No. 17 Vrijdag 27 April 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS- ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 VEEL MEER DOOR ZIJN LEVEN. Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood zijns Zoons, veel meer zullen wij ver zoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. Rom. 5 10. Hier worden twee dingen naast elkaar gezet. Naast den kruisdood wordt het leven van den verrezen Christus genoemd. Beide zijn cen trale feiten voor de Kerk des Heeren. Zonder het kruis, zouden wij nog onverzoende zonda ren, nog vijanden zijn die den Allerhoogste haatten. Zonder dat kruis zou God ook ons als vijan den verachten en zijn toorn op ons blijven rus ten. Door den dood van zijn Zoon heeft Hij ons, vijanden, met zichzelven verzoend. Zonder dat kruis dus geen verzoende zondaren, geen Kerk des Heeren. Het is geen wonder dat het kruis altijd midden in den gedachtengang van Gods volk staat en het ,,Ja, amen, ja, op Gol gotha, stierf Hij voor onze zonden" een strak gespannen snaar in onze ziel aan het trillen brengt. Maar naast den dood plaatst Paulus het leven. Dat is van niet minder belang voor de Kerk van Christus. Door den dood de verzoening, door het leven het behoud de verlossing, staat er eigenlijk. Wij zouden door het bloed dat onze zonden heeft bedekt nog niet verlost wor den, indien er eens niet meer ware. Dat zou wel het geval zijn als de kerk sinds Jezus op Golgotha stierf voor onze zonden, een heilig leven had geleid, als een christen niet meer zon digde en er geen geest der wereld en geen duivel hem verleidde. Met andere woorden als na Gol gotha de verzoende kerk onmiddellijk triumfee- rende kerk was geworden. Maar zoo is het niet. De Zoon Gods vergadert door middel van de prediking der verzoening zijn gemeente van het begin tot het einde der wereld. En dat in deze wereld. Terwijl de verlossing, de eigenlijke reëele die Paulus bedoelt (dat is niet het besef een kind van Jezus te zijn) pas intreedt als wij uit deze wereld-midden-in-de-zonde en uit dit booze vleesch, dat samenstel van ongerechtigheden, geheel zijn weggenomen. Als wij uitwonen uit dit vleesch om bij den Heere te zijn. Ja eigenlijk als het schepsel zal „vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis" en geroepen tot „de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods", Rom. 8:21. Daarom is het leven van Christus, dat op den paarschmorgen aan den dood, voor eeuwig is ontheven, voor de gemeente ook een centraal feit. Van niet minder beteekenis dan het kruis van Golgotha. Zonder die opstanding, zonder dat leven, was onze prediking niets waard. En niets waard, ijdel, was ook ons geloof. Een prediking die het Kruis van Christus niet brengt noemen wij gemeenlijk geen Christuspre diking meer. Maar evenzeer zouden wij een pre diking die het leven van Christus niet predikt, moeten verwerpen. Want in dat leven ligt juist de kracht waarin de gemeente die verzoend is en elke geloovige zijn behoud vindt. In zeker opzicht is dat leven voor ons van méér beteekenis dan het lijden en den dood van Jezus. Zijn lijden en sterven op aarde heeft maar een korten tijd geduurd, die al reeds ver in het verleden ligt, terwijl zijn leven nog heden voort duurt. Zijn dood is een centraal ie it in het ver leden. Zijn leven is een centraal feit in het he den. In dit opzicht heeft het laatste zelfs grooter beteekenis voor ons. En dat mag het hebben. Wanneer wij met onze schuld tot den Heere vluchten, dan mogen wij gelooven dat Hij vergeeft. Het kruis is er om ons daarvan een zegel te geven. De sacra menten die de genade afbeelden en verzegelen, wijzen juist beide naar het kruis terug. En zoo doet Paulus ook. Als God ons toen wij vijanden waren, verzoend heeft door den dood van zijn eigen Zoon, hoeveel meer zullen wij dan nu verlost worden door Diens leven Wij moeten dan ook niet trachten om tot zekerheid aangaande ons eeuwig lot te komen met het oog op het kruis alléén. De rechtvaardigmaking door het geloof geeft niet alleen behoefte aan een blik op het kruis, maar ook aan een levenden Heere, die nog steeds onze overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt en die ons leidt door Zijn Geest en opwekt als wij in zonde vallen en daarin dreigen te blijven steken een Heere die troost en onderwijst en vermaant door zijn Woord. Een christen heeft er niet genoeg aan dat zijn „Staat" vast ligt. In het afgetrokkene misschien; in bleeke, bloedlooze leerstellige redeneeringen, maar niet in werkelijkheid van zijn geloofsleven. Die Staat, dat hij door het bloed van Christus in een verzoende verhouding tot God staat, troost hem zeker niet als hij door angst verteerd wordt over zijn bedreven kwaad. Dan is zijn staat totaal verdwenen en al zijn eigen vastheid. Juist dan heeft hij behoefte aan een levenden Heiland, wiens oor open is voor zijn smartelijke klachtWien hij een „vrijen toegang" heeft, ook dan nog, omdat er van Hem geschreven staat dat Hij kan medelijden hebben met al onze zwakheden. Welk een troost ligt daarin dat wij niet ons zelf bewaren bij de verkregen verzoening, maar dat Hij dat doet. Welk een zekerheid dat niet aan onze zwakke handen de bewaking van ons heil is toevertrouwd, dat niet in ons wankel moedig hart de vastheid ligt, maar dat wij door de kracht van Christus bewaard worden voor de beloofde erfenis en dat in Hem onze vast heid ligt. Dat Hijzelf is de rotsteen van ons heil! Hij, aan wien de Vader alle macht gegeven heeftHij, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht Dat is de echte troost des Heeren voor zijn volk. Diezelfde waarvan de catechismus gewaagt dat ik met lichaam en ziel in het leven en ster ven niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zonden volkomen heeft betaalden mij alzoo bewaartdat mij alle ding tot mijne zaligheid dienen moet. Levend geloof in de kerk heeft altijd weer noodig te zien op het kruis. Maar niet minder altijd te leven met Christus den Levende zelf. Want in Hem alleen is ons leven, de kracht van onze kracht. In tijd van vreeze is bij Hem vrede te vinden. Zelfs dan als onze consciëntie ons aanklaagt. Zelfs dan. Als ons hart zich maar bij Hem ont lasten kan ik heb U Heere mijne ongerechtig heden bekend gemaakt en mijne zonde verborg ik niet. En numijn heil is van U, o Heer. En al mijne gerechtigheid. Bij U schuil ik. Ja, indien wij vijanden zijnde verzoend zijn, veel meer zullen wij behouden worden door onzen levenden Heiland. Brouwershaven. J. MEESTER. VRIJDAG 4 MEI A.S. DISTRICTS VERGADERING. Aan de besturen en het onderwijzend perso neel van de bij den Schoolraad aangesloten scholen met den bijbel in Zeeland werd reeds gezonden het agendum der vergadering van dis trict IX van den Schoolraad, die, zoo de Heere wil, Vrijdag 4 Mei a.s. zal gehouden worden in Middelburg, in de Sociëteit „St. Joris". We achten het van belang aan die vergade ring meerdere bekendheid te geven en willen daarom ook nu in onze Kerkbode daarop wij zen, in de hoop, dat niet alleen zij, die bij het onderwijs betrokken zijn als onderwijzer of be stuurder, maar ook vele buiten dien kring die vergadering zullen bijwonen. En dan noemen we allereerst de ouders, die toch zeker ook rechtstreeks bij het onderwijs, dat aan hun kin deren gegeven wordt, betrokken zijn en voor wie daarbij de hoogste belangen op 't spel staan. En verder allen, dien het waarachtig heil van ons volk ter harte gaat. Het wordt een gemeenplaats te zeggen, dat we leven in een bewogen tijd. Daarom willen we dat niet zeggen. Maar als we dat niet willen zeggen, willen we er toch wel aan blijven den ken. EnJ wat nu vooral bedenkelijk is, is wel dit, dat velen, die uit verkeerde beginselen le ven, zeggen, dat zij niet naar beginselen vragen maar alleen op de praktijk letten. Daarom is temeer noodig, dat we op de beginselen van die menschen, die zeggen alleen maar practisch te willen handelen, letten, om hun verzwegen ver keerde beginselen te kennen en er ons voor te wachten en tegen te wapenen. Daarom is principieele bezinning op het ter rein van opvoeding en onderwijs telkenmale weer noodig. En die principieele voorlichting mogen we op de vergadering van 4 Mei verwachten. Het referaat van den heer Janse, in de mor genvergadering, zal zich dan meer bewegen op het terrein van het Schoolonderwijs. Hij zal het hebben over de schoolhervormende kracht van het beginsel van het Christelijk onderwijs tegen over begrippendressuur en tegenover de bele- vingskuur bij de lessen. Misschien is niet ieder aanstonds duidelijk wat onder begrippendressuur en belevingskuur te verstaan is. Maar we kennen den heer Janse allen wel genoegzaam om te vertrouwen, dat hij ons de zaak zal duidelijk maken en vanuit de beginselen daarop het licht zal laten vallen. Het referaat van Dr. J. H. Bavinck, die zijn krachten gaat wijden aan de opleiding van de inlandsche predikanten op Midden-Java, zal gaan over de opvoeding en levensbestemming. Wie kent het mooie boekje „Levensvragen", dat hij in 1929 bij Kok te Kampen deed ver schijnen weet, dat de behandeling van dit onder werp door dezen referent uitermate leerzaam zal zijn omdat de stellingen, die de referenten zullen ontwikkelen nog al wat plaatsruimte vragen, hebben we even geaarzeld of we die zouden opnemen. Over die aarzeling zijn we echter heengekomen door de overweging, dat we onzen lezers een dienst zullen doen, wanneer we ze ook te hunner kennis brengen. Daarom laten we ze hier volgen. De schoolhervormende kracht van het beginsel van het Christelijk onderwijs tegenover begrippendressuur en tegenover de belevingskuur bij de lessen. 1. Schoolhervorming, in den zin van reformatie tegenover de altijd dreigende deformatie, is steeds noodig, maar, wil het geen knutsel werk zijn, dan moet het geschieden van uit het beginsel. 2. Twee deformeerende beginselen van den geest der humanistische school hebben groote invloed a. de begripsvereering, waardoor men de school maakte tot een plaats voor begrip pendressuur b. de belevingseisch, die vooral in de pae- dagogische geschriften steeds weer met kracht gesteld wordt, die telkens de les tot een belevingskuur van de leerstof wil maken. 3. Het beginsel der Gewone Lagere Chr. School zij Aan de kinderen der gemeente vertellen al Gods groote werken en hen daarin onder wijzen, (d.w.z. daaromtrent de waarheid mededeelen) en hen daarin bezig te doen zijn op kinderlijke wijze. En dat alles opdat God daarin geëerd worde. 4. De uitwerking van dit beginsel is voor ieder „vak" weer „naar zijn aard" en voor iedere school naar het leerplan en wordt door ieder kind naar z'n aanleg „geleerd". 5. De inrichting van het leerplan schikke zich naar allerlei factoren van den tijd en de om geving en de aanwezige krachten. 6. Voor de reformatie-van-uit-het-beginsel heeft ieder een eigen taak. De vreeze des HEEREN make ons sterk tegen de afgoderij met de begrippen én met de „Persoonlijkheid" en make onze kinderen wijs in het kennen der waarheid omtrent Gods groote werken in natuur en genade. 7. De opleiding voor ambt en beroep en speciale levenstaak geschiede op speciale onderwijs inrichtingen, op vakscholen en cursussen e.d. Men legge de lagere school geen lasten op, die niet tot haar begrensde taak behooren. 8. Deze paedagogische reformatie is een be langrijk onderdeel van den strijd des geloofs tegen de menschen van de „doode begrip pen" of de „bevindelijke kennis" in de kerk en tegen de menschen der wereld in hun humanistische wetenschapsvergoding of hun humanistische Persoonlijkheidscul tuur". Deze allen vinden elkander vaak als Herodes en Pilatus wanneer het gaat tegen de getui gen der waarheid. Opvoeding en Levensbestemming. Punten 1. Er bestaat een nauw verband tusschen de gedachten die men koestert over den zin en de bestemming van het menschenleven en de richtlijnen die men zich denkt bij het werk der opvoeding. 2. Ten aanzien van de levensbeschouwing laten zich in onzen tijd verschillende stroomingen onderscheiden a. De socialistische levensbeschouwing. b. De nuchter „zakelijke" levensbeschou wing, gekenmerkt door vrees voor leuzen en mooie woorden, en door gemis aan idealisme. c. De nationaal-socialistische levensbeschou wing die aan het individu alleen waarde toekent, voorzoover het zich laat opsmel- ten in het nationale verband. d. De humanistische levensbeschouwing, zich toeleggend op de ontwikkeling van het goddelijke in den mensch. 3. De Christelijke levensbeschouwing kenmerkt zich a. Doordat zij de menschelijke levensbestem ming altijd in verband ziet met God (Rom. 14:7, 8). b. Doordat zij den mensch nooit naar zich zelf wijst als bron van kracht en wijsheid. c. Doordat zij open oog heeft voor de veler lei verbanden (gezin, sociaal verband, Kerk, volk) waarin God den mensch ge plaatst heeft, en doordat zij aan ieder van die zijn eigen waarde toekent, maar tegelijk ook de grenzen van alle vaststelt. d. Doordat zij aan het eigene van ieder mensch recht en plaats toekent, maar te gelijk alles van den mensch stelt onder de tucht van Gods heilige wet. e. Doordat zij het levensdoel nooit laat op gaan in de dingen van deze wereld, maar altijd verder wijst naar de toekomende wereld. 4. Wanneer wij van uit de Christelijke levens beschouwing de lijnen trekken naar de op voeding en haar normen, blijkt ons, dat de opvoeding a. Nooit mag aansturen op opwekking van zelfvertrouwen, of neerstooten in minder waardigheidsgevoel, maar altijd moet terugleiden tot den diepsten grond, waar uit alleen al onze kracht is. b. Nooit mag beoogen het goddelijke in den mensch tot ontwikkeling te brengen, maar wel altijd open oog moet hebben voor wat God naar Zijn verbond en door zijn ge nade in het zondig hart werken wil. c. Nooit mag tekort doen aan de waarde van de levenskringen waarin de mensch naar Gods bevel geplaatst is. d. Moefc trachten het eigene en bijzondere van ieder mensch zijn plaats te geven, op dat het geheiligd worde en dienstbaar ge maakt aan de vervulling van de goddelijke levensbestemming. e. Altijd het oog moet vestigen op de be stemming des eeuwigen levens, waartoe God den zondigen mensch in Jezus Chris tus geroepen heeft. Moge dit „menu" velen aanlokken om te ko men genieten van de „spijzen" die ze volgens dit menu mogen verwachten. En wanneer nog een enkel schoolbestuur, uit overweging, dat een vergadering Vrijdag een verloren schooldag zou zijn, niet zijn personeel toestond die vergadering bij te wonen, moge het dan tot de overtuiging komen, dat een dag, waarop de zaak van school en opvoeding zóó behandeld wordt, niet een verloren dag is voor de school maar daarvoor rijke winst brengt. HEIJ. CHRISTELIJK BOEK. Nog niet lang geleden heeft het boek Wijkende Wegen van Willem Evers ontstemming gewekt door het valsche licht, dat de schrijver liet val len op Gereformeerde menschen en toestanden. Thans is opnieuw een boek verschenen van een Christelijk schrijver, dat de ernstige vraag doet rijzen of tegen zulke lectuur niet gewaar schuwd moet worden. Ik bedoel het jongste boek van Jilles Limburg: Ruth. Over de litteraire waarde onthoud ik mij hier van een oordeel. Ik heb mij gestooten aan den inhoud. Daar treden in Ruth onderscheiden ruwe we- reldsche menschen op talrijk zijn ook de per sonen, die zich Christelijk noemen en naar de kerk gaan. Een enkele uitzondering daargelaten zijn al die Christenen eigengerechtige, liefde- looze of nog erger huichelachtige en nog weer erger zelfs gewetenlooze individuen. Het milieu, waaruit Fietje (Ruth) stamt, en waarin Jan zijn geloof verliest, wordt wel ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1