en barmhartigheid. En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof en gij zult den Heere kennen." Het was een genotvolle ure. 't Was of de prediker na dit bezoek met nog meer bezieling sprak dan anders. Ook in den middag en 's avonds preekte hij en God gaf rijken zegen tot vertroosting en bemoediging van zijn volk." Men begreep, dat er nu wel veroordeeling zou volgen en zware boete. De collecte was goed en bedroeg tweehonderd zestig gulden. Broeder de Pree wist nog wel, dat het twintig gulden ver schil was met de boete, maar kon zich niet meer herinneren of ze twintig gulden over hadden, dc.n wel of ze er nog twintig gulden hadden moe ten bijtellen. Dezelfde broeder wist niet aan aan 't eind te komen als hij sprak over de rijke geestelijke ze geningen, die de Heere over zijn volk uitgoot. De trekkende kracht des Vaders werd open baar, om zondaren te trekken uit de macht der duisternis en over te brengen in het Koninkrijk van den Zoon zijner liefde. Zelf deelde hij met zijn huis in dien geestelijken zegen. „Op dien bewusten Zondag", zoo deelde hij mee, „kwam ook mijn geliefde vrouw zeer op gewekt uit de kerk thuis, die al lang treurende haar pad gegaan had vanwege haren verloren staat en dagelijks het aangezicht des Heeren zocht. En zij verklaarde met blijdschap dat ze nu zichzelf kwijt geworden was en zich aan den Heere Jezus had overgegeven voor tijd en eeuwigheid. Sinds heeft ze meestal in dat volle geloofslicht mogen wandelen en in dat volle licht is ze in 1849 gestorven." Vreugdepsalmen als er in zijn huis weerklon ken werden in vele andere woningen gehoord. Het woord werd bevestigd „En zij zullen uit spruiten tusschen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken. Deze zal zeggen „Ik ben des Heeren, en die zal zich noemen met den naam van Jacob, en gene zal met zijn hand schrijven Ik ben des Heeren en zich toenoemen met den naam Israels (Jer. 44:4, 5)." Broeder de Pree eindigt zijn vele herinnerin gen met te zeggen „Het was toen een wonder heerlijke tijd. Het ging zooals in de Handelingen des Apostelen geschreven staat„De gemeenten werden gesticht en ze wandelden in de vreeze des Heeren en de vertroostingen des Heiligen Geestes, en werden vermenigvuldigd" (Hand. 9:31)." F. STAAL Pz. werd de naam van dominé De Cock genoemd en er waren er, die zeiden, vast te zullen gaan luisteren, als dominé De Cock in het dorp ko men zou. Want het was nu wel algemeen bekend, dat, eenmaal uit de gevangenis ontslagen, de afge zette predikant van Ulrum, de verschillende plaatsen bezoeken zou, om er gemeenten te vestigen. „We moesten hem het dorp uitranselen", zeide Jan Fresinga grimmig. „Ik wil best van de partij zijn." „Ik ook, kameraad", merkte Arie op. Hij kreeg een duw van Froukje. „Stil, Arie", zeide zij, „verkoop niet zulk een onzin." „O, ik doe het vast", antwoordde hij. „Als er maar liefhebbers zijn. We zijn wel gek, dat we dat in Uithuizermeeden toelaten." Froukje zuchtte, maar vond het verstandig niet verder door te redeneeren. Dat kon zij des noods beter doen, als zij met Arie alleen was. Hij was nu door alles heen en geheel onder den invloed van Jan Fresinga, die in Marie een bond- genoote had. Want die stond vierkant en heftig tegen haar ouders. Froukje kwam niet veel meer bij de Laukema's. 't Was er zoo ongezellig. Want al hielden Laukema en zijn vrouw zich kalm, Marie was des te heftiger en werd steeds kribbiger. „Wat flauw van Berend, hé, om zóó te keer te gaan", fluisterde Stien Landman haar buur vrouw in. „Hij bederft de heele stemming met zijn kletspraatjes. En Jan meende het niet zoo erg." ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 32. „Gelooft het niet Er is in onze tegenwoordige tijd geen gebrek aan leidslieden Wie werpen zich al niet op, om aan het leven richting en stuur te geven De één weet het al beter dan de ander som migen zeggen u, dat het al heel gemakkelijk is. in dit leven het pad der vreugd en der welvaart en der vooruitgang te vinden. Als ge hen dan maar volgt En niet het minst de jeugd wordt getrokken en gelokt, van velerlei zijde. Met schoonklinkende leuzen wordt ze opgeroepen en het geluk schijnt klaar te liggen, voor het grijpen maar Geen wonder, dat velen in de war raken. Welke kant moeten ze nu uit Wien zullen ze volgen Het komt er duchtig op aan, wel oplettend toe te zien en voorzichtig te zijn in het kiezen van den leidsman. Want het is maar al te waar niet elke leids man is te vertrouwen En dat is geen verschijn sel van deze tijd alleen. Zoo is het reeds altijd geweest. Niemand minder dan onze Heere Jezus Christus zelf heeft daarop al gewezen. Vandaar Zijn ernstig woord, in Mattheüs 24 vers 23 ons opgeteekend „Zoo iemand tot ulieden zal zeg gen Zie, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet Och, een mensch, niet alleen een jong mensch, is zoo spoedig geneigd maar al te gemakkelijk te gelooven, wat hem wordt voorgespiegeld. Want het lijkt vaak zoo mooi In onze dagen is echter het gevaar wel bij zonder groot geworden. Vooral, waar de leids lieden des volks rondgaan met de leuzemet uw godsdienst bemoeien we ons nietDat is iets voor uzelf in de stilte, in de eenzaamheid. Dan kunt ge zoo veel ge wilt aan godsdienst doen Maar achter ons vaandel is ook voor u plaats voor u inzonderheid, omdat ge immers een ernstig mensch wilt zijn En wij voeren u in de begeerde haven Maar kan dat nu wel Is er dan vrede, geluk, heil, welvaart te vinden aan het eind van een weg, waarop Christus eigenlijk niet de Leidsman wezen mag Sinds wanneer is er dan zegen te vinden buiten Christus om Ik bedoel den Christus der Schriften „Gelooft het niet„Want daar zullen val- sche christenen en valsche profeten opstaan Moet niet menig ouder stil in zichzelf denken: och, wat heb ik me ook daardoor laten verlei den Wat is dat vaak mijn gebrek, mijn groote fout geweest Maar moeten we daarom niet des te meer waken, biddend waken met en voor onze kin deren Opdat ook zij niet in die strikken vallen! De mond der waarheid zegt ons, niet te ge looven, nooit te gelooven wat niet in overeen stemming is met het woord van den Christus der Schriften. En daaraan hebben wij en onze kinderen ons te houden. Afwijken daarvan is het volgen van valsche leidslieden. En de waar schuwing daartegen moet beginnen in ons gezin. Aan tafel, in de gesprekken, in het gebed, in woord en daad. Wanneer het gezin en de gezinstoon daarin gaat verflauwen, dan is het einde het verderf. Luister niet naar het zoet gefluit van den voge laar, die zich met uw geloof niet inlaat, die zich met uw godsdienst niet bemoeit, die van Gods Woord zich op een afstand houdt. Gelooft hem nietv En wees als ouder een voorbeeld voor uw kinderen, door steeds dat Woord van uw God op de voorgrond te plaatsen. Als lamp te doen dienen, om alle levensvragen te belichten om vóór te gaan op elke weg. Alleen bij dat licht gaan wij en onze kinderen veilig. Omdat dit het eenige ware licht is, en alle ander licht valsch. Hoe zacht en schoon de kleuren ook mogen schijnen, bij niet-Schriftuurlijk licht zijn al die kleuren valsch Zeg het uw kinderen toch Van W. te W. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. Een eenvoudige broeder, die zich ook reeds spoedig bij de verdrukten gevoegd had, was Ernst Moorthoff. Zeer bescheiden van karakter en zichzelf nimmer op den voorgrond plaatsend, schijnt hij onverzettelijk geweest te zijn, als het zijn geloofsovertuiging gold. Al zeer spoedig sloot hij zich aan bij hen, die de zuivere ver kondiging des Woords boven alles stelden en het duurde dan ook maar kort of hij nam onder „Jan had beter zijn mond kunnen houden", antwoordde Froukje zacht. „En Berend had ge lijk. We moeten die menschen met rust laten. Zij doen geen kwaad." Stien Landman zag verbaasd op. Behoorde Froukje nu ook al tot die lui? 't Was toch wel een rare wereld „Nou", morde zij, „als het zoo blijft hier, ga ik weg. Dan kan je net zoo goed in het gezel schap zitten." „Ben je er wel eens geweest vroeg Froukje, strijdlustig. „Neen." „Nou, wat weet je er dan van ,,'k Heb er wel eens wat van gehoord. Ben jij er soms wel eens geweest „Ik ook niet. Maar 'k weet wel, dat de men schen er maar wat van kletsen. Ze weten er niets van." „Hm. Nou, elk zijn meug. Ha, gelukkig Een grappenmaker, die reeds een enkeling jo lige voordracht had opgedreund, was opgestaan en zeide „Ik weet nog iets moois." Kennelijk was het zijn bedoeling, de plotseling gekomen minder goede stemming te doen ver- keeren in de vroolijkheid van eenige oogenblik- ken terug. En dat lukte hem wonderwel. Want na zijn „voordracht", die overigens niet geheel van schunnigheid ontbloot was, steeg het gelach op en scheen de verbroedering terug te keeren. Alleen Froukje had niet gelachen. Het twist gesprek liet haar niet los. Enkele uitlatingen over de Afgescheidenen, die zij had opgevangen, lie ten haar duidelijk zien, dat de menschen niet de Afgescheidenen een vooraanstaande plaats in. Smaad en spot waren ook zijn deel, maar toch trad hij verschillende malen voor kleine kringen in zijn omgeving op. Zulke kringen wa ren er voor de dagen der Afscheiding zeer veel, vooral in Zeeland. Onze provincie stond om zijn gezelschappen van ouds bekend. De een voudige menschen, die vasthielden aan de oude Gereformeerde belijdenis kwamen dan onder leiding van een „oefenaar" samen. Op den gang van zaken in het kerkelijk leven hadden deze eenvoudige menschen niet den minsten invloed. Deze Ernst Moorthoff treedt als oefenaar pas op den voorgrond nadat hij gebroken had met de Ned. Herv. Kerk. Ds. Budding wilde hem opleiden voor het predikambt en had de kerk van Goes, reeds spoedig een groote gemeente, op dezen broeder Moorthoff attent gemaakt. Van een optreden te Goes door br. Moorthoff is ons echter niets gebleken. Hij zocht het dan ook in kleiner kring. Zeer waarschijnlijk was hij het, die op Zondag 11 Sept. 1836 een gods dienstoefening zou leiden in een „gezelschap" te Koudekerke. Slechts 18 personen waren aanwe zig en de namen waren opgegeven aan het plaat selijk bestuur. Aan de bepalingen der wet (Code Penal, dat hierop zelfs niet de minste betrekking had) was dus voldaan. De Koudekerkenaars waren echter opgehitst en door den veldwachter werd in naam van den Burgemeester proces verbaal opgemaakt, terwijl de aanwezigen met stokslagen, steenworpen en dergelijke begroet werden. Men was daar echter nog niet mee tevreden, want 's avonds werd het huis, waarin vergaderd was, letterlijk vernield. De onruststokers werden niet gestraft, de Af gescheidenen echter wel beboet. Een Afgescheidene werd eenvoudig als min derwaardig beschouwd. Dat zou deze broeder Moorthoff nog nader ondervinden. De edelman Schorer van de Souburger geeft van hem het volgend getuigschrift „Ik ondergeteekende verklaar, dat ik mij ten allen tijde bereid houde om ten aanzien van E. Moorthoff, tuinbaas in mijn dienst de beste ge tuigenis' af te leggen, zoowel ten opzichte van zijn bekwaamheid als van zijn gedrag en dat hij gedurende 14 jaar bij mijn ouders en 6 jaar bij mij is werkzaam geweest en dat de reden van zijn vertrek alleen daarin bestaat, dat hij zich van het kerkbestuur heeft afgescheiden." Zulke staaltjes van optreden tegen de Afge scheidenen, ook in onze provincie, zijn er nog meer. De kerken der Scheiding stonden te midden van heftigen strijd. Veel is er geleden, veel ge worsteld en de haat was groot. Toen door de gemeenten Heinkenszand, 's Heerenhoek en Borssele gezamenlijk een ker- keraad was gekozen, werd dit voor één der ge kozen broeders, een zekere van Loon uit Hein kenszand een moeilijke zaak. Aangezien hij deur waarder was kwam hij vaak in aanraking met de broeders of zusters, die boeten moesten be talen. Hij was het echter geheel met hen in leer en leven eens en om het geloof verloor ook br. van Loon zijn betrekking. Veel is er geleden in die dagen, maar won derlijk was ook vaak de uitkomst, die God gaf. Vlissingen. A. SCHOUT. RADIO-MISBRUIK. Het is al geruimen tijd geleden, dat een broeder mij schriftelijk heeft gevraagd een stukje te schrijven in onze Kerkbode over het misbruiken van de radio. De Radio is een pracht-uitvinding. Wat is het kennen en kunnen van den mensch toch groot, die de krachten, welke God in de natuur heeft gelegd, weet aan te wenden. Het is een wonder in onze oogen. Hoeveel is er in de laatste 40 jaren niet veranderdWat onze ouders niet hebben kunnen droomen, wordt door ons beleefd. Helaas hoe weinig stemmen de uitvindingen tot aanbidding van God, Die hemel en aarde geschapen heeft, uit Wien alle dingen zijn Hoe worden de kostelijkste gaven vaak mis bruikt Neem de Radio. Van onschatbare waarde is zij voor ouden van dagen en zwakken en zieken, die in de week kunnen luisteren naar het zieken- uurtje enz. en 's Zondags een goede preek kun nen hooren. op de hoogte waren. Zij praatten er maar wat op los, wisten heel niet, waarover het ging. En dat wist zij wel. Haar geestelijke strijd nam meer en meer vastere vormen aan. Het was nu reeds zoover maar dat wist niemand, ook vader en moeder niet dat zij op haar zolderkamertje in des dokters woning de handen had gevouwen, om te probeeren te bidden. Maar zij had geen woord kunnen zeggen en was on voldaan in bed gegaan, woelend, den slaap niet kunnende vatten. En dan zaten hier jongelui, die grollen ver kochten op het doen van ernstige menschen Maar neen, zij moest hen niet hard vallen. Nog niet zoo heel lang geleden was zij immers precies zoo En wat was zij nu nog Nu ja, zij piekerde, maar zij kwam geen stap verder. Als Arie nu ook eens O, een steek ging haar door het hart. Arie werd zoo vijandig als wat. Opgestookt door zijn boer. Zooeven had hij haar aangezien en toen hij bemerkte, dat zij niet lachte om de „grap pige" voordracht, was er iets in zijn oog ge komen, dat zij er nog nooit in gezien had Moest, wanneer zij werkelijk in de ruimte kwam, zooals vader en moeder en Wybrand, het dan tot een breuk met Arie komen Be hoefde zij die er voor over te hebben Was dat niet te veel gevergd Maar als Arie vijandig bleef, dan kon dat immers niet anders Neen dat mocht niet van haar gevergd worden. Dan was het veel beter, Arie te be- 65) „Ik zoek geen ruzie, Jannetje. Maar Jan Fre singa moet daarover zijn mond houden." En zich wendend tot dezen „Hoor eens, Jan, wij zullen niet gaan kibbelen. Dat is mijn bedoeling niet. Je weet even goed als ik, dat ik geen Coxiaan ben, al behooren mijn ouders er toe. Ik voel er niet veel voor, al moet ik zeggen, dat ik wel eens in het gezelschap geweest ben. En wat je daar hoort, is niet slecht. Misschien kunnen wij er wel een voorbeeld aan nemen. Maar daar over praten wij nu niet. Alleen, je moet de Coxianen met rust laten, vanavond. Ouders of familieleden van dit gezelschap behooren er toe. Wij mogen niemand kwetsen." „Je kon ook wel een dominé zijn", spotte Jan Fresinga, die niet „bepreekt" wenschte te wor den. „Ik weet trouwens niet eens, waarover je je druk maakt, want ik spotte heelemaal niet. Ik zei alleen, omdat het zoo stil was dominé De Cock gaat voorbij, anders niets." „En wat je dan nog méér zei. En dan de bedoeling, waarmee je het zei. Die hebben we allen wel begrepen. Maar, we twisten er niet meer over. We laten die lui geworden." Dat was evenwel gemakkelijk gezegd. Want de teerling was geworpen. En enkelen begonnen onderling te praten over de kerkelijke beweging, die overal ingang vinden ging en die steeds grooter afmetingen aannam. Herhaaldelijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2