No. 22
Vrijdag 1 Juni 1934
48e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS*
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIE: Ds. A. C. HEI] TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSt D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. <L ENDE, A B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halljaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
MACHTSBETOONING VAN JEZUS
CHRISTUS.
En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
Hand. 7:60b.
Het werk Gods wordt op aarde altijd door
den satan op de hielen gevolgd. Niet zoodra
werkt op de aarde de Geest Gods, of die Gees-
teswerking prikkelt onmiddellijk tot de actie van
het beest.
Wanneer op den Pinksterdag de Geest neer
daalt in Christus' Kerk, daartoe door den ver
hoogden Christus van den Vader gezonden, dan
is de satan er aanstonds bij, om dat werk te
verstoren en zoo mogelijk te breken. En wan
neer we dan het boek der Handelingen lezen,
dan zien we ons daarin geteekend de geweldige
strijd tusschen den verhoogden Christus, die op de
aarde werkt door Zijn H. Geest eenerzijds en
de duivel met heel zijn helsche bent anderzijds.
En naarmate de Kerk van Christus wordt ge
bouwd neemt de vijandschap feller vormen aan.
Op den Pinksterdag zelf is dat nog niet zoo
merkbaar. Dan is er wel aanstonds de spottende
opmerking ze zijn vol zoeten wijns, maar dan
worden er toch op dien éénen dag omtrent 3000
zielen tot de kerk toegedaan. Dan prijst de kerk
God en dan heeft ze genade bij het gansche
volk en dan doet de Heere dagelijks tot de ge
meente, die zalig worden.
De genezing van den kreupele aan de schoone
poort des tempels wordt aanleiding tot het eer
ste, meer openlijke conflict met de leidslieden
des volks. Dan worden de apostelen scherpelijk
gedreigd, maar daar blijft het dan toch voor-
loopig bij. Want de verhoogde Christus heeft
alle macht, ook op de aarde.
Dan waagt de satan den aanval op een andere
wijze, door in de kerk zelf een Anamiet en
Saffira tot zijn instrumenten te kiezen. Maar
in het oordeel over die beiden wordt de heilig
heid van de kerk door den Geest gehandhaafd,
zóó, dat van de anderen niemand zich bij hen
durfde voegen.
Totdat weer de satanische aanval komt van
buitenaf en het Sanhedrin openlijk in plenaire
zitting moordplannen gaat smeden, welker uit
voering alleen nog maar wordt weerhouden door
vrees voor het volk en het nuchtere, welbere
kende woord van Gamaliel. Maar toch, bij
scherpelijk dreigen alleen blijft het niet meer,
het geeselkoord zet aan die dreiging kracht bij.
Evenwel, de apostelen komen weer vrij, want
de verhoogde Christus heeft alle macht, ook op
de aarde.
Satans macht reikt echter verder dan tot
scherpe woorden en felle geeselslagen tegen de
kerk. In zijn wapenarsenaal tegen de kerk heeft
hij, naast harde woorden en een geeselkoord ook
de dood.
En daarom komt het, tot wat de wereld zou
noemen de tragedie van Stefanus. Zijn verant
woordingsrede, waarvan het slot die deftige,
getabberde mannen zonder sparen ontmaskerd
en ze recht op den man af hun zonden aanzegt,
wordt de vonk in het buskruit van de demoni
sche haat van het Sanhedrin tegen Jezus Christus
en tegen het door Stefanus' dienst tot hen ko
mende getuigenis van den Heiland.
Want op dat ontdekkende woord en nog meer
op het hooren van Stefanus' profetische ambts
bediening aangaande Jezus Christus, den Ge
kruisigde, maar Dien hij nu ziet, staande aan
Gods rechterhand, verliezen ze alle zelfbeheer-
sching en als halve duivels vallen ze op Stefanus
aan en in woest tummelt sleuren ze hem de stads
poort uit en met van hartstochtelijken haat tril
lende handen grijpen ze gretig naar de steenen
en daar suizen die steenen reeds, de een na den
ander en ze beuken en ze kneuzen en ze mis
vormen Stefanus' lichaam en dan kan het einde
niet ver meer zijn.
Mogen we hier nu nog spreken van machts
openbaring van den verhoogden Christus Als
het zóó gaat, hoe moet het dan met de kerk
Overweldigen haar hier niet de poorten van de
hel?
Hoor het den martelaar bidden Heere Jezus,
ontvang mijn geest. En dan nog eenmaal, met
groote stem Heere, reken hun deze zonde niet
toe. En als hij dat gezegd haddan maakte
een zware steen een eind aan zijn lijden Dan
was het pleit voor goed verloren Dan kon er
een zegezang worden gezongen door de hel
Dan was aan de Kerk van Christus een gevoe
lige slag toegebracht
Niets van dat alles. Als hij dat had, ontsliep
hij. Toen sliep hij in als een vermoeid kind aan
moeders borst toen sliep hij in, veilig in Jezus'
armen, veilig aan Jezus' hart.
Stefanus zag den Meester, staande ter rech
terhand Gods, opgerezen in Zijn geweldige mo
gendheid, tot zijn hulp en bijstand gereed. De
Meester wachtte den dienstknecht in de eeuwige
heerlijkheid en de dienstknecht hijgdeamen,
Heere Jezus, ontvang nu mijn Geest. Want
Heere, ik houd het daarvoor, dat het lijden van
dezen tegenwoordigen tijd, hier onder de steenen
regen, niet is te waardeeren tegen de heerlijk
heid, die nu weldra aan mij zal geopenbaard zijn.
Maar in dat rustige inslapen van dezen bloed
getuige, die stierf met een gebed voor zijn vij
anden op de lippen en die in dat alles in der
daad en waarheid zich betoonde een navolger
Gods als een geliefd kind, komt dan toch uit
de machtsbetooning van den verhoogden Chris
tus.
Want in den dood speelt satan zijn hoogste
troef uit tegen Gods knechten, tegen de Kerk
van Christus. Als de dood satan tegen de kerk
niet baat, dan baat hem niets. Hooger dan het
dooden van het lichaam kan satan in zijn woeden
tegen de kerk niet komen.
Maar oneindig veel hooger nog reikt de macht
van den verhoogden Christus aan 's Vaders
rechterhand. Ook die dood ontrukt Hem Zijn
dienstknechten, Zijn Kerk niet. Ook in de hoog
ste nood van den dood houdt Christus Zijn
Kerk in stand en doet Hij Zijn dienstknechten
rustig inslapen, om te ontwaken in Zijn eeuwige
heerlijkheid.
Maar wat zal Christus' Kerk dan vreezen
voor hem, die wel het lichaam dooden kan, maar
daarmee ook aan het einde van zijn woeden is
en die, in plaats van door dien dood de kerk
voor eeuwig in Zijn macht te krijgen, ze juist
voor eeuwig verliest
Wanneer we den Heere Jezus Christus vast
houden in het geloof, wanneer naar Hem onze
ziel in liefde uitgaat, dan kunnen we rustig nu
verder het leven ingaan, want dan weten we
Jezus Christus staat aan Gods rechterhand en
Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde
en niets zal ons rukken uit Zijn hand.
Midden in druk en nood mag Christus' Kerk
omhoog zien in den geopenden hemel, waar Jezus
is opgestaan tot haar hulp en ze kan en mag
het gelooven, dat de poorten der hel haar niet
zullen overweldigen. Want Jezus Christus, haar
verhoogde Koning, Die Zijn Geest in haar mid
den uitzond, Hij vergadert en beschermt Zijn
Kerk in Zijn groote kracht, en hoe ook de satan
tegen die kerk moge woeden, Hij, Jezus Christus,
Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het
naderen van den dood, volkomen uitkomst geven.
Nieuwerkerk Z.M. HEUZEVELDT.
„BETHESDA."
Wanneer we weer iets gaan schrijven over
„Bethesda" doen we dat, gelijk in onze Kerk
bode vanzelf spreekt, van uit onze Gereformeerde
belijdenis en willen we in 't licht van die belij
denis er op wijzen, dat wij voor onze zieken,
die ziekenhuisverpleging behoeven, opname in
„Bethesda" moeten zoeken en niet in het neutrale
Gasthuis te Middelburg en ook niet in het
Roomsche St. Jozefgesticht.
Vooraf willen we er dan op wijzen, dat zich
gevallen laten denken, dat een Gereformeerde
die toch in één van die beide laatste stichtingen
zijn zieke laat opnemen geen blaam treft van
verloochening zijner belijdenis.
Het geval kan zich voordoen, dat iemand in
de onmiddellijke omgeving daarvan een ongeval
overkomt, dat opname in een ziekenhuis nood
zakelijk maakt en dan is het verklaarbaar en
meestal ook verschoonbaar en begrijpelijk dat
zulk een patient of in het Gasthuis te Middel
burg of in St. Jozef wordt binnengedragen ter
verpleging.
Hetzelfde kan zich voordoen, wanneer er bij
een zieke, die thuis verpleegd wordt, onverwacht
een ernstige wending komt in zijn ziekte. Men
heeft daar dan niet op gerekend. Men komt on
verwachts en onvoorbereid voor een beslissing
te staan. En wanneer dan de behandelende ge
neesheer een ander ziekenhuis noemt dan „Bethes
da" is te begrijpen, dat de familie zich naar
diens advies schikt. Over zulk een in haast te
nemen beslissing waarbij men „Bethesda" voor
bijgaat zouden we niemand durven of willen
hard vallen.
En nog wel meerdere van dergelijke bijzondere
gevallen zouden hier te noemen zijn. Maar over
die uitzonderingsgevallen die niet den regel aan
geven, handelen we hier niet.
We denken aan die gevallen waarin men het
al eenigen tijd van te voren ziet aankomen, dat
opname in een ziekenhuis wel eens noodig zou
kunnen zijn. Dan is rustige overweging van de
vraag, in welk ziekenhuis we dan onze zieke
zullen laten opnemen mogelijk.
Ook dan zou zich denken laten, dat we bij rus
tige overweging, tot de conclusie kwamen dat
opname in het Gasthuis te Middelburg of in St.
Jozef de voorkeur verdiende boven „Bethesda".
Dat geval zou zich dan voordoen, wanneer
het een ziektegeval betrof, dat beter in één van
die beide inrichtingen zou kunnen behandeld
worden, dan in „Bethesda", omdat hier de in
strumenten ontbraken, die voor behandeling van
die ziekte onmisbaar zijn.
Of dit geval zich metterdaad zal voordoen
betwijfelen we echter. „Bethesda" is ingericht
naar de laatste eischen des tijds en zoo als
deskundigen verzekeren uitnemend geoutil
leerd. We noemen dit geval dan ook alleen om
te doen uitkomen, dat we niet uit het oog ver
liezen de eisch, die moet gesteld worden, dat
wij gebonden als wij zijn aan de middelen
voor onze zieken het beste moeten zoeken, ook
op medisch gebied, dat onder ons bereik ligt.
En als dat beste ons nopen zou „Bethesda"
voorbij te gaan zou dat niet alleen geoorloofd
zijn, maar zelfs plichtmatig zijn te achten.
Maar nog eens, we meenen dat „Bethesda"
in niet één opzicht bij één van die andere zie
kenhuizen achterstaat.
Met opzet schreven we hierboven over het
mogelijk ontbreken van instrumenten in „Bethes
da". Wat toch betreft de behandeling door een
dokter bestaat er geen verschil, omdat alle dok
toren hun patiënten kunnen behandelen evengoed
in „Bethesda" als elders. En waarom zou een
dokter, die toch het heil van z'n patient
zoekt - er bezwaar tegen maken hem in „Be
thesda" te behandelen Waarom zou hij z'n pa
tient, die aan „Bethesda" de voorkeur geeft,
daarin niet terwille zijn
We laten dus de uitzonderingen ter zijde en
behandelen de vraag, aan welk ziekenhuis we de
voorkeur moeten geven, wanneer er, wat de
medische behandeling betreft, geen verschil is
en wanneer we van te voren rustig kunnen over
wegen in welk ziekenhuis we onze zieken, zoo
die opname noodig wordt, zullen laten verplegen.
Die rustige overweging moet er dan toe lei
den, dat wij, als Gereformeerde menschen, tot
de conclusie komen, dat onze zieken in „Bethes
da" behooren.
Voor een rustig overwogen oordeel kunnen
toch niet blijven bestaan de verontschuldigingen,
die men wel aanvoert voor een laten verplegen
van z'n zieke in het Gasthuis te Middelburg of
St. Jozef te Vlissingen.
Naar men zegt zijn er die dat daarmee ver
klaren en verontschuldigen, dat zij daar zelf ook
al eens behandeld zijn, of familie van hen, en
dat ze daar goed behandeld werden en dus niet
veranderen willen.
In die verklaring zit iets sympathieks, n.l. de
waardeering voor een goede behandeling. En
omdat waardeering wel eens ontbreekt, willen
we die waardeering niet miskennen maar er alle
hulde aan brengen.
Maar er zijn toch ook andere, niet minder
waardevolle, dingen waarmee te rekenen valt.
Laat ons maar denken aan onze Christelijke
Scholen. Velen van de ouderen hebben gegaan
op een neutrale openbare school. En met waar
deering kunnen ze aan het daar genoten onder
wijs terug denken. Maar mocht die waardeering
er hen van terughouden Christelijke Scholen op
te richten en hun kinderen daarheen te zenden
Natuurlijk nietHier hebben we een zaak, waar
over onder ons volkomen zekerheid bestaat. We
zijn overtuigd, dat Gereformeerde ouders, die
nalieten, toen dit mogelijk werd, een Christelijke
School op te richten, daarmee hun heilige roe
ping verzaakten. Maar ze hebben die verstaan
en zulke scholen opgericht.
Maar dan moet ons toch duidelijk zijn dat
als we nu de gelegenheid kregen, zieken te
doen verplegen in een Protestantsch Christelijk
ziekenhuis, onze roeping is ze daarheen te bren
gen.
En uit dat oogpunt moeten ook andere be
zwaren worden bezien. Zoo het bezwaar, dat
„Bethesda" wat duurder is zoo het bezwaar
bij anderen, dat het Gasthuis te Middelburg voor
hen veel korter bij is, dan „Bethesda", en men
z'n zieken in Middelburg gemakkelijker kan be
zoeken en dan geen extra onkosten heeft.
Zoo ook de overweging, dat de geestelijke
verzorging in die stichtingen toch ook mogelijk
is en het dus niet noodig zou zijn aan „Bethes
da" de voorkeur te geven.
Over die bezwaren en die redeneering echter
D.V. een volgend maal.
BENAUWENDE LECTUUR.
„Stemmen des tijds" gaf een jeugdnummer.
Het werd een lijvig boekdeel van 250 bladzijden.
Wel wat groot als men, om er kennis van te
nemen niet meer tijd heeft dan de week van
een leesgezelschap en daarnaast ook nog z'n
andere werk heeft.
Om de belangrijke onderwerpen, die daarin
op degelijke wijze behandeld worden, hebben we
ons echter beijverd om althans het grootste deel
te lezen en hier en daar te herlezen. En dan
was onze slotsom benauwende lectuur.
Wat Dr. Tazelaar in z'n artikel„De jeugd
in de literatuur" en dan nog heel sober
meedeelt uit de literatuur, die vooral onder de
jonge menschen gelezen wordt, en wat Dr. van
der Spek schrijft over „De verhouding tusschen
jongens en meisjes" en wat hij daarvan in zijn
artspractijk te weten kwam, doet kennis maken
met ontstellende dingen.
En als de kennis der ellende nu maar leidde
tot het zoeken van de verlossing, dan zou er
nog een lichtend perspectief zijn. Maar van een
bewandelen van de wegen, die tot verlossing
kunnen leiden, en die hier ook worden aange
wezen, is nog niet veel te bemerken.
Volkomen juist is wat Dr. van der Spek op
merkt, dat bij de aantrekkingskracht tusschen
de beide sexen de afstootende schaamteponente
moet dienen tot het in acht nemen van de juiste
grens en dat de v/erking van het schaamtegevoel
voor een groot deel wordt bepaald door de
sfeer, waarin we leven.
Maar hoe ongunstig is in menigen kring die
sfeer. En wanneer nog in kleine kring die sfeer
goed te noemen is, in wat ongunstige en demora-
liseerende sfeer worden dan de jonge menschen
geplaatst, wanneer ze daarbuiten komen. Nau
welijks begint de zomertijd weer aan te breken
of de schaamteloosheid begint weer hoogtij te
vieren.
En daarmee staat het nu soortgelijk als met
de ellende op oeconomisch terrein. Het ontbreekt
daar niet aan verstandigen, die de oorzaken bloot
leggen van de ellende en den weg wijzen om
uit die ellende te geraken. Maar de volkeren
hooren niet. In stede van toenadering te zoeken
gaan ze hun legers en vloten versterken.
Zoo is het ook hier. Alle waarschuwing tegen
de toenemende schaamteloosheid en alle roepen
om verbetering is tevergeefs draagt althans tot
nu toe weinig vrucht.
Des te meer zal het dan noodig zijn dat men
in onzen eigen kring doe wat men kan om de
jeugd te bewaren voor de verleiding en haar
leere wandelen in den weg van de vreeze des
Heeren.
HEIJ.
C. H. SPURGEON.
De uitgever J. N. Voorhoeve, den Haag, zond
toe een boek geschreven door den bekenden pre
dikant van de Geref. Kerk te 's-Gravenhage Ds.
A. G. Barkey Wolf over „C. H. Spurgeon en zijn
boodschap aan ons".
De band is gebonden in eenvoudig zwart en
het geheel is omvat door een zilverigen omslag,
waarop een portret van Ds. Spurgeon, dat hem
als spreker voorstelt.
Het uitwendige van het boek lokt reeds aan
en de prijs is niet hoog n.l. in mooi artistieken
band 3.25.
De uitgever verzocht eene aankondiging ook
in Zeeland, omdat juist in onze streken vroeger
althans verschillende werken en preeken van
Spurgeon grif werden verkocht en gelezen, wat
ook waar is en in menig gezin waren zijne ge
schriften welkom, wat ook ik me nog zeer goed
herinner en „Jan Ploeger" met en zonder plaat
jes gaf op regendagen wel eens een uurtje van
genot en leering.
Zeker was menige Zeeuw het niet eens met
alles, wat door Spurgeon is geschreven en zijn
doopsbeschouwing hoorden we nooit verdedigen;
evenmin als dat zijne preeken weergaven echte
bediening van het Woord Gods, omdat bij hem
de text dikwijls niet veel meer dan een motto
was.
Dit alles neemt niet weg, dat het werk van
Ds. Barkey Wolf met belangstelling is ter hand