KERKNIEUWS.
FEUILLETON
KENTERING.
werden gehouden, waar menschen van zeer u.it-
eenloopende kerkelijke richting (in hoofdzaak
ethischen en vrijzinnigen) elkander ontmoetten
en van gedachten wisselden.
In 1912 werden weer twee zomercursussen
georganiseerd, nu te Barchem (bij Lochem),
waar sedert het centrum der Vereeniging geves
tigd is (vandaar: Barchem-Beweging)
De veelbewogen geschiedenis van de Barchem-
Beweging heeft bewezen dat het onmogelijk is
godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken
diep en grondig en vruchtbaar te bespreken,
wanneer niet een vaste baan is gelegd in voor
allen geldende beginselen.
De groote ernst in het zoeken naar eeuwige
geestelijke waarden dwingt respect af.
Toch kunnen leden van een belijdende kerk
zich in deze Vereeniging onmogelijk op hun
plaats gevoelen.
Naast rechts- en links-ethischen zijn rechts-
modernen maar ook links-modernen leden van
deze Vereeniging. Doch om twee namen te
noemen hoe zouden wij aan opbouw van het
religieuze leven en opbouw van het maatschappij-
leven kunnen medewerken met mannen als E)r.
G. H. van Senden en den religieus-socialist Dr.
W. Banning
Hoe ver een man als Dr. van Senden afstaat
van het Evangelie der Schrift blijkt uit een in
1927 door hem uitgegeven merkwaardig boekje
Christendom en liniverseele Religie.
In het Christendom aldus Dr. van Senden
heeft men aan niets bovennatuurlijks te denken.
Het Christendom is niet de eenig ware religie
naast valsche godsdiensten. We moeten dan ook
niet trachten alle menschen tot Christenen te
maken. Dr. van Senden acht dan ook de Zen
ding niet noodig. Het is niet in te zien, waarom
één religie zoo ver verheven zou zijn boven de
andere.
Of ge Christen zijt of Buddhist, ge zijt één
in God, in de lotgemeenschap van het Al.
Het Christendom kan naast en met andere
religies den weg bereiden tot de religie der toe
komst de universeele religie. Het allernoodigste
voor de bereiking van deze eenheidsreligie is
het aankweeken van eerbied voor vreemde reli
gies.
Hier zien we, waar we toe kunnen komen,
wanneer we (met de Kwakers) alleen het inner
lijke licht volgen en niet vragen wat zegt God
in Zijn Woord
Het Christendom moet overal in de wereld
gepredikt worden, omdat het Christendom ab
soluut is en Jezus Christus een geheel eenige
verschijning in de menschenwereld is God in
het vleesch geopenbaard. Elk, de gansche aarde
geve Hem eer
Het standpunt van Dr. W. Banning ten op
zichte van de religie blijkt uit het in dit jaar
verschenen boek Religieuze Opbouw. Den
Schriftgeloovige stelt dit boek teleur. De groote
fout is, dat nergens gevraagd wordtWat zegt
de Schrift Wat zegt God in Zijn Openbaring
over zichzelf, over den mensch, over de wereld?
Banning bouwt alles uit zich zelf op.
Daarom kan hij b.v. geen keuze doen tusschen
het pantheïsme, waarin God en wereld worden
vereenzelvigd, en de opvatting, dat God niet het
Al, maar de volstrekt-Andere is. Daarom weet
hij ook niet wat hij doen moet God beschouwen
als de Zijnde of de Wordende In beide ge
dachten ziet hij waarde-elementen. Aantrekkelijk
is hem de voorstelling, dat God niet is de in
ongenaakbare verte tronende, doch de meelijden
de, meestrijdende, meedragende. God groeit in
ons, in u, in mij, in allen. Hij groeit in het
worden van een geheiligde wereld. Maar Ban
ning wil God toch ook zien als levende wil,
als kracht, als Persoon, een andere dan de weer
barstige wereld.
Hoewel er vele mooie opmerkingen in dit
boek staan, is 't toch in den grond een arm boek
en kunnen we instemmen met de uitspraak van
Prof. Gerbrandy, die de religie der religieus
socialisten een religie van een angstwekkende
holheid noemt.
Wat zou er meer zekerheid en vastheid ko
men, wanneer deze menschen God leerden ken
nen, zooals Hij zich in Zijn Woord geopenbaard
heeft, als de Vader van onzen Heere Jezus
Christus, die in de wereld is gekomen als het
Waarachtige Licht en zijn leven gegeven heeft
tot verzoening van onze zonden.
ONDER DE SCHIPPERS.
t Is een prachtige voorjaarsavond. De sterren
staan hoog aan den hemel en een frissche lente
wind waait over de zee. Op de haven en de
sluizen branden honderden lichtjes. We gaan er
op uit om een bezoek aan een schipper te bren
gen. De lichten en de bootrompen weerspiegelen
rustig in het zeegroene water. We loopen naar
een schip dat achter de brug ligt gaan de (ge
lukkig) breede plank over en kloppen aan. De
man is niet thuis, maar de vrouw laat ons bin
nen na onze mededeeling, dat ze een „dominé"
tegenover zich heeft, die eens met haar spreken
wou. Zij lijkt Hervormd dooplid te zijn en niet
„christelijk". Zoo geeft ze zich althans voor. Na
wat heen en weer praten vertelt ze ons haar
moeilijkheden, haar levensgeschiedenis, hoe het
thuis bij haar ouders was, hoe weinig gelegen
heid ze gehad heeft om op catechisatie te gaan.
Ze gaat nog wel geregeld naar de kerk, maar
ze is toch niet „christelijk". De stoffelijke om
standigheden zijn bitter slecht. Met vele en harde
arbeid wordt een karig stuk brood verdiend.
Wekenlang liggen ze dan soms weer te wachten
op een vracht. Het schippersleven is ruw. Wei
nig contact is er met medegeloovigen. Weinig
plaats schijnt er te wezen in dat rumoerige jach
tige gevaarvolle bestaan voor het geloof. En zoo
treffen we weer datzelfde hieraan, wat we reeds
meermalen aantroffen bij onze bezoekeneen
in diepste wezen vertwijfelde, wanhopige, moe
gestreden, in doffe wanhoop ingezonken ziel. Ze
noemt zich niet „christelijk", maar welk een
schreiende behoefte is er bij deze vrouw naar de
wateren des levens. En hoe maakt ze menigeen
daarin beschaamd. Je merkt hetgeen besef is
hier van Gods vaderliefde, geen bekendheid met
Gods noodiging. Geen, niet het minste besef van
de „innerlijke bewegingen der barmhartigheid
onzes Gods." Wel van eigen zonden en zorgen.
Wel een zien in de dichte duisternis van eigen
omdolingen en smarten. Eenvoudig omdat er
geen kennis is. Eenvoudig omdat deze ziel al
ken gestreden heeft, alles opgekropt heeft. Een
voudig omdat er zelden iemand kwam om eens
rustig met haar te praten. Nog nooit heb ik zoo
de heerlijkheid van het Godswoord begrepen
Alle gij dorstigen komt tot de wateren. Nog
nooit ook de kracht en de liefde die er in Gods
noodiging ligt.
Haar kind is nu bij mij op catechisatie en gaat
dank zij de bemoeiingen van br. Hoogerheide
ook op de Chr. School. Haar man is op de sa
menkomst geweest. Wat ligt het evangelie, dat
hemelsche kapitaal, toch nog voor een groot ge
deelte renteloos.
81000 schepen per jaar varen hier door. Het
Communisme werkt met grof geld uit Moskou.
En het evangelie ligt voor een deel renteloos.
En wat kan het veel opbrengen. Aan het drukst
bevaren kanaal van Europa, waar duizenden en
duizenden schippers jaarlijks doorgaan, wordt
thans in een zeer bescheiden mate, lang niet in
overeenstemming met het geweldige arbeidsveld
gewerkt. Groot zijn de moeilijkheden, ook van
organisatorischen aard. Veel hoofdbreken kost
het ontdekken van de manier waarop de schip
pers het beste op samenkomsten te krijgen zijn.
Moge God evenwel wijsheid schenken en er
varing om deze arbeid zoo te leiden als in over
eenstemming is met den ernst van onze roepnig
opdat op den duur meer en meer de wegen ge
vonden worden waarlangs de schippers te be
reiken zijn en gewoekerd worde met het „he
melsche kapitaal" door God aan Zijn kerk toe-
betrouwd.
Wemeldinge. VAN DIJK.
TWEETAL TE
Gorinchem G. van Duinen, legerpredikant
te Magelang (Java).
H. Th. van Munster te Drachten.
Bozum Cand. J. J. Oranje, hulpprediker
te Den Oever (Wieringen)
Cand. W. Wiersma te Sneek.
BEROEPEN TE
Middelburg M. B. van 't Veer te Zevenbergen.
Bozum (Fr.): Cand. V/. Wiersma te Sneek.
AANGENOMEN NAAR
Amsterdam-Zuid (3de pred. pl.):
Dr. K. Sietsma te Eindhoven.
Ik weet gerust niet, welke kerk bedoeld is
in ieder geval een Protestantsche het altaar
doet aan een Luthersche denken, als de Ameri
kaan althans een Avondmaalstafel niet voor een
altaar aangezien heeft.
Een dienst in Rotterdam waar in de dominé
een uur en veertig minuten preekt lijkt me al
even apocrief. Hoe lang moet die heele dienst
dan wel niet geduurd hebben
Maar die collecten kunnen waar zijn.
Inderdaad ken ik kerken waar men voor een
zitplaats als men niet tot de leden behoort, be
talen moet. In ieder geval wordt men er vrien
delijk aan herinnerd.
En wat die collecten betreftIk weet niet,
hoe het in Hervormde of Luthersche kerken is,
maar ik ken genoeg Gereformeerde, waar week
aan week driemaal in beide diensten het zakje
voorgehouden wordt. En zelfs meen ik dat een
vierde maal ook nog zoo'n raaf niet is.
De overdrijving van den heer Stanley Buck
kan dit nut hebben, dat wij onszelf in alle ker
ken vragen Zouden de vele collectes, en het
laten betalen voor een plaats aan menschen, die
vreemd de kerk bezoeken, misschien geen oor
zaak zijn, dat sommigen, voor wie dit finan-
tieel een bezwaar kan wezen, van kerkbezoek
teruqgehouden worden
Zaandam. P. VAN DIJK.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Februari 1934.
Eenige maanden geleden schreef ik iets over
de hedendaagsche Buchman-beweging. Een an
dere godsdienstige beweging van onzen tijd is
de Barchem-Beweging of de Vereeniging „Wood-
brookers in Holland". Woodbrooke is een ge
bouw in de buurt van Birmingham (Engeland).
In 1903 werd te Woodbrooke een Kwaker
seminarie gesticht, een Inrichting voor godsdien
stig en maatschappelijk onderwijs. Onder leiding
van wetenschappelijke mannen worden hier in
een aantal leergangen religieuse en sociale vraag
stukken besproken en overdacht. Groote betee-
kennis wordt daarbij gehecht aan het gemeen
schappelijk leven in een vrome sfeer, de Kwaker
sfeer. Menschen van zeer verschillende richting
en van verschillende landen brengen eenigen tijd
met elkander door en trachten, ook bij verschil
van beginsel, elkaar te verstaan en elkanders
overtuiging te waardeeren. Een geest van onder
linge verdraagzaamheid en verbroedering geeft
er den toon aan. Over dogma's wordt niet ge
sproken. Geloofsbelijdenissen zijn voor de Wood-
brookers onbelangrijke dingen. De namen ort
hodox en modern kennen ze niet. Ze kennen al
leen „vroomheid" en zoeken de partijen en rich
tingen tot elkander te brengen door van de per
soonlijke meeningen en „vooroordeelen" terug
te gaan tot de daarachter liggende „waarheid".
In de jaren tusschen 1903 en 1908 bezochten
een aantal jonge mannen en vrouwen uit Hol
land (onder hen waren de theologische studen
ten sterk vertegenwoordigd) het Woodbrooke-
seminarie.
Diep was de indruk, dien ze daar van een
godsdienstig samenleven op ondogmatischcn
grondslag.
De Woodbrooke-sfeer of „Quaker-Spirit" was
onvergetelijk voor hen.
In 1908 werd door hen de Vereeniging „Wood-
brookers in Holland" opgericht met het doel in
den geest van Woodbrooker Settlement verster
king en verrijking van het godsdienstig leven te
brengen door bespreking van religieuze en so
ciale vraagstukken.
In 1910 werd te Lunteren de eerste zomer
cursus van Oud-Woodbrookers gehouden, waar
toe ook zij genoodigd werden, die geen aanra
king met de instelling „Woodbrooke" gehad
hadden.
De eenige eisch, aan de deelnemers gesteld,
was dat ze zouden komen met de oprechte be
doeling de samenkomsten zoo goed mogelijk aan
hun bestemming te doen beantwoorden, d.w.z.
in zedelijken ernst en met een oprecht verlangen
naar God.
De band van het verlangen zou de band van
eenheid moeten worden.
De leiders stelden zich voor de verstandhou
ding tusschen modernen en orthodoxen te ver
beteren', in 't algemeen tusschen partijen en rich
tingen toenadering te brengen en boven de ver
schillen uit een hoogere eenheid te zoeken en
te beleven.
De zomercursus van 1910 bleek zulk een suc
ces te wezen, dat in 1911 twee samenkomsten
43)
„Een respectabel getal", meende ook Bazuin.
„Maar dat is de hoofdzaak niet. Het zit niet in
het getal, maar in de bedoeling van de actie.
Die is alleen de Waarheid Gods aan de men
schen brengen. Het zal dominé De Cock hard
gevallen zijn, met het kerkverband te breken,
maar tenslotte moet Gode meer gehoorzaamd
worden dan de menschen. Daarvoor moet alles
buigen."
„Dus dominé De Cock heeft nu niets meer
te maken met het kerkbestuur en de gemeente
ook niet vroeg Wolters, die in gespannen
aandacht had geluisterd en die niet alles be
greep nog.
„Neen, de predikant, de kerkeraad en het
overgroote deel der gemeente heeft zich losge
maakt van het kerkverband. De kerk blijft na
tuurlijk het eigendom van de gemeente en do
miné De Cock kan weer preeken. Hij blijft in
Ulrum. Niemand kan hem veroordeelen."
„Zou het zoo gemakkelijk gaan, Schoonoort?"
vroeg Bazuin bedachtzaam.
„Wat gemakkelijk
„Nu, dat de kerk het eigendom van de ge
meente blijft en dominé De Cock er vrij pree
ken kan
„Natuurlijk. De kerk is toch van de gemeen
te Dacht jij iets anders
„Ik weet het niet. Je kunt best gelijk hebben.
A. B. W. M. KOK.
Maar 'k vrees, dat het niet zoo eenvoudig zal
gaan. Ik geloof nooit, dat het kerkbestuur zon
der meer de kerk zal afstaan."
Schoonoort haalde de schouders op.
„Ja, ik vertel maar na, wat Barkema mij heeft
gezegd. In Ulrum wordt geen tegenstand ver
wacht. De bedoeling is, dat dominé De Cock
Zondag preekt."
„Mag ik met jullie mede vroeg Wolters
opeens.
„Wel natuurlijk, man. Je loopt op je eigen
beenen", lachte Bazuin. „En je zult ook nog
wel in de kerk kunnen, al zal die vol zijn."
„Dat houden we dus voor afgesproken", zeide
Schoonoort. „En nu moet ik zien, weer thuis
te komen."
„Aardig van je, dat je in al dit weer naar
hier gekomen bent, om het te vertellen", merkte
Bazuin nog op.
„De moeite nog al waard", weerde Schoon
oort den lof af. „Het spreekt toch vanzelf, dat
je op de hoogte moet worden gebracht, nadat
Barkema mij vanmorgen dat alles verteld had."
„Dominé De Cock zal nu wel spoedig eens
in Uithuizermeeden komen", zeide Bazuin.
De aanwezigen keken vreemd op.
„Hier?" vroeg Wolters.
„Ja, ja. Dominé heeft het mij reeds beloofd,
maar door de schorsing kon het niet. Nu is hij
vrij man. Er zullen wel veel menschen komen,
meer dan op het gezelschap. Als ik ze maar
bergen kan."
„Als het moet staat mijn huis voor de bijeen
komst open", verklaarde Wolters.
Blijdschap vervulde het voor 's Heeren dienst
BEDANKT VOOR
Groningen (vac.-H. van de Elskamp):
W. H. van der Vegt te Goes.
Hazerswoude E. T. van den Born
te Oud-Loosdrecht.
warm voelende hart van den schoenmaker die
Wolters was wel een gegrepene. Eigener bewe
ging was hij met zijn vrouw naar het gezelschap
gekomen, zich niet storend aan wat er op het
dorp gezegd werd. En nu riskeerde hij het zelfs,
om zijn woning beschikbaar te stellen voor het
geval dominé De Cock komen mocht.
,,'t Was beter dat die dominé van Ulrum weg
bleef", zeide opeens een jongeling, die nauw
lettend had geluisterd, ,,'t Is al mooi genoeg, dat
ze in Ulrum herrie hebben. Hier in Uithuizer
meeden behoeft de rust niet verstoord te wor
den."
„Je vergeet, dat de rust hier valsch is, waarde
vriend", zeide Bazuin, gansch niet verstoord.
,,'t Is hier het knekelveld uit de Profetiën van
Ezechiël. Maar God de Heere kan er leven in
brengen."
De jongeling antwoordde niet. Hij verstond
ook niet de taal, die gesproken werd.
„Het beste, menschen. En de zegen des Hee
ren", wenschte Schoonoort, opstaande, allen
toe. „O ja, Bazuin, ik vergat nog te zeggen, dat
dominé De Cock door de Rechtbank in Appinge-
dam deze week veroordeeld is tot vijftig gulden
boete."
„Op beschuldiging van voorganger ten huize
van de weduwe Koster te zijn geweest?"
„Ja, processen verbaal van de vijf Zondagen
in Augustus, je weet wel. Ontkennen hielp na
tuurlijk niet. Vijftig gulden boete. Ook de we
duwe Koster dezelfde boete."
„Dat kan je boven het hoofd hangen, Wol
ters", polste Bazuin. „Het is niet de eerste maal,
dat iemand veroordeeld werd, omdat hij ten
Te Westeremden (Gr.) ontving de Geref.
Kerk van wijlen mej. E. S. een legaat van dui
zend gulden voor vergrooting van het kerk
gebouw.
Te Haarlem besloot de Kerkeraad van de
Geref. Kerk in de laatste vergadering wegens
uitbreiding der Gemeente over te gaan tot de
benoeming van een hulpprediker. Het desbetref
fend plan zal binnenkort nader uitgewerkt worden
vï-;
Te Rotterdam-Delfshaven ontving de Ker
keraad der Geref. Kerk een legaat, bestaande in
700 voor de Kerk en 700 voor de Diaconie.
De heer J. C. Streefkerk te Delft, Theol.
cand. aan de Vrije Universiteit te Amsterdam,
ontving een benoeming als hulpprediker bij de
Hollandsche Geref. Kerk te Djogjakarta (Java)
met als standplaats Poerwokerto. De heer Streef
kerk nam deze benoeming aan en hoopt spoedig
te vertrekken.
Wijlen mej. T. R. B„ wed. A. F. B„
overleden te Scharnegoutum (Fr.), heeft aan de
Geref. Kerk te Ijlst een perceel weiland te Gauw
(bij Sneek), groot 1 H.A. 34 A„ vrij van suc
cessierechten vermaakt aan de Geref. Kerk te
Sneek een bedrag van 2000 en aan de Theol.
School te Kampen een bedrag van 1000 ge
legateerd.
Cand. P. Robbers, voorheen hulpprediker
te Den Oever (Weeringen), werd Zondagmor
gen als dienaar des Woords bevestigd bij de
Geref. Kerk van Zuidland, door zijn ambtsvoor
ganger Ds. C. W. J. van Lummel, thans emeritus
predikant te Den Haag, die tot tekst had Jesaja
62 6 en 7. Des middags deed Ds. Robbers zijn
intrede met een predikatie over Hebr. 8:1 en 2.
Zooals wij voor eenigen tijd berichtten,
was door de Class. Deventer der Geref. Kerken,
als gevolg van een voorstel van de Kerk van
Almelo, aan de Classis Den Haag verzocht,
Woensdag 14 Maart a.s., den Biddag voor het
Gewas, te bestemmen voor een biddag voor de
geestelijke en maatschappelijke nooden van de
zen tijd voor al de Geref. Kerken in Nederland.
De Classis Den Haag heeft geoordeeld, dat
thans geen termen aanwezig zijn om aan het
verzoek der Classis Deventer gevolg te geven,
te meer omdat mag worden verwacht, dat de
bijzondere nood van den tijd ook in genoemd
Biduur speciaal gedacht zal worden en hieraan
toch steeds op den Rustdag in de gemeentelijke
samenkomsten geregeld aandacht wordt geschon-
aen.
De leden van het moderamen van de
Generale Synode van Middelburg hebben nog
een opdracht te vervullen, die deze Synode hun
verleend heeft ten opzichte van de Theol. School
te Kampen.
Deze School der kerken mag zich, gelijk het
ter Synode uitgebrachte rapport in den breede
aantoonde, door Gods gunst in grooten bloei
verheugen en er is, nu de beide onlangs opge
treden Hoogleeraren hun arbeid aanvaard heb
ben, voor de kerken opnieuw reden tot dank
baarheid voor alles wat de Heere haar in deze
eigen inrichting schonk.
Maar bij dezen bloei is er helaas toch achter
uitgang en wel wat de financiën der School be
treft. De inkomsten zijn in den laatsten tijd door
verschillende omstandigheden aanmerkelijk ver
minderd. Het kleinere aantal studenten, (dit ge
tal daalde in vijf jaren van 170 tot 120)
deed het bedrag der collegegelden dalen. De eco
nomische moeilijkheden deden de collecten en
contributiën sterk terugloopen, terwijl daar
tegenover staat een vermeerdering van uitgaven
door de aan de wisselingen in het college van
Hoogleeraren verbonden verhooging van ver
schillende posten. Deswege werd reeds in het
verslag aan de Generale Synode met klem ge
wezen op de financieele moeilijkheden, die niet
zouden uitblijven, en de wensch uitgesproken,
dat vanwege de Synode een krachtige opwek
king zou uitgaan tot de kerken om in grooter
offervaardigheid de belangen van haar Theol.
School te gedenken. De Synode besloot een
parig aan dezen wensch te voldoen, en bracht
tevens op voorstel van de Curatoren in de uit
gaven (salarissen enz.), een aanmerkelijke be
krimping aan om op deze wijze met het herstel
van het financieel evenwicht een begin te maken.
Dit begin is echter niet voldoende.
De sterke versobering in de uitgaven maakt
het budget niet sluitend.
zijnen huize een bijeenkomst toeliet."
,,'k Heb het er voor over. Zelfs gevangen
schap", antwoordde Wolters. „Ik ben veel te
blij, dat Gods genade mij en ook mijn vrouw
gegrepen heeft. Met genoegen zal ik dominé De
Cock, die zooveel smaadheid om Christus' wil
lijdt, ontvangen."
Bazuin wist genoeg voor Wolters was het
een afgedane zaak. Hij had zich met zijn gan
sche ziel gegeven,
Schoonoort vertrok nu toch werkelijk terug
naar huis, blijde, dat hij Bazuin zulk heugelijk
nieuws had kunnen brengen. Alleen begreep hij
niet, hoe deze nog bedenkingen koesteren kon.
Enfin, dat lag een weinig in zijn karakter. Hij
was, hoe een blijmoedig, geestdriftig Christen
ook, altijd uiterst bedachtzaam en voorzichtig.
Er was nu toch, naar Schoonoort meende,
geen reden voor. Het sprak toch vanzelf, dat
in Ulrum de kerkdiensten nu gewoon zouden
loopen. Met geen synode, met geen bestuur, met
niets had dominé De Cock immers te maken
Al spoedig des Zaterdagsavonds, met Bazuin
en Wolters in Ulrum arriveerend, ging Schoon
oort er anders over denken en moest hij be
kennen, dat de bedachtzaamheid van Bazuin
niet ten onrechte was geuit.
(Wordt vervolgd)