No, 7
Vrijdag 16 Februari 1934
48e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
REDACTIE: Ds. A. C, HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F, J. v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
.van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERS VEREENIG ING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
Doch ik zeideIk heb tevergeefs
gearbeid, ik heb mijn kracht onnuttelijk
en ijdellijk besteedGewisselijk, mijn
recht is bij den Heere en mijn werkloon
is bij mijn God.
Jes. 49 4.
De tijd, waarin wij het lijden van onzen Za
ligmaker gedenken, is aangebroken en wij moe
ten onze zielesnaren weer spannen om iets te
verstaan van wat Jezus voor ons deed in die
benauwendste tijd Zijns levens op aarde.
Wij gedenken dan inzonderheid het lijden aan
het eind zijns levens. Maar mogen toch ook niet
vergeten dat al zijn leven hier op aarde een lij
den is geweest.
Het is een arbeiden en werken geweest schijn
baar zonder vrucht. Een ploegen op rotsen.
En wat een grievend leed, wat een stille
smart berokkent een mensch aan Jezus, als Jezus
al den arbeid zijner liefde aan hem ten koste
legt en die mensch beantwoordt dat met ondank,
met ongevoeligheid en hardigheid des harten.
Dan klaagt de Messias ,,Ik heb tevergeefs ge
arbeid. Ik heb mij tevergeefs vermoeid. Ik heb
al den dag mijn handen uitgestrekt naar een
wederstrevig volk". Wij denken hier onwille
keurig aan een woord als dit„Die in de dagen
zijns vleesches gebeden en smeekingen tot Den-
gene, die Hem uit den dood kan verlossen, met
sterke roeping en tranen geofferd heeft, en hoe
wel Hij de Zoon was, gehoorzaamheid geleerd
heeft uit hetgeen Hij geleden heeft.
„Tevergeefs en nutteloos heb ik mijn kracht
verbruikt", zoo klaagt Jezus. Mijn leven is één
lange mislukking geweest. Ik heb zeer geijverd
voor de eere van mijn Vader. Ik heb mijn roe
ping volbracht. Ik heb hun Uw woord, o Vader,
bekend gemaakt. Niets heb ik achter gehouden
van hetgeen ik hun moest zeggen. Getrokken
heb ik ze met koorden der liefde en der goeder
tierenheid, of ze het licht mochten zien, dat Gij
in hun donker leven wilt laten schijnen. Ik heb
hun geleerd, Uw woord en wet, die heilig zijn
te eerbiedigen. Ja, geen dag is er in Jezus' leven
voorbijgegaan, dat Hij niet als de Gezondene
Zijns Vaders zondaren heeft geroepen tot be
keering en geestelijk dooden tot de fonteinen des
levens.
Zoo is Jezus bekommerd geweest om dat ver
harde Jodenvolk, het Sion Gods. Zoo heeft Hij
in zijn ziel geworsteld en gestreden om het be
houd van dat volk, het erfdeel des Heeren.
Volmaakte liefde, ongehoudene goedheid dreef
Hem.
Wat een arbeid der ziel dat Jezus gekost heeft,
om die verstokte Joden de oogen te openen en
ze te voeren tot Zijn Vader, we zullen het nooit
ten volle verstaan. Jezus doet er ons iets van
verstaan, als Hij zegtJeruzalem, Jeruzalem, hoe
menigmaal heb ik Uwe kinderen willen bijeen
vergaderen, gelijkerwijs een hen hare kiekens
bijeenvergadert onder de vleugels en gijlieden
hebt niet gewild.
Maar nu de diepe teleurstelling in het deven
van den Messias. Zóó te hebben gearbeid, zóó
te hebben geworsteld om het behoud der zielen.
En dan geen gehoor te ontvangen. Geen teeken
van instemming. Maar een botte afwijzing. Het
volk der Joden begreep Jezus niet. Hoort Uw
Jezus hier klagen„Tevergeefs, voor ijdelheid
en nevel heb ik mij vermoeid en afgemat. Men
gelooft mij niet en staat mij tegen en houdt mij
voor het tegengestelde van wat ik ben een vij
and Gods. Een verworpene, een gevloekte. Ik
ontvang geen gehoor, o Vader Niets dan on
dank op het woord, dat ik hun van Uwentwege
breng Hoort ge daar de bittere klacht van een
ziel, die op rotsen ploegt Wiens liefde beant
woord wordt door haat. Wiens goedheid en
genade met onwil en tegenstand Dat was grie
vend leed voor Jezus Daarin leed Hij voor ons
borgtochtelijk Daarin komt Zijn liefde voor de
Zijnen uit.
Het heeft gestormd vaak in de ziel van den
lijdenden Knecht des Heeren! Als Hij zich af
vroeg, of daar wel ooit eenige vrucht op zijn
arbeid zou gezien worden. Daarvan spreken zoo
vele plaatsen, eenzame plaatsen in Galilea en
Judea. Daarvan spreken de bergen, waar Hij
worstelde in 't gebed. Daarvan spreken de don
kere schaduwen onder de olijven in den hof
Maar wij, wat kunnen wij Wij moeten ons
aangegrepen voelen door deze bittere klacht van
Jezus „Tevergeefs heb ik mij vermoeid en af
gemat Want in dat lijden is ook de prikkel
van onze zonde. Wij ook doen Jezus dat dik
wijls aan. Ook aan ons heeft Hij veel onnutte
arbeid besteed, zich afgesloofd en afgemat. Zijn
woord gaat tot ons uit. De prediking, de genade
en goedertierenheid richt Hij ook tot ons. Ziet
Hem daar staan met uitgebreide armen, zeggende
tot ons „Laat U door mij redden, laat U door
mij genezen. Ik wil U reinigen van alle onge
rechtigheid. Ik zend U mijn Geest en ik wil U
zoo gaarne tot mijn gewillige dienstknechten
maken.
En wat doen wij
Ook bij ons vaak dat toesluiten van het hart.
Verzet en onwilligheid ons te laten trekken door
genade, genade alleen. Weerstrevig om Zijn
voetstappen te drukken. Dat grieft Hem. Dat
veroorzaakt Hem droefheid. En dan roept Hij
ook tot ons Tevergeefs gearbeid aan U. Tever
geefs mij afgemat. Zal ik dan nooit vrucht zien
van mijn arbeid Zoo doen we Jezus droefheid
aan. Zien we dan in die bittere klacht ook het
gevolg van onze zonde, onze afkeerigheden, onze
hoedanigheid van hart. Jezus heeft daarin toch
zoo bitter geleden om onzentwil. Hij heeft Zijn
zieleklacht uitgestort om onze onbekeerlijkheid
voor het oor Zijns Vaders.
En ook de beste geloovigen, de nobelsten
hebben deze teleurstellende ervaring. Hoe dich
ter ze bij Jezus leven, hoe meer smart over het
gebrekkige en onnutte van hun leven. Daarin
zijn ze Christus' navolgers. In dat verootmoedi
gende van hun dagelijksche ondervinding „Ik
heb onnut gearbeid. Ik heb mijn plaats hier op
aarde onnut beslagen En zoo heeft ook onze
Heiland die bange worstelingen der ziel gekend,
oogenblikken van hooggaanden nood om sner
pende teleurstelling. Daarin leed Hij voor ons.
Daarin lag de diepe smart ook van Zijn arbeid
der ziel om zijn volk.
Maar toch heeft Hij kracht ontvangen om vol
te houden en te voltooien wat Hem opgedragen
was te doen. Mogen de menschen Hem verwer
pen, Hij herneemt Zijn koninklijken moed met
het nochtans des geloofs Mijn recht is bij den
Heere en mijn loon is bij mijn God. De men
schen zijn trouweloos. Maar Zijn Vader is ge
trouw, die het ook doen zal. Van Hem zal Hij
kracht ontvangen, om op de weg, die Hij be
wandelt voort te gaan en Zijn loon is bij den
Heere. Hij mag verwachten, dat de Heere Hem
als strijder voor Jehova ook eens de overwinning
zal geven. Zijn hoop en vertrouwen waren op
den Heere, die alleen kan verlossen en die Zijn
knecht niet zou beschamen.
Geloofd zij God, dat het zoo geweest is. Dat
zijn loon bij God was, en niet bij menschen. Dat
de Heere Hem, de Borg zou rechtvaardigen en
Zijn zaak zou doen triompheeren. Daarin, lezer,
ligt nu de grond van onze zaligheid. Gelukkig,
niet bij menschen God heeft dat lijden van den
Messias willen rekenen voor het onze. En zoo
heeft Jezus de straf kunnen dragen, die ons den
vrede aanbrengt.
Zoo alleen kreeg Zijn borgtochtelijk werk die
volkomenheid en die eeuwige waardij, die ons
alleen kan redden. Zijn rechtvaardigheid werd
daardoor de onze. Zijn lijden werd ons leven.
Daarom moet die Borg ons meer en meer lief
worden.
Want Hij was wel veracht, verguisd door
menschen, nochtans kon Zijn lijdensarbeid niet
vernietigd worden. Want bij God was Zijn loon
en Zijn recht. Tot dien Borg de toevlucht te ne
men is dan ook de eenige weg des behouds.
Voor allen, die klein zijn in 't geloof, die een
bange strijd moeten strijden, wordt hier de weg
gewezen Naar Jezus heen Als ge Hem kunt
aannemen als Uw Borg, dan, maar dan alleen
is ook uw recht bij God en uw loon bij den
Heere.
Schoondijke. DE VRIES.
ONZE ZENDINGSTAAK IN DEZEN TIJD.
Het is in overleg met het Zendingscomité van
de Zendende kerk van Middelburg en de Zen-
dingsdeputaten der Classes in Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg, dat we iets gaan schrijven
over de taak, waarvoor we in dezen tijd, in be
trekking tot den Zendingsarbeid, gesteld worden,
opdat alle leden onzer kerken weten van de
moeilijkheden, die zich hier voordoen en mee
kunnen beoordeelen wat we in dezen tijd als
onze Zendingstaak hebben te zien.
In Juni 1933 zond Ds. Merkelijn ons een brief,
waarin hij vroeg om de uitzending van een twee
den missionairen dienaar des Woords. Die in
grijpende vraag werd door hem gemotiveerd
a.) door de uitbreiding van het werk (waarop
we later nog moeten terugkomen) en b.) door
de vermindering van zijn werkkracht.
Allereerst iets over het laatste. Men moet zich
daarvan geen overdreven voorstelling maken.
Zeker is onjuist gelijk we de vorige week al
schreven dat het al vast zou staan, dat de
gezondheidstoestand van Ds. Merkelijn hem no
pen zou om over twee of drie jaar emeritaat
aan te vragen. In dien zelfden brief van Juni
'33 schreef hij „Wanneer ik over twee of drie
jaar weer met verlof zal kunnen gaan, dan zal
het de vraag zijn of ik weer zal kunnen terug-
keeren". En in zijn brief van Januari j.l. deelt
hij mee, dat een specialist hem had onderzocht
en als zijn oordeel uitsprak, dat hij zich niet on
gerust behoefde te maken dat er plotseling iets
gebeuren zou, maar dat hij ook niet mocht ver
geten dat hij geen 25 jaar meer is en dus niet
te hard mag werken.
Evenwel blijft dus dat Ds. Merkelijn niet te
hard mag werken, dus niet zooveel kan blijven
doen als hij tot dusver deed.
En daarbij komt nu dat het werk zich juist
uitbreidt omdat er allerlei deuren opengaan.
Als nu het werk roept om uitbreiding van het
Zendingswerk en de missionaire arbeider zijn
werk moet gaan inkrimpen, dan is er geen andere
uitweg, om het werk geen schade te laten lijden,
dan dat er nog een tweede missionaire dienaar
des Woords bijkomt.
De vraag was dus nu of er een weg kon ge
vonden worden, dat die uitzending mogelijk werd
doordat de daarvoor noodige gelden gevonden
konden worden.
Daarnaast staat dan echter een heel andere
vraag, die in dezen tijd een klemmende moet
geacht worden, de vraag n.l. dat de uitgaven
voor den Zendingsarbeid niet omhoog gaan maar
naar omlaag.
Op allerlei uitgaven zoo wordt dan ge
zegd wordt nu bezuinigd soms heel sterk
bezuinigd. Wordt het dan niet tijd, dat er ook
op de Zendingsuitgaven bezuinigd wordt. Een
bezuiniging met 10% is zoo zegt men dan
al het minste dat nu kan gevraagd worden.
Zoo werd reeds de vraag gehoord, hoe het
kwam, dat die bezuiniging nog niet was begon
nen, terwijl men toch vernam dat op de salaris
sen van de Zendingsarbeiders zelfs 17 was
bezuinigd.
En wanneer daarop geantwoord werd, dat die
vrijgekomen gelden gebruikt werden om arbeid,
die anders stop gezet had moeten worden, door
vermindering van subsidie, daardoor nog in stand
te houden, dan was men met dat antwoord soms
maar matig tevreden. Sterker werd hier en daar
het verlangen, dat men de bezuiniging ook hier
zou kunnen merken doordat de bijdragen dei-
kerken verlaagd konden worden.
Zoo voelt een ieder de moeilijkheid, waar
voor het Zendingscomité en de Zendingsdeputa-
ten gesteld werden. Eenerzijds de roep om de
uitgaven naar beneden te drukken en anderzijds
de vraag om toch in elk geval te zorgen, dat er
een tweede missionaire dienaar des Woords
werd uitgezonden.
Nu waren Zendingscomité en deputaten over
tuigd van het rechtmatige der vraag van ver
schillende kerken, dat de bijdrage met 10
zouden kunnen worden verlaagd.
Daarom gingen zij de cijfers, die op de be
grooting voorkomen, zeer nauwkeurig na om te
zien welke bezuinigingen men onder de tegen
woordige omstandigheden verantwoord zou kun
nen achten. De nadruk valt dan op de woorden:
onder de tegenwoordige omstandigheden, die n.l.
wel eens dringen om uitgaven na te laten, die
onder gewone omstandigheden zeker zouden
moeten gedaan worden.
Na veel wikken en wegen kwam men zoo tot
een bezuiniging van 3000, zijnde 10% van de
ontvangsten van het vorig jaar.
Met die bezuiniging kon tot de kerken worden
gezegd: U kunt Uw bijdrage met 10% vermin
deren.
Als een post op die bezuiniging komt dan ook
voor, dat het bedrag, dat naar Indië wordt ge
zonden, en in 't vorig jaar 20.000 bedroeg, met
1000 zal verminderd worden. Allen voelden
dat dit een pijnlijke maatregel zou zijn, maar
men oordeelde, dat in deze tijden, waarin zooveel
pijnlijke maatregelen moeten genomen worden,
ook deze niet achterwege kan blijven.
Bij deze vermindering van de bijdragen der
kerken met 10% bleef echter niets over voor
de uitzending van een tweede miss. dienaar des
Woords.
Toch waren allen overtuigd van de nood
zakelijkheid om zoo spoedig mogelijk daartoe
over te gaan.
Daarom werd nogmaals met de overtui
ging dat ook daarvoor het geld moest gevonden
worden de studie van de verschillende cijfers
voortgezet om te zien of er nog niet meer te
bezuinigen viel.
En Comité en deputaten vonden dan nog een
post van uitgaven, waarop althans gedurende
eenige jaren een bedrag van 1000 zou te be
zuinigen zijn. Terwijl ook noodig werd geacht,
dat de Zending naar Indië in 1935 met 2000
zou verminderd worden.
Deze gelden zijn dan evenwel niet voldoende
om te kunnen overgaan tot het beroepen van
een tweeden miss. predikant.
Zal het geoorloofd zijn daartoe over te gaan,
dan moet er zekerheid zijn, dat de kerken daar
voor een extra offer willen brengen. Dan zal
noodig zijn dat de kerken niet met 10% maar
hoogstens met 5 heur bijdragen verminderen.
Zouden de kerken dus, voor wat betreft de
gewone uitgaven, de bijdragen kunnen vermin
deren met 10 voor de bijzondere uitgaven,
noodig om het uitzenden van een tweede miss.
pred. mogelijk te maken, zullen de kerken bereid
moeten zijn, niet meer dan 5 van haar bij
drage te laten vallen.
Die vraag wordt hiermee aan de kerken voor
gelegd.
En opdat de klem van die vraag gevoeld
worde, willen we een volgend maal een breed
citaat geven uit een brief van Ds. Merkelijn,
waarin hij aantoont de noodzakelijkheid, dat de
arbeid wordt uitgebreid.
En we twijfelen niet of als men dat gelezen
heeft zullen allen er van overtuigd zijn, dat de
uitzending van een tweeden missionairen dienaar
des Woords noodzakelijk is en dus met vrijmoe
digheid en met grooten aandrang aan de kerken
kan worden gevraagd haar bijdrage niet meer te
verminderen dan met hoogstens 5
HEIJ.
HERINNERINGSTEGEL.
Verzocht daarover een artikel te willen schrij
ven in de Zeeuwsche Kerkbode, wil ik me niet
onttrekken aan dien wensch. Dezer dagen be
zorgde de postbode een pakje, dat na opening
der uiterst soliede verpakking bleek te bevatten
een tegel.
Bij het eerste zien moesten we onwillekeurig
terugdenken aan vroeger dagen, toen we in
oudere huizen der hofsteden opmerkten ingemet
selde tegels, waarop teekeningen voorkwamen,
dikwijls voorstellende episoden uit de geschie
denis, beschreven in de Heilige Schrift, als b.v.
Elia, gevoed door de ravende barmhartige
Samaritaan enz.
De mooiste, die we ooit gezien hebben, was
een tegeltableau voorstellende een zeeslag tus-
schen de Nederlandsche en Engelsche vloot. In
één woord prachtig te noemen in alle deelen
der uitwerking. Hadden zulke dingen me reeds
toen getroffen, later in Walcheren werd de aan
dacht weer geboeid door de voorstellingen op
tegels in de groote „schouwen", zooals die daar
nog wel te vinden zullen zijn.
De kleuren, waarin de figuren op de tegels
waren afgewerkt, waren meestal zacht blauw of
bruin, voor zoover ik me herinneren kan. Dit
ter inleiding.
Hier ligt nu een Herinneringstegel der Af
scheiding 1834, uitgegeven door het Atelier
„Thiranta" te Assen. De prijs is slechts 0.90.
Zelfs in dezen tijd dus niet te hoog.
De Herinneringstegel is 10 bij 10 c.M. en aan
de achterzij is aangebracht een ring, zoodat deze
tegel heel gemakkelijk direct is op te hangen,
waar ge ook maar wilt.
De bedoeling der voorstelling is en nu worden
de eigen woorden van Thrianta overgenomen
„de afgehouwen tronk, het beeld der Kerk in
1834, waaruit met de Afscheiding een groene
boom ontspruit. Bestraling door een zon, als
zinnebeeld van de Zonne der gerechtigheid en
het geheel toont de waarheid van den onder-
staanden tekst", n.l. Ps. 111 2.
Bekijken we nu de tegel, want me is gevraagd,
er mijn meening over te zeggen. Op den voor
grond zij geplaatst, dat een leek niet op de
hoogte is van tegelfabrikatie, wat dus pleit voor
vergeving, als eene enormiteit moest worden
verkocht.
Het atelier Thrianta heeft natuurlijk bedoeld,
dat die tegel door den lagen kostprijs „gemeen
goed" worden zou in alle kringen, die God dan-