No. 14 Vrijdag 6 April 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS, ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIG1NG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 L. S. Algemeene leden-vergadering der Persvereeni- ging „Zeeuwsche Kerkbode" wordt door om standigheden niet gehouden 18 April a.s., maar wel op D.V. Maandag 23 April 1934, 's middags 2 uur consistorie Gasthuiskerk te Middelburg. Belanghebbenden gelieven hiervan goede nota te nemen. HET BESTUUR. DE KRACHT VAN CHRISTUS' OPSTANDING. opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding." Filippenzen 3 10a. „Opdat ik Hem kenne." Natuurlijk is de kennis, waar Paulus' begeerte hier naar uitgaat geen bloot verstandelijke ken nis, doch een kennis door den Heiligen Geest, dus een zaligmakende kennis. Niet stelt Paulus zich tevreden met een eenvoudig ervan weten, wat van Jezus in het Evangelie neergeschreven staat, n.l. dat Hij geleden heeft, gestorven, be graven en opgestaan is voor zondaren, om nu ook hun dit leven te schenken. Neen, de kennis waar Paulus' begeerte naar uitgaat, is om Chris tus te kennen als zijn Christus, die voor hem dat alles gedaan en doorstaan heeft, die zijn schuld en zijn zonde vergeeft. Paulus begeert de kracht van deze dingen, waarvan het Evangelie spreekt, in zijn hart en leven te ervaren. Welk een genade, wanneer dit begeeren ook in onze ziel gevonden wordt, wanneer wij met dat begeeren ons des Zondags onder de predi king zetten, ons stellen onder de bediening des Woords. Immers dan is dat begeeren er in ons, doordat de Geest van Christus door het Evan gelie diep in onze ziel reeds de eerste levens gemeenschap met dien opgestanen Christus heeft doen ontstaan. Want dit begeeren spruit dan toch voort uit de allereerste en kleinste kennis des geloofs. D.w.z. uit de kennis der liefde, waarbij het hart uitgaat naar Hem, van Wien ons verstand reeds eerder wist. Een kennis dus van verstand èn hart, die zich nu ook uitstrekt naar meerdere kennis. Wanneer dit begeeren daarom nog niet in ons gevonden wordt, ook niet het allereerste begin ervan, dat wij er dan toch ernstig om leeren bidden. Ja, dat we ons dan haasten om ons le venswil, daar wij toch zonder die kennis den dood der vervloeking zullen moeten sterven. Zonder die kennis zal Christus' opstanding ons immers nog niets baten. „Opdat ik Hem kenne." Nu moeten we echter niet meenen, dat de apostel, dit uitsprekend, zooeven pas ontdekt is geworden aan zijn schuld en zonde en daarom hier begint te roepen om den Verlosser. Neen, Paulus had reeds jaren ge leden Jezus leeren kennen. Namelijk toen hem, in onderscheid van de andere apostelen, op een maal de Heiland verschenen was op den weg naar Damascus. Toen viel in de donkerheid zijner ziel het eerste licht, toen was daar de eerste zaligmakende kennis van Jezus in zijn hart gekomen. Wat hij toch vóór dien tijd van Jezus wist, kon hem slechts tot vijandschap en opstand be wegen. Maar hoewel dat oogenblik op den weg naar Damascus reeds jaren geleden is, toch spreekt hij het nog met vuur en overtuiging uit, dat hij alles schade en drek acht, opdat hij Christus Jezus mocht kennen. Misschien zal nu iemand opmerkenMaar Paulus was nu toch bekeerd, nu kende hij Chris tus, waarom nu na zoovele jaren nog die zoo sterk zich uitende begeerte„Opdat ik Hem kenne" Toch zal iemand, die door genade den Heiland kennen mag als zijn Heere, deze begeerte bij den bekeerden Paulus niet vreemd zijn. Immers, Paulus is nog niet volleerd in die kennis, zooals ook nooit een geloovige in deze wereld volleerd zal kunnen zijn. Ja, hoe meer Paulus de kracht van Christus ervaart in zijn leven, en de won deren Zijner genade overdenkt, hoe meer hij zich in aanbidding neerbuigt voor God. Paulus bedoelt hier dan ook met kennis de praktische levenskennis, waardoor hij dagelijks duidelijker de gemeenschap met Christus gevoelt, de kracht van Christus tot heiligmaking geniet, ja, ervaart, dat heel zijn leven in Christus wortelt. „Opdat ik Hem kenne." Daarin spreekt Paulus niet alleen den wensch uit, dat het wonder der verlossing almeer en beter door hem verstaan mag worden, maar ook, dat de verlossing nu ook in zijn leven openbaar mag worden als een kracht der liefde, die heendringt op een steeds nauwere levensgemeenschap met Christus, en daardoor ook aanzet tot een wandel in heilig heid en zelfverloochening. Daarom vervolgt hij ook „en de kracht Zijner opstanding". Nu is de kracht der opstanding nog iets anders dan „de kracht des levens". En wel, omdat de kracht der opstanding den dood onder stelt. En deze kwam eerst later nadat door de zonde des menschen de oorspronkelijke kracht des levens in beginsel vernietigd was. Door Zijn opstanding heeft Christus zich ech ter krachtig bewezen te zijn de Zone Gods, de Middelaar Gods en der menschen, de Vorst des levens, de Overwinnaar van den dood. Ja, door de kracht van Christus' opstanding komt daarom ook in den geloovige het leven der opstanding, het leven der herschepping, waardoor een ander leven, een andere levens keuze in hem openbaar wordt. Namelijk, als bij Paulus, een begeerte om de zonde in en om hem te bestrijden en in gehoorzaamheid aan 's Heeren wet heiliglijk te wandelen. En waar Paulus nog maar al te zeer in zijn leven ook de macht der zonde en des doods voelt, ja, het er soms benauwd onder krijgt, zoo dat hij het uitzucht,,Ik ellendig mensch daar roept hij met te meer begeerte de kracht van Christus' opstanding in voor zijn leven. Christus' opstanding, waardoor de Vader het zegel zette op het verlossingswerk Zijns Zoons, is de bron waaruit Paulus leeft en overwint. Zij is daarom ook de bron der gemeente des nieu wen Verbonds. Door de opstanding van Christus weet ook de gemeente het, dat ze vrij staat van schuld en straf en recht ontvangt op het eeuwige leven. Daarom is zij ook voor ons de bron, waaruit wij dagelijks de kracht tot levensver nieuwing te putten hebben. In die kracht is het, dat de gemeente in den loop der eeuwen tegen alle verdrukking in gegroeid is. Het is deze kracht, die nog steeds vloeit vanuit ons gezegend Hoofd, Christus, in al de leden der gemeente. Namelijk in allen, die door een oprecht geloof met Hem verbonden zijn, die Hem kennen mo gen, en de kracht Zijner opstanding. Goed moeten wij het daarom verstaan, dat Gods kind niet los leeft van Christus. Neen, lezer, geen uur, geen oogenblik kan die kracht der opstanding door ons gemist worden. Het is alleen door die kracht, dat we dagelijks vernieuwing, bezieling, verlevendiging en bemoe diging ontvangen. Het is door de kracht der opstanding, dat de gemeente ook in onze woelige dagen alleen stand zal kunnen houden. Alleen door te zien op den opgestanen Chris tus ontvangen we moed en kracht in kruis en smart. Alleen door die kracht kunnen we trouw zijn in onze roeping, en bewaard worden voor bezwijken. Wanneer Paulus deze woorden neerschrijft, zijn ook zijn uiterlijke omstandigheden weinig moedgevend. Hij zit in den kerker. Afwachtend, wat men over hem beslissen zal. Of hij vrijge sproken of wel veroordeeld zal worden. Boven dien wordt hij overvallen door de zorg voor de gemeenten. Daardoor komen ook de aanvechtin gen, de vreesachtigheid, de twijfelmoedigheid. Zou Paulus dan niet de kracht van Christus' opstanding inroepen over zijn ziel, en dat tot verlevendiging en sterking van zijn geloof Met ons is het niet anders. Al is het maar een oogenblik, dat we door den druk der om standigheden de gemeenschap met Christus uit het oog verliezen, onmiddellijk is daar de onrust in het hart. En deze nu komen we alleen dan telkens weer te boven, wanneer onze ziel in die onrust zich in bidding en smeeking neerbuigt voor Christus gelijk Paulus hier. Dan zal de kennis van Hem en de kracht Zijner opstanding ons verkwikken, omdat we ons in alle omstan digheden voor Zijn rekening weten. Bruinisse. UNGER. PATRIMONIUM. In de advertentierubriek van deze Kerkbode is te vinden een uitnoodiging tot bijwoning van de jaarvergadering der Gewestelijke organisatie Zeeland van Patrimonium op Woensdag 11 April a.s. in 't Militair Tehuis te Middelburg 's avonds te half acht. We hopen zeer, dat aan deze uitnoodiging door zeer velen gehoor zal worden gegeven. Aan een recht verstaan van de roeping op maatschap pelijk terrein ontbreekt helaas nog veel. Stond niet. nog onlangs in de bladen een bericht, dat ergens de werkgevers in het landbouwbedrijf weigerden overleg te plegen met de werknemers in dat zelfde bedrijf Naar men zegt werd die weigering daarmee verdedigd, dat men ,,vrij" wilde blijven. Als dat waar is, dan is dat wel een zonderling beweren, dat den tegenwoordigen toestand ten eenenmale miskent. Het is toch van algemeene bekendheid, dat de regeering door allerlei steunmaatregelen het landbouwbedrijf zoekt in stand te houden. En ook, dat de regeering bij die .steunverleening er telkens weer op gewezen heeft, dat bij het land bouwbedrijf, welks instandhouding wordt be- óogd, ook de landarbeiders behooren, en dat dus die steun ook hen moet ten goede komen. Bij het aanvaarden van dien steun is men dus niet vrij, maar zedelijk gebonden en het is een eisch van erkenning van den feitelijken toestand, dat men die zedelijke gebondenheid aanvaardt. Dat overleg tusschen de beide partijen, die saam ook het landbouwbedrijf vormen, had er al lang moeten zijn. Da Costa sprak er al van dat de nood der tijden toenadering eischte. Als dat overleg er dan al had moeten zijn toen de landbouwer zich nog een koning" kon voelen, omdat hij van niemand afhankelijk was, zooveel te eerder moet hij dan nu daartoe bereid zijn, nu hij niet meer die onafhankelijke is, die als een soort souverein zelf bepaalt wat hem goed dunkt. Moge de erkenning van die afhankelijk heid een pijnlijke zijn, ze is noodig, omdat ze de waarheid erkent. En het is altijd de beste weg de waarheid te erkennen. Nu is het vooral de taak van Patrimonium, te beoordeelen de doorwerking van de beginse len, die naar Gods Woord op het maatschap pelijk terrein ons moeten leiden. Moge het dan de Gewestelijke afdeeling gegeven worden er aan mede te werken, dat ook in onze provincie, dat rechte besef al meer gevonden worde. Een bezielende jaarvergadering kan daartoe weer opnieuw kracht geven. Vermelden we nog, dat de heer A. Schout te Serooskerke hoopt te refereeren over „Het wezen der democratie". Het Duitsche Nationaal-Socialisme door H. Diemer. Uitgave van J. H. Kok N.V. Kampen 1934. Met als ondertitel„De West-Europeesche democratie op de proef gesteld", behandelt dit boek een onderwerp, dat niet alleen hoogst be langrijk is, maar dat ook allerwege in de belang stelling deelt. De omwenteling bij het groote volk aan onze Oostergrens, die onder leiding van Hitler, in zoo korten tijd voltrokken werd, is het onderwerp van de gesprekken. De Natio- naal-Socialisten in ons land, die pogen hier soort gelijke omwenteling tot stand te brengen, maken dat we ons wel met die beweging moeten bezig houden. Zoo wordt dan een boek, dat ons over wat in Duitschland geschiedde zoo uitvoerig inlicht, als dit boek van den heer Diemer, gretig ter hand genomen. En de voorlichting, die de heer Diemer hier dan geeft is veelzijdig en berust op een persoon lijk zich op de hoogte stellen. Óm een indruk te geven van den rijken inhoud schrijven we hier af de titels van enkele hoofdstukken Het nieuwe stelselHitler en zijn medewerkers Het Jodenvraagstuk De Kerk in het nieuwe Duitsch land Organisatie van den arbeid Autarkie Iets over het cultuurleven Slotbeschouwing van uit Nederlandsch standpunt. Voorts is dit boek aantrekkelijk door de prachtige foto's die er in grooten getale in zijn opgenomen en ons de beeltenis doen zien van de mannen, Hitier vooraan, wier namen nu tel kens worden genoemd. Wie dit boek, dat in aangename stijl geschre ven is, heeft doorgelezen, heeft een beteren kijk gekregen op vele dingen, die ons onbegrijpelijk aandoen. Natuurlijk is hiermee over het Nationaal- Socialisme niet het laatste woord gezegd. De schrijver erkent dit zelf. Met name de critiek op deze beweging is daarin niet volledig. Maar daarover hebben ook anderen geschreven. En het is ook noodig dat dit bij den voortduur ge schiedt omdat nog telkens blijkt dat velen voor de verkeerde beginselen, die aan deze beweging ten grondslag liggen, geen oog hebben en daar om zich door haar laten vervoeren. Ook deze beschrijving van het Duitsche Nationaal-Socialisme, waarbij het beschrijvend element op den voorgrond staat, maar waarin ook telkens critiek wordt geoefend van uit de Schriftuurlijke beginselen, kan uitnemend dienen, om bij alle waardeering voor het goede, dat ook van deze beweging de vrucht was, het oog open te hebben voor haar groote bezwaren. Hartelijk bevelen we dit mooie boek aan. HEIJ. DE AFSCHEIDING TE BIGGEKERKE. In dit jaar, nu wij als Gereformeerde Kerken herdenken de groote dingen, die de Heere voor een eeuw in Zijn trouw door de Afscheiding aan een overblijfsel gedaan heeft, worden allerwegen authentieke bescheiden en stukken betreffende die Afscheiding gepubliceerd, en het is misschien voor menigeen wel eens interessant iets te vernemen vanuit authentieke stukken omtrent de Afschei ding te Biggekerke: een Afgescheiden gemeente te Biggekerke als zoodang heeft niet lang bestaan, maar de stukken betreffende de Afscheiding zijn wel bewaard, en berusten thans in handen van een ouden broeder G. Wynand, lid van de Gereformeerde Kerk te Meliskerke c.a„ klein zoon van P. Wynand, die in deze stukken nog al eens genoemd wordt, en met zijn toestemming wordt dan tot eenige publicatie overgegaan. Biggekerke had in die dagen een bevolking van ongeveer 450 zielen, die zoo goed als alge meen aangesloten was bij de Hervormde Kerk, en al lag Biggekerke op een eiland, de geest der eeuw was er even zoo zeer doorgedrongen. In 1795 was er als overal elders een vrijheids boom opgericht als overal elders was de bevol king braaf-godsdienstig, men ging nog eenmaal naar de kerk, en gaf zoo het „Opperwezen" zijn deel, maar overigens zat bij de meesten de gods dienst niet diep, en vooral op den Zondag leefde men voor zijn plezier, in het naburige Meliskerke was het op Zondag zoo druk, door bezoekers van buiten ook, dat een soort verkeersagent aan gesteld moest worden. Als vele kerkeraden, verzuimde toen ook de kerkeraad van Biggekerke zijn roeping Bigge kerke was een tijdlang gediend door Ds. S. E. Clinge, die in zijn jonge jaren zijn taak nog ernstig opvatte, maar toen hij ouder werd, ver slapte hij steeds meer, en, zijn zoon,1) die hem opvolgde, was meer jager dan herder, zijn bij naam was Jantje Patrijs en zoo verliep de gemeente geheel. Het wordt anders, als Ds. van Rhee in 1832 in B. komt arbeiden, die de gemeente voor een groot deel tot opleving brengt en reeds in con flict komt met de hoogere besturen hij laat geen gezangen zingen, leest de avondmaalsvragen niet af en weigert zelfs op Goeden Vrijdag te preeken Zijn werk wordt na zijn vertrek in 1834 voortgezet door den bekenden Ds. H. J. Budding, die het al gauw in woord en daad toonde, dat hij het eens was met de uitgewor pen dienaren des Woords de Cock en Scholte. Hij houdt o.a. bidstonden voor de vervolgde broeders, en weigert gezangen op te geven, en laat ook het gezangboek van den preekstoel af halen. Als het Classicaal Bestuur van Middel burg over deze en dergelijke dingen hem om inlichtingen vraagt, deelt hij den volgenden dag reeds mede, dat hij ontslag neemt als predikant bij het Hervormde Kerkgenootschap en de Her vormde gemeente van Biggekerke, zich beroe pend op Gen. 3, Daniël 3 en Openb. 3. De helft van zijn kerkeraad volgt hem, en zoo komt tot stand de Afgescheiden gemeente van Biggekerke, die zich noemt gemeente onzes Hee ren en Zaligmakers Jesu Christi, die vergaderd wordt te Békerke c.a. verkorting van Bigge kerke en de handelingen en voorvallen dier gemeente zijn opgeschreven in het manuscript, bij genoemden broeder G. Wynand in berusting. Wij beginnen dan met, wat we zouden kun nen noemen, de acte van afscheiding en weder- keering van Békerke, in de handelingen genoemd eerste grondvesting der gemeente. Den Isten April 1836 is de afscheiding van het Hervormde Kerkbestuur in deze gemeente van (Biggenkerke) Békerke allereerst openbaar geworden. Nadat het in de Gereformeerde Kerk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1