FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS. 17 JANUARI 1934 IN KAMPEN. Voor installatie van nieuwe hoogleeraren aan de Theologische School van de Gereformeerde Kerken in Nederland schijnt wel in den loop der historie als aangewezen tijd de maand Januari. Zoo in 1882, 1913 en nu weer in 1934. Verre van aanlokkelijk was het buiten en vooral op de IJsselbrug bar koud, nog versterkt door de striemende regenvlagen. Dit Januari-weer zal zeker meerderen hebben teruggehouden van een Kamper-reis in wintertijd. Toch was de Burgwalkerk 's morgens reeds mooi bezet en 's middags was elk hoekje benut om zooveel mogelijk menschen te bergen. 's Morgens half 10 opende de president curator Ds. P. Bos de vergadering met een woord, waaruit sprak weemoed en ook dank baarheid, omdat moet teruggeblikt op verlies en afscheid en toch ook door Gods gunst nu weer 2 jonge, talentvolle mannen gereed staan de ledige plaatsen van wijlen Prof. Dr. H. Bouwman en van Prof. Dr. A. G. Honig, wien door de Generale Synode van Middelburg eer vol emeritaat is verleend, in te nemen. Prof. Dr. A. G. Honig was rector der Theo logische School en droeg eerst het rectoraat over aan Prof. Dr. J. Ridderbos en tevens nam hij afscheid van zijn arbeid aan de Theologische School. Over de rede van den aftredenden Rec tor en zijn afscheid moge ook in onze Kerkbode iets worden vermeld. Voor het eerst waren de Professoren in toga gekleed. Iets nieuws dus, maar 't lijkt heel wat deftiger, statiger en geleerder dan de vroegere kleeding bij zulke gelegenheden. De toga stond ook den oudsten der Profes soren uitnemend goed hij was opgewekt van geest en krachtig heeft God hem gesterkt, zoo dat hij als met geestdrift en duidelijke stem zijn zwanenzang heeft mogen laten hooren in eene rede, goed verzorgd en duidelijk gesteld en daarbij wel gedocumenteerd. Geen wonder dat de Comrie-bewonderaar, afscheid nemend van zijn arbeid aan de Theo logische School in het eeuw-jaar der Afscheiding sprak over Van Comrie tot de Cock of Het Credo der Afscheiding. Over den inhoud der rede zelf wenschen wij •weinig te schrijven, wijl die reeds in extenso te lezen was in onze kerkelijke en politieke bla den. Wel kan ze ieder ter lezing hartelijk wor den aanbevolen, want dat de haat tegen de 5 Artikelen tegen de Remonstranten in dien tijd zoo groot was, was velen nog nooit zoo dui delijk gemaakt als in Prof. Honig's rede en de geest ontstelt bij het hooren van woorden en uitdrukkingen tegenover Bilderdijk e.a. dat door mannen, die in dien tijd geroemd werden als vroom, lief en verdraagzaam. Duidelijk toonde de Professor ook aan, dat de geestelijke vader van Ds. H. de Cock is geweest de vrome baron van Zuylen van Nijevelt, wiens geschriften voor den predikant van Ulrum tot rijken zegen zijn geworden. De Cock's eerste daad is geweest eene uit gave van de 5 Artikelen en juist daarover heeft de strijd geloopen van Comrie tot de Cock. Trouwens is er iemand, die gelooft, dat de strijd om die canones van Dordt reeds is beëindigd? De belijdenisschriften zijn velen een doorn in het oog. Daarom zag de geleerde spreker er de goede hand Gods in, dat de Cock in 1833, trots alle vijandschap en spot, het testament van Com rie en Holtius durfde aanvaarden en de men schen weer in handen gaf de 5 Artikelen, waarin God en God alleen wordt toegebracht de eere der behoudenis des zondaars. De uitverkiezing is het Cor Ecclesiae, het hart der Kerk. Dit Credo der Afscheiding was de ootmoedige geloofstaal, dat de almachtige God Souverein is! Tot zoover iets over de rede, welker lezing wij zeer aanbevelen juist nu in het eeuw-jaar der Afscheiding om te weten, waarom het ging. Dat Prof. Honig terugwees in het mededeelen van de geschiedenis der Theol. School in 1933 naar 1903, waarin hij met Prof. Bouwman het hoogleraarsambt aanvaarden mocht, is te be grijpen, evengoed dat het hem smartte nu alleen den arbeid te moeten neerleggen, wat zooals al len weten oorspronkelijk niet de bedoeling was. Voordat aan Prof. Bouwman emeritaat kon ver leend, deed God hem ingaan tot de eeuwige rust. In 1933 stierf ook een der studenten, doch Gode zij dank, hij was bereid. In September j.l. zijn 110 studenten gerecen seerd, waarvan 15 voor de eerste maal inge schreven. 39) Bazuin moest de vrouw gelijk geven. Van het Provinciaal kerkbestuur viel niets te verwachten. Het beste was, dat het zoo spoedig mogelijk een beslissing nam, opdat aan alle onzekerheid een einde komen zou. Eerst daarna kon worden ge handeld, alsdominé De Cock tot handelen bereid was. De schoenmaker besloot, de stad in te gaan. Hij wist wel zoo ongeveer, waar zijn vrouw en dochter inkoopen hadden te doen. Inderdaad gelukte het hem, die beiden te ont dekken. Hij deelde mede, dat eerst om één uur de vergadering zou beginnen. Dus moesten zij, wanneer zij klaar waren, maar in het café op de Groote Markt komen, waar hij vertoeven zou, wachtend op den uitslag. Teruggekeerd bij Tamerling ontmoette hij deze, terwijl ook Barkema en Beukema uit Ulrum waren gearriveerd. Zij waren door den kerke- raad afgevaardigd, om dominé De Cock ter zijde te staan, al waren zij, gezien de ervaring, er bij voorbaat van overtuigd, dat zij niet toegelaten zouden worden. Op een vraag van Bazuin deelden zij mede, dat de predikant met hen gekomen was, om onmiddellijk naar Bolt te gaan. Met een bekom merd hart had hij de pastorie verlaten, want zijn jongste kindje, een meisje van drie en een halve jaar, was zeer ziek. Hij vreesde, dat het kind sterven zou. Met zijn vrouw, die zeer leed Het was te merken, dat het afscheidswoord kwam en ja het klonk reeds thans is het oogen- blik voor mij gekomen, waarop ik mijn ambt ga neerleggen. Tegen de ambtsaanvaarding in 1903 had hij opgezien, maar nu is zijn hart met dank ver vuld. God doe verzoening over alle zwakheid en gebrek. Zijn beste wenschen sprak hij uit voor Cura toren en Penningmeester der School voor col lega's en lector voor leerlingen en oud-leerlin gen voor de Kerken en hare School en hij eindigde ,,De School, welke ik dienen mocht en liefhebben, was uit de Afscheiding en beide zijn ze voor Kerk en volk zoo vruchtbaar ge bleken. Evenals voor de Afscheiding zoo was ook voor de Theologische School het Credo onverzwakte handhaving van de Canones van Dordt. Dat blijve hare eer". En wijzende op het gebrandschilderde symbool in de groote tula der School n.l. de Kerk op een rots, omspoeld door onstuimige baren, klonk het,,en bij het scheiden in dezen donkeren tijd leg ik, dierbare Heiland, de hand des geloofs op Uwe koninklijke belofte ,,de poorten der hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen", terwijl ik bid ,,Ja kom, Heere Jezus". In stille ontroering werd dit aangrijpende af scheidswoord beluisterd ook om de kracht, waar mede het werd uitgesproken en het geloofsver trouwen, dat het vertolkte. 't Was eenige oogenblikken stil, o zoo stil. Nog even sprak Prof. Honig en droeg het rectoraat over aan Prof. Dr. J. Ridderbos om te eindigen met het welbekende Salve Rector, iterumque salve en de bede, dat de School onder zijn rectoraat leve, groeie en bloeie ten zegen voor Gods Kerk. Prof. Dr. A. G. Honig was emeritus De president-curator -wat heeft deze broe der zich op dezen voor hem zoo drukken dag uitnemend gekweten van zijn taak en vele toe spraken bracht den dank over der curatoren en dus van alle onze Geref. Kerken Prof. Dr. J. Ridderbos liet spreken de gezindheid der Pro fessoren en wenschte, dat Prof. Honig toch dicht bij hen zou blijven en eindelijk liet de praetor der studenten hooren een woord, dat duidelijk deed uitkomen, wat Prof. Honig voor zijne stu denten was en is. Dit gedeelte der plechtigheid was afgeloopen. 't Was in 1903, dat ik als student van het 4e jaar meemaakte de installatie van Prof. Dr. A. G. Honig, 't Was in April, zoodat er niet veel colleges meer bij hem gevolgd zijn, maar toch zal ook ondergeteekende hem dankbaar blijven voor verschillende dingen, die bij ons voortleven en in het bijzonder, dat wij door zijne geschrif ten gesterkt zijn in den strijd om de Heilige Schrift en de onverzwakte handhaving van de Canones van Dordt. De Heere geve Prof. Dr. A. G. Honig nog een mooie en rijk gezegende levensavond. Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. ONDER DE SCHIPPERS. 't Zit hem niet in 't kerkgaan, zeggen de schippers soms. Zie maar eens naar die en die in de ouderlingenbank, op de preekstoel. Zie maar eens naar die en die dominé. En nu kan je de menschen gelijk geven 't kerkgaan is geen be wijs van christen zijn. Maar het argument ligt toch voor 't grijpen 't zit hem toch ook niet in 't niet kerkgaan. En dat dit niet een goedkoope algemeenheid is, maar een groote waarheid, ervaar ik bijna dagelijks. Het grootste gevaar dat de schippers, deze strijders tegen golven en stormen bedreigt, is niet de onstuimige zee, maar is de groote on kerkelijkheid. Wie zal zeggen hoevelen daardoor alleen reeds zijn afgeweken. En wie zal zeggen hoe ze ooit weer tot de kudde teruggebracht zullen worden. Is er eenmaal onverschilligheid in 't hart, dan is men mijlen en mijlen ver afge dwaald. En nu kan er een wonder Gods in de ziel gebeuren, maar naar den mensch gesproken is het onmogelijk dat dergelijke blinden weer ziende zouden worden. Verreweg de meesten zijn dooplid van een of andere kerk, meestal van de Hervormde. Ze zeggen dat ze geen lid zijn en bedoelen dat ze niet zijn „aangenomen". Het aantal van deze niet-belijdende leden is bedroevend groot. Ver strikt zijn ze vaak in de drogredenen van de valsche lijdelijkheid, die bij zeer velen een dek mantel is voor hun onverschilligheid. 't Begint met op Zondag varen. De verleiding daartoe is sterk, vooral voor degenen die een onder al het gebeuren, waarbij dan nu nog de ziekte van haar lieveling kwam, maar die in Gods kracht moedig haar leed droeg, had hij nog overlegd, aan het kerkbestuur uitstel der vergadering te verzoeken. Maar de bijna zekere wetenschap, dat het verzoek botweg zou worden geweigerd, had den predikant van Ulrum weer houden, het verzoek in zee te zenden. Hij ver langde trouwens ook naar eenige zekerheid en was zeer verheugd geweest, dat er eindelijk be richt van het Provinciaal kerkbestuur was ge komen. Nadat de bezoekers gegeten hadden, vertrok ken zij tegen één uur naar de Groote Markt, naar het café, in welks bovenzaal het kerkbe stuur vergaderde. Zij ontmoetten er dominé De Cock, die door Bolt was vergezeld, terwijl nog verschillende vrienden uit Groningen gekomen waren. In een hoek van de groote gelagkamer, waar van de houten vloer rijkelijk met zand was be strooid, nam het gezelschap aan een tafel plaats, wachtend op het tijdstip, dat de vergadering zou aanvangen en dominé De Cock geroepen zou worden. Er trad een heer binnen, die door den kaste lein met onderscheiding werd behandeld. Met een spottenden blik keek de pas aangekomene naar het groepje in den hoek, speciaal naar do miné De Cock, die beleefd groette, welke groet evenwel niet werd beantwoord. „Is dat mijnheer Hendriksz. niet, dominé 1" vroeg Barkema. Dominé De Cock knikte. „De president van het kerkbestuur", ver klaarde de ouderling aan de anderen. „Hij lijdt sleepschip bezitten. De meeste sleepen varen op Zondag door. Practisch gesproken is het dus onmogelijk dat zij die meevaren Zondag kunnen houden. De fout zit dan hierin dat hij zich geen motor of zeilschip aangeschaft heeft. En als daarop gewezen wordt dan is het antwoord vaak dat men nog niet ver genoeg is en dat het gegeven moet worden. Onkerkelijkheid en valsche lijdelijkheid zijn twee groote gevaren die het geestelijk leven van de schippers, ook van onze schippers, bedreigen. Men kan wel zeggen dat ze moordend werken. Gemengde huwelijken, geen belijdenis doen, on gedoopt blijven der kinderen zijn de gevolgen. Wie zal zeggen wat er van het tweede, laat staan derde geslacht terecht komt. Ziet het eer ste geslacht nog wel een glimp van het evan gelie, voor het volgende is het een volslagen duisternis. De kerk heeft haar klem die ze nog door Gods goedheid op vele menschen heeft, dan misschien geheel verloren. De arbeid onder de schippers is daarom dringend noodzakelijk en eischt onze volle aandacht. Wemeldinge. M. P. VAN DIJK. TWEETAL TE Amsterdam-Zuid (3de pred. plaats): P. N. Kruyswijk te Hilversum. Dr. K. Sietsma te Eindhoven. BEROEPEN TE Groningen (vac.-H. van de Elskamp): W. H. van der Vegt te Goes. Oostkapelle en te Schoonrewoerd Cand. O. van Noort te Westbroek. Cand. A. W. T. Nijenhuis, met goed ge volg door de Classis Den Bosch van Geref. Kerken peremptoir geëxamineerd, hoopt Zondag 11 Februari a.s. intrede te doen als predikant der Geref. Kerk van Lutterade (L.), wier eerste predikant hij wordt. Als bevestiger hoopt op te treden Prof. Dr. F. W. Grosheide, van Am sterdam. -Door den Kerkeraad der Geref. Kerk van Almelo en de Classis Deventer der Geref. Ker ken is besloten het voorstel te doen met het oog op den nood der tijden een Nationalen Biddag te verzoeken. Ds. A. Wijngaarden, van Bedum, over gekomen en bevestigd als predikant der Geref. Kerk van Groningen, heeft hier zijn intrede ge daan met een predikatie over Openb. 320. Sprekende over „den klop van Christus op de deur van onze harten", wees hij op 1. de wrek- zaamheid die Hij verricht 2. den eisch, dien Hij stelt en 3. op het heil, dat Hij belooft. Ds. Chr. W. J. Teeuwen nam, wegens vertrek naar Heerde, na een verblijf van bijna 4 jaar afscheid van de Geref. Kerk te IJmuiden- Oost. Tot tekst was gekozen Rom. 8 23a „En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede". Wijlen de dames A. en J. K. en de heer P. K. vermaakten aan de vereen. „Tot Chr. Liefdadigheid" te Wagenborgen 1000 aan de Chr. Stichting voor zwakzinnige kinderen te 's Heerenloo 1000 en aan de Geref. Soemba- zending 1000. Hun verdere vermogen werd vermaakt aan de Geref. Kerk te Veendam en de Geref. Diaconie, elk voor de helft. Door wijlen wed. N.D. te Haren (Gr.) is aan de Geref. Kerk aldaar gelegateerd een bedrag van 2000. Wijlen mej. N. K. de J„ laatstelijk ge woond hebbende onder Raard (bij Dokkum), heeft de navolgende legaten vermaaktaan de Geref. Kerk te Raard 800, aan de Diaconie dier kerk 200, aan de Geref. Kerk te Kooten (Fr.) 3Ö0 en aan de Chr. school te Raard 200. Op de 1 Febr. a.s. te Dordrecht te hou den vergadering van de Classis Dordrecht der Geref. Kerken komt ter tafel een voorstel van de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk om als algemeenen regel in de kerken der Classis te doen gelden, dat het eerste gedeelte van het Formulier voor het H. Avondmaal worde ge niet aan overmate van vriendelijkheid. Zijn hou ding voorspelt niet veel goeds." Nog geruimen tijd verliep, eer de bode ver scheen, om den predikant van Ulrum te verzoe ken, in de vergadering te verschijnen. Dominé De Cock volgde den man de trap op. Vijf minuten later keerde de bode terug. Vrij zeker had de dominé in de vergadering over de kerkeraadsleden gesproken, want hij zeide „De kerkeraadsleden van Ulrum kunnen vertrekken. Zij worden niet gehoord." „Goed", zei Barkema, wien de mededeeling niet onverwachts kwam. Op de classisvergade- ring en in de vorige vergadering van het Pro vinciaal kerkbestuur was het precies zoo gegaan. Men beweerde alleen met dominé De Cock te maken te hebben en niet met den kerkeraad. Wat een misvatting was, die, naar Barkema voorspelde, later den heeren wel voldoende dui delijk worden zou. Er was een kwartier verstreken, toen de deur van het café geopend werd en twee vrouwen aarzelend binnenkwamen. „Ik ben hier, vrouw", zeide Bazuin, twee stoe len aandragend. Moeder Bazuin en Froukje zetten zich bij het gezelschap en de schoenmaker bestelde koffie. „Klaar met de boodschappen vroeg Bazuin. En op het bevestigend antwoord „We hebben nog wel een uur den tijd, eer de snikke ver trekt. Dan zal de vergadering wel afgeloopen zijn. De dominé is al lang boven." Moeder Bazuin maakte kennis met Barkema, wiens naam zij reeds zoo vaak had hooren noe men, en ook met de anderen, die zij niet bij name kende. Alleen begreep zij, dat een van hen lezen bij de voorbereiding en het tweede ge deelte een week later bij de viering van het Avondmaal, een practijk, die bij meerdere Geref. Kerken, zoo mogen we hier herinneren, reeds lang in zwang is. De begrafenis van den te Groningen over leden emeritus-predikant der Geref. Kerk van Krabbendijke, Ds. A. Andree, heeft te Wer kendam plaats gehad, waar ook het graf is van zijn vrouw en van zijn schoonouders Ds. en Mevr. Kropveld. Te voren werd in de Geref. Kerk, waar het stoffelijk overschot was opge baard, een rouwdienst gehouden, waarin voor ging Ds. W. M. Ie Cointre, van Bergen op Zoom. Hierna voerde Ds. W. J. van Otterlo het woord namens den Raad van de Geref. Kerk te Oosterend. Ds. J. Visscher sprak namens den Raad van de Geref. Kerk te Spijk, Ds. J. Hoek stra als afgevaardigde van de Geref. Kerken te Schoonhoven en Willige-Langerak, ouderling van Oord als vertegenwoordiger van den Ker keraad van Werkendam en Ds. Ie Cointre als consulent van Krabbendijke, namens den Ker keraad van die Gemeente. Ds. Joh. Spoelstra, van Anna Jacobapolder, sprekende namens de Classis Tholen, schetste den overledene als een vaderlijken vriend. Ds. Ie Cointre sloot met dankgebed. Op het kerkhof werd nog het woord gevoerd door Ds. S. R. Smilde, van Geesteren-Gelselaar, waarna Ds. Jac. Andree, van Poortugaal, namens de familie de aanwezigen dankte voor hun belang stelling en verzocht namens zijn zuster in Ned.- Indië Ps. 73 12 te zingen. Cand. H. W. Kroeze te Kampen, die een beroep naar de Geref. Kerk van Den Haag-West aannam, voor het werk onder Gereformeerden op Curasao, is voornemens Donderdag 1 Febru ari a.s. voor de classis Den Haag zijn peremp toir examen te doen. Bij goeden uitslag daarvan zal hij Woensdag 7 Maart d.a.v. in de Nieuwe Zuiderkerk zijn intrede doen bij de kerk van Den Haag-West na in denzelfden dienst tevoren te zijn bevestigd door Ds. J. Gispen van Groningen, die voor een paar jaar een reis naar Curasao maakte in het belang van de Gereformeerden in de verstrooi ing aldaar. Ds. Kroeze zal dan 9 Maart met de „Columbia" naar Curacao vertrekken. Naar Ds. A. H. van Minnen, Geref. predikant te 's-Gravenzande, lid van het college van de- putaten voor de geestelijke verzorging der mi litairen, nu in de „Westlandsche Kerkbode" mededeelt, zullen de kosten aan deze uitzending en arbeid verbonden voor vier-zevende worden betaald uit de kas van de Deputaten voor de geestelijke verzorging der militairen twee-ze vende uit de kas voor de geestelijke verzorging van de verstrooiden in Ned.-Indië terwijl de Gereformeerden op Curasao zelf een-zevende zullen bijeenbrengen. Behalve op Curasao zal Ds. Kroeze straks zijn arbeidsveld ook vinden op het eiland Aruba, zes uur stoomens van Curasao, wijl aldaar eveneens Gereformeerden verblijf houden. Te Berlikum (Fr.) ontving de Geref. Kerk een legaat, groot minstens 3000, van wij len Mej. T. J. Dienaren des Woords. Slechts drie werden weggenomen temidden van hun arbeid4 Mei Ds. N. H. Koers te Noordwijk aan Zee, 66 j. 23 Mei A. Borsjes te Lemelerveld (O.) 27 j. en 26 Juli J. P. Klaar hamer te Dokkum 60 j. Zeven-en-twintig D.d.W. werden emeritus. Negen-en-twintig candidaten werden in het ambt van D.d.W. bevestigd en deden intrede in hun eerste Gemeente. Alzoo bedraagt het aantal dienstdoende D.d.W. 740. De volgende D.d.W. bekwamen emeritaat G. H. A. van der Vegte, te Groningen, 58 j. P. Sap, te Doornspijk, 61 j. E. J. Koppe, te Westeremden, 64 j. G. Ploos van Amstel, te Oppenhuizen, 65 j. D. Tom, te Hilversum, 65 j. A. Doorn, te Heerde, 62 j. E. Vonk, te Nieuw-Loosdrecht, 67 j. J. van den Berg, te Capelle a. d. IJssel, 63 j. O. de Roos, te Rinsumageest, 68 j. L. J. C. Kreijt, te Dieren, 58 j. C. W. J. van Lummel, te Zuidland, 66 j. A. D. C. Kok, te Idskenhuizen, 62 j. B. Roor- da, te Tijnje, 70 j. R. K. M. Hummelen te Gorinchem, 57 j. U. Faber, te Ee, 70 j. A. L. Ruys, te Dinteloord, 70 j. Z. Hoek, te Zonne- maire, 70 j. G. H. Dijkstra, te Bergentheim, Tamerling was, in wiens huis dominé De Cock toendertijd door het grauw zoo ongeveer bele gerd was. Vóór het café had zij nu geen volk bespeurd. Men wist van de bijeenkomst zeker niets af. Froukje voelde zich onwennig in het gezel schap der mannen, die spraken over dominé De Cock en over de leidingen Gods met hem en met de kerk van Ulrum. Zij had eigenlijk het land, tegen haar vermoeden in toch in dezen kring verzeild te zijn geraakt. Het stond nu wel vast, dat zij straks dominé De Cock te zien kreeg. Enfin, dat was dan nog wel aardig. Dan kon zij dat in Uithuizermeeden vertellen, als het te pas kwam. Over dien dominé werd zooveel gebazeld. Zij behoefde niet eens heel lang te wachten. Achter in het vertrek ging een deur open en verscheen een forsche gestalte. „Dominé De Cock", fluisterde Bazuin. Die verklaring was niet eens noodig geweest, want vrouw Bazuin en Froukje hadden het on middellijk begrepen. Barkema sprong op en liep den predikant te gemoet. Het gelaat van den jongen dominé Froukje wist wel, dat hij nog betrekkelijk jong was, maar zij had zich een heel andere voorstelling van hem gemaakt en vond zijn uiter lijk niet onsympathiek toonde verstoordheid, maar ook droefheid. Zonder eerst een woord te zeggen plaatste hij zich in het gezelschap, blijkbaar niet bespeurend, dat het vermeerderd was door de komst der beide vrouwen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 2