ZENDINGSRAPPORT.
FEUILLETON
KENTERING.
Het rapport, dat aan de Part. Synode dit jaar werd uitgebracht,
nemen we in z'n geheel op in de Kerkbode. Het is gewenscht,
dat alle broeders en zusters daarvan kennis nemen.
WelEerw. en Eerw. Heeren en Broeders
Het Zendingsterrein.
Aan de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Noord-Brabant en
Limburg is voor den Zendingsarbeid toegewezen een gedeelte van de
residentie Kedoe en wel de regentschappen Magelang en T'emanggoeng,
groot 2010.90 K.M.2, bewoond door ruim 900.000 menschen. Met deze
cijfers voor oogen is het wel duidelijk, dat de kerken uit de drie Zuidelijke
Provinciën zich gesteld zien voor een grootsche taak en dat er nog maar
een klein gedeelte door den Zendingsarbeid van uit Magelang als cen
trum wordt bestreken.
Bearbeiding.
In Magelang is eene Hollandsche Gereformeerde Kerk, die nog
steeds vacant is en waar Ds. Merkelijn consulentsdiensten verricht. Deze
kerk telde in Augustus 1933 aan belijdende leden 93 en 91 doopleden.
Deze kerk heeft een eigen Zendingstaak sinds 1928 onder de Chineesche
bevolking, voor welken arbeid zij zelf een Chineeschen goeroe bezoldigt.
Met blijdschap mag geconstateerd, dat er nu op het Zendingsterrein
zijn geïnstitueerd 3 inlandsche kerken n.l. te Magelang, die in Ds. Idris
Siswawasana, bevestigd 2 October 1928, haar eigen Javaansche predikant
heeft verder in de tweede plaats Blondo, waarbij nu sinds begin 1934
als derde mag genoemd Djoema, terwijl de verzekering is gegeven, dat
ook Temanggoeng niet lang meer op zich zal wachten laten.
Vaste Zendingsposten zijn er een 10-tal, welke als uitgangspunt
dienen om toegang te verkrijgen tot andere desa's, waarvan 25 thans
geregeld worden bearbeid door 14 Inlandsche helpers en 6 colporteurs,
die Ds. Merkelijn ter zijde staan.
Waar het als bekend mag geacht, dat er op ons Zendingsterrein
500 desa's zijn, is het wel duidelijk, dat de kerken in Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg nog veel arbeid, liefde en gebed wacht.
Groei.
Ds. Merkelijn schrijft weer van groei op het Zendingsterrein.
In 1933 toch werden gedoopt 128 personen, waaronder 13 Chinec-
zenhet aantal leden der gemeente is geklommen van 697 tot 810
het aantal leerlingen op de scholen van 696 tot 798 en door de colpor
tage zijn verkocht in 1932 2609 en in 1933 zelfs 4054 boeken. Alle
getallen wijzen op klimmende lijn.
N.B. Van Magelang zij het aantal scholieren alleen genoemd n.l.
bijna 2000.
Be vier Diensten.
1Hoofddienst.
2. Schooldienst.
3. Colportage-werk.
4. Medische dienst.
1Hoofddienst.
Hier ligt de hoofdarbeid van Ds. Merkelijn, den inlandschen predi
kant Ds. Idris Siswawasana en de verschillende helpers, met wie door
Ds. Merkelijn de preekschets wordt behandeld, die 's Zondags wordt
gebruikt tot verkondiging van het Evangelie van Christus. Verder houdt
Ds. Merkelijn verschillende catechisaties en bijbelbesprekingen bezoekt
de verschillende Zendingsposten en staat steeds gereed te spreken en te
werken op elke plaats, waar maar eenige kans zich opent om het goede
zaad uit te strooien. Bij al dien arbeid ervaart hij wel tegenstand, maar
ook kan hij roemen van vrucht, zooals uit het volgende is te zien.
Op een propaganda-samenkomst. te Tempel was gekomen een
Mohammedaansche goeroe uit Djocja om met Ds. Merkelijn en de
andere broeders te redetwisten over het Evangelie en geloof. In dit debat
heeft de Heere onzen Missionairis kennelijk en krachtig gesterkt, zoodat
zijn woord insloeg en in datzelfde Tempel, waar het in de laatste tijden
alles zoo koud en lauw scheen, mocht hij pas geleden het genoegen
smaken 6 volwassenen te doopen.
Ook in Pring Tali is na zulk een propaganda-samenkomst een kleine
koempoelan geboren, waar Magelang's goeroe leider is.
In Djamblangan is een bloeiend dessa-schooltje, wat evenwel niet
kan gezegd van het gemeentelijk leven aldaar. Er zijn slechts een 7-tal
menschen, die de samenkomsten geregeld bijwonen. Toch mag niet ver
geten de mededeeling, dat naar die samenkomst ook komen 9 Sadrachi-
anen uit eene naburige gemeente.
In Moentilan neemt de koempoelan steeds toe en de goeroe van
Tempel catechiseert er geregeld.
Blondo maakt maatschappelijk een moeilijke tijd door. Het matten-
werk vindt geen aftrek meer, wat in verband staat met de verandering
van smaak. Men wil moderne dessins en duurzame kleuren. Om te
scheppen een nieuwe bron van inkomsten zijn 2 Javanen opgeleid in de
kunst van het weven. In Blondo zijn vele blinden, die men leeren wil
het lezen in brailleschrift en reeds dit stelt Ds. Merkelijn voor de vraag
ook onderwijs aan blinde Javanen
De geestelijke arbeid te Magelang wordt rijk gezegend, waarbij nog
komt, dat door hen, die hersteld het hospitaal hebben verlaten, ook weer
contact verkregen wordt met desa's, die nog steeds ontoegankelijk bleken
voor het Evangelie. Sinds de opening van het hospitaal deden 3 van het
verplegend personeel belijdenis 4 werden gedoopt evenzoo een ge
huwd paar met 3 kinderen enkele vrouwen in het hospitaal in kennis
gekomen met het Evangelie, hebben den Doop verzocht en 4 leerling
verplegers bereiden zich voor tot belijdenis. De goeroe-indjil Soemardjo
is voor dezen arbeid de rechte man.
De Javaansche kerk in Magelang ging ook in 1933 weer goed voor
uit en de band tusschen gemeente en predikant is hecht.
De arbeid onder de Chineezen gaat geregeld voort en de opkomst
in het nieuwe kerkje is te roemen. Het aantal bezoekers stijgt. Eigen
aardig dat daarbij ook zijn Chineesche Sadrachianen. Waar de Chi
neesche goeroe niet genoegzaam is onderlegd in het Maleisch houdt br.
Jansz de catechisatie in het Maleisch. De Chineezen vroegen reeds
institueering.
De arbeid onder de Chineezen te Parakan mag goed genoemd,
maar in Temanggoeng wil het niet recht.
De Javaansche kerk zorgt ook voor den arbeid te Glagahombo.
In Parakan wordt goed gewerkt en doet zich de behoefte gevoelen
aan een kerkgebouw. De wachtkamer in het hospitaal zit steeds mudvol,
waarbij nog komt, dat anders zoo belangstellende Chineezen, beslist
weigeren koempoelan te houden in een ziekenhuis, dat hun inziens voor
zieken alleen is.
De Javaansche gemeente in Parakan voelde zich gedrongen een
smeekbede te laten uitgaan tot de kerken in Zeeland, Noord-Brabant
en Limburg och helpt ons aan een kerkje.
In Ngadiredjo treft de opgewektheid en bezieling.
Over Djoema en Pingit kan hier verder gezwegen.
Zoo is aan de hand van het verslag van Ds. Merkelijn gegeven
een zeer kort overzicht op wat betrekking heeft op den hoofddienst.
2. Schooldienst,
Hierover ditmaal zeer kort (zie Handelingen van 1933). Zooals
reeds is medegedeeld steeg het aantal leerlingen aanmerkelijk. De groote
moeilijkheid is, dat de regeering de subsidies voor de scholen verminderde
van 9000.tot 6000.en ook dat de gedachte „door de school
voor de school" in onze 3 Zuidelijke Provinciën nog geen genoegzame
doorwerking vinden kan.
Slechts van enkele hoofden en onderwijzers is er voor deze zaak
medewerking. Niet worde vergeten, dat juist ook voor onzen School
dienst geldt houdt, wat gij hebt.
3. Colportage-werk.
Hierin zijn 6 colporteurs werkzaam, waarvan een Chinees. De
ijverige Moenawar uit een desa op de helling van de Merbaboe is in
volle zekerheid des geloofs ontslapen. Zijn heengaan is een groot verlies.
De colportage-boekhandel maakt een moeilijke tijd door; de inkomsten
dalen en als straks de leermiddelen voor de scholen zullen moeten betrok
ken van het Gouvernement bestaat groote kans, dat deze arbeid zal moeten
gestaakt. Verkocht zijn 4054 boeken en verder gratis verspreid 6000
Mardi-Rahardjo 750 Penaboer 200 Kinderbladen alles per maand
en dan nog 2500 wandkalenders.
Wie zal den zegen schatten van dit stille werk
4. Medische Dienst.
Over den Medischen Dienst kan veel goeds vermeld. Deze dienst
functioneert nu 2 jaar. Dr. Dreckmeier en zuster van der Waal konden
met opgewektheid en niet zonder zegen hun arbeid vervullen.
Het inlandsch personeel krijgt meer verantwoordelijkheidsbesef en
onze directrice is dankbaar, dat zich geen ernstige moeilijkheden voor
deden.
De zuster, die door Dr. Dreckmeier tijdelijk was in dienst genomen
wegens de grootere toeloop van klasse-patienten is na 3 maanden weer
vertrokken, omdat er niet langer voldoende werk was, wat zijn oorazak
vond in de komst van een nieuwen chirurg in Magelang.
Bij den Prov. Raad is een verzoek om subsidie voor het Hospitaal
gedaan en wel met goed gevolg. Van het ziekenhuis wordt veel gebruik
gemaakt, zoodat het steeds tot zijn maximum is gevuld, zelfs moesten
soms patiënten worden geweigerd.
Door de krachtige verdediging van de afgevaardigden der Chr.
Staatk. Partij is trots het voorstel van B. en W. ook voor dit jaar weer
de subsidie van 2000.gehandhaafd. De exploitatie-rekening over
1933 laat zien een klein tekort 424.Aanvankelijk belooft dit jaar
betere afloop, waartoe vooral meewerkt de opening van het nieuwe
paviljoen voor klasse-verpleging. Voor 2 mantri-verplegers is een huis
gebouwd. De salarissen zijn beduidend verminderd. Dr. Dreckmeier
vraagt van de kerk weer dezelfde som als verleden jaar. Hooger durft
zij niet gaan, hoewel zij veel meer zou kunnen gebruiken en ook noodig
heeft. De geestelijke vrucht der verpleging is blijvende belangstelling en
zelfs zijn 2 vrouwelijke verpleegden in het ziekenhuis gedoopt.
Werlce ook deze dienst onder 's Heeren zegen mede tot de komst
om Gods Koninkrijk en worde ook verder Dr. Dreckmeier en zuster
van der Waal tot rijken zegen voor velen gesteld.
5. Andere Arbeid.
Vermeldingswaardig is ook, dat er in Magelang zijn kringen voor
Handwerken van Chineesche en Javaansche dames, die samenkomen in
de pastorie waarbij Mevrouw Merkelijn de leiding heeft, wat alles ook
weer de Evangelisatie ten goede komt.
Met vriendelijke waardeering zij ook hier iets gememoreerd in ver
band met het Linnenkast-Comité, dat weer veel arbeid voor onze hos
pitalen deed.
Het Comité ontving in het boekjaar 19321933 in totaal 961.82^
en gaf uit 918.99, zoodat er een saldo was van 42.83J^.
Ook heeft Mevrouw Heij nog ingezameld voor het Kerstfeest te
Parakan en Blondo 89.41.
Zeer wordt deze arbeid door Zendende kerk-deputaten aanbevolen.
Gekomen aan het eind der beschrijving der finantiën is het eene
behoefte een vriendelijk woord van dank over te brengen aan allen, die
gezorgd hebben voor het finantieel beheer hier in het land en ook in
Indië en wel in het bijzonder is daarin te loven Dr. Dreckmeier voor
de keurige wijze van administratie door haar gevoerd, waardoor het
overzicht direct gemakkelijk is. Het is tip top in orde.
De hoop zij uitgesproken, dat alle broeders en zusters ook in het
administratieve werk onzer Zending verder worden gesterkt om het
met blijdschap te doen.
(Wordt vervolgd)
63)
„Met Wybrand is het in orde, hé
„Godlofja. Hoe een mensch zich kan ver
gissen. We vonden hern altijd veel onverschilliger
dan Froukje en nu openbaart hij zich zoo heer
lijk."
„Heeft hij met zijn boer geen moeilijkheden?"
„Tot nu nog niet. Ik sprak er met hem over,
voornamelijk om hem eens te polsen. Maar hij
staat sterk. Als ik daarom mijn congé krijg, zei
hij, dan zal God mij wel ander werk geven. De
Heere heeft kennelijk in hem gewerkt. Zoo gauw
wij een gemeente hebben, wil hij belijdenis van
zijn geloof afleggen."
,,'t Is een groot voorrecht, Bazuin. En als je
dochter nu ook in het goede spoor komt."
„Daar zit meer aan vast, Schoonoort."
De Uithuizer begréép.
„Ja, ja, ik weet het. Zij staat op punt van
trouwen. En Arie Vreede is vijandig, 't Is inder
daad moeilijk voor het kind. Doch draag haar
den Heere op, mijn vriend. Wij kunnen wel
praten en wenschen en vermoedens uitspreken,
de Heere is machtig om ook hier een effen pad
te banen."
Zij troffen Wolfcers thuis. Hij deelde mede,
dat streng op de broeders en zusters werd gelet.
Om niet weer een boete of, mogelijk wel, ge
vangenisstraf te krijgen was er besloten, voor-
loopig niet met allen tegelijk bij elkaar te ko
men. Op vaste avonden kwamen er drie of vier
onopvallend bijeen. Dominé De Cock had dien
raad gegeven. Wanneer hij uit de gevangenis
was zou hij dan verder zien. Want op den duur
kon het zóó niet blijven. Zij hadden zich ge
constitueerd als gemeente van Christus en moes
ten zich aldus openbaren.
Dat de koop van het huis in Ulrum niet door
ging was natuurlijk nieuws voor Wolters.
„Dominé moet niet in Ulrum blijven. Hij be
hoort nu ons allen toe. Het beste is, dat hij te
Groningen wonen komt. Dan kan hij van hier
de dorpen in Groningen en Drente bezoeken.
Hier is wel de kleinste gemeente, maar de stad
is een mooi middelpunt."
„Je pleit aardig", glimlachte Schoonoort. „Er
is een advocaat in je verloren gegaan."
„Is het niet juist wat ik zeg Ik maak mij
sterk, dat dominé er ook zoo over denkt."
„Om de waarheid te zeggen, ja", beaamde
Bazuin. „In den jongsten tegenslag in Ulrum ziet
dominé een aanwijzing, dat hij Ulrum verlaten
moet. Het zal hem niet gemakkelijk vallen na
alles, wat er doorgemaakt is. En in Ulrum zal
de teleurstelling groot zijn. Maar 't zal wel niet
anders kunnen. Ik geloof, dat dominé druk bezig
is, zich met dat denkbeeld te verzoenen."
„Hij zal het als den weg Gods zien", meende
Schoonoort. „En dan, wij weten het, gehoor
zaamt dominé De Cock. Zijn geheele strijd der
laatste jaren was niet dan gehoorzaamheid aan
God en Zijn ons dierbaar Woord."
Zij hadden nog veel langer kunnen spreken,
want de harten waren vol. Maar 't werd tijd,
om Uithuizen en Uithuizermeeden op te zoeken.
Alleen informeerde Schoonoort nog even naar
de vrouw van den predikant, die de vorige week,
na haar bezoek aan de gevangenis, bij Wolters
gegeten had.
„Zij wordt door den Heere kennelijk gesterkt
en draagt haar lot moedig en vol geloofsvertrou
wen. De beproevingen worden haar overigens
niet gespaard. Er op rekenend, dat de pastorie
haar spoedig ontzegd zal worden, was zij zoo
verheugd, een woning te zullen verkrijgen. En
nu dit weer."
,,'t Zal de weg zijn", dacht Bazuin. „We be
grijpen vaak Gods wegen niet. Later zien wij
Zijn wijsheid. Maar zou je heusch denken, dat
het kerkbestuur de juffrouw uit de pastorie jaagt?
Men kan haar er toch wel laten, tot dominé
terugkeert Het huis staat immers nog maanden
leeg
„Hebben wij met het kerkbestuur nu nog niet
voldoende ervaring vroeg Wolters. „Relcen
niet op die goedgunstigheid. Hoe meer men do
miné en zijn vrouw kan plagen, hoe liever men
het doet. Let er op eensklaps vernemen wij, dat
de juffrouw de pastorie moet verlaten. Dat het
bar winter is, kan ook al niet schelen. Wél zegt
de Schrift, dat de barmhartigheden der godde-
loozen wreed zijn."
De voorspelling werd bewaarheid.
De eerstvolgende weken vernam Bazuin, die
het dorp niet verliet, geen enkele bizonderheid.
Want ook Schoonoort verscheen niet.
Alles en allen wachtten op den terugkeer van
dominé uit de gevangenis. Zijn tijd verstreek nu
snel.
EEN BRIEF AAN DE CHR. GEREF. KERK.
De Synode besloot ook, dat naast het alge-
meene woord, dat zich zou richten tot de heele
Geref. gezindheid, nog een bijzonder schrijven
zou gezonden worden aan de Synode van de
Chr. Geref. Kerk, waarin, in aansluiting aan de
„Acte van A.fscheiding en wederkeering", haar
zou gevraagd worden, ons te willen melden of
zij bereid is met ons saam te spreken over wat
ons verdeelt en over de wijze, waarop de door
God geëischte kerkelijke eenheid zou kunnen
verkregen worden.
Dit schrijven is ook verzonden. Het is na
tuurlijk niet gepubliceerd, omdat het een spe
ciaal adres heeft. En het zou niet goed zijn ge
weest het te publiceeren vóór de Synode der
Chr. Geref. Kerk er kennis van had kunnen
nemen.
We mogen vertrouwen, gezien de saamstelling
der commissie, dat het ten volle het gevoelen
der Synode onzer kerken zal vertolken en wach
ten nu met belangstelling het antwoord der Sy
node der Chr. Geref. Kerk af.
GAARNE GEGEVEN.
Van Dr. C. Veltenaar ontvingen we onder
staand schrijven in verband met wat we de
vorige week schreven over de droeve nood
zakelijkheid, dat de Koninklijke grafkelder in
Delft v/eer moest worden ontsloten.
Gaarne geven we aan dat schrijven, dat van
de bijzondere historische nauwkeurigheid van
Dr. Veltenaar getuigt, een plaats.
„De grafkelder te Delft.
In het „Zeeuwsch Kerkblad" van 6 Juli j.l.
komt in het goed gestelde artikel van den Hoofd
redacteur „Nieuwe Rouw" een historische on
juistheid voor, die ik gaarne verbeterd zag.
Ik bedoel deze alinea „De Koninklijke graf
kelder te Delft, die tot aan het begin van dit
jaar 44 jaar was gesloten gebleven moet nu na
4 maanden weer worden ontsloten".
De deuren van den grafkelder, die ontsloten
werden 4 Dec. 1890 bij de bijzetting van Koning
Willem III, werden nog eenmaal ontsloten in
1896. Toen werd aldaar bijgezet het stoffelijk
overblijfsel van Prins Willem George Frederik
van Oranje Nassau, in 1799 te Padua overleden.
Ik deed deze historische bizonderheden, die
nu niet van algemeene bekendheid zijn, mede.
Tholen, 11 Juli '34. Dr. C. VELTENAAR."
De schrijver houde ons ten goede, dat wij
hem nu ook wijzen op een onnauwkeurigheid
zijnerzijds in de naamgeving van ons Blad, dat
niet „Zeeuwsch Kerkblad" maar „Zeeuwsche
Kerkbode" heet.
HEIJ.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
5. 't Begin der ambtelijke bediening.
Zoo werd dus de ambtelijke arbeid in Mid-
delharnis begonnen. Er was geen kerkgebouw
en ook geen pastorie. Het waren samenkomsten
in een woonkamer de gemeente was klein.
In dezelfde omstandigheid verkeerde ook de
gemeente van Rotterdam, en daarbij te zwak
om een eigen Dienaar des Woords te hebben.
Waar dit laatste voor Middelharnis ook waar
was, zocht de gemeente van Rotterdam samen
werking met deze kerk, om samen een predikant
te hebben. Het voorstel tot samenwerking hield
in, dat Ds. van der Meulen te Rotterdam zou
wonen, omdat daar gemakkelijker een woning
te verkrijgen was en dan van daaruit beide ge
meenten, naar overeengekomen regel zou bedie
nen. Te Middelharnis achtte men dit een zeer
gewenschte oplossing en zoo werd Van der
Meulen predikant van Middelharnis en Rotter
dam in December 1839.
Wat was de gemeente te Rotterdam toen ook
nog klein. De vergaderplaats was een kamer van
nauwlijks drie bij vier meter groot. Enkele tien
tallen vergaderden daar tusschen de duizenden
der groote koopstad, hongerend naar het brood
des levens. Maar ook hier werd het woord ver
vuld „Is er een handvol koren in het land, op
de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal
ruischen als de Libanon". Met rijken zegen werd
de arbeid bekroond. Weldra breidde de ge
meente zich zoo uit, dat er naar een ruimere
vergaderplaats moest worden uitgezien, die men
vond in de Hovenierslaan. Spoedig was ook
deze te klein en was er andermaal behoefte aan
grooter plaats van samenkomst.
Ds. A. G. Kuiper schreef er later van in „De
Maar eindelijk dan toch verscheen Schoon
oort weer eens in de schoenmakerij, meedeelend,
dat ook hij dominé De Cock had bezocht. Hij
kon hetzelfde zeggen, wat Bazuin had ervaren
een in de gevangenis en door de gevangenis
bemoedigd man. De tegenstanders hadden ver
moedelijk gedacht, den gehaten predikant aldus
klein te krijgen en de gemeenten zonder herder
te laten, maar zij bereikten precies het tegendeel.
Want dominé De Cock werd niet klein, zoo
als zij dat wenschten. Hij was wel klein voor
God, wetende zich een zondaar, die alleen uit
genade leefde en streed en voor Hem getuigde.
Hij werd juist bemoedigd en er steeds meer van
overtuigd, dat hij den goeden weg had gevolgd.
En de gemeenten zonder herder Nu ja, dat
was tijdelijk. En was de opperste Herder er
niet Zeker, zij hadden geen samenkomsten in
den geordenden weg. Dat kon nog niet. Maar
moesten niet allen getuigen, dat zij, voorzoover
zij samen konden komen zonder te worden ge
stoord, heerlijke bijeenkomsten hadden, waarin
Gods tegenwoordigheid werd gesmaakt
Dat alles had Schoonoort met den gevangen
predikant besproken en die beiden hadden, als
Bazuin toen ook had ervaren, een kwartier ge
had, dat de Uithuizer nooit vergeten zou.
Hij deelde ook mede, dat de pastorie in Ul
rum leeg stond.
Want wat werd verwacht was inderdaad ge
schied. Tegen het eind van Januari was er be
richt van het kerkbestuur gekomen, dat de pas
torie half Februari ontruimd moest zijn.
(Wordt vervolgd)