KERKNIEUWS*
OFFICIEELE BERICHTEN.
FEUILLETON
KENTERING.
THEOLOGISCHE SCHOOL.
Op Woensdag 6 December is het negen en
zeventig jaar geleden, dat onze Theologische
School, die tot zoo rijken zegen voor de kerken
in ons vaderland en andere deelen der wereld
geweest is en nog steeds zijn mag, werd opge
richt.
Vooral op dezen gedenkdag zullen zich bij
velen de gedachten des harten vermenigvuldigen.
Prof. Bouwman, die ten vorigen jare nog met
zoo groote opgewektheid het Rectoraat over de
Theologische School aanvaardde, is evenals onze
geëerde Nestor Prof. Lindeboom in dit jaar aan
ons ontnomen. En aan het heengaan van deze
geliefde broeders naar het Vaderhuis komt de
dies natalis ons nog eens met nadruk herinneren.
Ook een harer studenten, de heer Wieringa,
die bijna het einde van zijne studie bereikt had,
werd tot groote droefheid der zijnen zeer on
verwacht weggenomen. Laten we, als hoogleera
ren en studenten Woensdag in ons gebed
de bedroefde familie en de verloofde niet ver
geten.
Dan, naast hetgeen tot droefheid stemt, is er
veel, dat onze harten met blijdschap kan ver
vullen. Curatoren, hoogleeraren, lectoren en
studenten hebben den Heere voor zooveel te
danken en zullen gaarne Zijnen Naam prijzen
voor de genade, dat de School weer gedurende
een jaar haar arbeid mocht voortzetten, en dat
zoovele studenten het Candidaats-examen met
goed gevolg aflegden en enkele oud-leerlingen
der School den doctorstitel verwerven mochten.
Oorzaak van bijzondere vreugde is ook de
benoeming tot hoogleeraar van twee zoo be
gaafde, bekwame en principieele mannen door
de Generale Synode.
De overdracht van het Rectoraat, die samen
valt met mijn afscheid, is ditmaal eenigen tijd
uitgesteld, gelijk dit ook vroeger o.a. bij de be
noeming van Prof. Greijdanus geschiedde.
Spoedig zal de dag van de ambtsaanvaarding
en het afscheid bekend gemaakt worden.
Ga op 6 December het dankgebed zoo mo
gelijk met een gift vergezeld op tot onzen God!
Aan Zijne hoede zij de School in het nieuwe
levensjaar bevolen
HONIG.
6 December 1854 werd de Theologische School
te Kampen geopend en daarom wordt op den
dag der herdenking een kort artikel overgeno
men van Prof. Dr. A. G. Honig uit de Bazuin,
waarin hij op dat feit wijst.
Doch het is niet slechts om op te roepen tot
Bank, maar er ook in onze Kerkbode nog iets
aan toe te voegen. Men raakt benieuwd, wan
neer de door de Gen. Synode benoemde hoog
leeraren zich aan de School der Kerken zullen
verbinden.
Heden 6 December 1933 kwam het bericht
eindelijk in, dat ons meldt: D.V. Woensdag 17
Januari 1934.
De bedoeling is, dat Prof. Dr. A. G. Honig
ook reeds op 17 Januari het rectoraat overdraagt
aan Prof. Dr. J. Ridderbos en tevens afscheid
neemt van zijn arbeid aan de Theol. School.
Dat zal 's morgens gebeuren en 's middags
hopen de beide nieuwe professoren hun inaugu-
reele oraties te houden, 't Wordt wel een drukke
en inspannende dag.
Wie dus in de gelegenheid is en van plan al
deze plechtigheden te Kampen bij te wonen,
houde vast als datum Woensdag 17 Januari 1934.
Er behoeft zeker niet aan getwijfeld, dat op
den Zondag vóór 17 Januari ook in al onze
Zeeuwsche Kerken in het gebed zal gedacht
worden aan de behoeften der Theol. School en
om Gods zegen in te roepen over Professoren
en Studenten.
En nu toch over de Theologische School ge
schreven wordt, mag de gelegenheid te baat
worden genomen onze kerken te herinneren aan
het besluit der Part. Synode van Zeeland, waar
in zij er bij de kerken op aandringt, „dat de
collecten op peil blijven en dat meerdere con
tribuanten zullen worden gewonnen". (Zie art.
13 Handelingen 1933.)
De tijd is er nu om hier en daar eens aan te
kloppen en op te wekken tot een jaarlijksche
contributie. De kwitanties zijn weer verzonden
aan de Correspondenten. De Theol. School is
toch de School der kerken en dus van alle ker
ken, zQodat het ook mee ons aller roeping is te
helpen zorgen, dat zij haar roeping kunnen vol
brengen, vooral nu er een aanzienlijk tekort
dreigt. Mag geëindigd met de wensch, dat Zee
land straks niet hooren en lezen moet, dat wij
in collecten en contributies achteruit gingen.
K. B. S.
TWEETAL TE
Middelburg D. Bremmer te Hoek van Holland.
J. B. v. d. Sijs te Steenwijk.
Huizen (N.-H.): S. Hoekstra te Lollum.
G. Zeijl te De Glind (U.).
Burum Cand. Th. J. Kerssies te Wildervank.
Cand. T. H. Meedendorp te Assen.
AANGENOMEN NAAR
Ee (bij Dokkum): Cand. E. Dijkstra te Sneek.
Bergentheim Cand. G. Morsink te Wierden (O
Lemele en Lemelerveld: Cand. A. J. W. Vogelaar,
hulppred. te Nijmegen.
BEDANKT VOOR
Gorinchem J. C. J. Kuiper
te Oost- en West-Souburg.
In ,,De Bazuin" stond te lezen
Comité tot herdenking van de Afscheiding
van 1834.
De eerste gift.
In hartelijken dank ontvangen
Van Ds. W. H. van der Vegt te Goes 100.
zijnde een Feestgave ,,van een jubileerend echt
paar" te Goes.
Wie volgt dit prachtige voorbeeld
Met verdere vriendelijke aanbeveling,
J. H. KOK, Penningm.
Kampen, 24 Nov. 1933.
Dat de eerste gift voor bovengenoemd doel
in kwam uit Zeeland werd met groot genoegen
gelezen en het is onzen geachten collega Van
der Vegt zoo van harte gegund, dat hij de eere
heeft te zijn de le verzender van een prachtige
gift, hem ter hand gesteld door een jubileerend
echtpaar te Goes.
Alle kerkeraden hebben de circulaire van bo
vengenoemd Comité ontvangen, welke hier en
daar reeds op de vergaderingen zijn besproken.
Het doel van het Comité verkreeg de sympathie
van de Gen. Synode te Middelburg en de liefde
voor het werk der Afscheiding is ook in Zee
land wel zoo groot, dat het zeker bij de gift
uit Goes niet blijven zal. Zelfs wil ondergetee-
kende de hoop en wensch uitspreken, dat het
straks blijkt, dat er uit elke stad en elk dorp
in Zeeland een grooter of kleiner bedrag inkwam
om te bereiken het ideaal van het Comité, waar
van onze minister-president Dr. H. Colijn als
voorzitter fungeert en de bekende Kamper uit
gever J. H. Kok Penningmeester is.
Sportvereenigingen moeten geen namen
dragen, ontleend aan de Heilige Schrift.
Een Christelijke sportvereeniging te Kralingen
ontleende haar naam aan 2 Tim. 4 5 en noemde
zich „Wakker in alles", doch stuitte toen op
ernstig bezwaar aan de zijde van den lcerkeraad
der Geref. Kerk aldaar, die het gebruik van den
tekst in het gegeven verband een zonde tegen
het derde gebod acht en publiek in de Kerkbode
der kerk bij monde der redacteuren Ds. G. R.
Kuyper en Ds. F. A. den Boeft dit standpunt
toelicht.
Vrije Universiteit te Amsterdam.
Ds. C. A. van Nood, pred. der Geref. Kerk
te Vorden, ontving onder letters B. te W. een
gift van duizend gulden voor de Vrije Univer
siteit.
Theologische School te Kampen.
Naar we uit zeer goede bron vernamen, zal
de overdracht, van het Rectoraat door Prof. Dr.
A. G. Honig aan Prof. Dr. J. Ridderbos, het
afscheid van Prof. Dr. A. G. Honig, en de in
stallatie van de nieuwbenoemde hoogleeraren
Prof. Dr. K. Schilder en Prof. Mr. G. M. den
Hartogh plaats hebben D.V. Woensdag 17 Ja
nuari a.s. des voormiddags in de Burgwalkerk.
In de namiddag zullen de nieuwbenoemde
hoogleeraren Prof. Dr. K. Schilder en Prof. Mr.
G. H. den Hartogh hun inaugureele oraties hou
den in bovengenoemd kerkgebouw.
„Mag dit nu wel Mag dat nu wel
Ds. D. van Dijk schrijft in de „Gron. Kerkb.":
„Wij komen als Christenen met ons Christe
lijk leven nooit klaar met te vragen „mag dit
nu wel, mag dat nu wel
Het leven is zoo bont, zoo veelvormig wan
neer wij van honderd dingen hadden uitgemaakt
of men als Christen daaraan kon meedoen, ja of
neen, dan zouden er altijd nog honderd andere
dingen overblijven, waarvan dat dan nog weer
zou moeten worden overwogen.
Men zou dan krijgen een dik wetboek, dat al
tenzij dominé De Cock terugkeerde van den
door hem ingeslagen weg. Daar van dit laatste
geen sprake zou zijn, was de kloof er.
„Ja, de tijd zal het vanzelf leeren", merkte
Schoonoort op, „maar daarom mogen wij er wel
eens over praten. Ik kan niet inzien, dat de hee-
ren ooit weer tot elkaar komen. Maar dan
spreekt het ook vanzelf dat dominé na afloop
van die twee jaren uit zijn ambt wordt ontzet.
Zou dat nu het einde zijn van het heerlijke
werk, dat God begonnen is. Kun je dat gelooven,
Barkema
Neen, Barkema kon het niet gelooven. Dan
zou er na afloop van die twee jaren of misschien
wel eerder iets anders gebeuren, want de groote
overgroote meerderheid der gemeente van Ulrum
stond achter den predikant en zou niet dulden,
dat deze, op onrechtvaardige gronden, zonder
dat bewijs van schuld gevonden en geleverd kon
worden, op straat gezet werd.
Maar hoe dat zou moeten gaan, Barkema kon
het niet zeggen, omdat hij het niet wist. In elk
geval was de medewerking van dominé De Cock
noodig, wilde er een vrije gemeente worden
gesticht.
En die medewerking weigerde de predikant,
die tot het laatste wilde vechten voor een, naar
Schoonoort meende, verloren zaak.
Daartoe had de Kerkeraad een smeekschrift
aan den Koning opgesteld, dat een commissie
bestaande uit den predikant en mijnheer De Wit
den catechiseermeester te Wildervank, aan Zijn
Majesteit zou overhandigen en toelichten, wat
half Mei zou geschieden.
Na dit alles vernomen te hebben verliet
maar uitdijde, maar waarmee men van zijn leven
niet klaar kwam.
Nu is onze menschelijke natuur geneigd zulk
een wetboek, als richtsnoer van ons Christelijk
leven te zoeken. Dat zou zoo gemakkelijk zijn.
Maar dat moeten wij toch niet doen. Wij,
Nieuw-Testamentische Christenen, die den Geest
hebben, wij moeten onze daden laten beheer-
schen niet door uitwendige voorschriften, maar
door de innerlijke drijving der liefde tot God
en tot den naaste. Die generale eisch moet ons
in alle omstandigheden den weg doen vinden
dien wij hebben te gaan.
Ons leven moet zich niet, als een locomotief,
voortbewegen langs de rails van allerlei voor
schriften, die ons mechanisch dwingen een be
paalden koers te nemen, ook al gevoelen wij er
innerlijk niets voor, maar ons leven moet zich
voortspoeden als een auto, die beheerscht wordt
niet door de uitwendige dwang van doode rails,
maar door het levende inzicht van den chauf
feur, die elk oogenblik door innerlijke overtui
ging den koers bepaalt. Van binnen uit, door de
liefde tot God en den naaste moet onze levens
richting worden bepaald en onze houding tegen
over alles wat ons voorkomt worden vastgesteld.
Daaruit vloeit voort, dat men op het terrein
van het Christelijk leven nooit kan verwachten,
dat allen precies gelijk zullen doen de moge
lijkheid blijft van verschillend inzicht en wij zul
len tenslotte ook de overtuiging van den ander
moeten eerbiedigen." (Heraut)
Vervolging.
Ds. Bouwman schrijft in „Geref. Kb. Almelo
Onze gemeenteraad vergaderde.
Vele sprekers voerden het woord.
Een hunner zeide het is waar, dan (n.l.
als sprekers geestverwanten de baas waren)
zouden mannen als Colijn tegen de muur
gezet worden, wis en
Dit woord moet ons aangrijpen.
Het is profetie van de toekomst.
Zij hebben Mij vervolgd, zij zullen ook u
vervolgen, zegt de Heiland.
Goederen in de Doode Hand.
Prof. Grosheide schrijft in „N. H. Kerkbl."
„Vrijgesteld zijn gebouwen uitsluitend dienen
de totle. inrichting van hooger, middelbaar,
nijverheids- of lager onderwijs, tot kweekschool
voor onderwijzers of tot kweekschool voor de
zeevaart, voor zoover die gebouwen niet tevens
dienen tot kostscholen, 2e. seminaries, alleen tot
opleiding van kweekelingen, die voor den gees
telijken stand bestemd zijn. Daaruit volgt, dat
de gebouwen, die bij de Theologische School of
de Vrije Universiteit in gebruik zijn in ieder
geval vrij zijn. Waarschijnlijk is ook hun verder
bezit vrij, want in een latere bepaling lezen we,
dat vrijgesteld zijn bezittingen, voor zoover over
tuigend wordt aangetoond, dat de zuivere op
brengst ervan uitsluitend bestemd was en althans
in de laatstverloopen drie jaren niet op andere
wijze is aangewend dan tot dekking van kosten
van instandhouding van scholen enz. De toe
lichting bepaalt, dat tot de kosten van instand
houding behooren salarissen van hoogleeraren,
doktoren, verpleegsters, administrateurs, con
cierges.
Dan zijn vrijgesteld gebouwen, die uitsluitend
dienen als inrichting tot genezing of verpleging
van zieken of gebrekkigen, voorzoover daarbij
geen winst wordt beoogd. Ook de bij die ge
bouwen behoorende erven en tuinen, voorzoover
de waarde daarvan die van de gebouwen niet
overtreft. Die laatste uitzondering kan moeite
geven. Wanneer een stichting een groot terrein
koopt, om daarop straks paviljoenen te bouwen,
doch voorloopig nog slechts een enkel gebouw
sticht, kan het openblijvende terrein de waarde
van de gebouwen gemakkelijk overtreffen en
vallen ze onder de belasting.
Vrijgesteld zijn alle zaken of gedeelten van
zaken, die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
bestemd zijn voor den openbaren eeredienst.
Maar de pastorieën zijn niet vrijgesteld, ook
niet onderwijzerswoningen.
Met deze kwestie hebben vooral onze kerken
te maken, dat de pastorieën onder de belasting
vallen.
We lazen in een verslag van een vergadering
van Hervormde Kerkvoogden, dat daar geoor
deeld werd, dat aan de kerk behoorende lande
rijen, omdat uit de opbrengst het predikants-
tractement betaald werd, vrij zouden zijn, o.i.
is daarvan geen sprake, nu de Minister in de
toelichting uitdrukkelijk verklaart, dat de pas
torieën niet vrij zijn en dat kerkvoogdijen belast
zullen worden.
Schoonoort Ulrum weer, om tegen het eind van
Mei met Bazuin terug te keeren.
Het hart was brandende in hen. Beiden waren
er diep van overtuigd, dat de tijd van de ken
tering er gekomen was en dat iets op het punt
stond te gebeuren, daar zij nog niet konden de-
finieeren, maar dat groote gevolgen hebben kon.
Van de vrienden in Ulrum ontvingen zij ver
schillende mededeelingen omtrent het gebeurde
in de laatste weken, deels verblijdende deels be
droevende, mededeelingen.
Sievert Luninga van Ulrum had dominé De
Cock vergezeld tot Assen waar mijnheer De Wit
uit Wildervank spoedig verscheen. In Drente's
hoofdstad was een vriendenkring, die den pre
dikant met warmte ontvangen had, maar waar
het tweetal niet lang gebleven was. Want het
doel der reis lag veel en veel verder.
Nog dienzelfden dag waren zij doorgereisd
naar Smilde, om daar des avonds te arriveeren.
Daar was ongeveinsde blijdschap over de komst
van den predikant, wien gesmeekt werd, voor
het gezelschap op te treden. Wat natuurlijk ge
weigerd werd, omdat De Cock vóór alles zich
wenschte te onderwerpen aan zijn schorsing.
Van Smilde was de reis vervolgd naar Zwolle,
waar eveneens vrienden zich bevonden. Toen
pas werd de predikant van Ulrum recht goed
gewaar, hoe zijn optreden alom in den lande
belangstelling had gewekt bij gelijkdenkenden
en verachting bij andersdenkenden.
Een zekere Ridderinkhof van Zwolle had het
tweetal per rijtuig naar Nijkerk op de Veluwe
gebracht, waar het wilde kennismaken met do
miné Callenbach, een van de predikanten in den
Een moeilijke bepaling is de volgende. Vrij
gesteld zijn contributies en andere gelden, om
niet verkregen gedurende het laatste half jaar
en bestemd tot dekking van loopende uitgaven
en uitkeeringen over het eerstvolgende jaar. Dit
begrijpen we niet goed. Vele vereenigingen, ook
wel kerken, innen de bijdragen eens per jaar
om dan een volgend jaar de noodige uitgaven
te kunnen doen. Zal men nu de belasting alleen
kunnen vermijden, als men de contributie per
half jaar int Of is het ook voldoende een deel
der contributies in het eerste en een ander deel
in het tweede halfjaar te innen? De toelichting
zegt alleen dat de bepaling moet dienen om te
voorkomen, dat contributies later worden ge-
ind dan gewoonlijk.
Met het oog op de pastorieën is het van be-
teekenis te weten, dat een bedrag van 11.000
vrij is van belasting. Nadert een bezit die waar
de, dan zal van rijkswege controle worden ge
oefend. Het tarief bedraagt van 11.000 tot
30.000 drie per duizend, daarboven twee per
duizend.
Nu zullen we wel niet veel pastorieën hebben,
die met aftrek van de hypotheek meer dan
11.000 waard zijn. Dus onze kerken zullen van
de nieuwe belasting wel niet veel moeite hebben.
Een moeilijkheid van anderen aard is deze.
De aangifte moet gedaan worden door de be
stuurders van de instelling.
Onze Gereformeerde Kerken hebben wel vaak
pastorieën in bezit, maar ze hebben geen be
stuurders. Waarschijnlijk zal de kerkeraad wel
tot aangifte verplicht zijn, omdat hij de gemeente
in en buiten rechten vertegenwoordigt.
Een volgende moeilijkheid is, dat bij de aan
gifte een balans moet worden ingeleverd. Het
zal nog niet het werk van alle commissies van
administratie zijn, om een balans van de pastorie
op te maken. Maar daarvoor is wel een een
voudig model te leveren." (Heraut)
De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van
Kamperland, aangewezen door de laatst gehou
den vergadering der Classis Zierikzee als roe
pende kerk, deelt mede aan de betrokken kerken,
dat er Woensdag 10 Januari 1934 D.V. verga
dering der Classis Zierikzee zal zijn en dat pun
ten voor het agendum behooren te worden op
gegeven vóór 1 Januari a.s. bij den eerstonder-
geteekende, aan wien ook alle brieven en stukken
voor de classis bestemd, moeten worden ge
zonden.
Namens den kerkeraad voornoemd,
F. J. VAN DEN ENDE, Praeses.
C. J. NOORDHOEK, Scriba.
Kamperland, 4-12-1933.
Mag ik, voorzoover noodig, de kerken in de
Provincie er aan herinneren, dat de collecten
voor den Evangelisatie-arbeid in Zeeland moe
ten zijn ingekomen vóór 1 Mei 1934.
G. VAN HEININGEN, Penningm.
Classis Goes.
Aan de Kerkeraden der Kerken in de Classis
zijn de quitanties toegezonden voor de contri
buanten ten behoeve van de Theologische School.
Dringend verzoekt ondergeteekende de gelden op
de e.v. Classisvergadering van Januari te storten.
De classicale correspondent,
W. H. VAN DER VEGT.
Goes, 2 December 1933.
Serooskerke. KORT VERSLAG van de ver
gadering van den kerkeraad, gehouden
op Maandag 4 December 1933.
Afwezig oud. W. Louwerse, vanwege lichte
ongesteldheid.
Opening. Notulen.
Ingekomen Stukken 1Missive's van Depu-
taten der Gen. Synode voor a. Arbeid West-
falen-Rijn Pruisen, b. Evangelisatie België, c.
Jodenzending 2. Steunaanvragen a. Evangel.
Friesland's Z. O. hoek, b. Christ. Milit. Bond
O. en W. Indië, c. Christ. Liefdadigheid Wagen
borgen, d. Nederl. Middernachtzendingsvereen.
(al deze stukken worden voor kennisgeving aan
genomen), e. Protest. Christ. Reclasseeringsver.,
Arbeid onder Holl. Canadeezen, deze beide
steunaanvragen worden gesteld in handen van
de Commissie ad hoe3. Verzoek om een
spreekbeurt te mogen komen houden in het be
lang van de Evangelisatie in België, toegestaan
4. Verzoek om een collecte door het Comité
lande, die eveneens duidelijk blijk had gegeven,
bezorgd te zijn over den gang van zaken in de
kerk sinds 1816.
In den vroegen morgen van Vrijdag 2 Mei
waren zij in de pastorie van Nijkerk gearriveerd,
waar zij hartelijk waren ontvangen en er ver
bleven tot Dinsdagsmorgens.
De gemeente van Nijkerk, vernemend wie er
gekomen was, bestormde de pastorie, vooral des
Zondagsavonds, om kennis te maken met den
dominé uit het hooge Noorden, die, om des
Heeren wil smaadheid en vervolging leed. Op
verzoek had dominé De Cock een uitvoerig re
sumé gegeven van al, wat reeds geschied was.
Vergezeld van dominé Callenbach waren zij
des Dinsdagsmorgens per rijtuig, dat welwillend
was afgestaan, naar Utrecht gegaan, waar een
bezoek werd gebracht aan dominé Kohlbrugge.
Daarop was de predikant uit Nijkerk terug
gekeerd, maar dominé De Cock en mijnheer De
Wit waren doorgereisd naar Gorkum, waar een
vriend van den Utrechtschen predikant hen her
bergde.
Het verdere doel was toen Doeveren geweest,
om persoonlijk kennis te maken met den man,
die in zijn brieven naar Ulrum geen onzeker
geluid had gegeven, met dominé Scholten, die
zijn collega allerhartelijkst had ontvangen. Het
was toen juist Hemelvaartsdag. En zij waren
er gebleven tot den volgenden dag. Aan den
avond van Hemelvaart was de geheele gemeente
van Doeveren vergaderd geweest en was zij
toegesproken eerst door dominé Scholten, daarna
door dominé De Cock.
(Wordt vervolgd)
33)
Schoonoort had dezen brief met groote in
stemming gelezen en opgemerkt dat de heeren
van het provinciaal kerkbestuur het er mede
doen konden. Alleen had hij Barkema, waar uit
den brief duidelijk bleek, dat predikant en ker
keraad ten volle er van overtuigd waren, dat
niets dan vijandschap tegen den persoon van
den predikant en de Gereformeerde leer oorzaak
was van de veroordeeling, opgemerkt, het vreemd
te vinden, dat gedacht werd aan de mogelijk'
heid, tijdens de schorsing te prediken. Dat stond
het provinciaal kerkbestuur immers niet toe En
meenden de predikant en de kerkeraad dan wer
kelijk dat eerstgenoemde na het einde der twee
jaren weer in den dienst zou worden hersteld,
zonder dat er iets anders zou worden gevorderd?
Dat was den scherpzinnigen Schoonoort een
raadsel en het antwoord, dat hij van Barkema
ontving, bevredigde hem al evenmin.
Eigenlijk ontving hij geen antwoord. De
ouderling haalde alleen de schouders op, om
vervolgens slechts te zeggen „Dominé meent
wel zooiets, maar ik persoonlijk denk er wat
anders over. De tijd zal het vanzelf wel leeren".
Schoonoort behoefde feitelijk niets meer te
weten van Barkema's persoonlijke opvattingen.
Bepaald en vol overtuiging stond de ouderling
immers op het standpunt dat reeds nu de breuk
.volkomen was en niet meer kon worden geheeld,