No. 2 Vrijdag 12 Januari 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOQRDS* ZENDING* ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M, KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ZIJN STER IN HET OOSTEN. „Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen, om hem te aanbidden." Matth. 2 vs. 2. Treffend is de tegenstelling bij den geboren Heiland. Herders en wijzen. Eenvoudigen en aanzienlijken. Het geringe, verachte en de grootheid, de adel dezer wereld. Het Koninkrijk Gods heeft immers rijke ver scheidenheid. De beteekenis van Christus is universeel of wereld-omvattend aan alle volkeren, maar ook aan alle rangen en standen wordt Zijn heil en genade gepredikt en aangeboden. De Heere buigt Zich in grenzenlooze ontferming neer tot het zwakke en geringe, tot het verstootene en ver- schovene, maar „ook de grootheid en wijsheid der menschen vinden eerst haar geluk en haar vrede, als zij haar kroon neerleggen als offer aan de voeten van het Christus-Kind". Het God delijke Koningskind is voor de herders niet te verheven en te majesteitelijk, en het schamele kribbe-kind, in doeken gewonden, is voor de wijzen uit het Oosten niet te nederig en te ge ring allen immers worden zij tot Hem heen gedreven door schreeuwende honger naar God en oprecht Jezus-verlangen, en daarom zijn de herders Jezus niet te gering, want zij bezitten de ware ziele-grootheid, die Hem welbehagelijk is, en daarom zijn ook de wijzen Hem niet te aanzienlijk, want zij bezitten die nederigheid van hart en die verslagenheid van geest, welke de offeranden zijn, die Hij nooit veracht. Immers „De hemel heeft het kleen verkoren, Al wie door ootmoed wordt herboren Is van het hemelsche geslacht." Treffend is ook de tegenstelling in ons tekst hoofdstuk. Daar is Koning Herodes, de beruchte kinder- beul en massa-moordenaar. De valsche Judas, die de mooie rol speelt en belangstelling voor Jezus veinst, maar wiens hart vol is van moord plannen. De sluwe Edomiet, in wien zich open baart de oude haat van Ezau tegen Jacob, welke zich eenmaal uitte in de wraakgierige uitspraak „De dagen van de rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jacob dooden." Daar is Jeruzalem, dat, zooals altijd, ook thans zulk een koude en onaandoenlijke houding aan neemt jegens den Heiland. De wijzen hebben ongetwijfeld verwacht de heilige stad te zullen zien in vroolijke feestkleeding en blijde feest stemming en alom een stem van vreugdegezang en gejuich te hooren, omdat eindelijk uit Jacob de beloofde ster is voortgegaan en uit Israël de toegezegde scepter is opgekomen. Maar neen, in de Koningsstad is niemand, die van het Ko ningskind weet, geen gejuich wordt gehoord en geen enkele jubeltoon weerklinkt. O Jeruzalem, gij stad des grooten Konings, schaamt gij u niet voor uw koude houding en onbewogenheid bij Jezus' geboorte, waar de harten van deze wijzen vol zijn van vurige liefde en brandende geest drift Dierbare Heiland, wat is Uw lijden reeds nü zwaar In Bethlehem voor U geen plaats in de herberg, Jeruzalem koud-onverschillig bij Uw geboorte, en straks zal de Koningsstad het groote Koningskind smadelijk uitwerpen en doen ster ven een afschuwelijken misdadigersdood. Is het wonder, dat Gij later zult weenen over zulk een stad, welke zelfs Uw laatste weenende roep stem onbewogen zal afwijzen? Daar zijn verder de Schriftgeleerden, mannen met een rijk verstand, maar met een liefdeloos hart. Zij kennen de Schriften uitnemend, en uit nemend kunnen zij ook de weg naar Christus wijzen, doch zonder eenige ontroering, zonder dat eenig Jezus-verlagen hun hart vervult. Zoo als ijzeren of houten wegwijzers onbewogen aan de weg staan, zoo zijn ook zij doode wegwijzers naar Jezus. Typen van vele z.g. „kerksche" men schen, die ook vol van versteening zijn, die met de Schriften uitnemend goed op de hoogte zijn en de Goddelijke waarheden zeer goed kennen, maar dat alles zonder eenige zielsbewogenheid, zonder dat het hun binnenste in beweging brengt en hun hart ontroert. Treffend nu is de tegenstelling tusschen Hero des, Jeruzalem en Sanhedrin eenerzijds en de wijzen uit het Oosten anderzijds. Bij hen geen vijandige haat, geen koude onverschilligheid, geen doode vormendienst, maar vurige liefde en brandende genegenheid tot Jezus. Zij verlaten land en gezin, zij ontzien gevaar noch bezwaar, vermoeienis noch inspanning, zij trotseeren de hitte van den dag en de koude van den nacht, zij trekken over berg en dal, door woestijn en waterstroom, om toch Jezus maar te mogen zien en Hem te aanbidden. En als zij eindelijk, ge leid door de ster, die zij in het Oosten zagen, na een lange en afmattende tocht, hun doel heb ben bereikt, dan vallen zij voor Jezus neer en bieden Hem aan het edelste en kostbaarste wat zij in bezit hebben, n.l. goud en wierook en mirre. Vinde dit voorbeeld der wijzen onder ons vele navolgers. Evenals zij moeten ook wij ons laten leiden en verlichten door het licht, dat in Christus is opgegaan. Ook wij moeten van rust niet willen weten, eer wij Jezus gevonden hebben, en ook ons moet daartoe geen moeite te groot en geen inspanning te veel zijn. Laten ook wij den Heere geven het goud van ons geloof, de wierook van onze aanbidding en de mirre van een verslagen geest. Wijden ook wij den Heere een offer-bereid hart, laten wij alle dingen schade achten om de uitnemendheid van Christus, en zij het onze bede „Neem ons leven, laat het, Heer, Toegewijd zijn aan Uw eer Oud-Vossemeer. C. A. VREUGDENHIL. EEN BOEK EN EEN VERZOEK VAN Dr. HENRY BEETS, Toen Dr. Beets het vorig jaar eenige weken in ons land vertoefde, in verband met de Gene rale Synode onzer Kerken, is hij in onderschei den kerken voorgegaan in den dienst des Woords. Een zestal van de door hem gehouden preeken werd nu bij J. H. Donner te Rotterdam uitge geven onder den titel„Van het groote goed". Deze titel, ontleend aan de tweede predicatie over Ps. 31 20a, geeft juist aan wat al deze preeken bedoelen te wijzen op het groote goed, dat er is voor die den Heere vreezen. Typeerend is de ondertitelzestal Hollandsch- Amerikaansche predicaties. Het zijn metterdaad Hollandsch-Amerikaansche predicaties. De trant van preeken van Dr. Beets is wel wat anders dan wij hier in Holland gewoon zijn. Het ver schil zit dan niet alleen in het illustreerend ver haal, dat meer dan in Hollandsche preeken hier voorkomt, maar ook in de andere stovferdeeling. Deze preeken hebben juist daardoor een groote aantrekkelijkheid. Ze hebben een degelijken, leerzamen inhoud, waarin de Schrift wordt ge opend en boeien van het begin tot het eind. Ze handelen zoo over Manasse in zijn bekeering, 2 Kron. 33 12, 13 Het groote goed, wegge legd voor die God vreezen, Ps. 31 20a Chris tus wedergevend wat Hij niet geroofd had, Ps. 695a Alzoo lief had God de wereld, Joh. 3:16; Vermoeiden en belasten uitgenoodigd en rust beloofd, Matth. 11 28 Het liefhebben van den Heere Jezus Christus, Ef. 6 24 en 1 Cor. 16 22. Hartelijk kunnen we dezen bundel preeken, waarin het ontdekkende en vertroostende ele ment, bijzonder op den voorgrond treedt, aan bevelen. Bij de aankondiging van dit boek van Dr. Beets, voegen we een verzoek van hem, We laten het hieronder volgen. Moge zijn bede een gunstig onthaal vinden. Grand Rapids, Mich., U.S.A., November 1933. Waarde Medebroeder en Kerkeraad, Geref. Kerk In Nederland zijnde, werd ik ter Gen. Synode en elders o.a. zeer verkwikt door de belang stelling in onze Hollandsche Canadeezen wel ker nooden uwe Gen. Synode U ter steun aan beval. Nog worstelen zij om bestaan en hou vast. Onze kerk salariëert Y2 dozijn leeraars onder hen. Met uwe hulpe kon Hamilton een kerkje erlangen. Op andere plaatsen konden wij helpen in betere dagen. Doch Chatham, in On tario, met ongeveer 30 gezinnen, kunnen wij we gens tijdsomstandigheden helaas niet helpen aan een broodnoodig kerkje. Dat eischt 2,000. Lieve broeders, wil u daarvoor spoedig een col lecte opnemen Stuur haar s.v.p. aan Prof. Aal- ders te Hilversum, die mij reeds 100 ter hand stelde voor dit doel. 'k Pleit voor ons volk UW volk. In des Heeren naam, Dr. HENRY BEETS, Zendingsdirector, Chr. Geref. Kerk, U.S.A. GEREF, MANNENVEREENIGING TE MIDDELBURG. De Geref. Mannenvereeniging „Dr. Herman Bavinck" te Middelburg, hoopt Vrijdag 19 Jan. a.s. haar jaarvergadering te houden in de con sistorie van de Gasthuiskerk, 's avonds te 8 uur. Het Bestuur vroeg ons, op die vergadering, die ook in de advertentierubriek wordt aange kondigd, de aandacht te vestigen. Aan dit ver zoek wordt door ons gaarne voldaan, met de mededeeling, dat niet-leden, zoowel mannen als vrouwen op die vergadering hartelijk welkom zijn. Het agendum vermeld o.m. naast een de clamatie van den heer J. Tevel, een referaat over „Het beeld Gods" door den heer D. H. Loodewijk en een slotwoord van Ds. A. Koning. We wezen er in de Kerkbode reeds meer malen op dat een goede Geref. Mannenvereeni ging een kweekplaats kan zijn van rijpe, dege lijke kennis onzer belijdenisschriften en van de Geref. beginselen, van welker toepassing op de onderscheiden terreinen des levens alleen heil is te verwachten. Zoo kan zij er aan meewer ken, dat het zout niet smakeloos wordt en de gemeente zij wat ze behoort te zijn het zout der aarde. Moge dan de jaarvergadering uitnemend sla gen, ook daarin, dat die nog buiten deze organi satie staan en toch voor haar lidmaatschap in aanmerking zouden komen, tot haar toetreden en de arbeid in een volgend jaar met nieuwe bezieling worde voortgezet. ACTA GENERALE SYNODE 1933, De bekwame scribae onzer laatste Synode, Dr. G. Keizer en Dr. J. Thijs, zorgden, dat met bekwamen spoed de Acta reeds verschenen. Over den daarvoor noodigen arbeid denke men niet gering. Deze Acta beslaan, in het be kende formaat, niet minder dan 345 bladzijden. We zijn hen voor deze praestatie dankbaar. Over de Synode werd reeds veel geschreven. Toch is het eerst dan goed mogelijk op ver schillende besluiten te wijzen, wanneer de Acta met de bijlagen verschenen zijn. Komen die nu erg laat dan is evenwel de belangstelling daar voor, omdat we nu zoo snel leven en telkens andere dingen onze aandacht vragen, al weer verflauwd. Dat gevaar is door deze spoedige verschijning bezworen. En in het vertrouwen dat nog de belangstel ling zal leven voor onze jongste Synode, hopen we binnenkort op enkele belangrijke dingen nog de aandacht te vestigen. HEIJ. HET MODERNISME EN DE ZENDING. I. Er is in de Zendingswereld heel wat te doen geweest over het besluit van de Synode der Geref. Kerken in 1930 om zich niet aan te slui ten bij den Nederlandschen Zendingsraad, omdat deze was aangesloten bij den Internationalen Zendingsraad, die zonder nadere keur elke Zen dingscorporatie wil vereenigen en onjuiste op vattingen heeft omtrent de taak der Zending op sociaal en politiek gebied. Dat waren weer de Gereformeerden, die wei gerden samen te werken. Mochten we dan zelfs op Zendingsgebied niet naar eenheid streven en samenwerking zoeken met allen, die het Chris tendom wilden verbreiden in het Oosten Men kon toch niet de dwaasheid begaan alle kerkelijke verschillen, die het Westen verdeelde, over te planten in het Oosten Zou een Javaan ooit het verschil begrijpen tusschen een Geref. Kerk en b.v. een Chr. Gereformeerde Oogenschijnlijk schenen deze argumenten nog al steekhoudend. Welk bezwaar belette nu toch de Gerefor meerden samenwerking te zoeken Ze konden immers eigen standpunt inzake de belijdenis vasthouden Was bovendien de Nederlandsche Zendings raad niet samengesteld uit geloovigen, die zich alle bogen voor Gods Woord En tochde historie heeft weder bewezen, dat de Synode gelijk had. Niet tegen den Neder landschen Zendingsraad ging het bezwaar, maar tegen den Internationalen Raad, waarin ook de modernen vereenigd waren en een grooten in vloed zelfs uitoefenden. Dat modernisme heeft de Zending reeds vele jaren verontrust. Speciaal in China ontwikkelde het een geweldige kracht. Wel had het in vroe gere jaren ook in het Nederlandsch Zendings genootschap bijna de overwinning behaald, maar daar was het gevaar bezworen. Daarna was er ook geen bezwaar om samenwerking te zoeken met een afzonderlijken Nederlandschen Zen dingsraad, die niet verantwoordelijk was voor de verkeerde besluiten van den Internationalen Raad. In China werd, inplaats van het Evangelie van Jezus Christus, door de modernen, vooral door Amerikanen, een evangelie van den mensch ge bracht, dat al het bovenmenschelijke als een dwaalbegrip afwees. Van Jezus Christus, den Zone Gods, den Middelaar en den eenigen weg ter verlossing werd niet gesproken. Zwaar is de schuld, die het Christelijk Westen in China op zich geladen heeft. „Ze sturen ons eerst de Zendelingen, daarna de kooplieden en eindelijk komen de soldaten." China is het slachtoffer geworden van de Westersche expansie zucht en de Zending is daarmede schuldig aan. Schijnbaar edele motieven dreven de Wester- sche mogendheden het leven en het bezit van de Europeanen, de Zendelingen, te beschremen, maar men maakte gebruik van iederen aanval op de Christenen om China staatkundige voor- deelen af te dwingen. De Zending was het mid del om steeds meer macht in China te verkrijgen. Van deze verdragen maakte ook de Zending gebruik. Om een voorbeeld te geven. Het verdrag van Peking in 1860 gesloten, geeft aan alle Europe anen vrije toelating, benevens vrije uitoefening van den Christelijken godsdienst, ook voor Chi- neezen. Wat echter erger was, het verdrag werd vervalscht. De Chineesche tekst bevatte een be paling, dat de Zendelingen ook grond konden koopen in China, wat in het Fransche afschrift niet stond. En in 1887 vestigden zich Duitschers op grond van dit contract in China, in 1897 de Amerikaan- sche. Telkens moest de Zending de hulp der Westersche mogendheden inroepen om met wa pengeweld de moeilijkheden op te lossen. In 1897 werden twee Duitsche Zendelingen vermoord in China. Direct zond Duitschland een paar oorlogsschepen en bezette een deel van de kust. De Chineesche regeering moest de stichting van zeven Zendingsposten betalen en drie ker ken bouwen. Maar Tsjingtau bleef Duitsch ge bied tot in den wereldoorlog, toen het door Japan werd veroverd. „Niet door kracht of geweld, maar door Mij nen Geest zal het geschieden", scheen voor deze Westersche Christenen niet te bestaan. En deze zucht naar expansie heeft de verkondiging van het Evangelie zeer veel kwaad gedaan en menige aanval op de Zendingsposten is te verklaren uit de haat van het volk tegen de inmenging van het Westen. De stilzwijgende en toestemmende houding der Zendelingen tegenover het optreden van hun regeeringen in China, zelfs bij het gewapend in grijpen in 1925, heeft menige Chinees zijn toe wijding voor het Christendom doen verliezen. De Amerikaansche Zending heeft zich daar minder schuldig aangemaakt. Maar ze bracht over het algemeen slechts een cultureele ophef fing van China, geen prediking van den Christus der Schriften. Natuurlijk zijn daarop uitzonde ringen. We denken hier aan de Zending van onze broeders in Amerika, die zich door Dr. Henry Beets zoo vaak op onze Synodes lieten vertegenwoordigen. Maar vooral de Zending, die finantiëel ge steund werd door Rockefeller maakte zich daar aan schuldig. Die Zending stelde door woord en geschrift de Chineezen voor, dat het Chris tendom voor Staat en Maatschappij van het grootste nut was. Het Christendom heft de vrouw op, het brengt beschaving en democratie, het geeft kennis van techniek, industrie en wetenschap. Het Chris tendom was voor het Westen de grondslag voor cultuur en vooruitgang. Zoo werd de Zendeling geen drager van het Kruis, maar prediker van de cultuur en de Zen ding was meer een bedrijf dan een geestelijke macht. „De Zending is een burgerlijk beroep gewor den, dat een tamelijk goed bestaan oplevert. Het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1