D/aDBRS des woords*
No* 20
Vrijdag 18 Mei 1934
48e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERS t D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. cL ENDE, A. B. W. ML KOK, F* STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
per naitjaar dij vooruitDetanng j
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
Wandelen door den Geest of naar het vleesch
Hand. Ill17.
Op ons Pinksterfeest gedenken we als Kerk
des Heeren, meer in 't bijzonder dan op andere
dagen, wat eeuwen geleden, naar de Schriften,
geschied is te Jeruzalem, op den eersten Pink
sterdag na Jezus' Hemelvaart.
Toen heeft onze Heere Jezus Christus den
levendmakenden Geest, dien Hij, door Zijn vol
doening, van den Vader had verworven voor
heel Zijn gegeven volk, uitgestort in Zijn toen
maals kleine gemeente. Met bijzondere gaven.
Opdat deze gemeente zelf, verzoend met God
door Christus' zoenbloed, bij den Heere leven
zou, geleid en geregeerd door den Geest van
Christus, in de rechten en inzettingen des Heeren.
Maar ook en daar valt de nadruk op
uitgestort met bijzondere gaven, opdat zij, aldus
toegerust, den Christus zou verkondigen.
Door deze verkondiging is Christus' Kerk uit
de beperking van Israël getreden en vergaderd
geworden tot hiertoe uit vele volkeren. Ook
onder ons.
Zoodat wij ook, als Kerk des Heeren, in
Christus verzoend zijnde met God, nu door Zijn
Geest mogen wandelen niet meer naar het
vleesch.
Als geroepen volk des Heeren mogen wij allen,
indien we maar acht geven op 't Woord Gods,
door den Heiligen Geest geleid worden in de
vreeze des Heeren, in den weg van Zijn ordi
nantiën en daarin leven in de gunst des Heeren.
Van deze rijkdom van leven bij den Heere,
die Christus ons verworven heeft, geeft de Ver
hoogde Heiland een teeken in de oprichting van
den lammen man aan de Schoone Poort.
Deze man was lam aan beide voeten. Van
zijn geboorte aan. „Naar 't vleesch" gesproken
kon hij niet anders dan bedelen. Maar dat was
juist zijn zonde, zijn leven uit den onheiligen
geest der wereld, dat hij bedelde. Hij bedelde,
omdat hij geen acht gaf op 't Woord des Heeren.
Want hij was wel als een kreupele geboren,
maar toch als een zoon van het volk des Heeren.
En als zoon van dat volk had hij de belofte
van verzorging van God. In de wet des Heeren
stond dat gebrekkigen en armen mildelijk moes
ten verzorgd worden.
Reeds dit enkele wetswoord gaf dezen man
't recht en de verplichting om de bedelnap te
weigeren, om het bondsvolk aan te klagen en
te vermanen Ik ben toch kreupel bij den Heere,
die 't recht der armen, der verdrukten gelden
doet? Waar is dan mijn brood en mijn water?
Die moeten gewis zijn, die moet gij mij als volk
des Heeren geven.
Maar deze man gaf geen acht op de belofte
en verplichting van Gods Woord en bleef
in de zonde. Totdat, door den dienst des Woords,
gebracht door Petrus en Johannes, zijn zonde
wordt aangewezen. Petrus zegt„Zilver en goud
heb ik niet".
Dat woord was ontdekkend. Want Petrus
en Johannes hadden wèl zilver en goud, de Pink
sterkerk van Christus had veel zilver en goud.
Zóóveel, dat niemand eenig gebrek had.
't Was er wel, maar voor de echte kinderen,
niet voor de afkeerige kinderen. Voor iemand,
die de belofte heeft van verzorging bij den Heere,
maar daar geen acht op slaat en zoo den Heere
den rug toekeert, is 't niet. Dat was de stok des
Woords, die sloeg en ontdekte zijn armoede.
Die tot Christus dreef.
En toen hij tot Christus ging, ontving hij ook.
De Heere heeft voor Zijn Bondsvolk, dat met
Zijn Woord ernst maakt veel meer te missen
dan brood en water, dat schenkt Hij mèt Jezus
Christus alle dingen.
Daarvan is de oprichting van dezen man het
schoone teeken. Hij ontving, tot een teeken van
wat Christus voor Zijn volk, dat in armoede tot
Hem komt, heeft verworven, ineens alles. Hij
werd gezond aan zijn voeten, maar ook wat be
treft Zijn verhouding tot den Heere. Nu dat
is een teeken van wat wij als volk des Heeren
in onzen Borg en Zaligmaker bezitten mogen.
Niet alleen verzoening in Zijn bloed met den
Heere, maar ook het geleid en geregeerd worden
door Zijn Heiligen Geest. Dat we kinderen Gods
zijn mogen. Haters van afgoderij, eigenwilligheid,
vijandschappen, twisten, afgunst, gierigheid, zelf
zucht, ijdele taal en laster.
In ons gansche leven bekwaamt en leidt Hij
ons door Zijn Heiligen Geest. Hij doet ons ook
wakend en biddend strijden om de dagelijksche
doorwerking van dezen Geest.
Zeker, we zijn in zonde ontvangen en geboren,
onbekwaam om bij den Heere te wonen en in
Zijn wegen te wandelen. Maar dan toch, door
Gods genade, als zondaren, met wie de Heere
Zijn Verbond van genade heeft. Die allen de
belofte van genade en levensvernieuwing in
Christus ontvangen hebben. Daar moeten we
dan ook acht op geven en die niet verwerpen.
Niet doen alsof er niets anders opzit dan een
bedelaarsleven in den dienst der zonde.
Want de Heere heeft ons in Christus de
weelde geschonken dat we, in verzoening met
Hem, in den weg van Zijn gunst mogen leven.
Daarom wil de Heere onder Zijn volk geen
wandel naar het vleesch in ongehoorzaamheid,
maar een wonen bij Hem door den Geest. Een
vragen van de rechten des Verbonds
Door welken geest wordt U als leden van het
volk des Heeren geregeerd in Uw heele leven
Door den Geest van Christus of door den
onheiligen geest
Ge zijt toch geen afkeerige kinderen Ge
verwerpt toch de ontvangen en verzegelde be
lofte niet
De Heere is ook getrouw in de bedreiging van
Zijn Verbond.
Niemand moet zeggen, die niet in de vreeze
des Heeren wandeltik ben nu eenmaal zoo, 't
moet me toch ook gegeven worden. Maar die
moet acht geven op 't Woord Gods, dat zijn
diepe schuld en armoede aanwijst pleitend
op de belofte des Geestes. Dan wordt Christus
U in Zijn zoenbloed onmisbaar en dan beginnen
uit Zijn volheid de vruchten des Geestes in U
te groeien.
Als we acht geven op het apostolische Woord
en in Christus zijn, dan mogen we des Heeren
zijn Hem liefhebben door den Geest van
Christus.
Bij Hem wonen, in verzoening.
Staat maken op Zijn eeuwige trouw.
Op Zijn Vaderliefde. Vruchten des Geestes
dragen tot Zijn eere. Zalig zijn in het doen van
Zijn geboden.
Want de Heere houdt woord aan Zijn
knechten.
Dan moeten we ons voor den Heere nog vaak
beschuldigen over werken des vleesches tegen
onze wil. Maar dan mogen we ons daarbij, in
echt berouw, op onzen Heiland beroepen, en
genade ontvangen. En daardoor worden aange
vuurd om steeds meer uit Hem te leven. Laten
we toch van den Heere vragen onze volle maat
van geloof en genade, die Jezus voor ons heeft
gekochtOpdat we wandelen mogen, als echte
kinderen, door Zijn Heiligen Geest.
Leven, zorgen, arbeiden, ziek-zijn en rouw-
dragen bij den Heere, den Almachtigen Vader
van onzen Heere Jezus Christus, dat is zaligheid.
Veere. J. v. d. GUCHTE.
OVER POLEMIEK.
Onder „polemiek" verstaat Dr. Kuyper in zijn
Encyclopaedic het vak, dat handelt over de ge
schillen met wie op gelijken grondslag bouwen,
maar in andere lijn. En dan zegt hij, dat die
geschillen eerst uit den weg moeten geruimd
worden omdat tweeheid van bouwlijn bij een
heid van grondslag eigen arbeid in gevaar zou
brengen. Eerst moet het verschil in eigen boezem
worden beslecht zult ge met goed gevolg den
wederpartijder buiten eigen kring weerstaan.
Daarmee is het recht en de plicht tot polemiek
duidelijk aangewezen. En wie de laatste jaren
cje polemiek gevolgd heeft, die, vooral door Prof.
Schilder, gevoerd werd tegen beweringen van
Christelijk Gereformeerde zijde zal moeilijk kun
nen ontkennen, dat die polemiek ook vrucht
gedragen heeft en heel wat misverstanden heeft
uit den weg geruimd. Althans op veel van die
misverstanden een helder licht geworpen heeft.
Wanneer Prof. Schilder dan ook in De Re
formatie van 27 April en 4 Mei opkomt voor
het goed recht van de polemiek denken we er
geen oogenblik aan daartegen bezwaren in te
brengen. Er zijn menschen, die al gauw over
dufheid spreken maar dan zou het zeker duf
worden, wanneer de polemiek ging ontbreken.
Voor menige polemiek zijn we dankbaar.
Toch kunnen we ons niet geheel vinden in
wat Prof. Schilder in die beide nummers van
De Reformatie over dit onderwerp schreef. En
in alle bescheidenheid willen we daarover een
paar opmerkingen maken, omdat we vreezen dat
Prof. Schilder de gevaren, die ongetwijfeld ook
aan polemiek verbonden zijn, wel wat onder
schat.
We nemen daarbij ons uitgangspunt in wat
de hoogleeraar schreef in het nummer van 4 Mei,
dat God ons moge bewaren voor een verbreking
van de eenheid tusschen het volk en zijn leiders.
We gelooven met Prof. Schilder, dat het een
heel groot kwaad zou zijn, wanneer de band
van eenheid tusschen het volk en zijn leiders
zou verbroken worden.
Maar dan moeten die leiders niet een geheel
verschillenden kant uitgaan. Dan komt het volk
voor de vraag welken leider of welke groep
van leiders moeten we volgen En als er dan
onder het volk twee, drie groepen komen, die
evenveel leidersgroepen volgen dan is de eenheid
tusschen het volk en zijn leiders verbroken. Wat
we juist afbidden willen.
Moeten we Prof. Schilder gelooven dan is die
eenheid al verbroken. In De Reformatie van 27
April lezen we„indien de „geleerden" anno
1934 onder ons door spreken of zwijgen het volk
den indruk zouden willen geven, dat zij een
eenheidsfront vormen, dan zouden zij ongetwij
feld het volk voor den mal houden".
Alzoo de geleerden onder ons vormen geen
eenheidsfront meer. Maar als de geleerden die
toch de leiders zijn van het volk geen een
heidsfront meer vormen, hoe kan de band van
eenheid tusschen het volk en die leiders bewaard
blijven
Als Prof. Schilder nu in dat zelfde nummer
een lange lijst geeft van punten, waarover de
geleerden het onder ons niet eens zouden zijn,
en dan zegt „misschien schrikt iemand van
dit lijstje" dan kunnen we toch eerlijk zeg
gen, dat we daarvan nu niet bijzonder geschrok
ken zijn, omdat we bij het groote respect, dat
we koesteren voor Prof. Schilder, voor zijn
groote kennis en groote scherpzinnigheid inee-
nen dat het toch niet zóó erg is als de hoog
leeraar dat blijkbaar inziet.
En als het eens waarlijk zóó erg zou zijn, dan
zouden we al heeft Prof. Schilder op het
door Ds. J. Gispen in De Bazuin in herinnering
gebracht gebed van zijn vader heel wat aan te
merken toch meenen, dat er voor zoo'n ge
bed v/el alle aanleiding zou zijn en met ernst
zou moeten gebeden worden door het volk èn
de leiders, dat de verschillen in eigen boezem
mochten worden beslecht, om met goed gevolg
den wederpartijder van buiten te kunnen weer
staan.
Want, gesproken van voor den mal houden,
als een vader en moeder het met elkaar op en
kele punten niet eens zouden zijn, moeten ze
dan die verschillen ook al bespreken met hun
kinderen, of met elkaar bespreken in bijzijn van
die kinderen en, als zij dat niet doen, om de
groote bezwaren en gevaren, die daaraan ver
bonden zijn, moet men dan zeggen, dat die
ouders hun kinderen voor den mal houden We
denken, dat die kinderen, als ze af en toe al
eens v/at merken van die verschillen, er hun
ouders dankbaar voor zullen zijn, dat die hen
er buiten houden, en dat het niet-betrekken van
hun kinderen in die geschillen, die ouders te
meer prikkelen zal om het met elkander eens te
worden en dat daartoe dan ook de weg vrij
zal zijn.
Natuurlijk gaat het hier om het derde van
de vergelijking en willen v/e daarmee allerminst
zeggen, dat het volk zou moeten worden be
handeld als bestond het uit onmondige kinderen.
Maar zoolang we en terecht spreken van
de leiding die het volk behoeft (waarvoor ver
trouwen noodig is), heeft de door ons gemaakte
vergelijking o.i. hier wel v/at te zeggen.
We kunnen het verstaan, dat er over de
groote vragen, die nu aan de orde zijn, onder
onze geleerden nog verschillend wordt gedacht.
Maar we meenen toch ook, dat het dan nog
niet noodig is die verschillende meeningen ook
al aanstonds te gaan publiceeren. Laten we het
zóó mogen zeggenom daarover al publicee-
rende te denken
Met groote instemming lazen we deze uitla
ting van Prof. Schilder in den samenwerkings-
wil zijn wij als Gereformeerden één. We ge
looven dat dit zoo is, en als het niet zoo was
dan zou het zoo moeten worden. En als die
wil tot samenwerking krachtig werkt, dan gaan
onze geleerden eerst met elkaar die punten van
verschil bedisputeeren. Laten ze desnoods af en
toe ons meedeelen dat zij nog niet aan het eind
zijn dan willen we nog wel wachten.
In dit jaar van herdenking van de „Afschei
ding" zal ook weer in de herinnering komen het
droeve verschil, dat zich in 't begin voordeed
tusschen de leiders en dan zullen we ook weer
denken aan den zegen in de oprichting van de
Theologische School, waardoor er meer eenheid
kwam zoodat het volk niet langer verdeeld bleef
in verschillende groepen, die elkaar wantrouw
den. Die les der historie mogen we niet ver
geten, maar daardoor moeten we leeren waar-
deeren den grooten zegen van een eenheidsfront.
Wanneer we deze opmerkingen gemaakt heb
ben was het allerminst met de bedoeling alle
polemiek als schadelijk te brandmerken. We
begonnen met het goede daarin te erkennen. Het
zal de eenheid van volk en leiders ook geen
ernstige afbreuk doen, wanneer het volk merkt,
dat de geleerden over bepaalde punten niet een
der denken. Dat zal hen prikkelen tot nadenken
ever die punten, maar het zakelijke zal dan toch
altijd van het persoonlijke moeten gescheiden
blijven. En zoolang mannen van bekwaamheid
cn van waarlijk Gereformeerde overtuiging met
den meest ernstigen wil tot samenwerking het
met elkaar niet eens kunnen worden, moet men
niet meenen, dat het Gereformeerde volk dan
daarin de beslissing zou kunnen geven en men
daarom die meeningen hun zou moeten voor
leggen.
„BETHESDA."
We moeten de aandacht van onze lezers nog
weer eens vragen voor het Christelijk Zieken
huis „Bethesda" te Vlissingen.
Voor ditmaal met een kort woord, om zoo
noodig later nog eens breeder te handelen over
het groote belang, dat Christelijk Zeeland heeft
bij dit eenige protestantsch Christelijk ziekenhuis
in de provincie.
Nu alleen dit, dat het Christelijk Ziekenhuis
in Vlissingen blijkbaar nog niet deelt in de be
langstelling, waarop het recht zou hebben.
Het aantal bedden, dat bezet is klein. Veel
te klein voor een goede exploitatie. Was dit
nu een gevolg daarvan,dat er om nu maar
in de naaste omgeving te blijven op Wal
cheren zoo weinig zieken voor ziekenhuisverple-
ging in aanmerking kwamen, zóó zou dat een
oorzaak van blijdschap zijn, ook al kwam
Bethesda daarvoor in moeilijkheden. De gezond
heid is een groote schat. En liever een wel
varende bevolking dan een welvarend zieken
huis. Maar daarin ligt de reden niet.
Voor de bevolking van Walcheren alleen is
er doorgaans behoefte aan de beschikking over
rir 150 bedden voor ziekenhuisverpleging.
Roomschen zijn er op Walcheren niet veel.
Het overgroote deel der bevolking is niet-
Roomsch. En van die niet-Roomsche bevolking,
is weer het grootste deel protestantsch-Christe-
lijk. Dus zeker wel voor de helft van die 150
bedden zouden noodig zijn voor dat deel der
bevolking.
De ervaring leert echter helaas, dat velen die
in de droeve noodzakelijkheid komen van een
ziekenhuis gebruik te moeten maken, aan een
neutraal of Roomsch ziekenhuis de voorkeur
geven boven een ziekenhuis waar de Christus
naar de Schriften wordt geëerd.
Dat nu moest alzoo niet zijn. En we willen
onze lezers met allen ernst op het hart binden
daaraan niet mee te doen.
Wie gelooft, dat alleen in den Heere Jezus
Christus onze zaligheid ligt, wie daarom begeert
te leven in een sfeer, waar die Naam wordt ge-
eerd, moet toch zeker dan als de nood des le
vens groot wordt, begeeren te schuilen onder
Zijn vleugelen en dan ook zoo mogelijk
de middelen gebruiken die daartoe kunnen lei
den. En één van de uitnemendste middelen is
een Christelijk ziekenhuis.
Met dit korte woord willen we nu volstaan
om later eens te bespreken de verontschuldigin
gen, waarmee men een gaan naar het neutrale
gasthuis in Middelburg of het Roomsch St. Jozef
gesticht tracht goed te praten. Die dan echter
in verreweg de meeste gevallen niet waarlijk
als verontschuldigingen kunnen gelden.
HEIJ.