No. 48
Vrijdag 1 December 1933
47e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE Ds. A. C. H E IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D, SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSt D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
STRATEN VAN GOUD.
„En de straat der stad was zuiver
goud, als doorluchtig glas."
Openb. 21:21.
De menschen maken tegenwoordig de negerhut
van Oom Tom weer klaar 't worden echter
kromme ruggen en arme slaven onder den zweep
slag van de dictators.
Maar Christus bereidt 'voor zijn gemeente een
toekomst, waarin zij even koninklijk zal zijn als
haar Redder en Verlosser.
Want Johannes ziet in zijn visioenen niet al
leen de gansche stad, het nieuw Jeruzalem, van
zuiver goud, maar hij ziet ook, dat de straat
der stad van zuiver goud is.
Dus ook de burgers van Christus' koninkrijk
zullen eens in de heerlijkheid denzelfden ko
ninklijken tred en gang en wandel hebben als
hun Koning. Zij zijn ook overwinnaars, helden,
die den vrede genieten.
Zij zullen hun overwinning toonen in hun vol
maakte gehoorzaamheid aan God, en hun vrede
zal zijn van kinderen bij den Vader.
Christus zal van zijn duurgekochte kerk geen
slavin maken Hij bouwt voor haar geen neger
hut zij zal wandelen in volkomen heerlijkheid
in de straten van goud.
Wat Johannes ziet, is toekomst, maar ook
reeds werkelijkheid door de eerstelingen des
Geestes. Het volmaakte en de heerlijkheid wacht
nog, maar Christus is reeds met eer en heerlijk
heid gekroond, en God zegent zijn Sion reeds
nu met alle geestelijke zegeningen in den hemel
in Christus. En de gemeente leeft in de rijke
bedeeling des Heiligen Geestes, Die het onder
pand is van hare hemelsche erfenis. Daarom is
Johannes' visioen reeds werkelijkheid, zij het
nog geen heerlijkheidtoch realiteit voor en
door het geloof.
Wie is het, die de wereld overwint, zoo jubelt
hij in zijn brief, dan die gelooft, dat Jezus is de
Zoon van God
En Paulus zegt, dat wij meer dan overwin
naars zijn door Hem, Die ons heeft liefgehad.
Zoo mag de geloovige weten, dat hij nu reeds
wandelt in de gouden straat van Christus' stad.
Als burger van Zijn onbewegelijk koninkrijk ont
vangt hij de weldaad der volharding en wandelt
hij zijn vrede na.
De Schrift weet van geen spelonkiemenschen,
noch van lijdelijkheid de bijbel bouwt de hut
van Oom Tom niet op, dan alleen voor die de
zonde dient.
Johannes zag, dat de gouden straat der gods
stad was als doorluchtig glas. Hij kon dus door
het goud en door de straat heenzien, en hij zag
zichzelf er in als in een geslepen spiegel..
Het tegenwoordig heilswerk der dictatoren
ontneemt den menschen, die volgen, alle per
soonlijkheid.
Velen van de beste volgelingen klagen dan
ook over een totaal verlies van zelfrespect en
over een rilling van minderwaardigheid, die zoo
nu en dan over hun ziel kruipt.
Hier zit dan ook niets van den Christus in,
want Jezus zal zijn burgers niet alleen koninklijk
maken, maar ook zal Hij geven, dat zij bewust
weten, dat zij door Hem gekroond zijn zij heb
ben wel zichzelf verloren, maar in Christus heb
ben zij zichzelf hervonden. En die in Christus
is, die is een nieuw schepsel. Christus maakt
door Zijn Woord en Geest zijn volk weer men
schen, menschen Gods, tot alle goed werk vol-
maaktelijk toegerust. Een christen weet weer,
waarvoor hij geschapen is, en voor Wien hij
leeft.
Ik ben, o ja, ik ben Uw knechtUw dienst-
maagds zoon, Gij slaaktet mijne banden
En wij weten, dat, zoo ons aardsche huis
dezes tabernakels gebroken wordt, wij een ge
bouw hebben, een huis niet met handen gemaakt,
maar eeuwig in de hemelen.
Er zijn in de Schrift geen geloovigen, die het
niet weten of die zeggen och, mocht ik het eens
weten. Het geloof is een vaste grond der dingen,
die men hoopt en een bewijs der zaken, die men
niet ziet.
Toch wil ik bij u, die een verslagen hart hebt,
juist als gij van uw koninklijke roeping hoort,
nog een oogenblik blijven.
Gij gevoelt u zoo klein en onrein, wanneer
gij hoort van de straten van goud Maar 't wordt
nog erger, als gij merkt, dat die straten als door
zichtig glas zijn, dus niet een laagje goud als
wegdek hebben, maar puur goud zijn. Daar zit
geen minderwaardig plaveisel onder. De burger
van Christus' Koninkrijk kent geen oppervlakkig
heid, geen namaak, maar ook geen vertoon hij
verstaat, wat godsdienst is, maar ook wat gods
vrucht is. 't Is bij hem een zaak des harten, van
heel zijn leven. Klatergoud past niet bij Jezus'
discipelen, en als 't hart zich niet met de daden
paart, is 't geen penningske waard.
't Wordt u niet gemakkelijker, maar dat moet
ook nietwij hebben het, als 't goed is, met ons
zelf nooit gemakkelijk er is echter één groote
vertroosting in dat doorzichtig glas God ziet
het hart aan en als uw daden nog o zoo on
volkomen en met zonde bevlekt zijn, laat de
Schrift u toch deze bemoediging hooren Heere!
gij weet alle dingen gij weet, dat ik u liefheb.
Wie dit mag zeggen, zal ook in de kracht van
den verhoogden Christus als een held zonder
vrees tegen de zonde, den duivel en zijn gansche
rijk strijden en overwinnen.
Nieuwdorp. Ds. E. BEUKEMA.
Ds. J. RUNLA. f
De bladen brachten het bericht, dat Ds. Runia,
emeritus-predikant van de Geref. Kerk te Arne-
muiden na kortstondige ziekte overleed.
Heel lang heeft hij van de rust niet mogen
genieten. Eerst op 70-jarigen leeftijd had hij
recht op emeritaat. De andere reden, gelegen in
40-jarigen dienst kon bij hem toen nog niet gel
den, daar hij al 43 jaar was toen hij als dienaar
des Woords werd bevestigd. En nu reeds is hij,
72 jaar oud, heengegaan, nog niet ten volle twee
en een half jaar nadat zijn emeritaat inging.
Dat hij zoo laat tot den dienst des Woords
kwam strekt hem tot eer en daarom wijzen we
daarop. Vóór hij predikant werd had hij toch
reeds jaren lang gepreekt.
In de eerste jaren van de doleantie-beweging,
was er groot gebrek aan mannen, die de be
voegdheid en geschiktheid bezaten een stichtelijk
woord te spreken. En Ds. Runia was één van
hen, die toen het recht kregen, om in, wat men
destijds noemde, de uitgeleide kerken te preeken.
Zijn opleiding daartoe ontving hij als we
ons niet vergissen van Dr. L. Wagenaar. En
op tal van plaatsen heeft hij toen de gemeenten
gesticht.
Natuurlijk kwam toen ook wel eens de ge
dachte op, dat hij er naar zou staan om volgens
art. 8 K. O. toegelaten te worden tot den dienst
des Woords. Daarvan wilde hij echter niet we
ten. Een wetenschappelijke opleiding achtte hij
noodig. En hoewel hij niet zoo jong meer was
zette hij zich aan de studie voor het toelatings
examen aan de V. U. en studeerde daar tot hij
in 1904 z'n candidaatsexamen kon afleggen.
Daarvoor was meer dan gewone wilskracht
noodig. Maar hij hield vol omdat hij het ambt
van dienaar des Woords hoog stelde. En omdat
hij volhield slaagde hij en kon hij, wetenschap
pelijk toegerust, zijn arbeid als dienaar des
Woords beginnen en zóó voortzetten, dat zijn
prediking bleef ontsluiting van het Woord Gods.
Altijd hoorden we van hem het getuigenis geven,
dat uit zijn prediking bleek zijn studie van de
H. Schrift, terwijl hij de vrucht van die studie
in helderen vorm wist uit te deelen.
Het is waar, dat we ook wel eens hoorden
van moeilijkheden, die zich voordeden in de
kerken, die hij diende. Ook in de kerk van Ar-
nemuiden. En waar zijn persoon dan niet geheel
buiten stond. Wanneer we daarvan hoorden
dachten we aan het Fransche zeggen, dat iemand
heeft les defauts de ses qualité's, de fouten van
zijn deugden. Wat Ds. Runia zag als goed en
noodig, dat wilde hij bereiken en dan zette hij
z'n wilskracht in actie. Dat deed hem met stalen
ijver z'n doel bereiken, om toegelaten te worden
aan de V.U. en daar z'n studie te voltooien.
Die eigenschap bracht echter ook wel eens moei
lijkheden mee in de practijk van het kerkelijk
leven, wanneer hij als iets goeds zag datgene,
waarover anderen heel anders oordeelden.
Dat belet dan evenwel niet zijn nagedachtenis
te eeren als van een man, die het ambt van
dienaar des Woords hoog stelde, en zich be
ijverde om in zijn prediking het Woord Gods
zuiver te bedienen. En zoo staat vast, dat zijn
arbeid niet ijdel is geweest.
Moge de Heere zijn weduwe en kinderen
troosten bij hun groot verlies.
CONSULENTSCHAP,
Van het consulentschap spreekt onze K. O.
alleen in de artikelen 4 en 5, en daar beide ma
len in denzelfden zin, in de woorden „en voorts
in kerken met niet meer dan één Dienaar ook
met advies van de Classe of van den hiertoe
door de Classe aangewezen consulent, waar
zulks tot nog toe gebruikelijk is geweest".
Het gaat in die artikelen 4 en 5 over de be
roeping van dienaren des Woords, zoowel in
de steden als ten plattenlande. Hier wordt een
wenk gegeven aan stadskerken, dat zij niet zul
len gaan denken voornamer te zijn dan dorps
kerken en dat zij zich dus wel mogen veroor
loven wat aan dorpskerken, omdat die maar uit
eenvoudige menschen bestaat, niet vrij zou staan.
Art. 4 handelt dan over de beroeping van hen,
die tevoren niet in den dienst geweest zijn en
art. 5 over die Dienaars, die aireede in den dienst
des Woords zijnde tot een andere gemeente be
roepen worden.
Als van een kerk met niet meer dan één Die
naar die ééne Dienaar vertrokken is en in de
vacature moet worden voorzien, is daarbij noo
dig het advies van de Classe of van den door
de Classe aangewezen consulent, want door het
vertrek van dien Dienaar mist de kerkeraad de
gewenschte leiding.
Datzelfde geldt dan natuurlijk ook voor een
kerk, die wel meer dan één Dienaar heeft, maar
die door het vertrek van haar Dienaren ook
vacant wordt, en dan ook in het geval komt
te verkeeren, dat zij geen Dienaar heeft.
Dan is, zoo zeggen art. 4 en 5, bij de ver
kiezing van een Dienaar des Woords noodig het
advies van de Classe of van den hiertoe door
de Classe aangewezen consulent.
Er wordt dan echter nog bij gezegd „waar
zulks tot nog toe gebruikelijk is geweest". Die
woorden kunnen wel niet anders uitgelegd wor
den dan dat daarmee wordt gezegd, dat dit ad
vies van den consulent niet volstrekt noodig is.
Wil een kerk het zonder dit advies doen, dan
kan dit. Alleen bedenke ze dan, dat vóórdat de
door haar beroepen Dienaar des Woords in
haar midden bevestigd kan worden noodig is
de approbatie van de Classe, die moet beoor-
deelen of bij de beroeping in alles gehandeld is,
naar de bepalingen, die daarvoor in ons ker
kelijk leven gelden. Art. 10 K.O. bepaalt, dat
geen kerk den door haar beroepen Dienaar zal
mogen ontvangen voor en aleer hij wettelijk ge
tuigenis van zijn afscheid van de kerk en de
Classe waar hij gediend heeft, vertoond zal heb
ben. Er zijn ook nog andere bepalingen. En
wanneer een kerk dan niet gevraagd zou hebben
het advies van een consulent, zou het kunnen
voorkomen, dat door het missen van dit advies
er een fout begaan was.
Daarom is zeker een goede raad, die Ds. Joh.
Jansen geeft in zijn Korte Verklaring van de
Kerkenordening, dat kerken, die geen Dienaar
hebben, als regel invoeren en onderhouden, dat
zij een consulent vragen, omdat zij door het
vertrek van hun Dienaar of Dienaren, eenigszins
incompleet zijn geworden.
Maar dan ook dien consulent vragen om haar
metterdaad van raad en advies te dienen.
Verder gaat de bevoegdheid van een consu
lent niet. Hij is geen lid van den kerkeraad der
kerk, die hij als consulent dient. Hij heeft dus
ook op de vergadering van dien kerkeraad geen
beslissende stem hij kan alleen maar advies
geven. Maar het is juist om dat advies te doen.
Ook Prof. Rutgers oordeelt, in zijn „Kerke
lijke Adviezen", dat het zeer zeker altijd wen-
schelijk is, dat de kerkeraad voor beroeping ver
gaderende, den consulent mede uitnoodigt, ook
al hangt de wettigheid van de vergadering en
der besluiten niet af van de tegenwoordigheid
van den consulent.
Het is ook regel, dat de beroepsbrief mede
door den consulent wordt onderteekend. Dan
weet de Classe, die later de stukken moet onder
zoeken voor de approbatie, dat de consulent aan
die beroeping heeft meegewerkt en ze met zijn
advies is geschied. Ontbreekt die onderteekening,
dan gaat de Classe natuurlijk vragen, wat daar
van de reden is.
Zal echter een consulent die beroepsbrief
kunnen onderteekenen, dan moet hij ook in die
beroeping gekend zijn. Is een kerkeraadsverga-
dering zonder leiding van den consulent wettig,
en zijn ook de daar genomen besluiten wettig,
daaruit zoo zegt Prof. Rutgers volgt nog
niet dat de consulent alsdan altijd en in ieder
geval den beroepsbrief heeft te onderteekenen.
„Als de kerkeraad" zoo gaat hij daar voort
(bl. 44) „hem dien brief voorlegt, dan is dit
ook het vragen van het noodige advies van den
consulent. En indien de consulent dan geen aan
leiding heeft om te denken, dat de zaken niet
goed gegaan zijn en ook in den brief zelve niets
verkeerds vindt, dan kan hij dien m.i. teekenen.
Maar dan zou ik bij de onderteekening laten
blijken, dat ik de kerkeraadsvergadering niet had
bijgewoond bijv. door bijvoeging „bovenstaande
beroepsbrief aan mij als consulent vertoond en
door mij geteekendof iets dergelijks, daar
men anders zou onderstellen dat de consulent
er bij was geweest en dus ook voor die ver
gadering aansprakelijkheid had."
Uit alles blijkt wel duidelijk dat een kerk, die
geen Dienaar des Woords heeft, goed doet, aan
de Classe een consulent te vragen en van het
advies van dezen consulent gebruik te maken.
HEIJ.
SOLI DEO GLORIA.
Onze bekende Zangvereeniging „Soli Deo
Gloria" hoopt D.V. Woensdag 13 December,
des avonds 8 uur in de Concert- en Gehoorzaal,
Singelstraat te Middelburg, een uitvoering te
geven.
Gezongen wordt een Kerst-oratorium van H.
Barth.
Het oratorium bevat het Kerstevangelie, voor
koor, solisten en orkest.
De heer Frans Dieleman uit den Haag, zal de
bariton-solo's en recitatieven voor zijn rekening
nemen.
Ook het publiek in de zaal kan medewerken
aan het slagen van den avond, doordat de aan
wezigen een 4-tal koralen mede kunnen zingen.
De tekst is afgedrukt in het tekstboekje, het
welk aan de zaal verkrijgbaar is.
Een genotvolle avond is te verwachten, zoo
wel voor koor als publiek, omdat er veel varia-
tie's zijn.
Te betreuren valt, dat dit nummer niet in een
kerkgebouw kan gezongen wordenjuist het
karakter van het stuk zou bij die omgeving zich
aansluiten.
Kaarten worden verkrijgbaar gesteld bij de
heerenFanoy, Feij, D'huy.
Waar veel aanvragen worden verwacht,
koope ieder spoedig een kaart.
Wij hopen, dat deze avond, welke veel be
looft, medewerke aan de grootmaking Gods door
het lied.
M. SCHEELE.
DIACONALIA.
Het Diaconaal Correspondentieblad No. 10/11
van de 31e Jaargang 1933 brengt ons het ver
slag van de 44e Centrale Diaconale Conferentie,
gehouden te Amersfoort, 20 September 1933.
Alleszins is dit verslag lezenswaardig.
Eerst vertoeven we op den gezelligen begroe
tingsavond, waar uitnemende woorden van wel
kom en dank zijn uitgesproken, daarna lezen we
van de overgroote opkomst in Amersfoort's
kerk op den volgenden dag. Uit Zeeland waren
7 diaconieën vertegenwoordigd, wat toont, dat
er ook in dit opzicht eenige vooruitgang te boe
ken is, als we letten op den afstand en vooral,
dat in deze tijden door menige Diaconie zulk
een reis om de kosten moet ontzien, hoe gaarne
de diakenen ook zulke belangrijke vergadering
bijwonen zouden.
Uitnemend was het openingswoord van den
voorzitter, die aan het slot zijner rede opwekte
tot gebed om kracht en trouw in den diaconalen
arbeid.
Lang en breed is gediscussieerd over het
vraagstuk van Nieuw-Amsterdam, totdat op
voorstel van den voorzitter werd aangenomen
de volgende conclusie
le. dat om formeele redenen rechtstreeks ons
tot de Overheid wenden om op een afzonderlijke
steunregeling aan te dringen, niet juist is
2e. dat broeders boven 65 jaar, die wegens
hun leeftijd van crisisregeling en werkverschaf
fing zijn uitgesloten, ongetwijfeld object der
Diaconie zijn, en dat, indien de betrokken Dia
conieën niet tot steun in staat zijn, de weg open
staat zich te wenden tot de Kerken in Classis
en Particuliere Synode, zulks volgens de regeling
ter samenwerking der Kerken ten opzichte van
haar diaconale armverzorging (Acta Synodi van
Groningen en Middelburg).
Hierna kwam aan de orde het rapport over
de wijze van samenwerking der kerken ten op
zichte van hare diaconale armverzorging. Na
tuurlijk werd hierbij gewezen op het besluit ter
dezer zake door de Gen. Synode van Middel
burg 1933, die aanvaardde het voorstel, dat de
kerk van Eindhoven zond aan de Part. Synode
van Noord-Brabant en Limburg, die het als
voorstel plaatste op het agendum der Generale
Synode.