ZEN DINGS RAPPORT.
KERKNIEUWS.
en den drukker op uitnemende wijze zich van
haar taak heeft gekweten.
De hierin opgenomen formulieren komen nu
in de plaats van de oude en verwacht mag wor
den, dat die nu ook in alle kerken zullen wor
den gebruikt.
Naast deze groote kanseluitgave gaf Kok ook
een kleine, die voorzien werd met een voorrede
van Prof. Hoekstra, waarin deze iets meedeelt
over de wijzigingen in de formulieren en iets
breeder handelt over de uitbreiding van den bun
del „Eenige Gezangen".
Zulk een uitgave was ook noodig. Er moet
overeenstemming zijn tusschen het kanselwerk
en de kerkboeken der leden, anders zou het
contact tusschen den voorganger en de gemeente
wel eens kunnen verbroken worden.
Het boekje dat ons werd toegezonden ziet er
in z'n slappen maar stevigen omslag keurig uit.
Formaat ÏOJ^ bij 13^ c.M. De letter kon bij
dat formaat niet groot zijn, maar is duidelijk.
De prijs daarvan bedraagt 50 cent. Het is
zeer gewenscht, dat alle leden zoo spoedig mo
gelijk dit boekje aanschaffen.
Tenzij dan dat ze op andere manier zich hel
pen. Dat is ook mogelijk. De firma Brandt en
Zoon te Amsterdam gaf voor hen, die een mooi
kerkboek hebben en dat graag willen blijven
gebruiken en dan completeeren een kleine uit
gave 93^2 bij 53^2 c.M., die men achterin kan
plakken. Ook deze uitgave zal men wel in den
boekhandel kunnen bestellen.
AL NAUWKEURIGER.
Wat betreft de geschiedenis van de opening
van den Koninklijken grafkelder te Delft, ont
vingen we nog onderstaande bijdrage.
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van de opmerking van Dr.
C. Veltenaar in het vorig nummer van uw blad,
dat de Koninklijke grafkelder te Delft, na 1890
nog eenmaal geopend is geweest, en wel in 1896,
zij het mij vergund er op te wijzen, dat deze
„verbetering" van uw artikel op zichzelf wel
juist, doch nog niet volledig is. Z.Eerw. had im
mers hieraan nog kunnen toevoegen, dat ook
nog op 7 April 1911 de grafkelder geopend is.
Op dien datum vond er n.l. de bijzetting plaats
van het stoffelijke overschot van de op 6-jarigen
leeftijd op 22 December 1806 te Berlijn over
leden en begraven Prinses Wilhelmina Frederika
Louisa Paulina, dochtertje van (den lateren)
Koning Willem I.
Een kort verslag van deze plechtigheid is o.a.
te vinden in „De Zeeuw" van Maandag 10
April 1911.
Hoogachtend,
M. C. DE WITTE.
Met de opname ook van deze historische bij
zonderheid mogen we ons wel vleien nu het vol
maakte in historische volledigheid te hebben be
reikt en zoo nog niet, die dan toch wel zeer
dicht te hebben benaderd.
HEIJ.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
6. De Dominé van Zeeland.
Er was blijdschap in de kleine kerken van
Zeeland, dat ze niet als verweesd zouden moeten
voortleven. Veel gebed was er geweest om lei
ding en vervulling in den dienst van Woord en
Sacrament. En ziet de Heere gedacht aan zijn
verlaten Sion. Hij zond den man Zijns raads in
Ds. C. van der Meulen.
In de vergadering der twaalf gemeenten was
bepaald, dat „ter Goes" de standplaats zou zijn
van den beroepen Leeraar. En zoo vertrok Ds.
van der Meulen van Middelharnis naar Goes
om daar op 13 Juni 1841 zijn intrede te doen.
Wie hem in het ambt bevestigde is mij niet be
kend. Maar zijn intreepreek was over 2 Cor.
4 7 „Wij dragen dezen schat in aarden vaten,
opdat de uitnemendheid der kracht zij uit God
en niet uit ons".
De gemeente van Goes had, nadat Ds. Bud
ding zich van haar afgetrokken had, een locaal
aangekocht, dat gediend had als zeepziederij,
genaamd „de wereld". Daar trad Ds. van der
Meulen op en kwam de schare bijeen om het
Woord des levens te hooren. Onder deze be
hoorden ook mijne grootouders en ouders, die
ik dikwijls met .geestdrift heb hooren spreken
over het rijke, bezielende, vertroostende woord,
dat ze daar mochten hooren.
Ds. W. P. de Jong, oud-Goesenaar, later pre
dikant in Amerika getuigde er van „De Zon
dagen waren dagen van verlustiging. Uit Zuid-
Beveland kwam men van alle zijden om van
de lippen van Ds. van der Meulen het Woord
Gods te hooren, vol ernst en teederheid, kracht
en bezieling en velen werden tot den Heere be
keerd. We leerden hem in die dagen kennen als
een man vol moed en volharding, die beslist
sprak en handelde".
Van uit Goes moest Van der Meulen nu heel
Zeeland gaan bearbeiden. Elke Zondag preekte
hij in een andere gemeente, hier in een schuur,
daar in een huis, elders in 't open veld, naar
dat de gelegenheid was, want kerkgebouwen
hadden die kleine kerken nog niet.
Ds. A. Zwemer, die hem later den naam gaf
van „Apostel van Zeeland", wilde met dien
naam niet aanduiden, dat hij de fundamentlegger
was van die kerken, want dat had een ander
vóór hem gedaan. Ds. Budding had het eerste
reformatorische werk gedaan. Maar Ds. van der
Meulen heeft, toen Budding na het vragen om
vrijheid ze losliet, deze kerken geleid en ge
bouwd, door getrouwe bearbeiding. En onder
zijne hand zijn ze gegroeid. Weldra had iedere
kerk een eigen kerkgebouw. Hij bouwde en be
vestigde de gemeenten en kweekte gezond chris
telijk leven. Want, gevoelsmensch als Budding
was, kweekte deze een ziekelijke richting en
bevorderde de lijdelijkheid. Er was neiging om
het inwendig licht boven het licht des Woords
te verheffen. Eigen bevinding en zielservaring
heette de spraak des Geestes, terwijl de H.
Schrift „een doode letter" werd genoemd. Daar
tegenover stelde Van der Meulen het Woord
Gods. Hij trachtte een zuivere uitlegging dei-
Schriften te geven en zocht de gemeente bij het
Woord God te doen leven, vasthoudend aan
het woord van den psalmdichter „De opening
uwer woorden geeft licht, de eenvoudigen ver
standig makende (Ps. 119:130).
Heerlijke, rijke vrucht werd op dien arbeid
gezien, want allerwege klonk de roem van hen,
die uit den dood waren overgegaan in het leven.
Ze werden aan de kerken door belijdenis toe
gevoegd, zoodat er overal groei en bloei was
en opgewekt geestelijk leven.
Zoo groeide ook het werk. Niet alleen preekte
Van der Meulen in al die kerken des Zondags
of in de week, maar ook catechiseerde hij er
en leidde de kerkeraadsvergaderingen en be
ijverde zich 0111 de kerkeraadsleden te onderwij
zen „hoe men in het Huis Gods moet verkeeren".
Hij moest de vervolging en boete der burgerlijke
overheid verduren, den smaad en de verachting
van het publiek lijden en daarbij dag en nacht
bezig zijn. De druk was zwaar, ook voor de
kerken, maar „hoe meer de kinderen Israels ver
drukt werden, hoe sterker ze vermeerderen en
hoe meer ze wiessen".
Te Goes moest al spoedig de localiteit ver
groot worden en tot „een behoorlijk kerkge
bouw" ingericht. Er was gestadige groei niet
tegenstaande Ds. Budding zich een eigen ge
meente gevormd had. De „Zeeperij" zooals men
't noemde was straks omgebouwd tot „een ge
schikt kerkgebouw", tot vreugde van velen, ter
wijl de woning, die er bij hoorde, „beter be
woonbaar" was gemaakt. Het was wel verre
van wat Goes in later tijd zag verrijzen en nu
mag bezitten, maar het was er toch de onder
bouw van.
Van de gemeenten, die de rijkste vrucht van
den arbeid van Van der Meulen mochten ge
nieten stond zeker Axel wel vooraan. In Axel
was de klank van het zuivere Woord der waar
heid niet vreemd. In 1822 was daar gekomen
Johan Willem Vijgeboom, te Lodbergen in het
graafschap Teklenburg geboren een man, die
met handenarbeid zijn dagelijksch brood zocht
te verdienen. Hij was eerst werkman in een
tabaksfabriek, later tuinman en werkzaam in het
boerenbedrijf, maar noch in het een noch in het
ander ging het hem voorspoedig. Reeds in den
tijd der Fransche overheersching was hij hier
en daar als een getuige der waarheid opgetreden,
tegen de vervalsching van het Evangelie der
genade. „Hij veroordeelde scherp den toestand
der Hervormde Kerk en zeide, „dat op de Haag-
sche Synode, sinds 1816 de kerk van hare fon
damenten was afgestooten, doordien de leeraars
niet meer moesten onderteekenen de formulieren
van eenigheid omdat, maar voor zoo ver zij met
Gods Woord overeenkwamen." Ook hier in
Axel meende hij voor de waarheid te moeten
getuigen en trad hij als „oefenaar" op.
Zekere Jan de Pree, daar te dien tijde woon
achtig, wiens vader met vele anderen zich los
maakte van de Hervormde kerk, deelde er later
volgens aanteekeningen van zijn vader van mee,
„dat Vijgeboom" optrad met een scherpe ver
oordeeling der Haagsche Synode en zuivering
van het kerkelijk leven eischte. 't Klonk als een
conscientiekreet en drong door in de gewetens
der menschen. Velen scheidden zich van het
Hervormd Genootschap af. Ze kwamen des
Zondags bijeen om godsdienstoefeningen te hou
den en vormden allengs eene gemeente onder
den naam van „Herstelde Kerk van Christus".
Ze kwamen daardoor ook in conflict met de
Overheid. Vijgeboom met eenige anderen, wer
den veroordeeld. In 1823 wendde de „Herstelde
Kerk van Christus" zich tot de Tweede Kamer
met een verzoekschrift om vrijheid van gods
dienstoefening, wat afgewezen werd. In 1824
richtte Vijgeboom persoonlijk een adres aan den
Koning waarop geen antwoord kwam, maar men
liet hem eenige jaren met rust. Men vermoedde,
omdat hij toch geen predikant was en men er
geen verdere gevolgen van duchtte.
In 1834 kwam de reformatie door Ds. H. de
Cock en Ds. H. P. Scholte, die om hun strijden
voor de Gereformeerde waarheid en de open
baring van Gereformeerd kerkelijk leven werden
geschorst en vervolgd. Tot die kerkelijke be
weging gevoelde men zich in Axel aangetrokken
en vele aanhangers van Vijgeboom sloten zich
daarbij aan. Deze was intusschen vertrokken,
maar volgde hun voorbeeld. Op onderscheidene
plaatsen is Vijgeboom nog werkzaam geweest
totdat hij ten laatste zich vestigde te Middelburg,
waar hij zeer bevriend was met Jonkh. Mr. W.
Versluys. Daar oefende hij langen tijd op diens
buitenplaats te Domburg en in de omliggende
plaatsen."
Een kleindochter van Vijgeboom woonde vele
jaren te Colijnsplaat en nog wonen er nazaten
van die familie, behoorende tot de Gereformeer
de Kerk.
Zoo vond Ds. van der Meulen in Axel dus
eene gemeente, die al enkele jaren, zelfs vóór
1834 buiten het Hervormd Genootschap had
bestaan, niet door Budding gevormd. Na 't ver
trek van Vijgeboom dreigde echter die gemeente
uiteen te scheuren. Elk begon te doen wat goed
was in zijn eigen oogen. Sommigen keerden te
rug naar de Hervormde Kerk. En ware de
Scheiding van 1834 niet gekomen, dan zou al
licht dit vernieuwd kerkelijk leven zijn wegge
kwijnd. Maar nu wakkerde die reformatorische
beweging tot nieuwen ijver en liefde die kleine
gemeente, op haar eenzamen post aan, om in
gemeenschap met de andere gescheidene broe
ders en zusters voort te strijden. Toch werd het
straks weer worstelen, omdat er geen leidsman
en voorganger was. En juist in den tijd, dat ze
opnieuw dreigde te vervallen, zond de Heere
Ds. van der Meulen, die ze kwam hoeden en
bewaren.
Bezadigd en toch doortastend wist hij spoedig
het kerkelijk leven in goede banen te leiden en
bracht door zijn machtige prediking rijken zegen
tot opbouwing des geloofs. Wel laaide de vij
andschap op, maar hij duchtte den vijand niet.
Hij wist liefde en ijver te wekken voor het
Huis Gods en sprak als Nehemia„Komt en
laat ons Jeruzalems muur bouwen, opdat we
niet meer een versmaadheid zijn" (Neh. 2 17b).
En als men hem zocht af te lokken van den hei
ligen strijd of vrees zocht aan te jagen, was zijn
antwoord„Zou een man als ik vlieden
(Neh. 6 11a).
F. STAAL Pz.
TWEETAL TE
Hazerswoude J. O. Mulder te Hardinxveld.
S. R. Smilde te GeesterenGelselaar.
AANGENOMEN NAAR
MiddelburgA. H. Oussoren
te Ambt-Vollenhove.
Bedum H. Kakes te Maklcum (Fr.).
DrachtenH. Zandbergen te Dwingeloo.
BEDANKT VOOR
ZeistW. H. van der Vegt te Goes.
Nieuwer-Amstel (Noord): J. C. Hagen
te Sprang (N.-Br.).
DokkumH. Kakes te Makkum.
Te Nes op Ameland zal de nieuwe Geref.
hulpkerk en het Christelijk pensionaat in gebruik
worden genomen.
Reeds zeer veel badgasten zijn te Nes aan
gekomen, zoodat de plechtigheid zonder twijfel
druk bezocht zal worden.
Naar wij vernemen zal de voorzitter der Ver-
eeniging, die zoowel hulpkerk als pensionaat
stichtte, de heer A. Scholtens van Groningen,
bij de opening in het nieuwe kerkgebouw een
rede houden.
De heer J. Blum, Theol. Cand. der Geref.
Kerken, woont thans te Amersfoort, Lange
Gracht 23 (Tel. 756) en is o.a. ook gaarne be
schikbaar voor het houden van lezingen over
zijn geboorteland Palestina en allerlei Joodsche
onderwerpen. De heer Blum is Palestijnsche Jood
van origine en langs zeer bijzonderen weg ge
komen tot den kansel der Geref. Kerken in
Nederland.
Ds. J. Krüger nam, na acht en een half
jaar aan de Geref. Kerk van Elburg verbonden
te zijn geweest, afscheid van deze Gemeente.
Als tekst voor de afscheidspredikatie was ge
kozen Hebr. 13:20 en 21. Na de predikatie
werd Ds. Krüger namens Kerkeraad en Ge
meente toegesproken door ouderling J. de Jong
Ds. Bosch van Oldebroek sprak namens de
Classis Harderwijk en de genabuurde kerk van
Oldebroek en ouderling Boeve, van Doornspijk,
namens de genabuurde kerk van Doornspijk, van
welke kerk Ds. Krüger consulent was. In alle
toespraken werd met groote waardeering en
dankbaarheid de arbeid van den scheidenden
leeraar gedacht en hem bij zijn vertrek naar de
Geref. Kerk van Castricum 's Heeren zegen toe
gebeden.
Ds. H. R. Nieborg. f
In den ouderdom van 72 jaar overleed te Ba-
rendrecht, waar hij zich na zijne emeriteering
had gevestigd, Ds. H. R. Nieborg, em. pred. van
de Geref. Kerk te Heerjansdam. De thans ont
slapene werd in 1887 candidaat aan de V. U„
en aanvaardde in 1889 het predikambt te Ex-
morra. Daarna diende hij de kerken van Reeu-
wijk, 1893'97, Witmarsum, 1897'99, Bleis-
wijk, 18991915, Geldermalsen, 1915'19 en
Heerjansdam 1919'29. In laatstgenoemd jaar
werd hem na volbrachten 40-jarigen diensttijd
eervol emeritaat verleend.
II.
Bij Testamentaire beschikking lette men er op, dat die luiden moet
Aan de Gereformeerde Kerk te Middelburg ten behoeve van de
Zending van de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Noord-Brabant en
Limburg.
Bestrijding.
De bestrijding van het Zendingswerk op ons terrein komt vooral
van de zijde der Mohammedanen. Hier en daar zijn prachtige moskee's
gebouwd in elke desa wordt gewerkt aan een Mohammedaansch bede
huis en er is opgewekt leven.
Een tijdschrift „Het Licht", orgaan van de Jong-Islamieten, bevat
een lofrede op den groei van het Mohammedanisme juist in Magelang, dat
wordt genoemd de bloem, die haar geur door heel Indië verspreidt.
De afdeeling houdt cursussen, debating-clubs worden opgericht en kern
groepen gevormd. De leden zijn voor 't grootste deel leerlingen van
Muio's de Mosviba (Middelb. Opleidingsschool voor Inl. Bestuurs
ambtenaren) en enkele meisjes van onze Huishoudschool.
Vooral op de Mosviba hebben de Mohammedanen het oog geves
tigd, wijl van die School komen de a.s. bestuurders des volks.
Vooral de regent van Magelang stimuleert deze Mohammedaansche
propaganda en brengt in praktijk, wat hij van Dr. Bavinck heeft afgezien
n.l. de oprichting van clubjes van 5 tot verbreiding en verdieping van
kennis en geloof.
Mohammed blij ft de groote vijand van Christus en Ds. Merkelijn
gevoelt het zoo goed, dat hij wel ter dege met de opleving in de
Mohammedaansche wereld te rekenen heeft.
Ook in Blondo is er eene fanatieke vijandschap tegen de christenen,
wat wel blijkt uit het schrijven van den Regent, dat christenen niet meer
mogen begraven worden op de Mohammedaansche begraafplaats. Gezien
vroegere ervaringen zal hierin moeten berust. Genoeg om te laten zien,
hoe alles werkt en gist.
„Ende desespereert niet."
Er moge strijd zijn en tegenkanting van de zijde van het Moham
medanisme, de Heere gaf toch rijke zegeningen en dat geeft ook weer
moed tot voortarbeiden. Er is één roep om Evangelieprediking Ds.
Merkelijn kan het alles zelfs niet afdoen en dat moet juist hem wat
kosten. De Heere gaf allerlei zegening, zooals reeds in dit rapport werd
opgemerkt, maar iets mag niet worden voorbijgezien, dat n.l. in het
Noorden van ons Zendingsterrein, 10 K.M. van Parakan, twee Sadra-
chiaansche gemeenten te Batoersari met 25 en te Adigoennoeng met 23
leden zich gesteld hebben onder leiding van de Zending. Hoe onkundig
zij ook zijn, ze zijn begeerig naar onderricht.
De andere Sadrachiaansche gemeenten op ons Zendingsterrein
wachten op het commando van den nieuwen apostel, die gekozen werd
in plaats van den welbekenden Jothan, die Sadrach's opvolger was en
nu werd uitgestooten.
Al deze dingen geven moed en wekken op tot trouwen arbeid en
veel gebed en opofferende liefde op het Zendingsterrein zelf voor allen,
die er in welken dienst ook arbeiden, maar niet te vergeten wordt het
zelfde verwacht van de kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg,
want 's Heeren belofte wekt op niet te wanhopen, daar de Zendings-
arbeid is Zijn werk. Op Zijn bevel heeft het te gebeuren en Hij verlaat
niet, wat Zijn hand begon.
PERSONALIA.
Verlof.
Ds. A. Merkelijn zal, zoo spoedig als het geschikt kan worden,
komen met een half jaar verlof om daarna nog eens zoo de Heere wil
den arbeid in Magelang enkele jaren te hervatten. Zijn Zender schenke
hem het groote voorrecht dit zijn ideaal te zien vervuld.
Dr. Dreckmeier had recht reeds in 1933 te repatrieeren, maar op
verzoek van Zendende Kerk en deputaten is zij zoo vriendelijk geweest
het te willen uitstellen tot 1935. Daarvoor zij haar dank gebracht, wijl
er uit spreekt liefde voor den ontluikenden medischen dienst in Mage
lang. Ds. Merkelijn en Dr. Dreckmeier zijn het er geheel over eens, dat
niet beiden tegelijk met verlof kunnen zijn. Hierin zal dus een overleg
moeten plaats hebben.
Leek het eerst, dat Ds. Merkelijn's gezondheidstoestand niet in orde
was en hij lijden ging aan physieke inzinking, zoodat er zelfs wel eens
is onderhandeld over hulp bij zijn steeds groeienden arbeid, met blijd
schap en dank kan nu bericht volgens de laatste brieven, dat hij zich
weer goed en wel gevoelt en bijna al zijn arbeid weer verrichten kan.
Toch zal een kort verlof hem goed doen.
Ook met Mevrouw Merkelijn gaat het wel, al behoeft het nauwe
lijks neergeschreven, dat haar moederhart wel lijdt onder de afwezigheid
der drie kinderen, die in Holland zijn en het hier steeds wel maken.
Het zal eene weelde zijn voor Ds. en Mevr. Merkelijn, dat hun oudste
zoon in het voorjaar 1934 belijdenis des geloofs deed te 's-Gravenhage.
Dr. Dreckmeier en zuster van de Waal mochten den omvangrijken
en veeleischenden arbeid in den medischen dienst vervullen, te meer,
nu de hospitaaldienst blijkt in eene behoefte te voorzien.
In December 1933 verliet Ds. D. Scheele Middelburg door het
aannemen van het beroep van de Geref. Kerk te Assen. Door zijn
vertrek verloren wij den Praeses van het Zendingscomité van de Geref.
Kerk te Middelburg, tevens voorzitter van de vergaderingen van boven
genoemd Comité met Zendingsdeputaten.
Ook in dit rapport zij hem gebracht een woord van dank voor zijn
werk en leiding.
Voor de Classis Zierikzee kwam Dr. J. van Lonkhuijzen de plaats
innemen van Ds. F. J. van den Ende, die hoe kort ook deputaat
toch zoo duidelijk blijken liet liefde voor den Zendingsdienst.
Op de Generale Synode te Middelburg 1933 is benoemd tot
Generaal-Deputaat der Zending Ds. A. C. Heij, die ook is gedelegeerde
der Zendingsdeputaten. bij de Zendende Kerk. Zoo noodig treedt als
secundus op Ds. A. Scheele.
Quaestor is C. J. Hondius, Vlasmarkt K 145 te Middelburg, die
gaarne alle gaven voor de Zending incasseert en in het bijzonder een
beroep doet op aller liefde voor den Medischen Dienst.
Tot 2e Quaestor is benoemd Ds. A. Scheele.
Zoo genaderd aan het eind van dit Zendingsrapport voor de kerken
in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg betreffende ons Zendingsterrein
kan en moet geëindigd met allen dank neer te leggen voor Hem, Die
is de Zender en Koning, Die nog steeds vervultIk ben met u.
Hij heeft gezegend.
Hij zegene verder
En laat ons werken, terwijl het dag is.
Hij, Die roept, is getrouw. Hij zal het maken
Namens de Zendingsdeputaten,
A. C. HEIJ, Praeses.
A. SCHEELE, Scriba.