FEUILLETON KENTERING. K. B. - s. KERKNIEUWS. miss. pred. onmogelijk zou maken. In elk geval blijkt er wel uit, dat het wel eens noodig ge acht zou kunnen worden die voorbereiding hier te lande ongeveer twee jaar te doen duren. Maar ook ai zou dat het geval zijn ja dan zeker is het noodig, dat zoo spoedig mogelijk het besluit zal kunnen vallen, dat een tweede missionaire predikant voor ons Zendingsterrein worde beroepen, om zoo spoedig als dat kan daarheen te vertrekken en mee de schouders te zetten onder het zich uitbreidend werk. ZENDINGSFILM. Ds. Merkelijn schreef ons ook nog, dat men daar bezig is een film te laten maken van den arbeid over heel het terrein scholen, hospitaal, Blondo, colportage, uitgaande kerken, arbeid der helpers enz. Die film wordt voorloopig daar be kostigd. Hij verzoekt dan, den heer Lok, die vroeger in Magelang aan een school verbonden was, en nu in Haarlem woont, te willen uitnoodigen om met die film een reis te maken door Zeeland, Noord Brabant en Limburg en de collecte, bij die gelegenheid ontvangen, te bestemmen voor y.voor het directe Zendingswerk en voor J4 voor het Hospitaal. We geven aan dit bericht gaarne hier publi citeit opdat de kerken daarmee zouden kunnen rekenen en plannen maken om voor een vol gende wintercampagne deze film te doen ver- toonen. Omdat dit dan een film is van ons eigen Zendingsterrein, zal er ongetwijfeld belangstel ling voor zijn en zal op die manier de kennis van en liefde voor het werk daar worden ver meerderd en versterkt. HEIJ. De loop der geschiedenis van Christus' Kerk op aarde laat telkens weer zien, dat personen worden verwekt, die in tijden van verval terug roepen tot de wet en de getuigenis. Vooral nu in 1934 treft, dat in verschillende pers-artikelen namen worden genoemd van hen, die reeds vóór 1834 duidelijk blijk gaven, dat zij het niet vinden konden met de prediking dier dagen. In Zeeuwsch-Vlaanderen en dan in het land van Axel en later ook in Walcheren hoorden we meerdere malen den naam van J. W. Vijge boom en zoo is het dan ook niet te verwon deren, dat met groote belangstelling is gelezen een artikel in de Bazuin, van de hand van onzen hooggeachten leermeester Prof. Dr. A. G. Honig, dat in onze Kerkbode moge opgenomen in de hoop, dat over enkele duistere detailpunten eenig licht moge opgaan. Misschien zijn er nog ouderen in Zeeland, die door overlevering nog iets kunnen melden. Gaar ne zullen zulke berichten ontvangen en persklaar gemaakt. Hier volgt het artikel van Prof. Honig Johan Willem Vijgeboom. De Voorlooper dec Afscheiding. Onder bovenstaanden titel geeft P. J. Meer- tens op blz. 3056 van de jongste aflevering van „Nederlandsch Archief voor Kerkgeschie denis" (Nieuwe Serie, Deel XXVII, afl. 1, 1934) een vlot geschreven overzicht van het leven en de geschriften van Johan Willem Vijgeboom, door Dr. L. H. Wagenaar in zijn bekend proef schrift „de Voorlooper der Separatie" genoemd. Aangezien ik me nog pas bij de voorbereiding van mijne rede „Van Comrie tot De Cock" ver diepte in de historie van de kerk en de theologie van het einde der 18de tot de dertiger jaren der 19de eeuw, las ik dit artikel met bijzondere be langstelling. En gaarne vestig ik er dan ook de aandacht op. De latere oefenaar J. W. Vijgeboom werd in 1773 te Ladbergen in het graafschap Teklenburg (Duitschland) geboren. In 1790 kwam hij hier te lande. Te Rotterdam werkte hij een jaar in een tabaksfabriek, vervolgens was hij anderhalf jaar tuinmansknecht te Schoonderloo bij Delfs- haven, twee jaar te Hillegersberg en verschei dene jaren te Schiedam, waar hij later met zijn broer zelf een tuinmanszaak dreef. Omstreeks 1814 verwisselde hij het tuinmansvak met het landbouwbedrijf. Een boerin, eigenares van zeventien koeien, kwam bij hem inwonen en liet haar testament in zijn belang veranderen. Maar hij boerde niet voorspoedig. Omstreeks 1820 was hij al zijn vee en ruim 3000 kwijt. Aangezien Vijgeboom reeds van 1806 af op onderscheidene plaatsen „geoefend" had, be sloot hij nu zich geheel aan het „oefenen" te geven en trok hij heel het land door. Tenslotte vestigde hij zich in den zomer van 1822 te Axel. Daar was in 1819 heel de kerkeraad, op één lid na, afgezet door het provinciaal kerkbestuur van Zeeland en het duurde tot 1825, alvorens weer een volledige kerkeraad kon optreden. De I oorzaak van deze afzetting werd door een „ver licht" predikant aldus omschreven„Stijfhoof- I dige en domme gehechtheid aan eenmaal aan genomen begrippen of voorvaderlijke instellingen I is te Axel karaktertrek. Gezet op zekere gelief koosde uitdrukkingen, veroordeelt men er den leeraar, die den naam van uitverkorenen niet gebruikt, of Jezus onbepaald aan zondaren aan biedt. Tegen de evangelische gezangen en Syno dale verordeningen is men er algemeen hevig verbitterd." Naast den Bijbel „heeft men nog een anderen grond des geloofs, de ondervinding der geloovigen, zooals de Heere zich huishou delijk aan derzelver harten openbaart. Weinigen vieren het Avondmaal Met vreugde werd Vijgeboom te Axel ont vangen. Zijn „voornaamste vriend en lotgenoot was Pieter Marijs, eertijds voorlezer van de Axelsche gemeente." Terstond traden echter de kerkeraad, het classicaal en provinciaal kerk bestuur en de rechterlijke macht tegen hem op. Vele gemeenteleden zegden toen hun lidmaat schap op en stichtten onder leiding van Vijge boom de „Herstelde Kerk van Christus", die de drie Formulieren van Eenigheid en de Dordtsche Kerkenorde aannam. Op allerlei manieren werd men geplaagd en een beroep eerst op de Tweede Kamer en daarna op den Koning bleef zonder gevolg. Slechts enkele jaren schijnt Vijgeboom te Axel gewoond te hebben. Maar hoe het na zijn ver trek tot omstreeks 1835 met hem gegaan is, is nog niet aan het licht gekomen. Wel weten we, dat hij in dien tijd in de omgeving van Rotter dam en Amsterdam heeft „geoefend" en dat er omstreeks 1830 „met geen klein gerucht wijd en zijd, bijzonder aan de overzijde van den IJstroom en te Arnhem Vijgeboomiaansche oefe ningen in optogt gekomen waren." Sinds 1835 woonde hij te Middelburg en daar voegde hij zich bij de Afscheiding. Van Middel burg uit leidde hij toen geregeld de bijeenkom sten, die op de buitenplaats St. Jan ten Heere onder Domburg werden gehouden. In 1839 schijnt hij te Middelburg of te Goes verzocht te hebben, als dienaar des Woords te mogen optreden. Maar omdat hij weigerde zich aan een examen te onderwerpen, kwam hier niets van. In 1842 treffen we hem te Bunschoten, waar vele „Afgescheidenen" waren, aan. Hij werd daar beroepen als predikant tegen een jaarlijksch tractement van 400. Aanvankelijk begon hij met „oefenen", maar in 1843 werd hij, die zijne bezwaren ter zijde gesteld had „voor de provinciale kerkvergadering van Noord-Hol land o.a. door Van Velzen, Van Raalte en Brummelkamp geëxamineerd." „Men vond ech ter de attestaties van kerkeraad en klassis, waaronder hij ressorteerde „niet zoodanig, dat men begreep hem te moeten toelaten" en boven dien meende Van Raalte grond te hebben, om hem van „onoprechtheid" te verdenken. Ook waren er in Bunschoten moeilijkheden met hem voorgevallen, en zoo werd Vijgeboom „door de klassikale vergadering te Hilversum van de ge meente ontbonden verklaard, en is vervolgens na vooraf bezorgd te zijn geworden, naar zijn geboorteplaats vertrokken." Zijn zaak schijnt in onderzoek te zijn genomen, maar het resultaat daarvan is niet bekend." De laatste jaren van zijn leven heeft Vijge boom weer in Middelburg doorgebracht, "inwo nende bij twee dochters, wier leven ver van onberispelijk was geweest. Hij beschouwde zich zelf als predikant en droeg de gebruikelijke ambtskleeding. De predikanten der „Afgeschei den gemeente" bezochten hem daar dikwijls, hoewel hij bleef „oefenen" in een schuur dicht bij zijn woning. Kort voor zijn dood had hij een groote vrees voor het sterven. Ik weet, dat mijn ankertje vastligt, zei hij eens op zijn ziekbed tot Dr. Klijn, maar het scheiden van ziel en lichaam valt me hard. Vader Vijgeboom, antwoordde de predikant, als je sterft, vliegt je ziel als een vogeltje uit de kooi. Den 22sten Juli 1845 is Vijgeboom op zijn stoel overleden zijn laatste woorden warenIs dat nu sterven Op het kerkhof te Middelburg werd hij begraven. 45) Op de gewone wijze werd de dienst beëindigd, waarna de menigte, druk het geval besprekend, zich verwijderde. Dominé De Cock en de ker keraad verdwenen in de consistorie, op den voet gevolgd door den gerechtsdienaar uit Ap~ pingedam, die verklaarde, dat proces-verbaal van het gebeuren van dien morgen zou worden opgemaakt. Geverbaliseerd werden de predikant en een gemeentelid, Klaas Pieters Ritsema ge- heeten. De ambtenaar van het gerecht sprak de veronderstelling uit, dat beiden spoedig voor de Rechtbank in Appingedam zouden worden ge daagd, om zich te verantwoorden. Daarop vertrok de dienaar van het gerecht, zich er des middags van overtuigend, dat in derdaad in de schuur der pastorie werd ge preekt, die de opgekomenen niet kon bevatten, zoodat velen, ondanks het vrij gure October- weer, buiten stonden en mede luisterden naar de verhandeling over Zondag 1 van den Heidel- bergschen Catechismus, die in het grootste deel der kerken in den lande niet meer werd gepre dikt. Ook hier was van stoornis geen sprake. Ge sterkt in het geloof en verblijd dominé De Cock weer te hebben mogen hooren ging de menigte uiteen. Bazuin en Schoonoort hadden besloten, dien avond niet naar huis te gaan, maar dominé De Cock in de pastorie op te zoeken, bij welk be sluit Wolters zich gaarne aansloot. Als steeds werden zij gastvrij ontvangen in de pastorie, waar ook Barkema en Beukema waren. Over het gebeuren werd veel gepraat. Duidelijk zette dominé De Cock uiteen, dat het kerkbe stuur zijn boekje te buiten ging en het wereldlijk gezag nog veel meer. „Niet alleen ik", verklaarde hij, „maar de ge- heele kerkeraad en zoo goed als de geheele ge meente, hebben zich afgescheiden van het Ne derlandsch Hervormd Kerkgenootschap, zooals dat sedert 1816 bestaat." Vervolgens wees hij er op, dat het doel van de verwerping van het der kerk opgedrongen bestuur alleen was het weerkeeren tot de leer, de tucht en den dienst der van ouds Gerefor meerde Kerk. Aan die kerk nu behoorde het kerkgebouw en al de kerkelijke goederen van de gemeente te Ulrum. Die gemeente had tot hiertoe over die goederen haar eigen beheer en met de afscheiding van het bestuur der Her vormde Kerk was de kerkeraad, aan wien de zorg der gemeente was toevertrouwd, geheel on veranderd gebleven. Die kerkeraad begreep daarom, dat geen ander leeraar dan de leeraar der gemeente in het gebouw der gemeente moest prediken dat voortaan elke poging van andere leeraars, om in dat gebouw te prediken, indrin ging in den dienst der gemeente was en dat hij daarom aan de gemeente haar recht ook op het bezit harer goederen niet mocht laten ontnemen, zonder zijnerzijds pogingen tot handhaving te hebben aangewend. De gebeurtenissen van dien dag werden Ba zuin en Schoonoort nu volkomen duidelijk. De laatste dagen was, op grond der loopende geruchten, de vrees opgekomen, dat het kerk bestuur, gesteund door den wereldlijken arm, zich de goederen der gemeente zou willen toe- Tot zoover het artikel uit de Bazuin, waaraan is toegevoegd, dat Vijgeboom heeft uitgegeven enkele geschriften over de Gereformeerde" Leer en de Gezangenkwestie. Prof. Honig neigt er toe om ontkennend te beantwoorden de vraag kan Vijgeboom wel als een „voorlooper der Afscheiding" getypeerd Gaarne zag hij, dat een onzer predikanten de geschriften van Vijgeboom zal bestudeeren om in dit opzicht te komen tot een welgefundeerd oordeel. Misschien hooren we straks wel iets meer op de Zeeuwsche Ouderlingen-conferentie. NIEUWE OFFERS IN „DEN ZEEUWSCHEN BEKER". Uit coll. G. K. te Middelburg ƒ1.Mej. B. te St. Laurens 0.30Uit coll. G. K. te Souburg 3.Nagift Kattendijke 10. Llit coll. G. K. te Meliskerke f 1.Uit coll. G. K. te M'burg 1.Mej. L. te Middelburg 0.75 Een catechisant te M'burg 1.Gra tis tocht naar B. op Z. 1Nagek. gift te Terneuzen 10.G. M. V. te Arnemuiden 10.14; Uit coll. N. H. K. 10.Comité Borssele 142.50 Comité Oudelande 88.67 Comité Óvezande-Driewegen 109.25. Door Ds. Castelein te IJzendijke 80.50; Comité Zonnemaire 28.50. In totaal ontvangen de som van 12.685,35. We zeggen weer alle medehelpers en mede gevers dank voor de honderden, die weer toe vloeiden. Veel nieuws is er niet. Een tocht naar het vergelegen, maar ook wel-gelegen en vette eiland St. Philipsland werd gemaakt. Anna Jacoba was zeer bereid een Comité te vormen en te St. Phi lipsland zullen we door middel van enkele hulp vaardige vrienden de broeders en zusters aldaar in de gelegenheid stellen mede het heerlijke werk van verkwikkende vertroosting en verster king te bereiden aan de nooddruftige en ver drukte geloovigen in Rusland. Naar we verne men zijn de Comité's te Krabbendijke en te Grijpskerke óf gereed óf in volle actie. Met vriendel. dank en dringende aanbeveling. Namens het Prov. Comité, St. Laurens. A. KONING. Giro 220659. DRIETAL TE Lunteren Cand. W. C. van den Brink te Hilversum. Cand. M. J. van Dijken te Groningen. Cand. Dr. W. H. van Zuijlen te Kampen. Arnhem (3de pred. pl.): J. C. J. Kuiper te Oost- en West-Souburg. M. B. van 't Veer te Zevenbergen. Mr. W. S. de Vries te Voorburg. TWEETAL TE Dokkum (vac.-wijlen P. J. Klaarhamer): J. B. van der Sijs te Steenwijk. W. Tom te Sappemeer. Rijnsburg (vac.-J. de Waard): J. C. J. Kuiper te Oost- en West-Souburg. C. M. van der Loo te Appelscha. BEROEPEN TE Rijnsburg C. M. v. d. Loo te Appelscha. Amstelveen C. Lugtigheid te Leens. Ds. D. Brernmer nam, wegens vertrek naar Middelburg, afscheid van de Kerk van Hoek van Holland met een predikatie over 2 Petr. 1 19 en ontvouwde „het profetisch Woord, waarin Paulus roemt", n.l. 1. dat hij zulks doet in het vaste bezit daarvan, 2. dat hij opwekt tot recht gebruik en 3. dat hij den volgenden rijken zegen daarvan voorstelt. Aan het einde der prediking richtte Ds. Brern mer zich tot den vertegenwoordiger van het Gemeentebestuur van Rotterdam tot Kerkeraad, Gemeente enz. Hij zegde dank voor het stoffe lijk aandenken, dat hem bij dit afscheid geschon ken werd. In een inleidend woord had hij her innerd, dat hij al de vijf jaren van zijn arbeid te Hoek van Holland veel liefde had mogen ondervinden. Namens Kerkeraad en Gemeente bracht ouderl. A. Dekker dank, ook aan Me vrouw Brernmer, voor haar arbeid. Toegezongen werd Ps. 121 4. eigenen. Als dat zoo was en dien dag was het overduidelijk gebleken dan zou noch ker keraad noch gemeente met geweld zich daar tegen stellen, maar afwachten de uitspraak van den wereldlijken rechter. Met opzet was dien morgen gehandeld, als gehandeld was. Men had onmiddellijk na de afscheiding beproefd, de kerk weer in bezit te nemen en dominé De Cock was niet eerder met de prediking begonnen dan nadat de gemeente eenparig had verklaard, dat zij niet den ring- predikant, maar haar eigen leeraar begeerde te hooren. Dat alles was uitvoerig den vorigen avond door den kerkeraad besproken. Nu duidelijk was gebleken, dat het kerkbe stuur zich in het bezit van de goederen der ge meente wilde stellen, werd gehouden het parool: geen geweld. Vandaar, dat des middags in de pastorie werd vergaderd, wat men ook de vol gende Zondagen van plan was te doen. Den volgenden dag zou uitgevoerd worden het voorloopig genomen besluit, om zich met een uitvoerig schrijven te wenden tot den Gou verneur der provincie Groningen, waarin de geheele situatie zou worden uiteengezet en waar in den vertegenwoordiger van den Koning zou worden verzocht, bemiddelend op te treden, opdat de gemeente van Ulrum recht zou worden gedaan. Als zijn vaste overtuiging verklaarde dominé De Cock, dat het kerkbestuur geen recht kon doen gelden op de goederen der gemeente, die nu volkomen zelfstandig was en die met rust gelaten moest worden. Men zou nu even den gang van zaken afwachten, om zich, wanneer geen verandering kwam, te wenden tot den wereldlijken rechter, die dan in een civiel proces een uitspraak had te doen, een uitspraak, die Ds. R. Brouwer, predikant der Geref. Kerk te Heinenoord, hoopt, na verkregen eme ritaat, Zondag 11 Maart a.s., des middags te half drie, van zijn Gemeente afscheid te nemen. Zijn toekomstig adres is: Laren (N. H.), Slan- genweg 3. Te Aalten heeft, naar men ons mededeelt, de Kerkeraad der Geref. Kerken besloten met ingang van Zondag 25 Maart a.s. over te gaan tot het instellen van een derden dienst in een der plaatselijke Christelijke verenigingsgebou wen. Hoewel eerst is overwogen over te gaan tot institueering van een Kerk te Bredevoort of Lintelo, heeft de Kerkeraad besloten eerst dezen maatregel bij wijze van proef in te voeren. „Het Paradijs ontdekt" Dr. J. R. Callenbach schrijft in de „Rotterd. Kerkbode" Het volgende, haast ongeloofelijke, bericht werd mij toegezonden Onder den titel „Het paradijs ontdekt", is dezer dagen in Duitschland, van de hand van Franz von Wendrin, een boek verschenen. In dit boek wordt o.m. uiteengezet, dat het paradijs was gelegen in Pommeren, waar de Joden werden gehouden als dieren, waarop men jacht maakte, en als huisdieren, door de goden, de oude Duit- schers. Wanneer de Joden zich hiertegen ver zetten, werden zij uit het paradijs verbannen. Voorts ontdekte Von Wendrin, dat Adam en Eva een Duitsche vrucht aten, „immers geen banaan of dadel, maar een appel". Wij noodigen den heer Von Wendrin uit dien appel eens te gaan zoeken in Genesis. Als hij zijn mond houdt tot hij dien vindt, doet hij goed werk. (A. R.) Na een langdurige en zeer smartelijke ziekte is op ruim 35-jarigen leeftijd te Veenen- daal overleden Ds. R. J. van der Weerd, in le ven predikant der Geref. Kerk aldaar. Ds. van der Weerd, die nog geen jaar geleden te Veenendaal zijn intrede deed, n.l. op 14 Mei 1933, heeft op 13 October d.a.v. voor het laatst ambtelijken arbeid verricht. Hij catechiseerde dien dag, hoewel hij zich niet geheel in orde gevoelde. Des avonds verergerde de toestand dermate, dat reeds dien nacht bij hem moest worden gewaakt. Een ernstige kwaal had hem aangegrepen. De doktoren achtten zijn opname in een ziekeninrichting noodzakelijk. Ds. van der Weerd werd toen opgenomen in het Diacones- senhuis te Utrecht, waar hij geruimen tijd ver pleegd werd. Zijn toestand ging „op en neer". Soms kreeg hij tijdelijke verlichting van pijnen, maar daarna verergerden die weer in hooge mate. De laatste paar maanden werd hij in zijn pastorie te Veenendaal door zijn echtgenoote en een tweetal verpleegsters verpleegd. En thans is hij uit zijn lijden verlost en de eeuwige rust inge gaan. Reeds een paar maanden geleden betuigde hij zijn omgeving daartoe bereid te zijn. Ds. P. Prins, van Deventer, verzoekt plaats voor het volgende stukje Mag ik u eens een vraag doen, vaders en moeders Bidt ge wel eiken dag speciaal om den Heili gen Geest voor uw jongen, die onder dienst is V Dat heeft hij het allerhardst noodig. Maar ook wanneer ge dat doet, dan zijn er nog zooveel andere dingen, die hij van noode heeft. Hebt ge uw zoon een Bijbel mee gegeven, toen hij onder de wapenen moest komen Het blijkt ons zoo menigmaal, dat dit niet is geschied. Het is ons zoo dikwijls een raadsel, een droefheid. Nu kunt ge dit goed maken, wanneer uw jon gen straks thuis komt. Ge kunt het gepleegde verzuim weer herstel len, wacht er niet mee. Doe het, zoo spoedig ge kunt. Ge wilt uw kind toch niet uw gebed en Gods Woord onthouden Ge hebt hem wellicht van alles meegegeven, uw vermaningen, uw raadgevingen, wat geld enzoudt ge nu het voornaamste hebben vergeten Ge herinnert u toch wel, wat ge bij den doop van uw jongen hebt beloofd Uw gebed en Gods Woord, beiden heeft hij noodig. (A. R.) in de „Amsterdamsche Kerkbode" deelt Ds. J. L. Schouten een en ander mede over den volgens dominé De Cock niet twijfelachtig was, alsmen tenminste recht wilde doen. Deze voorzichtige bijvoeging liet, naar Bazuin's op merking, aan duidelijkheid niets te wenschen over de predikant vreesde, dat geen recht zou worden verschaft en de moeilijkheden zich zou den opstapelen Dominé De Cock gaf dat toe. Maar hij gaf te kennen, geen duimbreed te zul len wijken, daar hij tot in het diepst van zijn ziel er van overtuigd was, in den rechten weg te wandelen. Hij was in Gods weg en dan zou, op Zijn tijd, de Heere ruimte geven. Het was reeds laat, toen Schoonoort, Bazuin en Wolters de pastorie verlieten, om hun kwar tier bij de weduwe Koster op te zoeken. Bazuin had nog gevraagd, of dominé zijn ge geven belofte wilde inlossen, nu hij weer preekte. „Ik beloof je, Bazuin, mijn eerste preek na de afscheiding buiten mijn gemeente zal in Uit- huizermeeden zijn. Ik bemerk, dat ik daar veel vrienden heb. We konden, voorzoover wij men- schen dat kunnen, wel een datum bepalen." De datum werd evenwel niet bepaald. Er werd afgesproken, dat in elk geval Bazuin en Wolters in Appingedam zouden zijn, wanneer de predikant daar terecht moest staan voor het feit, waarvoor dien morgen proces-verbaal was opgemaakt. Van Appingedam zou men dan naar Uithuizermeeden gaan. Wolters bood gul logies voor den dominé aan en stelde ook zijn groote kamer beschikbaar, om het gezelschap, dat van oorspronkelijk tien reeds tot twintig leden was aangegroeid, te herbergen tijdens de predikatie. Trouwens, Schoonoort zou het aan de vrienden in Uithuizen meedeelen, die natuurlijk ook zou den komen. En voor zoovelen had Bazuin geen ruimte. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2