No* 5 Vrijdag 2 Februari 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD» DADERS DES WOORDS» ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE» A. B. W. M. KOK» F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement .van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 EEN VRIENDELIJKE UITNOODIGING. „Komt en ziet" Joh. 1 40a. Het eerste woord, dat Jezus als openlijke Messias sprak, was een onderzoekende vraag „Wat zoekt gij Het is Hem zooals we de vorige week zagen te doen om ons te be proeven omtrent de richting en de begeerte van ons hartmaar ook ligt in deze Jezusvraag een stille en genadige belofte, om het hartsverlangen te stillen van ieder, die niet wantrouwt aan Zijn macht en Zijn liefde. Het tweede woord, dat Jezus tot zonderen spreekt, nu Hij voor 't eerst openlijk als Christus optreedt is „Kom en zie Het is de genade volle uitnoodiging tot de wereld van zondaren. Het antwoord, dat de beide discipelen op de eerste vraag gegeven hebben, was eenvoudig en verlegen. Ze durfden het niet te wagen om te zeggen Meester, mogen wij met U gaan, mogen wij U spreken Wilt Gij ons bij U nemen als discipelen van U Al wat zij aan moed kunnen vatten spreken ze uit in deze vraag „Rabbi Meester waar woont Ge Op een ander oogenblik, mis schien, willen zij tot dezen Meester gaan en met Hem spreken. Jezus' antwoord isKom. Kom nu en door met Mij te spreken, zal Ik Mijzel- ven U laten kennen. Zijn tegenwoordig huis was waarschijnlijk niet meer dan een beschutte plaats aan den oever van de rivier, want de Zoon des menschen heeft Zelf niets, waar Hij Zijn Hoofd neerlegge maar zooals het dan is, heet Hij ze welkom bij Zich „Kom, en zie". Jezus is altoos blij als menschen Zijn tegen woordigheid zoeken. Toen Hij in deze wereld was, kwam geen uur Hem ongelegen en geen plaats Hem ongeschiktgeen oogenblik was te druk bezet aan geen lichaamsbehoeften van honger of dorst of sluimer werd toegestaan om zich te stellen tusschen Jezus en zoekende harten. Hij was nooit ongeduldig Hij was nooit te vermoeid om te spreken, hoe vaak het spreken Hem ook vermoeide. Hij ontzegde Zichzelven nooit aan anderen, en zei nooitIk heb wat anders te doen, dan U te verwachten. En zoo is het nog. Nu Hij in Zijn glorie is, is Hij geen Ander, dan toen Hij hier was in Zijn vernedering. Ook nu is geen morgen Hem te vroeg, geen dag te heet, geen avond Hem te laat, geen nacht Hem te donker. In den schemerenden morgen stilde Hij reeds stormen en zorgde Hij voor de vangst op den brandenden dag kwam de Samaritaansche tot Hem, toen Hij dorstig en hongerig neerzat bij de put van Sichar aan den laten avond ver drong men zich nog aan Zijn deur met kranken en gebrekkigen en blinden en in den nacht vond Nicodemus den Meester wakend en gereed voor hem. En Jezus Christus is heden Dezelfde van gis teren. „Kom, en zie", zoo spreekt Hij ook nu nog. Andreas en Johannes hebben van Jezus gehoord door Johannes den Dooper, maar nu zegt Hij Kom tot Mijzelf en zie Mijzelf. Dat is de weg om Hem te vinden, zooals Hij voor een zondaarshart is. Blijf niet staan bij wat ge over Jezus leest of over Jezus hoort van anderen. Dat is het begin van de kennis. Johannes den Dooper was noodig hij was wegbereider om de kennis te ontsteken over Jezus maar hij is het licht niet zelfgeen enkel prediker over Jezus is het Licht. Jezus alleen is het Licht Zelf. Menigeen is tevreden, als Hij over Jezus ge lezen heeft in den Bijbel en gehoord heeft in de kerk. Maar dat zijn vingerwijzigingen alleen naar Jezus. Bij Hem Zelf moet ge zijn. Laat Hem Zelf tot U spreken in een stil uur, dat ge vol eerlijkheid en vertrouwen U met Hem in ge meenschap begeeft. Hij noodigt U „Kom en zie Ga tot Jezus Zelf, en vraag Hem of Hij tot Uw ziel spreken wil van Zijn verzoeningswerk, van des Vaders liefde, van het heerlijk Vaderhuis en van Zijn macht om U daar te brengen, waar ge waarlijk eeuwig zalig zijt. „Kom en zie", zooals ge zijt „Kom en zie Het is de uitnoodiging tot per soonlijk verkeer met Hem. „Kom" dat woord van Jezus klinkt door heel het N. T. heen „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal U rust geven". „Die tot Mij komt, Ik zal hem geenszins uitwerpen." „Kom Het wil zeggen geloof in Mij zoek Mij richt Uw schreden tot Mij verwacht „het van Mij". En op dat geloovig komen volgt dan de zalig heid van het zien. Het gaat toch om het zien. Van het hooren dus naar het zien. Van het ge- looven dus naar het aanschouwen. Van het zoeken naar het vinden en de genieting der ge meenschap. Als Jezus noodigt„Kom dan noodigt Hij om te zien tot de zalige rust der aanschouwing. Zoo roept Jezus Christus, Die Dezelfde is gis teren en heden, nog een iegelijk onzer tot de zaligheid. Kom tot Mij gij man, gij vrouw, gij kind, gij zoon, gij dochter. Kom d.w.z. beweeg U, geloovig vertrou wend naar Mij toe, het alles alleen bij Mij zoe ken, en van Mij verwachtend en dan, dan Uwe harten zullen vinden, wat zij zoeken en Uw vermoeid vragen zal een einde nemen. En als een duif zult gij Uw vleugelen van Uw zoekend zweven vouwen en nestelen aan den voet van het Kruis en rust hebben voor altijd. Kom Kom en zie Wat zoekt gij, gij allen die dit leest Hebt gij U dat allen wel eens ernstig afgevraagd. Of leeft ge er nog maar wat, dag in dag uit, op los Een leven zonder tucht een leven zonder lijn een leven als een vlinder Jezus vraagt U „Wat zoekt ge Want ieder mensch zoekt dit of dat geen mensch heeft aan zichzelf genoeg en geen mensch is tevreden met wat hij is en heeft. Maar velen zoeken het in het vele, en geven zich geen rekenschap ervan, dat ze zoeken, en wat ze zoeken. Maar Jezus keert Zich om en ziet U aan, en vraagt U ernstig „Wat zoekt ge Is Uw antwoord ook „Meester, waar woont Gij Ik zoek U, want ik moet vrede hebben verzoening met God en hoop in de toe komst Ik zoek het bij U. „Waar woont Gij Is dat Uw antwoord Zoo dat oprecht is verneem dan dit zalig makende woord, dat tot persoonlijke gemeen schap uitnoodigt„Kom en zie En aanvaard Jezus' uitnoodiging. Maar is dat Uw antwoord nog niet. Wij bid den U toe, dat een zalige „tiende ure" voor U slaan mag, voordat de twaalfde ure slaat en alle zaligheid onherroepelijk afgesloten is. Anna Jacoba Polder. SPOELSTRA. GENESIS OPNIEUW VERTAALD EN VERKLAARD. Er is veel, dat in dezen tijd benauwt en neer drukt. En dat niet alleen op stoffelijk gebied, maar ook en niet het minst op het terrein van de geestelijke dingen. Maar daarnaast is er ook veel, dat reden geeft tot blijdschap en dank baarheid. En daarbij denken we dan wel aller eerst hieraan, dat er nu zooveel verschijnt, waar door het Woord Gods in zijn beteekenis ook voor dezen tijd beter kan worden verstaan. Naarmate het licht, dat de mensch zou doen schijnen verduistert, straalt het licht uit Gods Openbaring te helderder. Hoeveel is er - met name ook in de serie „Korte Verklaring", die door Kok te Kampen zoo keurig wordt uitge geven in de laatste jaren al verschenen, tot verklaring der Heilige Schrift. En zoo kunnen we, tot onze blijdschap, weer een nieuw deeltje daar aankondigen, van de hand van Prof. G. Ch. Aalders over de eerste elf hoofdstukken van Genesis. Reeds ontvingen we van dezen hoogleeraar zijn monumentale studie „De Goddelijke open baring in de eerste drie hoofdstukken van Ge nesis". Een werk waarin de vele vraagstukken, waarvoor dit boek plaatst, niet werden ontwe ken maar breedvoerig werden besproken. En nu komt hij onze theologische literatuur weer ver rijken met deze nieuwe vertaling met korte ver klaring van een deel van het boek Genesis. Dat we over de verschijning van dit deel onze bijzondere blijdschap uitspreken, zal men ver staan, wanneer men zich herinnert wat er voor eenige jaren te doen was over de slang en de beide paradijsboomen, en zich dan ook herin nert, in verband daarmee, hoe de vastigheden werden ondermijnd. Deze verklaring doet niet mee aan het huldi gen van opvattingen, die met het gezag van Gods Woord in strijd zijn, maar wijst die beslist af en geeft de gronden aan, waarom die opvattin gen moeten afgewezen worden. De inleiding 71 bladzijden groot kon alleen geschreven worden na uitvoerige en gron dige studie en maakt front tegen de kritiek, die het boek Genesis historische waardij ontzegt. We nemen daaruit iets over. De schrijver zegt daar„Het boek Genesis is een historie-boek. Maar deze historie is niet slechts een weergave van oude menschelijke traditie, al ware het ook op zeer ver terugreikende oude bescheiden ge grond en door bizondere Goddelijke leiding voor feilgaan bewaard. Deze historie is Goddelijke openbaring. Zij is dat, niet alleen in dien zin, dat in de gebeurtenissen die hier worden mee gedeeld zich God heeft geopenbaard maar ook in dezen zin, dat die mededeeling zelf Goddelijke openbaring is. God heeft die mededeeling zóó als ze nu in dit boek voor ons ligt als een re sultaat van onderscheidene samenwerkende fac toren, alle door Hem geleid, door een bizondere ingeving doen op schrift stellen, omdat Hij daar door aan ons menschen wilde openbaren dat alles, wat in dit boek geschreven staat. Maar daardoor wordt nu ook de keuze van de stof en de strekking bepaald. De bedoeling is niet om ten volle onze weetgierigheid of misschien wel nieuwsgierigheid te bevredigen er zijn al lerlei dingen geschied, die ons niet worden mee gedeeld en bij de dingen die ons worden mee gedeeld blijken er tal van vragen over, waarop ons geen antwoord wordt gegeven. De bedoeling is om ons Gods heilsplan met de gevallen mensch- heid te ontvouwen." Intusschen is ook we denken hier aan de aanvallen van Ds. Berkhof wat de schrijver opmerkt over de z.g. vocalisatie, het stelsel van teekens dat de Joden in later tijd hebben uit gevonden om den eigenlijke, geheel uit mede klinkers bestaanden tekst gemakkelijker leesbaar te maken. Afdoende wordt daar het oppervlakkig beweren van Ds. Berkhof weerlegd. Het boek Genesis, zoo uitermate belangrijk omdat het bevat Gods openbaring over het be gin, de wording en het begin is altijd van overwegende beteekenis wordt hier dan ont vouwd zoodat ons Gods bedoeling daarmee wordt aangewezen. Worde er dankbaar gebruik van gemaakt. HEIJ. 17 JANUARI 1934 IN KAMPEN. II. In het vorige schrijven werd gewezen op de overdracht van het rectoraat en het afscheid van Prof. Dr. A. G. Honig. Toen dat was ge beurd, nam de president-curator weer het woord ter installatie van de twee nieuwe professoren om aan het einde zijner rede voor te lezen de acte van verbintenis voor de professoren aan de Theol. School, waarop hun antwoord werd gevraagd. Krachtvol klonk beider „ja" door het ruime kerkgebouw, waarna zij op verzoek dit „ja" met hunne handteekening onder het formulier be zegelden. Een gewichtig oogenblik voor de kerken en ook voor hen. Hiermede was na dankzegging door Prof. Honig de morgenvergadering afgeloopen en trad tot 2 uur eene pauze in. Ook in die pauze werd den curatoren geen lange rust toegestaan, omdat zij in dien tusschentijd nog moesten vergaderen voor de regeling van enkele zaken, maar tegen 2 uur waren allen weer op de bestemde plaats. Precies 2 uur opende de president-curator de vergadering en na gebed bij monde van Ds. J. L. Schouten, gaf hij het woord aan Prof. Dr. K. Schilder. „Prof. Dr. K. Schilder begon zijn rede met de opmerking, dat 3 feiten het jaar van zijn optreden min of meer bepaalden het eeuwfeest der Afscheiding, het 80-jarig bestaan der Theol. School, en het beëindigen van „Zwischen den Zeiten". Deze enkele feiten demonstreeren reeds de totaal veranderde theologische „Lage", met name inzake het brandende vraagstuk der dog matische prolegomena. Getrouw aan de traditie der Theol. School zal spr. slechts kunnen zijn, indien hij, deze 3 historische data in rekening brengend, óók tracht de dogmatiek in verbinding te zetten met de actueele vragen van den tijd. Eéne daarvan is sprekers onderwerp Barthiaan- sche existentie-filosofie contra gereformeerde geloofsgehoor-theologie." Een kort uittreksel zijner rede is reeds in de bladen tot onze lezers gekomen en daaruit is het wel gebleken, dat het was een diepzinnig en massaal woord een magistrale rede en of alles is begrepen en verwerkt, zouden we niet gaarne beweren. Toch trof de stilte en aandacht gedurende deze rede, waaruit duidelijk bleek, dat getracht werd den spreker zoo mogelijk in de hooge vlucht zijner diepe gedachten te volgen. Als straks deze rede in druk is verschenen, zal ze zeker worden gelezen en overdacht en breeder uitgewerkt zal wellicht veel duidelijker tot ons spreken. Met de gewone toespraken beëindigende Prof. Schilder zijn inaugureele oratie in het bijzonder zich nog richtende tot zijn leermeester Prof. Honig, wiens opvolger hij wordt, alsook tot Prof. Grosheide, Prof. Noordtzij en de kerk van Delfshaven. Na het zingen van Psalm 119 3 trad op Prof. Dr. G. M. den Hartogh, die sprak overDe Grondslag van het Kerkrecht, na eene inleiding, die wij overnemen uit de Bazuin. „Het historisch kerkgebouw, waarin we ver gaderd zijn, de inrichting van Hooger Onderwijs, die in het middelpunt staat van hetgeen hier heden geschiedt, de kerken, van wie de Theolo gische School uitgaat, ze zijn ten nauwste ver bonden aan de gebeurtenissen, waarvan we in den loop van dit jaar gedachtenis hopen te vie ren." Zoo ving spr. aan, om dan er op te wij zen, hoe vóór alles en allermeest de Naam des Heeren moet worden geloofd voor hetgeen Hij heeft gewerkt in en door de Reformatie van 1834, maar daarbij niet mogen worden vergeten de kloeke strijders en bezielde geloofsgetuigen, door wier worsteling en lijden een nieuw tijd perk van geestelijke vrijheid in gebondenheid aan Gods ordinantiën is aangebroken. Gememoreerd werd de opmerking van Prof. F. L. Rutgers, dat een leerstellige strijd in een zelfde kerkverband over de grondslagen der be lijdenis als regel hoe langer hoe meer kerkrech telijk wordt, terwijl de uitspraak van Mr. S. Sybenga werd vermeld, dat het eigenlijk juist de kerkelijke wetten en besluiten waren, waarin de afscheiding haar oorsprong vond. De feiten droegen een sterk geprononceerd kerkrechtelijk karakter. Een veelszins vreemd recht werd toegepast door hen, die De Cock vonnisten. Een kerkrechtelijk stempel van andere keur is onmiskenbaar in de „Acte van Afschei ding of Wederkeering". Omdat in de Reformatie van 1834 het kerk recht van groot gewicht is geweest, zal het nie mand verwonderen, dat bij den aanvang van dit herdenkingsjaar sprekers rede ter ambtsaanvaar ding tot onderwerp heeftDe Grondslag van het Kerkrecht/' Duidelijk teekende hij het Gereformeerde standpunt tegenover de Roomsch-Katholieke en de Luthersche gedachte en vreeze behoeft er niet te bestaan, dat hij afwijken wil van den weg, uitgestippeld door onze canonici Voetius, Rut gers, Kuyper en Bouwman. Hij betoogde, dat vastigheid voor het kerkelijke leven alleen is te verkrijgen en te behouden, als men in gehoor zaamheid aan den Koning der Kerk in niets af wijkt van den grondslag van Zijn Woord „of schoon het zoo ware, dat de magistraten en plak katen der Prinsen daar tegen waren en dat de dood of eenige lichamelijke straf daaraan hing." Ook deze jonge hoogleeraar eindigde met toe spraken, waarin hij zijne benoeming een waag stuk noemde, wat gehoord zijne rede zeker wel te sterke uitdrukking was en met een slotwoord, dat meer dan aangrijpend was en dat er zicht baar bij allen insloeg. De indruk was machtig bij zijn teere woord, uit de ziel ontweid. De president-curator, Ds. Bos, sprak een slot woord, waarin hij zich richtte tot de hoogleera ren, die hij Gods licht en wijsheid toebad in hun verantwoordelijk ambt. Aan hun werk is het rijkste loon verbonden. Ook tot de studenten richtte spr. een woord, hen opwekkend om hun leeraars hartelijk lief te hebben en zich aan hun voeten gewilliglijk te zetten. Met een opwekking tot zijn gehoor om de Theol. School en allen die aan haar verbon den zijn steeds in den gebede te gedenken, be sloot spr. Ook de kerkeraad, de organist en de regelingscommissie ontvingen een woord van dank. Na het gemeenschappelijk zingen van Ps. 118:8 sloot de rector, Prof. Ridderbos, de bijeenkomst met dankzegging, waarna het Lutherlied weer klonk. 's Avonds is nog eene vergadering gehouden in meer besloten kring, waar nog vele goede woorden zijn gesproken. De Heere vervulle de uitgesproken wenschen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1