FEUILLETON
KENTERING.
KERKNIEUWS.
17 JANUARI 1934 IN KAMPEN.
Voor installatie van nieuwe hoogleeraren aan
de Theologische School van de Gereformeerde
Kerken in Nederland schijnt wel in den loop der
historie als aangewezen tijd de maand Januari.
Zoo in 1882, 1913 en nu weer in 1934.
Verre van aanlokkelijk was het buiten en
vooral op de IJsselbrug bar koud, nog versterkt
door de striemende regenvlagen. Dit Januari-weer
zal zeker meerderen hebben teruggehouden van
een Kamper-reis in wintertijd. Toch was de
Burgwalkerk 's morgens reeds mooi bezet en
's middags was elk hoekje benut om zooveel
mogelijk menschen te bergen.
's Morgens half 10 opende de president
curator Ds. P. Bos de vergadering met een
woord, waaruit sprak weemoed en ook dank
baarheid, omdat moet teruggeblikt op verlies en
afscheid en toch ook door Gods gunst nu
weer 2 jonge, talentvolle mannen gereed staan
de ledige plaatsen van wijlen Prof. Dr. H.
Bouwman en van Prof. Dr. A. G. Honig, wien
door de Generale Synode van Middelburg eer
vol emeritaat is verleend, in te nemen.
Prof. Dr. A. G. Honig was rector der Theo
logische School en droeg eerst het rectoraat over
aan Prof. Dr. J. Ridderbos en tevens nam hij
afscheid van zijn arbeid aan de Theologische
School. Over de rede van den aftredenden Rec
tor en zijn afscheid moge ook in onze Kerkbode
iets worden vermeld.
Voor het eerst waren de Professoren in toga
gekleed. Iets nieuws dus, maar 't lijkt heel wat
deftiger, statiger en geleerder dan de vroegere
kleeding bij zulke gelegenheden.
De toga stond ook den oudsten der Profes
soren uitnemend goed hij was opgewekt van
geest en krachtig heeft God hem gesterkt, zoo
dat hij als met geestdrift en duidelijke stem zijn
zwanenzang heeft mogen laten hooren in eene
rede, goed verzorgd en duidelijk gesteld en
daarbij wel gedocumenteerd.
Geen wonder dat de Comrie-bewonderaar,
afscheid nemend van zijn arbeid aan de Theo
logische School in het eeuw-jaar der Afscheiding
sprak over
Van Comrie tot de Cock of
Het Credo der Afscheiding.
Over den inhoud der rede zelf wenschen wij
•weinig te schrijven, wijl die reeds in extenso
te lezen was in onze kerkelijke en politieke bla
den. Wel kan ze ieder ter lezing hartelijk wor
den aanbevolen, want dat de haat tegen de 5
Artikelen tegen de Remonstranten in dien tijd
zoo groot was, was velen nog nooit zoo dui
delijk gemaakt als in Prof. Honig's rede en de
geest ontstelt bij het hooren van woorden en
uitdrukkingen tegenover Bilderdijk e.a. dat door
mannen, die in dien tijd geroemd werden als
vroom, lief en verdraagzaam. Duidelijk toonde
de Professor ook aan, dat de geestelijke vader
van Ds. H. de Cock is geweest de vrome baron
van Zuylen van Nijevelt, wiens geschriften voor
den predikant van Ulrum tot rijken zegen zijn
geworden.
De Cock's eerste daad is geweest eene uit
gave van de 5 Artikelen en juist daarover heeft
de strijd geloopen van Comrie tot de Cock.
Trouwens is er iemand, die gelooft, dat de strijd
om die canones van Dordt reeds is beëindigd?
De belijdenisschriften zijn velen een doorn in
het oog. Daarom zag de geleerde spreker er de
goede hand Gods in, dat de Cock in 1833, trots
alle vijandschap en spot, het testament van Com
rie en Holtius durfde aanvaarden en de men
schen weer in handen gaf de 5 Artikelen, waarin
God en God alleen wordt toegebracht de eere
der behoudenis des zondaars.
De uitverkiezing is het Cor Ecclesiae, het
hart der Kerk.
Dit Credo der Afscheiding was de ootmoedige
geloofstaal, dat de almachtige God Souverein is!
Tot zoover iets over de rede, welker lezing
wij zeer aanbevelen juist nu in het eeuw-jaar
der Afscheiding om te weten, waarom het ging.
Dat Prof. Honig terugwees in het mededeelen
van de geschiedenis der Theol. School in 1933
naar 1903, waarin hij met Prof. Bouwman het
hoogleraarsambt aanvaarden mocht, is te be
grijpen, evengoed dat het hem smartte nu alleen
den arbeid te moeten neerleggen, wat zooals al
len weten oorspronkelijk niet de bedoeling was.
Voordat aan Prof. Bouwman emeritaat kon ver
leend, deed God hem ingaan tot de eeuwige rust.
In 1933 stierf ook een der studenten, doch
Gode zij dank, hij was bereid.
In September j.l. zijn 110 studenten gerecen
seerd, waarvan 15 voor de eerste maal inge
schreven.
39)
Bazuin moest de vrouw gelijk geven. Van het
Provinciaal kerkbestuur viel niets te verwachten.
Het beste was, dat het zoo spoedig mogelijk een
beslissing nam, opdat aan alle onzekerheid een
einde komen zou. Eerst daarna kon worden ge
handeld, alsdominé De Cock tot handelen
bereid was.
De schoenmaker besloot, de stad in te gaan.
Hij wist wel zoo ongeveer, waar zijn vrouw en
dochter inkoopen hadden te doen.
Inderdaad gelukte het hem, die beiden te ont
dekken. Hij deelde mede, dat eerst om één uur
de vergadering zou beginnen. Dus moesten zij,
wanneer zij klaar waren, maar in het café op
de Groote Markt komen, waar hij vertoeven
zou, wachtend op den uitslag.
Teruggekeerd bij Tamerling ontmoette hij
deze, terwijl ook Barkema en Beukema uit Ulrum
waren gearriveerd. Zij waren door den kerke-
raad afgevaardigd, om dominé De Cock ter zijde
te staan, al waren zij, gezien de ervaring, er bij
voorbaat van overtuigd, dat zij niet toegelaten
zouden worden.
Op een vraag van Bazuin deelden zij mede,
dat de predikant met hen gekomen was, om
onmiddellijk naar Bolt te gaan. Met een bekom
merd hart had hij de pastorie verlaten, want
zijn jongste kindje, een meisje van drie en een
halve jaar, was zeer ziek. Hij vreesde, dat het
kind sterven zou. Met zijn vrouw, die zeer leed
Het was te merken, dat het afscheidswoord
kwam en ja het klonk reeds thans is het oogen-
blik voor mij gekomen, waarop ik mijn ambt ga
neerleggen.
Tegen de ambtsaanvaarding in 1903 had hij
opgezien, maar nu is zijn hart met dank ver
vuld. God doe verzoening over alle zwakheid
en gebrek.
Zijn beste wenschen sprak hij uit voor Cura
toren en Penningmeester der School voor col
lega's en lector voor leerlingen en oud-leerlin
gen voor de Kerken en hare School en hij
eindigde ,,De School, welke ik dienen mocht
en liefhebben, was uit de Afscheiding en beide
zijn ze voor Kerk en volk zoo vruchtbaar ge
bleken. Evenals voor de Afscheiding zoo was
ook voor de Theologische School het Credo
onverzwakte handhaving van de Canones van
Dordt. Dat blijve hare eer".
En wijzende op het gebrandschilderde symbool
in de groote tula der School n.l. de Kerk op
een rots, omspoeld door onstuimige baren, klonk
het,,en bij het scheiden in dezen donkeren tijd
leg ik, dierbare Heiland, de hand des geloofs
op Uwe koninklijke belofte ,,de poorten der
hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen",
terwijl ik bid ,,Ja kom, Heere Jezus".
In stille ontroering werd dit aangrijpende af
scheidswoord beluisterd ook om de kracht, waar
mede het werd uitgesproken en het geloofsver
trouwen, dat het vertolkte.
't Was eenige oogenblikken stil, o zoo stil.
Nog even sprak Prof. Honig en droeg het
rectoraat over aan Prof. Dr. J. Ridderbos om
te eindigen met het welbekende Salve Rector,
iterumque salve en de bede, dat de School onder
zijn rectoraat leve, groeie en bloeie ten zegen
voor Gods Kerk.
Prof. Dr. A. G. Honig was emeritus
De president-curator -wat heeft deze broe
der zich op dezen voor hem zoo drukken dag
uitnemend gekweten van zijn taak en vele toe
spraken bracht den dank over der curatoren
en dus van alle onze Geref. Kerken Prof. Dr.
J. Ridderbos liet spreken de gezindheid der Pro
fessoren en wenschte, dat Prof. Honig toch dicht
bij hen zou blijven en eindelijk liet de praetor
der studenten hooren een woord, dat duidelijk
deed uitkomen, wat Prof. Honig voor zijne stu
denten was en is.
Dit gedeelte der plechtigheid was afgeloopen.
't Was in 1903, dat ik als student van het 4e
jaar meemaakte de installatie van Prof. Dr. A.
G. Honig, 't Was in April, zoodat er niet veel
colleges meer bij hem gevolgd zijn, maar toch
zal ook ondergeteekende hem dankbaar blijven
voor verschillende dingen, die bij ons voortleven
en in het bijzonder, dat wij door zijne geschrif
ten gesterkt zijn in den strijd om de Heilige
Schrift en de onverzwakte handhaving van de
Canones van Dordt. De Heere geve Prof. Dr.
A. G. Honig nog een mooie en rijk gezegende
levensavond.
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
ONDER DE SCHIPPERS.
't Zit hem niet in 't kerkgaan, zeggen de
schippers soms. Zie maar eens naar die en die in
de ouderlingenbank, op de preekstoel. Zie maar
eens naar die en die dominé. En nu kan je de
menschen gelijk geven 't kerkgaan is geen be
wijs van christen zijn. Maar het argument ligt
toch voor 't grijpen 't zit hem toch ook niet
in 't niet kerkgaan.
En dat dit niet een goedkoope algemeenheid
is, maar een groote waarheid, ervaar ik bijna
dagelijks. Het grootste gevaar dat de schippers,
deze strijders tegen golven en stormen bedreigt,
is niet de onstuimige zee, maar is de groote on
kerkelijkheid. Wie zal zeggen hoevelen daardoor
alleen reeds zijn afgeweken. En wie zal zeggen
hoe ze ooit weer tot de kudde teruggebracht
zullen worden. Is er eenmaal onverschilligheid
in 't hart, dan is men mijlen en mijlen ver afge
dwaald. En nu kan er een wonder Gods in de
ziel gebeuren, maar naar den mensch gesproken
is het onmogelijk dat dergelijke blinden weer
ziende zouden worden.
Verreweg de meesten zijn dooplid van een of
andere kerk, meestal van de Hervormde. Ze
zeggen dat ze geen lid zijn en bedoelen dat ze
niet zijn „aangenomen". Het aantal van deze
niet-belijdende leden is bedroevend groot. Ver
strikt zijn ze vaak in de drogredenen van de
valsche lijdelijkheid, die bij zeer velen een dek
mantel is voor hun onverschilligheid.
't Begint met op Zondag varen. De verleiding
daartoe is sterk, vooral voor degenen die een
onder al het gebeuren, waarbij dan nu nog de
ziekte van haar lieveling kwam, maar die in
Gods kracht moedig haar leed droeg, had hij
nog overlegd, aan het kerkbestuur uitstel der
vergadering te verzoeken. Maar de bijna zekere
wetenschap, dat het verzoek botweg zou worden
geweigerd, had den predikant van Ulrum weer
houden, het verzoek in zee te zenden. Hij ver
langde trouwens ook naar eenige zekerheid en
was zeer verheugd geweest, dat er eindelijk be
richt van het Provinciaal kerkbestuur was ge
komen.
Nadat de bezoekers gegeten hadden, vertrok
ken zij tegen één uur naar de Groote Markt,
naar het café, in welks bovenzaal het kerkbe
stuur vergaderde. Zij ontmoetten er dominé De
Cock, die door Bolt was vergezeld, terwijl nog
verschillende vrienden uit Groningen gekomen
waren.
In een hoek van de groote gelagkamer, waar
van de houten vloer rijkelijk met zand was be
strooid, nam het gezelschap aan een tafel plaats,
wachtend op het tijdstip, dat de vergadering zou
aanvangen en dominé De Cock geroepen zou
worden.
Er trad een heer binnen, die door den kaste
lein met onderscheiding werd behandeld. Met
een spottenden blik keek de pas aangekomene
naar het groepje in den hoek, speciaal naar do
miné De Cock, die beleefd groette, welke groet
evenwel niet werd beantwoord.
„Is dat mijnheer Hendriksz. niet, dominé 1"
vroeg Barkema.
Dominé De Cock knikte.
„De president van het kerkbestuur", ver
klaarde de ouderling aan de anderen. „Hij lijdt
sleepschip bezitten. De meeste sleepen varen op
Zondag door. Practisch gesproken is het dus
onmogelijk dat zij die meevaren Zondag kunnen
houden. De fout zit dan hierin dat hij zich geen
motor of zeilschip aangeschaft heeft. En als
daarop gewezen wordt dan is het antwoord
vaak dat men nog niet ver genoeg is en dat
het gegeven moet worden.
Onkerkelijkheid en valsche lijdelijkheid zijn
twee groote gevaren die het geestelijk leven van
de schippers, ook van onze schippers, bedreigen.
Men kan wel zeggen dat ze moordend werken.
Gemengde huwelijken, geen belijdenis doen, on
gedoopt blijven der kinderen zijn de gevolgen.
Wie zal zeggen wat er van het tweede, laat
staan derde geslacht terecht komt. Ziet het eer
ste geslacht nog wel een glimp van het evan
gelie, voor het volgende is het een volslagen
duisternis. De kerk heeft haar klem die ze nog
door Gods goedheid op vele menschen heeft, dan
misschien geheel verloren. De arbeid onder de
schippers is daarom dringend noodzakelijk en
eischt onze volle aandacht.
Wemeldinge. M. P. VAN DIJK.
TWEETAL TE
Amsterdam-Zuid (3de pred. plaats):
P. N. Kruyswijk te Hilversum.
Dr. K. Sietsma te Eindhoven.
BEROEPEN TE
Groningen (vac.-H. van de Elskamp):
W. H. van der Vegt te Goes.
Oostkapelle en te Schoonrewoerd
Cand. O. van Noort te Westbroek.
Cand. A. W. T. Nijenhuis, met goed ge
volg door de Classis Den Bosch van Geref.
Kerken peremptoir geëxamineerd, hoopt Zondag
11 Februari a.s. intrede te doen als predikant
der Geref. Kerk van Lutterade (L.), wier eerste
predikant hij wordt. Als bevestiger hoopt op te
treden Prof. Dr. F. W. Grosheide, van Am
sterdam.
-Door den Kerkeraad der Geref. Kerk van
Almelo en de Classis Deventer der Geref. Ker
ken is besloten het voorstel te doen met het oog
op den nood der tijden een Nationalen Biddag
te verzoeken.
Ds. A. Wijngaarden, van Bedum, over
gekomen en bevestigd als predikant der Geref.
Kerk van Groningen, heeft hier zijn intrede ge
daan met een predikatie over Openb. 320.
Sprekende over „den klop van Christus op de
deur van onze harten", wees hij op 1. de wrek-
zaamheid die Hij verricht 2. den eisch, dien
Hij stelt en 3. op het heil, dat Hij belooft.
Ds. Chr. W. J. Teeuwen nam, wegens
vertrek naar Heerde, na een verblijf van bijna
4 jaar afscheid van de Geref. Kerk te IJmuiden-
Oost. Tot tekst was gekozen Rom. 8 23a „En
wij weten, dat dengenen, die God liefhebben,
alle dingen medewerken ten goede".
Wijlen de dames A. en J. K. en de heer
P. K. vermaakten aan de vereen. „Tot Chr.
Liefdadigheid" te Wagenborgen 1000 aan de
Chr. Stichting voor zwakzinnige kinderen te
's Heerenloo 1000 en aan de Geref. Soemba-
zending 1000. Hun verdere vermogen werd
vermaakt aan de Geref. Kerk te Veendam en de
Geref. Diaconie, elk voor de helft.
Door wijlen wed. N.D. te Haren (Gr.)
is aan de Geref. Kerk aldaar gelegateerd een
bedrag van 2000.
Wijlen mej. N. K. de J„ laatstelijk ge
woond hebbende onder Raard (bij Dokkum),
heeft de navolgende legaten vermaaktaan de
Geref. Kerk te Raard 800, aan de Diaconie
dier kerk 200, aan de Geref. Kerk te Kooten
(Fr.) 3Ö0 en aan de Chr. school te Raard
200.
Op de 1 Febr. a.s. te Dordrecht te hou
den vergadering van de Classis Dordrecht der
Geref. Kerken komt ter tafel een voorstel van
de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk om als
algemeenen regel in de kerken der Classis te
doen gelden, dat het eerste gedeelte van het
Formulier voor het H. Avondmaal worde ge
niet aan overmate van vriendelijkheid. Zijn hou
ding voorspelt niet veel goeds."
Nog geruimen tijd verliep, eer de bode ver
scheen, om den predikant van Ulrum te verzoe
ken, in de vergadering te verschijnen.
Dominé De Cock volgde den man de trap op.
Vijf minuten later keerde de bode terug. Vrij
zeker had de dominé in de vergadering over de
kerkeraadsleden gesproken, want hij zeide „De
kerkeraadsleden van Ulrum kunnen vertrekken.
Zij worden niet gehoord."
„Goed", zei Barkema, wien de mededeeling
niet onverwachts kwam. Op de classisvergade-
ring en in de vorige vergadering van het Pro
vinciaal kerkbestuur was het precies zoo gegaan.
Men beweerde alleen met dominé De Cock te
maken te hebben en niet met den kerkeraad.
Wat een misvatting was, die, naar Barkema
voorspelde, later den heeren wel voldoende dui
delijk worden zou.
Er was een kwartier verstreken, toen de deur
van het café geopend werd en twee vrouwen
aarzelend binnenkwamen.
„Ik ben hier, vrouw", zeide Bazuin, twee stoe
len aandragend.
Moeder Bazuin en Froukje zetten zich bij het
gezelschap en de schoenmaker bestelde koffie.
„Klaar met de boodschappen vroeg Bazuin.
En op het bevestigend antwoord „We hebben
nog wel een uur den tijd, eer de snikke ver
trekt. Dan zal de vergadering wel afgeloopen
zijn. De dominé is al lang boven."
Moeder Bazuin maakte kennis met Barkema,
wiens naam zij reeds zoo vaak had hooren noe
men, en ook met de anderen, die zij niet bij
name kende. Alleen begreep zij, dat een van hen
lezen bij de voorbereiding en het tweede ge
deelte een week later bij de viering van het
Avondmaal, een practijk, die bij meerdere Geref.
Kerken, zoo mogen we hier herinneren, reeds
lang in zwang is.
De begrafenis van den te Groningen over
leden emeritus-predikant der Geref. Kerk van
Krabbendijke, Ds. A. Andree, heeft te Wer
kendam plaats gehad, waar ook het graf is van
zijn vrouw en van zijn schoonouders Ds. en
Mevr. Kropveld. Te voren werd in de Geref.
Kerk, waar het stoffelijk overschot was opge
baard, een rouwdienst gehouden, waarin voor
ging Ds. W. M. Ie Cointre, van Bergen op Zoom.
Hierna voerde Ds. W. J. van Otterlo het
woord namens den Raad van de Geref. Kerk
te Oosterend. Ds. J. Visscher sprak namens den
Raad van de Geref. Kerk te Spijk, Ds. J. Hoek
stra als afgevaardigde van de Geref. Kerken te
Schoonhoven en Willige-Langerak, ouderling
van Oord als vertegenwoordiger van den Ker
keraad van Werkendam en Ds. Ie Cointre als
consulent van Krabbendijke, namens den Ker
keraad van die Gemeente.
Ds. Joh. Spoelstra, van Anna Jacobapolder,
sprekende namens de Classis Tholen, schetste
den overledene als een vaderlijken vriend.
Ds. Ie Cointre sloot met dankgebed. Op het
kerkhof werd nog het woord gevoerd door Ds.
S. R. Smilde, van Geesteren-Gelselaar, waarna
Ds. Jac. Andree, van Poortugaal, namens de
familie de aanwezigen dankte voor hun belang
stelling en verzocht namens zijn zuster in Ned.-
Indië Ps. 73 12 te zingen.
Cand. H. W. Kroeze te Kampen, die een
beroep naar de Geref. Kerk van Den Haag-West
aannam, voor het werk onder Gereformeerden
op Curasao, is voornemens Donderdag 1 Febru
ari a.s. voor de classis Den Haag zijn peremp
toir examen te doen.
Bij goeden uitslag daarvan zal hij Woensdag
7 Maart d.a.v. in de Nieuwe Zuiderkerk zijn
intrede doen bij de kerk van Den Haag-West
na in denzelfden dienst tevoren te zijn bevestigd
door Ds. J. Gispen van Groningen, die voor een
paar jaar een reis naar Curasao maakte in het
belang van de Gereformeerden in de verstrooi
ing aldaar. Ds. Kroeze zal dan 9 Maart met de
„Columbia" naar Curacao vertrekken.
Naar Ds. A. H. van Minnen, Geref. predikant
te 's-Gravenzande, lid van het college van de-
putaten voor de geestelijke verzorging der mi
litairen, nu in de „Westlandsche Kerkbode"
mededeelt, zullen de kosten aan deze uitzending
en arbeid verbonden voor vier-zevende worden
betaald uit de kas van de Deputaten voor de
geestelijke verzorging der militairen twee-ze
vende uit de kas voor de geestelijke verzorging
van de verstrooiden in Ned.-Indië terwijl de
Gereformeerden op Curasao zelf een-zevende
zullen bijeenbrengen.
Behalve op Curasao zal Ds. Kroeze straks zijn
arbeidsveld ook vinden op het eiland Aruba, zes
uur stoomens van Curasao, wijl aldaar eveneens
Gereformeerden verblijf houden.
Te Berlikum (Fr.) ontving de Geref.
Kerk een legaat, groot minstens 3000, van wij
len Mej. T. J.
Dienaren des Woords.
Slechts drie werden weggenomen temidden
van hun arbeid4 Mei Ds. N. H. Koers te
Noordwijk aan Zee, 66 j. 23 Mei A. Borsjes
te Lemelerveld (O.) 27 j. en 26 Juli J. P. Klaar
hamer te Dokkum 60 j.
Zeven-en-twintig D.d.W. werden emeritus.
Negen-en-twintig candidaten werden in het
ambt van D.d.W. bevestigd en deden intrede
in hun eerste Gemeente.
Alzoo bedraagt het aantal dienstdoende
D.d.W. 740.
De volgende D.d.W. bekwamen emeritaat
G. H. A. van der Vegte, te Groningen, 58 j.
P. Sap, te Doornspijk, 61 j. E. J. Koppe, te
Westeremden, 64 j. G. Ploos van Amstel, te
Oppenhuizen, 65 j. D. Tom, te Hilversum, 65
j. A. Doorn, te Heerde, 62 j. E. Vonk, te
Nieuw-Loosdrecht, 67 j. J. van den Berg, te
Capelle a. d. IJssel, 63 j. O. de Roos, te
Rinsumageest, 68 j. L. J. C. Kreijt, te Dieren,
58 j. C. W. J. van Lummel, te Zuidland, 66 j.
A. D. C. Kok, te Idskenhuizen, 62 j. B. Roor-
da, te Tijnje, 70 j. R. K. M. Hummelen te
Gorinchem, 57 j. U. Faber, te Ee, 70 j. A. L.
Ruys, te Dinteloord, 70 j. Z. Hoek, te Zonne-
maire, 70 j. G. H. Dijkstra, te Bergentheim,
Tamerling was, in wiens huis dominé De Cock
toendertijd door het grauw zoo ongeveer bele
gerd was. Vóór het café had zij nu geen volk
bespeurd. Men wist van de bijeenkomst zeker
niets af.
Froukje voelde zich onwennig in het gezel
schap der mannen, die spraken over dominé De
Cock en over de leidingen Gods met hem en
met de kerk van Ulrum. Zij had eigenlijk het
land, tegen haar vermoeden in toch in dezen
kring verzeild te zijn geraakt. Het stond nu wel
vast, dat zij straks dominé De Cock te zien
kreeg. Enfin, dat was dan nog wel aardig. Dan
kon zij dat in Uithuizermeeden vertellen, als het
te pas kwam. Over dien dominé werd zooveel
gebazeld.
Zij behoefde niet eens heel lang te wachten.
Achter in het vertrek ging een deur open en
verscheen een forsche gestalte.
„Dominé De Cock", fluisterde Bazuin.
Die verklaring was niet eens noodig geweest,
want vrouw Bazuin en Froukje hadden het on
middellijk begrepen.
Barkema sprong op en liep den predikant te
gemoet. Het gelaat van den jongen dominé
Froukje wist wel, dat hij nog betrekkelijk
jong was, maar zij had zich een heel andere
voorstelling van hem gemaakt en vond zijn uiter
lijk niet onsympathiek toonde verstoordheid,
maar ook droefheid. Zonder eerst een woord
te zeggen plaatste hij zich in het gezelschap,
blijkbaar niet bespeurend, dat het vermeerderd
was door de komst der beide vrouwen.
(Wordt vervolgd)