No* 21 Vrijdag 25 Mei 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEI] TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ÉÉN BRON EN VELE FONTEINEN. ,,En op den laatsten dag, zijnde de groote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende Zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des levenden waters zullen uit zijnen buik vloeien. Johannes VII37/38. In Jeruzalem was dankweek voor den oogst. In de laatste helft van October, waarschijnlijk van 't jaar 28. Het was 't uur van het morgen brandoffer op den laatsten dag van het feest. Een der priesters daalde den tempelberg af naar de bron Siloah. Daar vulde hij de gouden waterkruik, die hij met zich droeg en klom ver volgens den berg weer op. Zoodra hij den tem pelvoorhof betrad weerklonk het bazuingeschal der andere priesters om hem te begroeten. Om stuwd door de feestgangers droeg hij de kruik naar het brandofferaltaar, waar de hoogepriester ze van hem overnam. En terwijl deze het water uit de kruik lang zaam vermengde met den wijn der drankoffers en het Levietenkoor inzette met psalmgezang, knielde de schare neer tot gebed. Reeds eenigen tijd had de Heere Jezus, zwij gend, de handeling gevolgd. Onopgemerkt. Maar dan ineens was Hij zichtbaar voor heel de me nigte. Hij stond op een verhevenheid en riep, met sterke stemverheffingZoo iemand dorst heeft, die kome tot Mij en drinke Aldus openbaarde de Heere Jezus Zich op dien dag aan Zijn volk als de Messias, de be loofde Bron van het levende water. „Zoo iemand dorst heeft." De Heere spreekt hier van een bepaalden dorst, want Hij knoopt aan bij de zinnebeeldige handeling van de waterplenging. In deze ceremonie op 't oogstfeest lag wel uitgebeeld het uitgieten van regen door den Heere in verband met de zaaitijd van het win terkoren, die dan weer spoedig aanstaande was. Maar de waterplenging had diepere beteeke- nis tevens. Ze stond in verband met de profe tische voorzeggingen van de wateren des Geestes, die eens uit het Huis des Heeren zouden vloeien (Joël 3:10, Ezech. 47:1 v.v., Zach. 14:8). En daar spreekt de Heere nu van. Indien iemand dorst heeft naar de uitgieting van dat levende water, zoo zegt Hij, die kome tot Mij. Met deze woorden wijst Jezus 't Bondsvolk, dat uitzag naar den Messias, Die de stroomen des Geestes brengen zou op Zichzelf als den Beloofde. Hij zou de stroomen des Geestes uit gieten. Die waren er toen nog niet. Er was nog slechts een dauw des Geestes, die een kleine oase bevochtigde in de wereld woestijn. Slechts de oprechten onder 't kleine volk Is raël werden door de werking des Geestes geleid in de rechte wegen des Heeren. Maar de stroo men van het Geestesleven over alle geslachten konden eerst komen, nadat verzoening gedaan v/as over heel het afkeerige menschenleven uit den onheiligen geest. Nu wees Jezus Zichzelf aan als de Bron, waaruit deze stroomen van verzoend en heilig leven zouden wellen. Want Hij droeg den vloek Gods over het onheilig leven van afgoderij en zelfhandhaving. En nadat Hij dezen vloek Gods voleindigd had, heeft Hij Zichzelf geopenbaard als de Bron van levend water voor allen, die in Hem gelooven, uit alle geslachten, op den Pinksterdag. Daarom, wie dorst heeft naar gemeenschap met den Heere, naar een leven in Zijn wegen van recht en gerechtigheid, van waarheid en liefde, die geloove in Jezus en worde vervuld met Zijn Heiligen Geest. Wie dorst heeft, geloove in Jezus, Die zal vervuld worden. Maar, dorsten naar leven bij den Heere en gelooven in Jezus, dat zijn toch reeds werkingen van den H. Geest Moeten we dan de werking van den H. Geest hebben om vervuld te worden van den Geest Dat is geen tegenstelling. Jezus sprak tot Zijn volk. En Hij geeft ons beide de werking en de vervulling van Zijn H. Geest. Den arbeid van Zijn liefde legt de Heere aan ons ten koste om ons dorstig te maken naar de levende wateren. Met Zijn Woord wijst Hij ons gedurig aan de schuld en vervloeking van het leven uit den on heiligen geest, van alle afgoderij, zelfzucht, twee dracht, onreinheid en mammondienst. Opdat we daarop acht geven zouden, gedron gen door onze roeping en belofte, en zoo schul dig worden en dorstende naar Jezus' zoenbloed. Dan wordt onze dorst naar schuldvergeving voor onze onheiligheden gelescht, telkens weer en meer, uit de volheid van Zijn verzoening en gemeenschap. Dan is er vertroosting door den Heiligen Trooster uit de Schriften. Heerlijke spijze van genade, vrede en blijdschap bij den Heere. Drank des levens, de troostbeker der liefde Gods en van Christus. Ware vertroosting uit Gods Woord als we onszelf moeten beschuldigen over de onheilighe den, die tegen onzen wil nog overblevende vertroosting van Jezus' zoenbloed, dat reinigt van alle zonden. Ware vertroosting uit Gods Woord als we ons zwak gevoelen „Leun op Mij, leun sterk". Ware vertroosting als we bedrukt zien op de felle openbaring van den onheiligen geest van afgoderij en zelfzucht in de wereldGod, de Heere, treedt, bij het scherper worden der tegen stelling, uit Zijn laatsten sluier uit tot het eeuwige licht om dat onheilig menschenleven te ontbloo- ten en eeuwig met Zijn kinderen te wonen, te juichen en te glorieeren in vrede, waarheid, ge rechtigheid en liefde Er is meer. „Die in Mij gelooft, stróómen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. Er staat let terlijk uit zijn binnenste. Uit het nieuwe levens beginsel. Wie uit Christus leeft, leeft uit het nieuwe, heilige levensbeginsel, dat niet zondigen kan. Wie uit de Bron Christus leeft wordt zelf ook tot een springende fontein van leven uit den Geest van Christus. Dat kan niet anders. „Wie in Mij gelooft", dat is toch wie, acht gevende op de beschuldiging Gods over alle leven uit den onheiligen geest, dat gevloekte leven leerde haten en belijden, die kan toch niet anders dan begeeren, strijden, bidden om toch voortaan te mogen leven uit den Heiligen Geest in de le venswegen Gods. En die ontvangt „gelijk de Schrift zegt". Dat is de beloftenis van heel 't Oude Testament (Jes. 58: 11). Stróómen des levenden waters zullen in den weg van dat strijden en begeeren uit ons bin nenste vloeien. Levende uit Christus zullen we springende fonteinen zijn van het leven des Gees tes uitgietende geloof, echte liefde, rechtvaar digheid, barmhartigheid. Dat is levend water. Dat geeft levensvervulling, vrijmaking van be dorven levensverhoudingen. We weten er is ook dood water. Het water in een stilstaande poel, dat is dood water, on rein drinkwater. Als dat doode water zijn de werken, die op komen uit den onheiligen geest. Zoo is het bij de afkeerige kinderen des Verbonds. Stroomen van doodswater uit hunnen buik. Wat is er dan gedaan met den beschuldigenden arbeid van Gods Woord om den dorst naar Christus op te wekken Wie afkeerig is, die geve acht op dien arbeid van Gods liefde. Staan we toch over heel de linie van Gods volk naar de doorwerking van het beginsel des Geestes. In waken en bidden. De weg, waarin gewaakt moet worden is de weg van Gods Woord. Dat wijst ons onze on heiligheden aan tot verootmoediging en drinken in gebed uit de Bron Christus. Zóó worden we fonteinen, die stróómen van levend water. Fon teinen, die alléén wellen uit de Bron. Fonteinen, die 't levende water naar alle kan ten uitvloeien. Fonteinen, die 't water ook omhoog stuwen, uit den Heere, daarom vóór den Heere. Zóó strijden we vromelijk en scherp tegen de doodsbeweging uit den onheiligen geest. Dan roepen we Gods rechten uit voor de Heidenen. En voor de afvalligen. Zijn gerechtigheid voor 't sociale leven van arbeid en loon voor re geering en maatschappij. Zoo worden we geleid door den Geest van Christus in ons huisgezin, voor onze kinderen en voor elkander. Zóó vinden we waarachtige vertroosting en blijdschap in den Heere. Sterke rust in onzen God. Zoo zijn we Zijn gunstgenooten, Zijn geliefde kinderen en erfgenamen. Zoo wordt Zijn Naam eere gegeven. Veere. J. v. d. GUCHTE. STANLEY JONES ALS ANTI-MILITAIRIST. In de maand Maart van dit jaar bracht de bekende Amerikaansche Zendingsman Stanley Jones een bezoek aan ons land en werd toen in vele kringen met groote geestdrift ontvangen. De kerken en zalen, waar hij sprak, liepen stampvol. De bladen gaven van zijn spreekbeurten uitvoe rige verslagen. De groote bekendheid, die deze man, door zijn geschriften, in ons land reeds had verworven, deed verlangen met hem persoonlijk kennis te maken en die persoonlijke kennisma king bracht toen velen er toe nog meer dan vroeger hem te roemen als een buitengewone verschijning in de Christenheid een man, naar wiens boodschap als naar die van een profeet moest worden geluisterd. Die nu zijn geschriften kenden wisten wel, dat daarin beweringen voorkomen, waarmee een Gereformeerd mensch, die de H. Schrift aan vaardt als den eenigen regel om geloof en leven, zich niet kan vereenigen. Toch heeft men van die zijde, de bezwaren, die tegen Stanley Jones, op grond daarvan, kun nen en moeten ingebracht worden, niet breed uitgemeten. En we meenen, dat men daar goed aan gedaan heeft. Allicht zou daardoor de in vloed van zijn woord zijn verzocht. En als hij optrad als de prediker van den Christus, en ge hoor vond ook bij menschen, die anders van het Evangelie zich afkeerig betoonen, dan was het zeker wel goed niet de bezwaren op den voor grond te schuiven, maar te accentueeren, waarin we één zijn. Het bestuur van „Kerk en Vrede" oordeelde het echter geoorloofd dezen prediker, wiens naam nu met zekeren eerbied op veler lippen kwam, te gebruiken als motor voor hun anti-oorlog karretje. Triumfeerend roepen ze uit„Weet ge wel, dat die beroemde prediker anti-militairist is Een vlugschrift werd saamgesteld onder den titel „Evangelie en oorlog" en blijkbaar toege zonden aan alle predikanten. En dat vlugschrift moet dan dienen om hen te doen zien, dat ze dwalen, wanneer ze aan de actie van „Kerk en Vrede" niet meedoen, want dat niemand minder dan de groote Stanley Jones het met hen eens is. We vinden dit een misselijk gedoe. Dat wisten we wel dat Stanley Jones, ook op dit punt gelijk op andere punten anders dacht dan wij. Maar waarom zouden we daarop wijzen om zoo zijn reputatie te schaden Want „Kerk en Vrede" schaadt zoo die reputatie zonder dat zij daarmee haar zaak goed zal doen. De argumenten, die al jarenlang tegen de re volutionaire actie van „Kerk en Vrede" op grond van Schrift en belijdenis zijn ingebracht, worden niet ontzenuwd met de bewering „Maar Stanley Jones is het met ons eens". Het wijzen op hem als een medestander van „Kerk en Vrede" doet juist duidelijk zien, dat deze man bij alle waar deering voor zijn prediken van het Evangelie, voor ons geen autoriteit is. Als hij toch op dat punt zoo duidelijk afwijkt van wat we als eisch van Gods Woord hebben, leeren kennen als de roeping der overheid, die haar onderdanen heeft te beschermen, dan gaan velen wantrouwend tegenover hem staan. Dan gaan ze niet zeggen Kerk en Vrede heeft toch gelijk, maar dan moe ten we zeggen Stanley Jones grijpt in elk geval op dat punt mis. En als „Kerk en Vrede" door haar niet fijn gevoeld beroep op Stanley Jones zijn misvatting op dat punt zoo den volke bekend maakt, dan dwingt ze anderen, er op te wijzen, dat er meer van die punten zijn, waarop we afwerend moe ten staan tegenover hem omdat hij aan wat Gods Woord duidelijk leert geen recht doet weder varen en durft te zeggen „dat weet ik niet", op vragen, waarop de Heilige Schrift een on omwonden antwoord geeft. In „Timotheüs" van 31 Maart j.l. vertelt D. K. B. van een persoonlijke ontmoeting met Stan ley Jones. En in dat artikel vonden we dit ver meld. Op een conferentie vroeg iemand hem „Gelooft u, dat iemand, die Christus niet wil aannemen, verloren gaat En het antwoord van Stanley Jones luidde „Ik weet het niet". En ernstig voegde hij er aan toe „Ik hoop, dat ik het nooit zal weten". En nog ernstiger „Ik hoop, dat u het ook nooit zult weten". In dat artikel schrijft D. K. B. dan verder „Wij voelden toen dit is geen ontkenning zon der meer. Hier is een aarzeling bij Stanley Jones, een geestelijke aarzeling, die ook bij dezen op rechte duidelijk sprak uit de wijze, waarop hij zijn antwoord inkleedde. Wij zouden onzen in druk zóó willen formuleerenWij hebben bij Stanley Jones geen ongeloof kunnen vinden. Ook de geloovige Christen toch kan ongeloof met zich omdragen en ongelooftheorieën aanhangen. Maar bij Stanley Jones is dat zoo niet alleen is het geloovig denken bij hem tot weinig ont wikkeling gekomen." Merkwaardig is hier de uitspraak dat het ge loovig denken bij Stanley Jones tot weinig ont wikkeling gekomen is. Voor een prediker van den Christus toch een heel bedenkelijk ding. Dat woord van Stanley Jones klinkt heel anders dan het profetisch vermaan „Zeg den rechtvaardige dat het hem wel zal gaan, zeg den goddelooze, dat het hem kwalijk zal gaan". Heel anders ook dan wat er staat in Joh. 3 36„Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft hem". Volgens een artikel in „Stemmen des Tijds" van Maart j.l. van J. Haantjes, zou Stanley Jones beweren, dat Christus, die de groote vervulling is, ook kwam om te vervullen de waarheid in de Islamietische opvatting van onderwerping door te eischen, dat iedere gedachte gevangen geleid worde tot de gehoorzaamheid aan Chris tus. Van een gevangen leiden van iedere ge dachte tot de gehoorzaamheid aan den Christus der Schriften, blijkt echter uit het bovengenoem de niet veel, eer het tegendeel. Als „Kerk en vrede" dus zegt„Stanley Jones is ook anti-militairist als wij, luister naar de boodschap van dezen groote, en word ook anti- militairist", dan is ons antwoord „Wij willen alleen naar Stanley Jones luisteren, wanneer zijn boodschap in overeenstemming is met Gods Woord. En als wij aan wat hij predikt de maat staf van Gods Woord gaan aanleggen, dan ont dekken we, tot ons leedwezen, dat hij niet het volle woord Gods predikt en dat hij toch niet die getuige van Christus is, dien velen in hem zien". Neen, een leidsman, die op de vele vragen van dezen tijd het antwoord weet te geven, kan Stanley Jones voor ons niet zijn. Daarvoor heb ben we noodig mannen, bij wie het geloovig den ken tot rijpe ontwikkeling gekomen is. Dan gaan we liever ter schole om den naam te noemen van een anderen Zendingsman met wereldrepu tatie bij een Paulus, die door den H. Geest onfeilbaar werd geleid om metterdaad een ge tuige te zijn van Christus. HEIJ. ONDER DE SCHIPPERS. We wandelen de sluis op. In de verte kleurt een zachte avondzon den westelijken hemel. Boven ons drijven groeiende loodgrijze onweers wolken. Rook spiraalt uit de roefjes der schepen. We ontmoeten een schipper op den binnenstei- ger. We maken een praatje. De avond is rustig en weer ontroert ons de blanke weerspiegeling der bootrompen in het zeegroene water. We gaan verder. Net komt een schipper een plank opgestapt. „Wilt U lezen?" We bieden hem een anker blad aan. „Hebt U ook kinderen aan boord voor de Zondagsschool „Voor de Zondagsschool Daar moet ik niets van hebben mijnheer, van die zieltjes-bangmakerij. Je bent bij mij aan het verkeerde adres. Ik zal U dit vertellen ik heb de kracht gehad om het christendom in mijn hart uit te roeien. Jullie ge looven alles maar, bewijzen moet je hebben. Wat de wetenschap heeft geleerd, daar hou ik me aan. Dat waren eerlijke menschen. De aarde 6000 jaar oud Geen sprake van. De wereld die wordt bestuurd door noodzakelijkheid. Alles is noodzakelijk zooals het moet. Neen man, je kunt mij niet meer bang maken."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1