FEUILLETON
KENTERING.
K. B. - s.
KERKNIEUWS.
miss. pred. onmogelijk zou maken. In elk geval
blijkt er wel uit, dat het wel eens noodig ge
acht zou kunnen worden die voorbereiding hier
te lande ongeveer twee jaar te doen duren.
Maar ook ai zou dat het geval zijn ja dan
zeker is het noodig, dat zoo spoedig mogelijk
het besluit zal kunnen vallen, dat een tweede
missionaire predikant voor ons Zendingsterrein
worde beroepen, om zoo spoedig als dat kan
daarheen te vertrekken en mee de schouders te
zetten onder het zich uitbreidend werk.
ZENDINGSFILM.
Ds. Merkelijn schreef ons ook nog, dat men
daar bezig is een film te laten maken van den
arbeid over heel het terrein scholen, hospitaal,
Blondo, colportage, uitgaande kerken, arbeid der
helpers enz. Die film wordt voorloopig daar be
kostigd.
Hij verzoekt dan, den heer Lok, die vroeger
in Magelang aan een school verbonden was, en
nu in Haarlem woont, te willen uitnoodigen om
met die film een reis te maken door Zeeland,
Noord Brabant en Limburg en de collecte, bij
die gelegenheid ontvangen, te bestemmen voor
y.voor het directe Zendingswerk en voor J4
voor het Hospitaal.
We geven aan dit bericht gaarne hier publi
citeit opdat de kerken daarmee zouden kunnen
rekenen en plannen maken om voor een vol
gende wintercampagne deze film te doen ver-
toonen. Omdat dit dan een film is van ons eigen
Zendingsterrein, zal er ongetwijfeld belangstel
ling voor zijn en zal op die manier de kennis
van en liefde voor het werk daar worden ver
meerderd en versterkt.
HEIJ.
De loop der geschiedenis van Christus' Kerk
op aarde laat telkens weer zien, dat personen
worden verwekt, die in tijden van verval terug
roepen tot de wet en de getuigenis.
Vooral nu in 1934 treft, dat in verschillende
pers-artikelen namen worden genoemd van hen,
die reeds vóór 1834 duidelijk blijk gaven, dat zij
het niet vinden konden met de prediking dier
dagen.
In Zeeuwsch-Vlaanderen en dan in het land
van Axel en later ook in Walcheren hoorden
we meerdere malen den naam van J. W. Vijge
boom en zoo is het dan ook niet te verwon
deren, dat met groote belangstelling is gelezen
een artikel in de Bazuin, van de hand van onzen
hooggeachten leermeester Prof. Dr. A. G. Honig,
dat in onze Kerkbode moge opgenomen in de
hoop, dat over enkele duistere detailpunten eenig
licht moge opgaan.
Misschien zijn er nog ouderen in Zeeland, die
door overlevering nog iets kunnen melden. Gaar
ne zullen zulke berichten ontvangen en persklaar
gemaakt.
Hier volgt het artikel van Prof. Honig
Johan Willem Vijgeboom.
De Voorlooper dec Afscheiding.
Onder bovenstaanden titel geeft P. J. Meer-
tens op blz. 3056 van de jongste aflevering
van „Nederlandsch Archief voor Kerkgeschie
denis" (Nieuwe Serie, Deel XXVII, afl. 1, 1934)
een vlot geschreven overzicht van het leven en
de geschriften van Johan Willem Vijgeboom,
door Dr. L. H. Wagenaar in zijn bekend proef
schrift „de Voorlooper der Separatie" genoemd.
Aangezien ik me nog pas bij de voorbereiding
van mijne rede „Van Comrie tot De Cock" ver
diepte in de historie van de kerk en de theologie
van het einde der 18de tot de dertiger jaren der
19de eeuw, las ik dit artikel met bijzondere be
langstelling. En gaarne vestig ik er dan ook de
aandacht op.
De latere oefenaar J. W. Vijgeboom werd in
1773 te Ladbergen in het graafschap Teklenburg
(Duitschland) geboren. In 1790 kwam hij hier
te lande. Te Rotterdam werkte hij een jaar in
een tabaksfabriek, vervolgens was hij anderhalf
jaar tuinmansknecht te Schoonderloo bij Delfs-
haven, twee jaar te Hillegersberg en verschei
dene jaren te Schiedam, waar hij later met zijn
broer zelf een tuinmanszaak dreef. Omstreeks
1814 verwisselde hij het tuinmansvak met het
landbouwbedrijf. Een boerin, eigenares van
zeventien koeien, kwam bij hem inwonen en liet
haar testament in zijn belang veranderen. Maar
hij boerde niet voorspoedig. Omstreeks 1820 was
hij al zijn vee en ruim 3000 kwijt.
Aangezien Vijgeboom reeds van 1806 af op
onderscheidene plaatsen „geoefend" had, be
sloot hij nu zich geheel aan het „oefenen" te
geven en trok hij heel het land door. Tenslotte
vestigde hij zich in den zomer van 1822 te Axel.
Daar was in 1819 heel de kerkeraad, op één
lid na, afgezet door het provinciaal kerkbestuur
van Zeeland en het duurde tot 1825, alvorens
weer een volledige kerkeraad kon optreden. De
I oorzaak van deze afzetting werd door een „ver
licht" predikant aldus omschreven„Stijfhoof-
I dige en domme gehechtheid aan eenmaal aan
genomen begrippen of voorvaderlijke instellingen
I is te Axel karaktertrek. Gezet op zekere gelief
koosde uitdrukkingen, veroordeelt men er den
leeraar, die den naam van uitverkorenen niet
gebruikt, of Jezus onbepaald aan zondaren aan
biedt. Tegen de evangelische gezangen en Syno
dale verordeningen is men er algemeen hevig
verbitterd." Naast den Bijbel „heeft men nog
een anderen grond des geloofs, de ondervinding
der geloovigen, zooals de Heere zich huishou
delijk aan derzelver harten openbaart. Weinigen
vieren het Avondmaal
Met vreugde werd Vijgeboom te Axel ont
vangen. Zijn „voornaamste vriend en lotgenoot
was Pieter Marijs, eertijds voorlezer van de
Axelsche gemeente." Terstond traden echter de
kerkeraad, het classicaal en provinciaal kerk
bestuur en de rechterlijke macht tegen hem op.
Vele gemeenteleden zegden toen hun lidmaat
schap op en stichtten onder leiding van Vijge
boom de „Herstelde Kerk van Christus", die de
drie Formulieren van Eenigheid en de Dordtsche
Kerkenorde aannam. Op allerlei manieren werd
men geplaagd en een beroep eerst op de Tweede
Kamer en daarna op den Koning bleef zonder
gevolg.
Slechts enkele jaren schijnt Vijgeboom te Axel
gewoond te hebben. Maar hoe het na zijn ver
trek tot omstreeks 1835 met hem gegaan is, is
nog niet aan het licht gekomen. Wel weten we,
dat hij in dien tijd in de omgeving van Rotter
dam en Amsterdam heeft „geoefend" en dat er
omstreeks 1830 „met geen klein gerucht wijd
en zijd, bijzonder aan de overzijde van den
IJstroom en te Arnhem Vijgeboomiaansche oefe
ningen in optogt gekomen waren."
Sinds 1835 woonde hij te Middelburg en daar
voegde hij zich bij de Afscheiding. Van Middel
burg uit leidde hij toen geregeld de bijeenkom
sten, die op de buitenplaats St. Jan ten Heere
onder Domburg werden gehouden. In 1839
schijnt hij te Middelburg of te Goes verzocht
te hebben, als dienaar des Woords te mogen
optreden. Maar omdat hij weigerde zich aan
een examen te onderwerpen, kwam hier niets
van. In 1842 treffen we hem te Bunschoten,
waar vele „Afgescheidenen" waren, aan. Hij
werd daar beroepen als predikant tegen een
jaarlijksch tractement van 400. Aanvankelijk
begon hij met „oefenen", maar in 1843 werd hij,
die zijne bezwaren ter zijde gesteld had „voor
de provinciale kerkvergadering van Noord-Hol
land o.a. door Van Velzen, Van Raalte en
Brummelkamp geëxamineerd." „Men vond ech
ter de attestaties van kerkeraad en klassis,
waaronder hij ressorteerde „niet zoodanig, dat
men begreep hem te moeten toelaten" en boven
dien meende Van Raalte grond te hebben, om
hem van „onoprechtheid" te verdenken. Ook
waren er in Bunschoten moeilijkheden met hem
voorgevallen, en zoo werd Vijgeboom „door de
klassikale vergadering te Hilversum van de ge
meente ontbonden verklaard, en is vervolgens
na vooraf bezorgd te zijn geworden, naar zijn
geboorteplaats vertrokken." Zijn zaak schijnt in
onderzoek te zijn genomen, maar het resultaat
daarvan is niet bekend."
De laatste jaren van zijn leven heeft Vijge
boom weer in Middelburg doorgebracht, "inwo
nende bij twee dochters, wier leven ver van
onberispelijk was geweest. Hij beschouwde zich
zelf als predikant en droeg de gebruikelijke
ambtskleeding. De predikanten der „Afgeschei
den gemeente" bezochten hem daar dikwijls,
hoewel hij bleef „oefenen" in een schuur dicht
bij zijn woning. Kort voor zijn dood had hij een
groote vrees voor het sterven. Ik weet, dat mijn
ankertje vastligt, zei hij eens op zijn ziekbed tot
Dr. Klijn, maar het scheiden van ziel en lichaam
valt me hard. Vader Vijgeboom, antwoordde de
predikant, als je sterft, vliegt je ziel als een
vogeltje uit de kooi. Den 22sten Juli 1845 is
Vijgeboom op zijn stoel overleden zijn laatste
woorden warenIs dat nu sterven Op het
kerkhof te Middelburg werd hij begraven.
45)
Op de gewone wijze werd de dienst beëindigd,
waarna de menigte, druk het geval besprekend,
zich verwijderde. Dominé De Cock en de ker
keraad verdwenen in de consistorie, op den
voet gevolgd door den gerechtsdienaar uit Ap~
pingedam, die verklaarde, dat proces-verbaal
van het gebeuren van dien morgen zou worden
opgemaakt. Geverbaliseerd werden de predikant
en een gemeentelid, Klaas Pieters Ritsema ge-
heeten. De ambtenaar van het gerecht sprak de
veronderstelling uit, dat beiden spoedig voor de
Rechtbank in Appingedam zouden worden ge
daagd, om zich te verantwoorden.
Daarop vertrok de dienaar van het gerecht,
zich er des middags van overtuigend, dat in
derdaad in de schuur der pastorie werd ge
preekt, die de opgekomenen niet kon bevatten,
zoodat velen, ondanks het vrij gure October-
weer, buiten stonden en mede luisterden naar
de verhandeling over Zondag 1 van den Heidel-
bergschen Catechismus, die in het grootste deel
der kerken in den lande niet meer werd gepre
dikt.
Ook hier was van stoornis geen sprake. Ge
sterkt in het geloof en verblijd dominé De Cock
weer te hebben mogen hooren ging de menigte
uiteen.
Bazuin en Schoonoort hadden besloten, dien
avond niet naar huis te gaan, maar dominé De
Cock in de pastorie op te zoeken, bij welk be
sluit Wolters zich gaarne aansloot.
Als steeds werden zij gastvrij ontvangen in de
pastorie, waar ook Barkema en Beukema waren.
Over het gebeuren werd veel gepraat. Duidelijk
zette dominé De Cock uiteen, dat het kerkbe
stuur zijn boekje te buiten ging en het wereldlijk
gezag nog veel meer.
„Niet alleen ik", verklaarde hij, „maar de ge-
heele kerkeraad en zoo goed als de geheele ge
meente, hebben zich afgescheiden van het Ne
derlandsch Hervormd Kerkgenootschap, zooals
dat sedert 1816 bestaat."
Vervolgens wees hij er op, dat het doel van
de verwerping van het der kerk opgedrongen
bestuur alleen was het weerkeeren tot de leer,
de tucht en den dienst der van ouds Gerefor
meerde Kerk. Aan die kerk nu behoorde het
kerkgebouw en al de kerkelijke goederen van
de gemeente te Ulrum. Die gemeente had tot
hiertoe over die goederen haar eigen beheer en
met de afscheiding van het bestuur der Her
vormde Kerk was de kerkeraad, aan wien de
zorg der gemeente was toevertrouwd, geheel on
veranderd gebleven. Die kerkeraad begreep
daarom, dat geen ander leeraar dan de leeraar
der gemeente in het gebouw der gemeente moest
prediken dat voortaan elke poging van andere
leeraars, om in dat gebouw te prediken, indrin
ging in den dienst der gemeente was en dat hij
daarom aan de gemeente haar recht ook op het
bezit harer goederen niet mocht laten ontnemen,
zonder zijnerzijds pogingen tot handhaving te
hebben aangewend.
De gebeurtenissen van dien dag werden Ba
zuin en Schoonoort nu volkomen duidelijk.
De laatste dagen was, op grond der loopende
geruchten, de vrees opgekomen, dat het kerk
bestuur, gesteund door den wereldlijken arm,
zich de goederen der gemeente zou willen toe-
Tot zoover het artikel uit de Bazuin, waaraan
is toegevoegd, dat Vijgeboom heeft uitgegeven
enkele geschriften over de Gereformeerde" Leer
en de Gezangenkwestie.
Prof. Honig neigt er toe om ontkennend te
beantwoorden de vraag kan Vijgeboom wel als
een „voorlooper der Afscheiding" getypeerd
Gaarne zag hij, dat een onzer predikanten de
geschriften van Vijgeboom zal bestudeeren om
in dit opzicht te komen tot een welgefundeerd
oordeel.
Misschien hooren we straks wel iets meer op
de Zeeuwsche Ouderlingen-conferentie.
NIEUWE OFFERS IN
„DEN ZEEUWSCHEN BEKER".
Uit coll. G. K. te Middelburg ƒ1.Mej.
B. te St. Laurens 0.30Uit coll. G. K. te
Souburg 3.Nagift Kattendijke 10.
Llit coll. G. K. te Meliskerke f 1.Uit coll.
G. K. te M'burg 1.Mej. L. te Middelburg
0.75 Een catechisant te M'burg 1.Gra
tis tocht naar B. op Z. 1Nagek. gift te
Terneuzen 10.G. M. V. te Arnemuiden
10.14; Uit coll. N. H. K. 10.Comité
Borssele 142.50 Comité Oudelande 88.67
Comité Óvezande-Driewegen 109.25. Door
Ds. Castelein te IJzendijke 80.50; Comité
Zonnemaire 28.50.
In totaal ontvangen de som van 12.685,35.
We zeggen weer alle medehelpers en mede
gevers dank voor de honderden, die weer toe
vloeiden.
Veel nieuws is er niet. Een tocht naar het
vergelegen, maar ook wel-gelegen en vette eiland
St. Philipsland werd gemaakt. Anna Jacoba was
zeer bereid een Comité te vormen en te St. Phi
lipsland zullen we door middel van enkele hulp
vaardige vrienden de broeders en zusters aldaar
in de gelegenheid stellen mede het heerlijke
werk van verkwikkende vertroosting en verster
king te bereiden aan de nooddruftige en ver
drukte geloovigen in Rusland. Naar we verne
men zijn de Comité's te Krabbendijke en te
Grijpskerke óf gereed óf in volle actie.
Met vriendel. dank en dringende aanbeveling.
Namens het Prov. Comité,
St. Laurens. A. KONING.
Giro 220659.
DRIETAL TE
Lunteren Cand. W. C. van den Brink
te Hilversum.
Cand. M. J. van Dijken te Groningen.
Cand. Dr. W. H. van Zuijlen te Kampen.
Arnhem (3de pred. pl.):
J. C. J. Kuiper te Oost- en West-Souburg.
M. B. van 't Veer te Zevenbergen.
Mr. W. S. de Vries te Voorburg.
TWEETAL TE
Dokkum (vac.-wijlen P. J. Klaarhamer):
J. B. van der Sijs te Steenwijk.
W. Tom te Sappemeer.
Rijnsburg (vac.-J. de Waard):
J. C. J. Kuiper te Oost- en West-Souburg.
C. M. van der Loo te Appelscha.
BEROEPEN TE
Rijnsburg C. M. v. d. Loo te Appelscha.
Amstelveen C. Lugtigheid te Leens.
Ds. D. Brernmer nam, wegens vertrek naar
Middelburg, afscheid van de Kerk van Hoek
van Holland met een predikatie over 2 Petr.
1 19 en ontvouwde „het profetisch Woord,
waarin Paulus roemt", n.l. 1. dat hij zulks doet
in het vaste bezit daarvan, 2. dat hij opwekt tot
recht gebruik en 3. dat hij den volgenden rijken
zegen daarvan voorstelt.
Aan het einde der prediking richtte Ds. Brern
mer zich tot den vertegenwoordiger van het
Gemeentebestuur van Rotterdam tot Kerkeraad,
Gemeente enz. Hij zegde dank voor het stoffe
lijk aandenken, dat hem bij dit afscheid geschon
ken werd. In een inleidend woord had hij her
innerd, dat hij al de vijf jaren van zijn arbeid
te Hoek van Holland veel liefde had mogen
ondervinden. Namens Kerkeraad en Gemeente
bracht ouderl. A. Dekker dank, ook aan Me
vrouw Brernmer, voor haar arbeid. Toegezongen
werd Ps. 121 4.
eigenen. Als dat zoo was en dien dag was
het overduidelijk gebleken dan zou noch ker
keraad noch gemeente met geweld zich daar
tegen stellen, maar afwachten de uitspraak van
den wereldlijken rechter.
Met opzet was dien morgen gehandeld, als
gehandeld was. Men had onmiddellijk na de
afscheiding beproefd, de kerk weer in bezit te
nemen en dominé De Cock was niet eerder met
de prediking begonnen dan nadat de gemeente
eenparig had verklaard, dat zij niet den ring-
predikant, maar haar eigen leeraar begeerde te
hooren. Dat alles was uitvoerig den vorigen
avond door den kerkeraad besproken.
Nu duidelijk was gebleken, dat het kerkbe
stuur zich in het bezit van de goederen der ge
meente wilde stellen, werd gehouden het parool:
geen geweld. Vandaar, dat des middags in de
pastorie werd vergaderd, wat men ook de vol
gende Zondagen van plan was te doen.
Den volgenden dag zou uitgevoerd worden
het voorloopig genomen besluit, om zich met
een uitvoerig schrijven te wenden tot den Gou
verneur der provincie Groningen, waarin de
geheele situatie zou worden uiteengezet en waar
in den vertegenwoordiger van den Koning zou
worden verzocht, bemiddelend op te treden,
opdat de gemeente van Ulrum recht zou worden
gedaan.
Als zijn vaste overtuiging verklaarde dominé
De Cock, dat het kerkbestuur geen recht kon
doen gelden op de goederen der gemeente, die
nu volkomen zelfstandig was en die met rust
gelaten moest worden. Men zou nu even den
gang van zaken afwachten, om zich, wanneer
geen verandering kwam, te wenden tot den
wereldlijken rechter, die dan in een civiel proces
een uitspraak had te doen, een uitspraak, die
Ds. R. Brouwer, predikant der Geref.
Kerk te Heinenoord, hoopt, na verkregen eme
ritaat, Zondag 11 Maart a.s., des middags te
half drie, van zijn Gemeente afscheid te nemen.
Zijn toekomstig adres is: Laren (N. H.), Slan-
genweg 3.
Te Aalten heeft, naar men ons mededeelt,
de Kerkeraad der Geref. Kerken besloten met
ingang van Zondag 25 Maart a.s. over te gaan
tot het instellen van een derden dienst in een
der plaatselijke Christelijke verenigingsgebou
wen. Hoewel eerst is overwogen over te gaan
tot institueering van een Kerk te Bredevoort of
Lintelo, heeft de Kerkeraad besloten eerst dezen
maatregel bij wijze van proef in te voeren.
„Het Paradijs ontdekt"
Dr. J. R. Callenbach schrijft in de „Rotterd.
Kerkbode"
Het volgende, haast ongeloofelijke, bericht
werd mij toegezonden
Onder den titel „Het paradijs ontdekt", is
dezer dagen in Duitschland, van de hand van
Franz von Wendrin, een boek verschenen. In
dit boek wordt o.m. uiteengezet, dat het paradijs
was gelegen in Pommeren, waar de Joden werden
gehouden als dieren, waarop men jacht maakte,
en als huisdieren, door de goden, de oude Duit-
schers. Wanneer de Joden zich hiertegen ver
zetten, werden zij uit het paradijs verbannen.
Voorts ontdekte Von Wendrin, dat Adam en
Eva een Duitsche vrucht aten, „immers geen
banaan of dadel, maar een appel".
Wij noodigen den heer Von Wendrin uit dien
appel eens te gaan zoeken in Genesis. Als hij
zijn mond houdt tot hij dien vindt, doet hij goed
werk. (A. R.)
Na een langdurige en zeer smartelijke
ziekte is op ruim 35-jarigen leeftijd te Veenen-
daal overleden Ds. R. J. van der Weerd, in le
ven predikant der Geref. Kerk aldaar.
Ds. van der Weerd, die nog geen jaar geleden
te Veenendaal zijn intrede deed, n.l. op 14 Mei
1933, heeft op 13 October d.a.v. voor het laatst
ambtelijken arbeid verricht. Hij catechiseerde
dien dag, hoewel hij zich niet geheel in orde
gevoelde. Des avonds verergerde de toestand
dermate, dat reeds dien nacht bij hem moest
worden gewaakt. Een ernstige kwaal had hem
aangegrepen. De doktoren achtten zijn opname
in een ziekeninrichting noodzakelijk. Ds. van der
Weerd werd toen opgenomen in het Diacones-
senhuis te Utrecht, waar hij geruimen tijd ver
pleegd werd. Zijn toestand ging „op en neer".
Soms kreeg hij tijdelijke verlichting van pijnen,
maar daarna verergerden die weer in hooge mate.
De laatste paar maanden werd hij in zijn pastorie
te Veenendaal door zijn echtgenoote en een
tweetal verpleegsters verpleegd. En thans is hij
uit zijn lijden verlost en de eeuwige rust inge
gaan. Reeds een paar maanden geleden betuigde
hij zijn omgeving daartoe bereid te zijn.
Ds. P. Prins, van Deventer, verzoekt
plaats voor het volgende stukje
Mag ik u eens een vraag doen, vaders en
moeders
Bidt ge wel eiken dag speciaal om den Heili
gen Geest voor uw jongen, die onder dienst is V
Dat heeft hij het allerhardst noodig.
Maar ook wanneer ge dat doet, dan zijn er
nog zooveel andere dingen, die hij van noode
heeft.
Hebt ge uw zoon een Bijbel mee gegeven, toen
hij onder de wapenen moest komen Het blijkt
ons zoo menigmaal, dat dit niet is geschied.
Het is ons zoo dikwijls een raadsel, een
droefheid.
Nu kunt ge dit goed maken, wanneer uw jon
gen straks thuis komt.
Ge kunt het gepleegde verzuim weer herstel
len, wacht er niet mee.
Doe het, zoo spoedig ge kunt.
Ge wilt uw kind toch niet uw gebed en Gods
Woord onthouden
Ge hebt hem wellicht van alles meegegeven,
uw vermaningen, uw raadgevingen, wat geld
enzoudt ge nu het voornaamste hebben
vergeten
Ge herinnert u toch wel, wat ge bij den doop
van uw jongen hebt beloofd
Uw gebed en Gods Woord, beiden heeft hij
noodig. (A. R.)
in de „Amsterdamsche Kerkbode" deelt
Ds. J. L. Schouten een en ander mede over den
volgens dominé De Cock niet twijfelachtig was,
alsmen tenminste recht wilde doen. Deze
voorzichtige bijvoeging liet, naar Bazuin's op
merking, aan duidelijkheid niets te wenschen
over de predikant vreesde, dat geen recht zou
worden verschaft en de moeilijkheden zich zou
den opstapelen Dominé De Cock gaf dat toe.
Maar hij gaf te kennen, geen duimbreed te zul
len wijken, daar hij tot in het diepst van zijn
ziel er van overtuigd was, in den rechten weg
te wandelen. Hij was in Gods weg en dan zou,
op Zijn tijd, de Heere ruimte geven.
Het was reeds laat, toen Schoonoort, Bazuin
en Wolters de pastorie verlieten, om hun kwar
tier bij de weduwe Koster op te zoeken.
Bazuin had nog gevraagd, of dominé zijn ge
geven belofte wilde inlossen, nu hij weer preekte.
„Ik beloof je, Bazuin, mijn eerste preek na
de afscheiding buiten mijn gemeente zal in Uit-
huizermeeden zijn. Ik bemerk, dat ik daar veel
vrienden heb. We konden, voorzoover wij men-
schen dat kunnen, wel een datum bepalen."
De datum werd evenwel niet bepaald. Er
werd afgesproken, dat in elk geval Bazuin en
Wolters in Appingedam zouden zijn, wanneer
de predikant daar terecht moest staan voor het
feit, waarvoor dien morgen proces-verbaal was
opgemaakt. Van Appingedam zou men dan naar
Uithuizermeeden gaan. Wolters bood gul logies
voor den dominé aan en stelde ook zijn groote
kamer beschikbaar, om het gezelschap, dat van
oorspronkelijk tien reeds tot twintig leden was
aangegroeid, te herbergen tijdens de predikatie.
Trouwens, Schoonoort zou het aan de vrienden
in Uithuizen meedeelen, die natuurlijk ook zou
den komen. En voor zoovelen had Bazuin geen
ruimte.
(Wordt vervolgd)