FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS. Wij besluiten met onze hartelijke gelukwen- schen aan het jubileerende studentencorps. In de komende jaren moge het zich in de breedte en in de diepte voorspoedig ontwikkelen, ge trouw aan zijn naam „Het geloof zoekt weten schap" en aan het omgekeerde daarvan„De wetenschap zoekt het geloof". ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, December 1933. Met meer dan gewone belangstelling greep ik, als bewoner van Zeeuwsch-Vlaanderen, naar het kort geleden verschenen boek van Jan H. Eekhout „De Boer zonder God", omdat dit werk den bij-titel droegZeeuwsch Vlaamsche Ro man. Jan H. Eekhout, die bekend is door zijn gedichten, maar in den laatsten tijd ook novellen schreef, en nu dezen roman, is zelf Zeeuwsch- Vlaminger en woont in (of in elk geval in de buurt van) het stadje Sluis. In de omgeving van Sluis, dus in West- Zeeuwsch Vlaanderen, staat de boerderij, waar de boer zonder God zijn bedrijf uitoefent en zijn leven leeft. We moeten dus niet vergeten, dat een bepaalde streek van Zeeuwsch-Vlaanderen wordt geteekend. Wat het godsdienstige aangaat is er groot onderscheid tusschen het Oosten en het Westen van Zeeuwsch-Vlaanderen. In onze omgeving neemt althans uiterlijk de religie een plaats in het leven in. Men gaat trouw naar de kerk, ja het kerkgaan is zóó algemeen, dat men éénling wordt en min of meer in op spraak komt, wanneer dit wordt nagelaten. Na tuurlijk moet daarom ernstig tegen vormendienst gewaarschuwd worden. Meer dan eens gebeurt het dat menschen, die als trouwe kerkgangers van hier naar de groote stad trekken, ontrouw worden in het kerkelijke leven, nu ze niet meer om de menschen naar de kerk behoeven te gaan. Zelfs de Roomschen in het z.g. Land van Hulst nemen nauwgezet hun godsdienstplichten waar, en zijn, ook wat het zedelijke leven betreft, in vele opzichten een voorbeeld voor anderen. In het Westen van Z. VI. zijn heele streken, waar de kerk geen plaats van beteekenis meer in het leven inneemt en het Evangelie van Gods genade in Christus niet gehoord wordt. Aan godsdienst en kerk is men ontgroeid, 'k Hoorde kort ge leden van een predikant, die in een andere gelijk gezinde streek van Zeeland met een bewoner van die omgeving reisde, en dezen man vroeg of de menschen daar ook naar de kerk gingen. „Ach neen," was het goedmoedige antwoord, j,want ziet u, er wordt bij ons in het dorp gelezen." Dat is het standpunt menschen, die een paar boeken meer dan anderen gelezen heb ben, achten zich ver verheven boven het gewone kerkgaande publiek. Zoo is 't ook met den boer zonder God in Eekhouts roman. Hij heeft toevallig op een ver- kooping (ja, 't is soms eigenaardig hoe de men schen aan de boeken komen, waaruit ze hun geestelijk voedsel ontvangen) een paar werken van Multatuli en Büchner's „Kracht en Stof" gekocht. Die boeken nemen nu de plaats van den Bijbel in. En dan teekent de schrijver dezen boer in zijn zelfzucht en zelfgenoegzaamheid, in zijn „braaf heid" en rechtvaardigheidsgevoel op zulk een fijne en geestige wijze, dat hij wel diep in de ziel van de mannen uit zijn streek moet hebben ingezien. Precies dezelfde teekening gaven mij de Gereformeerden uit het Westen, wanneer we met met elkaar spraken over de geestes gesteldheid van degenen, die geen behoefte had den aan het Evangelie. Een enkel voorbeeld wil ik noemen uit Eekhouts mooie roman. Tot zijn arbeider, die hem tot liefde opwekt jegens God en den medemensch, zegt de boer vriendelijk „Och, Machiel, laat elk zijn eigen geloof. Jij hebt joe God van noode en ikmijzelf en de natuur, die den wasdom geeft'k Ge loof zuiver in 't gene ik zie en ziende weet. 't Geloof kan prachtig zijnvoor joe, maar ik heb 't niet vandoen. En staat buitendien in die Schrift niet ieversdat de rechtveerdigen 't hemelrijk zullen beërven Awel, 'k doe ik mijn best rechtschapen te zijn, alhoewel ik geen bizondere goesting koester naar den hemel." Hoe onvatbaar voor genade (tenzij God met zijn Geest het hart opent) is een man van wien gezegd wordt„Hij overschouwde terug het verloop van zijn leven tot op deez' stond of daar ievers een hapering op te sporen was, doch, neen, hij had gefaald noch in zijne inzichten de lieden terzake met wie hij omging, wrocht en handelde, noch in zijne berekeningen omtrent grond en groeite." 34) Met de stoomboot waren zij vertrokken naar Rotterdam en vervolgens per schuit naar Den Haag, waar het onderhoud met den Koning zou plaats vinden. Dat onderhoud was niet meegevallen, naar Schoonoort en Bazuin vernamen. Uit een brief van dominé De Cock aan zijn vrouw, die voor het grootste deel aan de ge meente was voorgelezen, citeerde Barkema „Dinsdagsavonds kwamen wij daar en zijn Woensdag bij den Koning op audiëntie geweest en hebben nogal eenigen tijd met hem gesproken, eerst ik en daarna De Wit. Zijne Majesteit zocht ons kennelijk te verbijsteren en van ons stuk te brengen, maar de Heere gaf én mij én De Wit vrijmoedigheid, om de waarheid voor te stellen en vast te houden en hem onder het oog te bren gen, dat niet de wijze van doen maar de waar heid zelve het doel der vervolgers was, gelijk ik hem aantoonde uit de moeielijkheid, die niet alleen mij, maar ook Scholte en Meerburg reeds gemaakt wierd, uit de ontbinding onzer formu lieren door De Groot en Van der Linde, en vooral door de gruwelijke en goddelooze voor slagen van Laarman. Zijne Majesteit verwees mij onder anderen ten dezen opzichte naar Pallandt van Keppel maar ik zeide hem, dat deze met Minister van Eeredienst. Wanneer de predikant (gelukkig niet de schijnheilige of sukkel uit de meeste romans) hem spreekt over de rijkdom van het Christelijk geloof is het antwoord „Zielliefde schoone woorden, doomnee, maar ijdel 'lijk een leeggeblazen ei." Wat waren de beschouwingen van dezen boer over leven en dood Deze „Het léven alleen bezat weerde en daaraan moest worden gebouwd zoolang men de ledematen verroeren kost. Een maal riep d' eerde u op, deel te worden van haar zwarte stof, ge keerdet tot haar weder, uw vleesch verrotteGij-zelve echter hadt uwe taak voleindigd, gij waart dood, dood, dood. Slechts dit werd van u verlangd dat ge, ster vend, wistIk heb mijn plicht volbracht." Mijn plicht gedaan Deze man heeft totaal geen schuldgevoel. Toch komt er ten slotte een kentering en gaat hij zijn gemis aan liefde zien. Wie het Zeeuwsch-Vlaamsch land kent zal genieten van de schitterende natuurbeschrijvingen en de teekening van het landwerk in de ver schillende jaargetijden. Maar 'k dacht allereerst na de lezing van dit kunstwerk hoe noodig, hoe broodnoodig is het Evangelisatiewerk in West-Zeeuwsch Vlaande ren. Zegene God den arbeid van Aardenburg's predikant A. B. W. M. KOK. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 22. Het mindere beter dan het meerdere Maar dat is niet mogelijk, zijn we geneigd te zeggen. En heel de wereld zal ons daarin gelijk geven. Want immers het lijkt dwaasheid. Vraag het aan de gezinstafel, als schotels en borden daar staan en als de magen jeuken. Laat uw gezonde jongen het u eens zeggen En toch Zijt ge wel eens in een gezin geweest, waar de rijkdom der wereld volop te genieten viel Waar de schotels rijk gevuld en de borden wel voorzien waren Waar weelde heerschte in eten en drinken en kleeding en opschik Maar waar een zeer voornaam ding ontbrak Niet te koopen voor geld of goed, niet verkrijgbaar in winkelzaak of op de markt Daar was namelijk ontevredenheid bij veel overvloed Daar was ongenoegen, onrust, twist, nijdigheid, haat Niets van de aangename, vre dige stemming, die men daar verwachten mocht: Geen dankbaarheid, geen vrede, niets lieflijks maar haat en koelheid en twist en tweedracht En dat bedierf alles, Ook de welriekende geuren en de fijnst gekruide spijzen Daar waren koude harten en heete hoofden Wat kan de wereld toch arm zijn, bij al haar schatten en gaven en rijkdommen. Als het ten minste bij die aardsche gaven blijftals daar niets bij komt Ja, dat is wel waar Maar vraag u nu eens af, of zoo iets ook niet kan voorkomen in onze Christelijke gezinnen, in Gereformeerde kringen! En durft ge dan „neen" zeggen Onze dagen zijn er maar al te vol van, toch vooral met velen mee te doen in rijke kleeding, voorname huizen, rijke maaltijden, veel uitgaan en wat daar zoo bij komtDat moet dan onze welstand doen blijken, ons geluk, onze vooruit gang, onze nette, min of meer hoogere stand in het leven Zijn niet velen ook van onze jongeren (en ouderen eigenlijk een beetje gegeneerd, als de tafel niet zoo rijk is als bij vrienden of kennissen of buren En meenen ze niet al te dikwijls, dat in de welvoorziene disch het ware levensgeluk schuilt We moesten aan tafel maar dikwijls lezen „Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os en haat daarbij Wat Salomo ons voorhoudt in Spreuken 15 vers 17. Een mensch is toch zoo klein. Ja, zoo klein, bij al zijn grootheidswaan Wat kan krakeel en twisting toch menig gezin, menige maaltijd ook bederven Och, om kleinigheden soms, maar de oneenigheid en de bitterheid en het boos oog, ze zijn er. Laat het ons tot schaamte z'jn. En laten we met berouw wederkeeren. Salomo houdt ons hier voor, dat liefde, liefde ook in het gezin, het kostelijkste kruid is, dat de spijzen en de maaltijden aangenaam maakt. Een gerecht van groen moes (en wat is dat toch zeer eenvoudig en weinig kostbaar met liefde is beter dan een gemeste os (kunt ge het u nog weelderiger denken met haat daarbij anderen hoogst waarschijnlijk evenzeer van de waarheid verwijderd was." Mét de Ulrummers wisten Schoonoort en Ba zuin genoeghet bezoek bij den Koning had niets uitgewerkt. Zij betreurden het zeer, daar de Koning vrij zeker het verlossende woord had kunnen spreken, tengevolge waarvan de vervol ging opgehouden zou zijn. Maar in den naam des Konings werd gehandeld door de Recht banken en in den naam des Konings werd ge- vonnisd en gruwelijk onrecht gepleegd. Het was hard, om te zeggen, want zij hadden in '13 in de straten van Groningen meegejuicht, dat het Fransche juk was afgeworpen en er weer een Oranje in het land was gekomen. Diezelfde Oranje knechtte nu, al was het mogelijk met goede bedoelingen, het eenvoudige volk, dat God wenschte te dienen naar Zijn Woord Van Den Haag waren de predikant en mijn heer De Wit naar Amsterdam vertrokken, waar verschillende vrienden werden bezocht. Dan werd naar het Noorden gereisd. Precies op tijd kwam dominé De Cock in Groningen aan, want hij was weer gedaagd voor het Pro vinciaal kerkbestuur. Den volgenden dag was de geschorste predi kant in den kring der zijnen teruggekeerd, niet kunnende vermoeden, welk vonnis hem nu weer boven het hoofd hing. Er was in Groningen gesproken over zijn voorrede voor het boekje van den schilder uit Delfzijl, dat de gezangen bestreed. Alwéér had dominé De Cock verklaard, ongelijk te zullen bekennen, wanneer hem werd aangetoond, dat hij handelde tegen Gods Woord. Liefde O, in vele romans is ze zoo mooi En dichters bezingen haar in gevoelvolle zangen. En dan willen we er nog wel van lezen. Ja, graag! Maar weet ge, wat we moesten doen We moesten die liefde nu eens gaan zetten in het middelpunt van ons leven. Met woord en daad moeten we ze meer beoefenen. In de praktijk van het leven. Niet maar als beleefdheidsvorm, tegenover vreemden en kennissen en heel aar dige menschen, die we zoo eens graag ontmoe ten. Maar in ons gezin, in onze allernaaste om geving, 's morgens, 's middags, 's avonds. In droeve druk en in blijde voorspoed. Met onze gedachten en woorden en daden Als kruid bij al onze maaltijden. Dan zullen die maaltijden, al zijn ze gering, beter zijn dan andere, rijk in overvloed, maar met haat daarbij En wie moet daar dan mee beginnen Gij, ouders En zoo uw kinderen ten voorbeeld zijn. Want dat hebben ze noodig. En gij, zoowel als uw kinderen, hebt noodig de Schriftuurlijke aan sporing. Van W. te W. BEROEPEN TE Middelburg D. Bremmer te Hoek van Holland. Burum Cand. Th. J. Kerssies te Wildervank. BEDANKT VOOR Wanswerd J. R. Sybrandy te Zwartebroek. Ds. L. G. Goris, em.-pred. der Geref. Kerk, wonende te Amersfoort, die steeds een vooraanstaande plaats heeft ingenomen in het leven der Geref. Kerken, herdenkt 23 Dec. a.s. zijn gouden ambtsjubileum. De a.s. jubilaris ar beidde te Langeslag, Emmen, Veenwoudsterwal, Knijpe en Zevenbergen. Op 1 Mei 1924 ging hij met emeritaat. Hij is ridder in de orde van Oranje-Nassau. Ds. H. Buurman, pred. der Geref. Kerk te Amstelveen Nieuwer-Amstelzal a.s. Zon dag herdenken, dat hij 40 jaren in het ambt ge staan heeft, en wel van 10 Dec. 1893 af te Meliskerke en daarna sinds 22 Jan. 1899 te Am stelveen. Ds. Buurman vervult in de Classis Am sterdam deputaatschappen voor hulpbehoevende Kerken en de Zending. Een biddende kerk. In „N. Holl. Kerkblad" schrijft Ds. Lindeboom: „Zeker, we bidden wel, maar bidden we waar lijk in geloof Leeft in ons het vaste vertrouwen, dat onze Heiland voorzien zal in al de nooden van Zijn, Zijn eigen, kerk Gelooven we waar lijk, dat Hij rijk is Dat Hem niets in den weg staat, om kerk en evangelisatie en zending, om allen arbeid op den breeden akker van Zijn koninkrijk in stand te houden Laat ons terugzien naar vroegere tijden. Zag het een eeuw geleden er niet veel donkerder uit voor Zijn kerk? Toen waren 't andere zorgen dan nu. Toen werden Gods volk banden en verdrukkingen aangedaan. Toen nijpte de nood. Toen schenen de wateren Gods Kerk te over- stroomen. Maar de Heere Jezus hield Zijn kerk in stand. En uit den nacht der verdrukking rees straks het morgenrood van de vrijheid. De kerk was een biddende kerk, die haar verwachting van alle schepsel aftrok en alleen op haar Koning stelde. Als we aan die dagen denken, dan staan we beschaamd. Beschaamd, dat we onze moeilijk heden, die veel en veel geringer zijn dan toen, niet met een kinderlijk geloof aan den Heere overgeven." Het officieele ambtsgewaad. Was het tot op heden in de geschiedenis van de Theol. School te Kampen gebruik, dat haar hoogleeraren bij officieele plechtigheden in rok verschenen, thans zullen zij, naar wij vernemen, ook de toga gaan dragen. Óp 17 Jan. a.s. zullen de 5 hoogleeraren van de Theol. School offi cieel in toga bij de rectoraatsoverdracht en de inauguraties aanwezig zijn. Te Arnhem heeft, naar wij vernemen, wijlen Mej. A. S. Hulsteijn, onlangs overleden, de Geref. Kerk aldaar benoemd tot haar eenig erfgenaam (behoudens van enkele legaten). De nalatenschap zal gelijkelijk tusschen Kerk en Diaconie worden verdeeld. De Kerkeraad be- Het werd niet aangetoond. Op een uitvoerig schrijven werd niet ingegaan. Het derde vonnis kwam. Het was het zwaarste. Zonder nader verhoor of onderzoek werd de dominé van Ui- rum door het Provinciaal kerkbestuur afgezet. Dat was, wat Bazuin en Schoonoort te weten kwamen, toen zij eenige uren in Ulrum waren. Want toen juist werd het vonnis aan de pas torie bezorgd en al spoedig waren de kerkeraads- leden opgeroepen, om er kennis van te nemen. Met verbazing werd het vonnis niet ontvan gen, zooals Barkema later zeide. Van het Pro vinciaal kerkbestuur kon alles worden verwacht, daar het blaakte van ijver, om tegen de Gere formeerde beginselen op te treden. Men had nu korte metten gemaakt en den predikant afgezet. Dat was het eenvoudigst. Dan was men van hem af en kon er in Ulrum een andere predikant komen, die de kerk niet in beroering bracht. De gemeente zou dien predikant wel volgen en dan was het afgeloopen. „De heeren zullen zoo ongeveer wel denken," betoogde Barkema. „Het is listig bedacht, maar de Heere zal het niet dulden. We naderen met rassche schreden het oogenblik, dat de gemeente breekt met het kerkverband, dat een bespotting is van de ware gemeente van Christus." Schoonoort en Bazuin wisselden toen een snellen blik zij hadden het verwachthet was de eenig goede oplossing de kentering kwam. „Maar hoe denkt dominé daarover vroeg Schoonoort voorzichtig. Barkema haalde de schouders op. „Dat is het juist. Dominé verandert niet van standpunt en denkt geen oogenblik aan afschei- sloot in zijn jongste vergadering deze nalaten schap onder dank te aanvaarden. Vrije Universiteit te Amsterdam. Legaten. Men verzoekt ons het volgende te willen mededeelen Dezer dagen ontvingen wij het verblijdend bericht, dat door een Hervormden broeder te W. aan de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag is vermaakt een bedrag van 1000.als vrucht van de radio rede van Dr. H. Colijn in Februari j.l. te Am sterdam gehouden. Dat geeft moed voor de toekomst. Te Arnhem heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk besloten over te gaan tot de instelling van een derde predikantsplaats. Gehoord het rap port van de Commissie van Administratie, die terzake voor de derde maal een rapport uit bracht, besloot de Kerkeraad ter nadere bespre king van deze zaak op Woensdagavond 20 Dec. een Gemeentevergadering uit te schrijven ter nadere bespreking van deze zaak. Het ligt in de bedoeling het beroepingswerk in het begin van 't volgend jaar ter hand te nemen. „Lezen zij den Bijbel „Dan zijn ze voor ons verloren In „Onze Hoop", het orgaan der Belgische Evangelische Zending, schrijft Evangelist G. van de Riet, van Genck de volgende ervaring „Onlangs kwam hier, door Gods genade, een jong echtpaar tot bekeering. Zij waren altijd goed katholiek geweest, maar hadden daarbij geen rust en vrede vóór hun hart. Toen zij met het Evangelie in aanraking kwamen, gevoelden zij eerst recht, wat zij misten. Ernstig zochten zij nu een langen, harden strijd werd gestreden, en door Gods Geest bewerkt en geleid, kwamen zij tot kennis der waarheid. Volgens hun getuigenis, hadden zij nooit kun nen denken, dat zoo'n vrede en blijdschap, als zij nu bezitten, op aarde mogelijk was. Geweldig was echter de tegenstand, die volgde van de zijde der familie. Vooral de familie der vrouw probeerde alles, om hen van het geloof af te trekken. Zoowel schoone woorden als bedrei gingen hielpen niet. „O, ik bemin mijn ouders zoo innig", zeide mij toen eens die jonge zuster, „en ik wil alles voor hen doen, maar den Heere Jezus opgeven, Die zoo veel voor mij gedaan, en mij zoo onuitsprekelijk gelukkig gemaakt heeft, dat nooitHoe ongelukkig zou dan mijn leven worden, na eerst den Heiland bezeten te hebben Ten einde raad, en nadat hij onzen broeder en zuster verboden had, nog weer een voet in het ouderlijk huis te zetten, indien zij op dezen weg voortgingen, ging de vader der vrouw naar mijnheer Pastoor, deken van G„ en klaagde hem zijn nood. Deze wilde natuurlijk alles doen wat hij kon, om hen terug op „den goeden weg" te krijgen. „Maar", zeide hij, „lezen zij ook al in den Bijbel „Ah ja", zeide de vader, ,,'t is juist de Bijbel, waarmede zij altijd afkomen, en waarin zij altijd lezen." Daarop antwoordde mijnheer de Deken „Als dat zoo is, is er niets meer aan te doen dan zijn zij voor ons verloren „De Open Poort." Nogmaals zij met alle aandrang het Evangeli satieblad „De open Poort" aanbevolen. Ieder, die een abonnement neemt a 2.per jaar werkt daardoor mee, dat er weer 3 exemplaren gratis kunnen verspreid in de Vlaamsche landen van België. En het blijkt, dat ook deze arbeid van Ds. Lauwers gezegende vruchten draagt. Als het mogelijk is, help en steun hem door te nemen een abonnement op „De Open Poort". Het meest geliefde boek van president Roosevelt. Het meest geliefkoosde boek van president Roosevelt is een oude Nederlandsche Staten bijbel. Zooals men weet zijn de Roosevelt's van Hollandsche afkomstde bijbel is een oud fa miliestuk met op de omslagbladen de gebruikelijke vermeldingen van de geboorten, huwelijken en sterfgevallen in de familie. De eerste inschrijving dagteekent van 20 Februari 1693 het boek werd gedrukt in 1636 en uitgegeven door de gebroe ders Pieter en Jacob Keur, te Amsterdam. Het is op dezen bijbel dat Roosevelt zijn eed als president heeft afgelegd. K.B. S. ding, in elk geval niet, zoolang niet het uiterste is beproefd." „Maar dit is toch het uiterste", zeide Bazuin. „Wat kan er meer gebeuren dan afzetten „De Synode kan een ander besluit nemen, al verwacht ik het niet. Er zijn reeds uitvoerige brieven naar Den Haag en morgen gaat er weer een. Dominé hoopt, dat de Synode hem recht zal verschaffen. Intusschen is nu reeds bekend, want de Synode vergadert al geruimen tijd, dat bij de opening de voorzitter duidelijk heeft ge zegd, dat met de uiterste gestrengheid moet worden opgetreden, opdat de rust der kerk niet ganschelijk worde verstoord. Daarom is het mij een raadsel, hoe dominé hopen kan op een goe dertieren behandeling vanwege de Synode. Maar wij willen den tijd niet vooruitloopen. Op Gods tijd zal het licht komen, op welke wijze dan ook." Ouderling Barkema had zich evenwel in de Synode ten eenenmale vergist. Want ietwat later vernam Bazuin, dat de Synode wel het schuldig over den predikant van Ulrum had uitgesproken, doch het laatste vonnis van het Provinciaal kerkbestuur, dat der afzet ting, had vernietigd. Gehandhaafd werd de schorsing zonder traktement met een tijd van beraad van zes maanden. Schoonoort, die het den schoenmaker vertellen kwam, vond het besluit der Synode uitstel van executie. Over zes maanden immers volgde toch de afzetting, want dominé De Cock zou geen andere houding aannemen, dat stond wel vast. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2