No* 9 Vrijdag 2 Maart 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD. DADERS DES WQQRDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A* C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS t D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 WEGGELEID. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg. Joh. 19:16b. Als een lam werd Hij ter slachting geleid. Jes. 53 7b. Er is heel wat leed over Christus heengegaan voor het zoover kwam. En zoover kan het komen, omdat willekeur, recht werd over Hem. Lukas schrijft van Pilatus maar Jezus gaf hij over tot hunnen wil. Luk. 23 25. Na Zijn gevangenneming is Annas begonnen en Kajafas, Herodes en Pilatus zijn hem hierin gevolgd, om Christus te sluiten „buiten den rechtskring van de wet". Anders was veroor deeling ook niet mogelijk geweest. Hoe zou een heilige en rechtvaardige naar het van God ge geven recht kunnen worden veroordeeld Daar om heeft men van Hem een eerlooze en rechte- looze moeten maken. En Christus had al heel wat helsche kwellingen geleden voor Hij weg geleid werd om gekruisigd te worden. En zij namen Jezus en leidden Hem weg. Dat zijn woorden zwaar van inhoud. Dan zet Chris tus zijn eerste schreden op den Kruisweg. De Priesters hebben het Lam genomen om het ter slachting weg te leiden. Immers in vs. 6 roept het priesterkoorkruis Hem, kruis Hem En daarop antwoordt Pilatus neemt gijlieden Hem en kruist Hem. En wanneer dan even ver der de Overpriesters weer aan het woord ge weest zijn dan volgt er bijna onmiddellijk en zij namen Jezus en leidden Hem weg. Maar leiden zij het Lam ter slachting weg, buiten de poort van de heilige stad, offeren mogen zij het niet. God zal hunne handen terug houden dat zij die niet slaan aan het heilige Lam dat zij onrein hebben geacht. Het Lam zal door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode on- straffelijk opofferen. Hebr. 9:4. En dan ver richten deze priesters hunnen laatsten ambtelijken dienst, want met het sterven van het Lam, heeft alle offerdienst opgehouden. God, die heerscht als Opperheer dwingt deze tempelmannen om te vervullen de profetie van hunnen Opperpriester Kajafas, namelijkdat Jezus sterven zou voor het volk. Joh. 11 51. Maar ook om te vervullen Gods-offerwet aan Israël gegeven, waarbij bevolen werd dat de lichamen van de als zondoffers geslachte dieren moesten worden gebracht buiten de Legerplaats, buiten de gemeenschap van het verzoende volk. De zonden van het volk waren dan overge dragen op het geslachte dier. En zoo nu moest, naar den bepaalden en voorkennisse Gods, Christus als drager van de zonde der wereld buiten Jeruzalem, de heilige stad, worden geleid, om als een schuldige "en gevloekte te sterven buiten de poortwant wel ker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hoogepriester, der- zelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door zijn eigen bloed het volk zou heiligen, bui ten de poort geleden. Hebr. 13:11 en 12. Daar rijzen allerlei vragen. Waarom moest dat nu zóó Waarom moest het lijdenspad van den Christus nu loopen door leugen en onrecht? Waarom heeft God dit alles nu toegelaten O, luister toch mijn ziel wat antwoord God li geeftIn al dat menschelijk onrecht was toch de stem van het Goddelijk recht. Immers Chris tus was de Borg voor de schuld van zijn volk. God heeft Hem zonde gemaakt voor ons. De Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen. Jes. 53 6. Hij stond in de plaats van zijn diepschuldig, doemwaardig volk. Hij is om onze overtredingen verwond om onze on gerechtigheden is Hij verbrijzeldde straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem. Jes. 53:5. Hij is een vloek geworden voor ons. Gal. 3:13. Wanneer de menschen, wanneer Kajafas en Pi latus Hem vloeken, dan is dat gruwelijk on recht, maar wanneer in dien weg de Vader den Zoon vloekt, dan is dat naar het heiligst recht, want, Hij moest lijden en sterven in de plaats van gevloekten. Hij is de Borg Christus is de plaatsbekleeder van zondaren. En zouden dezen de volle zwaarte van Gods vloek eerst kunnen dragen na den dood, Chris tus moest die voor allen lijden vóór den dood, want vóór den dood moet Hij uitroepen het is volbracht Maar als Israëls priesters dan den Christus uitleiden buiten de poort en wegleiden als een lam ter slachting beladen met den vloek der zonde, dan valt over den weg naar den dood het licht van Gods Raad en mijn ziel gaat zingen: Hij heeft gedacht aan zijn genade. Ja volbracht zijn al de woorden, Die de Godsprofeten hoorden Ja, vervuld is 't recht der wet Onze wonden zijn verbonden, Onze zonden zijn verslonden, En de slangenkop verplet Maar ook zoo krijg ik een inzicht in Gods onmetelijke liefde, in Zijn wonderbare genade, doch ook zie ik beter hoe groot mijne zonden en ellende zijn. Zie ik wat mijn zonden Christus hebben ge kost. Belijd ik met een verbroken hart en ver slagen geest Ik sloeg Hem al die wonden, Voor mij moest Hij daar gaan, Ik deed door mijne zonden, Hem al die jammer aan. Doch ook zoo daalt de vrede Gods in mijn ziele neer, en weer gaat het in mij zingen Zoover het West verwijderd is van 'tOosten, Zoover heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan. En zegt daar iemand dat kan ik nog niet zin gen, hij bidde O God wees mij zondaar ge nadig W. VAN HEININGEN. ONZE ZENDINGSTAAK IN DEZEN TIJD. III. In dit artikel willen we dan een breed citaat geven uit den brief, dien Ds. Merkelijn ons 4 Dec. '33 zond en waarin door hem met klem van redenen werd aangedrongen op de uitzen ding van een tweeden missionairen predikant en gevraagd werd die zaak aan de kerken zelf voor te leggen. We voegen er hier en daar alleen iets tus- schen dat voor het recht verstaan noodig is, omdat de brief een antwoord bevat op het schrij ven door de Zendende kerk en de Zendings- deputaten der Classes 11 Oct. '33 aan Ds. Mer kelijn gezonden. In dien brief van 't Zendingscomité en van de Zendingsdeputaten was uiteengezet, dat de ma laise, waardoor de inkomsten hier te lande sterk achteruit gingen, groote finantieele moeilijkheden meebracht. Zoo is het volgende uit den brief van Ds. Merkelijn te verstaan -„Ik begrijp heel goed, dat de ongunst dei- tijden de broeders voor groote moeilijkheden plaatst er wordt door de kerken der Zuidelijke provinciën reeds zooveel voor de Zending ge daan. Dat is zeker boven alle lof verheven. Ik geloof niet, dat er één provincie is, die percents gewijze zooveel voor de Zending geeft als Zee land en Brabant en Limburg. Dat is een groote zegen maar juist waar zooveel liefde voor de Zending is, zullen er niet zooveel woorden ge sproken behoeven te worden om te laten voelen, dat vermindering van bijdragen niet kan. De malaisetijd is juist zoo'n mooie tijd om te wer ken juist in den nacht der tijden behoort het vischnet van het Evangelie te worden uitgewor pen. Er is meer vraag en ingang dan voorheen en om nu in zoo'n tijd, nu er zooveel gelegen heden voorkomen en zooveel deuren opengaan, voor die deuren te moeten blijven staan en de gelegenheden niet aan te grijpen is niet doen lijk." Door ons was geschreven, dat de verminde ring in finantieele draagkracht in onze kerken niet buiten Gods leiding omging en dat dit ons zegt, dat wij daarmee rekening moeten houden en niet mogen doen alsof de gelden nog even zoo ruim vloeiden als voorheen. En eveneens, dat, wanneer God onze werkkracht vermindert, we daarmee ook rekening moeten houden. Het antwoord van Ds. Merkelijn daarop luidt aldus „Ik ben het daarmee volkomen eens en daarom heb ik in mijn vorigen brief en nu ook getracht een weg te vinden, die niet leidt tot vermeerdering van bijdragen door de kerken. Daarom ook vraag ik juist een tweede dominee, in een weg, die niet tot vermeerdering van fi nantieele lasten leidt, maar wel tot vermindering van werk voor mij, terwijl toch de gelegenheden die God geeft niet behoeven te worden ver waarloosd." En dan vangt het betoog aan, dat aantoont, hoe noodzakelijk het is, dat een tweede mis sionaire predikant wordt uitgezonden. „Maar ik wou, dat de broeders eens een maandje op dit Zendingsterrein vertoefden en met eigen oogen zagen, wat er omging. Ik houd mij overtuigd, dat U niet meer herhalen zou, wat ik in Uw brief lees„en als we dan al het werk niet kunnen blijven voortzetten, moeten we wel een en ander loslaten. De Heere vraagt van ons dan ook niet meer dan we kunnen en gebiedt ons ook voor onze gezondheid te zor gen." Bijvoorbeeld daar is het hoofd der Chinee- zen te Parakan, die getroffen is onder de pre diking, die hij in Magelang bijwoonde en nu verzoekt hij, of ik ook naar Parakan wil komen om in een huis, dat hij beschikbaar stelt, ge regeld koempoelan te houden voor de Chinee- zen. Wat moet ik nu antwoorden Zou één van U den moed hebben om tegen mij te zeggen, je moet dat niet doen, want de Heere vraagt van ons dan ook niet meer dan we kunnen en gebiedt ons ook voor onze ge zondheid te zorgen Geldt hier niet veel meer: Hij, die U roept is getrouw, die het ook doen zal. In Temanggoeng werd eveneens gelegenheid geopend in het huis van een rijken Chinees werd gelegenheid gegeven om samenkomsten te houden met de opmerking van hem, die het ver zocht, dat het zoo noodig was, want dat anders de Pinksterbeweging zich van die groep men schen meester zal maken. Ik wandel door Te manggoeng en daar wijzen ze me de plaats aan, waar een flinke Roomsche kerk zal verrijzen. Is 't mogelijk om bij zoo'n stand van het werk te zeggenik kan me daar niet mee inlaten ik moet het daar wel aan de Pinksterbeweging en aan Rome overlaten Daar komt een verzoek van een loerah van Soman in de buurt van Tjandirito, om in zijn huis koempoelan te houden. Ik heb het gedaan meer dan 300 menschen waren bijeengebracht, die luisterden naar de prediking van het Evan gelie. Ik had in Tempel een samenkomst gehouden, waar vanuit Djokja een Mohammedaansche leeraar kwam om door allerlei wonderlijke vra gen tegenstand te bieden het werd een mooie avond. Daar komt het verzoek, of ik toch nog eens wil terugkomen. Mocht ik weigeren Zal de landbouwer, die het zaad ziet opschie ten op zijn akker en dan ziek wordt, niet zijn uiterste best doen om tot het laatste toe voor het opgeschotene te zorgen en trachten, dat anderen het anders doen? Maar om het gegroeide te laten staan en het een prooi te laten worden van allerlei vernielende krachten is hem niet mogelijk en al ware het mogelijk voor een land bouwer omdat het tenslotte maar vruchten des lands zijn, in het Koninkrijk Gods wordt dit een onmogelijke eisch. Want zeker is het juist, dat de Heere van ons niet meer vraagt dan we kun nen en gebiedt ook voor onze gezondheid te zorgen, maar hier is juist de vraag wanneer kunnen we niet meer Ik las bij Ds. van Andel in zijn commentaar op Lukas, als hij handelt over den tekst, al ware uw geloof als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen word opgeheven en in de zee geworpen (Luk. 176) deze mooie opmer king „Ons geloof moet opklimmen tot de hoogte onzer roeping". Wanneer God roept, kunnen we niet zeggen ik kan niet. Zorgen voor z'n gezondheid is zoo'n betrekkelijk begrip. Wan neer er roepstemmen komen om prediking, dan geloof ik, dat we niet mogen weigeren en dat God ook tenslotte de kracht geeft om die roe ping te volbrengen. Het gaat hier niet over werk, dat ongedaan blijft, maar over roeping, die onvervuld blijft het eerste is mogelijk, het laatste verboden en alles komt hierop aan, hoe men het werk ziet waarvoor men uitgenoodigd wordtals een roe ping of als werk, dat ook wel ongedaan kan blijven. En dan is het zeker mogelijk, dat ik die roe ping niet meer vervullen kan door vermindering van krachten maar de roeping komt m.i. ook allereerst tot de kerken van Zeeland en Brabant en Limburg. De Zendingstaak hier is toch een roeping der kerken en wanneer daar een vraag is naar het Evangelie, dan geloof ik, dat dit zoo'n duidelijke roeping is, dat de kerken daar mee op de hoogte gebracht, zich zullen willen inspannen om die te vervullen." We willen hier nu afbreken, om D.V. een volgend keer ook uit het slot van den brief nog iets te citeeren. Uit wat we nu aanhaalden blijkt wel duidelijk, dat Ds. Merkelijn in den roep, die tot hem komt om hier en daar en ginds het Evangelie te pre diken ziet een roeping, waarmee de kerken ge roepen worden omdat die hier een taak hebben. Naar die roeping hebben dan de kerken te hooren en te doen. HEIJ. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 25. Een bijzonder bevoorrecht gezin. Dat was stellig wel het gezin, waarvan de evangelist Johannes ons spreekt in het elfde hoofdstuk van zijn evangelie. Het moet op Johannes wel een sterke indruk gemaakt hebben, dat gezin van Maria en Martha en Lazarus. Want herhaaldelijk vestigt hij er de aandacht op. Dat drietal had het goed. Goed in geestelijke zin. Dat blijkt uit alles. Wel zal waarschijnlijk de vader en moeder er ontbroken hebben. Want van die leest ge niets. Maar al hadden dan de ouders hen verlaten, God had dat drietal aan genomen en in Zijn genade rijk bevoorrecht. En waarin kwam nu dat voorrecht uit In twee dingen de leden van dat gezin verlangden steeds naar Jezus Hem in hun midden te heb ben was hun het hoogste en het rijkste. En an derzijds onze Heiland was heel graag in hun kring aanwezig daar was het Hem goed, te midden van de verachting der wereld daarbuiten. Lees er Johannes 11 en 12 maar op na. Dan zal u het één zoowel als het ander treffen. In donkere dagen en op blijde stonden voor het drietal in Bethanië was de hoogste rust en heer lijkheid Jezus in hun midden te hebben. En als de Heiland een plaats van verkwikking en rust voor zijn voet zocht, dan was het Hem goed, in Bethanië's klein gezin zich neer te zetten. Wat een rijke zegen is daaraan verbonden geworden Is het wonder, dat in menig gezin wel eens gezucht wordtmocht die zegen ook bij ons maar meer gevonden worden Maar dat kan Dat kan, indien ge maar die twee dingen, daareven genoemd, in het oog houdt. En indien ge praktisch er naar streeft, die ook in uw gezinsleven burgerrecht te ver- leenen. Och, eigenlijk mag ik het nog wel anders zeg gen. Als gij maar die eerste voorwaarde vervuld weet te krijgen, dan komt de tweede er ook wel! Want die is onverbrekelijk aan de eerste ver bonden. Ja, zoo is het. Als wij, ouders en kinderen, grooten en kleinen, geleerden en ongeleerden, maar veel den Heere noodig achten en onmis baar weten in ons leven, dan zal Hij ons stellig niet alleen laten. Is dat niet dikwijls het verkeerde in ons ge zinsleven, dat we er velen binnen laten komen, maar aan Jezus te weinig denken Dat we raad vragen en steun en troost en hulp aan alles en allerlei maar te weinig bedenken, dat er maar Één is, die waarlijk helpen en troosten kan Zeker, ik stem u toe ik zeg u geen nieuwe dingen. Het is een oude waarheid. En we weten die ook wel, heel goed zelfs. Toch is het niet overbodig, elkander ook op deze wijze er nog eens aan te herinneren. Zijt ge in lijden, bewandel toch de goede en beproefde weg en vlucht tot den Heere, die in Zijn genade u nabij wil zijn, die de wil en het vermogen daartoe heeft. Hebt ge vreugde en stof tot blijdschap uit dan die vreugde tot eere van Hem. Drukken zorgen en bange vragen u weer, over uzelf of uw positie of uw kinderen: wien zult ge beter tot u inroepen dan Hem, die kwam om het neergebogene op te richten En geeft Hij uitredding moet het niet zijn tot glorie van Zijn Naam En laten uw kinderen dat van u weten. Zeg hun, dat zóó de praktijk van uw leven is. Laat het ze weten en zien, dat ge daar niet buiten kunt. Laten ze er van overtuigd zijn, dat dit voor li levensbehoefte is. Dat het is de kracht van uw leven, de steun voor uw zieluw sterkte en troost de onmisbare schakel tusschen u en uw God uw voorrecht, uw bijzonder voor recht Waarbij ge u gelukkig gevoelt Van W. te W.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1