No* 47
Vrijdag 24 November 1933
47e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
EERSTE BLAD.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOQRDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE t Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG,
MEDEWERKERS t D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F, J. v, d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DE CHRISTEN EN DE WERELD.
Dit is de overwinning, die de wereld
overwint, namelijk ons geloof.
1 Joh. 5:4.
De vraag, welke de verhouding is tusschen
den christen en de wereld, houdt nog steeds de
christelijke denkers bezig en baart nog telkens
moeilijkheid voor de praktijk van het leven.
Zoowel voor den enkeling als voor de ge
meenschap is deze vraag van groot belang.
Voor het beginsel.
Maar ook voor de daad.
Sommigen lossen dit probleem zeer eenvoudig,
èn lichtvaardig, op door te zeggen de christen
is tot vrijheid geroepen, dus mag hij van alles,
wat de wereld biedt, profiteeren, mits het niet
bepaald goddeloos of onzedelijk is.
Zij lezen dus wat los en vast is, bezoeken
schouwburg en bioscoop, en wagen zich op
allerlei andere gevaarlijke paden.
Het is immers op zichzelf geen kwaad
Deze menschen vergeten echter, dat er niets
op zichzelf staat. De dingen in de wereld ver-
toonen zich altijd aan ons in een bepaalde om
geving of in een bepaald verband. Dingen, die
dan zoogenaamd „op zichzelf" geen kwaad zou
den zijn, moeten toch vaak om die bepaalde
omgeving of om dat bepaalde verband, waarin
ze voorkomen, vermeden worden, omdat zij de
zwakke ziel zeer licht doen afdolen naar zondige
paden.
De Schrift leert ons, dat wij niet alleen het
vleesch, dat is het kwaad zelf, maar ook den
rok moeten haten, die van het vleesch bevlekt is.
En Jezus leerde ons bidden „Leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van den booze".
Wanneer wij b.v. een kostbare vaas in een
drukke stad van de eene plaats naar de andere
moeten overbrengen, dan hebben wij het er voor
over om niet den drukken verkeersweg te gaan,
maar stille omwegen op te zoeken om zooveel
mogelijk het gevaar van breken te ontloopen.
Wij dragen iets heel kostbaars met ons mee
onze ziel. En terwille van het heil dier onsterfe
lijke ziel moeten wij het er voor over hebben
plaatsen te mijden, waar onze ziel schade zou
lijden. Waren wij reine, sterke menschen, van
wie ten allen tijde heiligende kracht uitging, zoo
zou 't geen bezwaar opleveren te verkeeren op
plaatsen, waar God niet gekend noch gediend
wordt.
Maar zulke ideaal-christenen zijn wij, helaas,
niet
Anderen gaan daarom staan aan den tegen-
overgestelden kant en zeggen de christen moet
alle aanraking met hetgeen niet volstrekt chris
telijk is, vermijden.
Hij mag met niemand anders omgaan dan met
zuiver christelijke menschen.
Hij mag aan geen enkele ontspanning of fees
telijkheid deelnemen, dan die een vroom en
christelijk karakter draagt, zoowel in beginsel
als doel.
Ja, sommigen van deze groep gaan nog verder
en zijn tegen alle spel en vermaak. De vroolijke
lach klinkt hun als iets ongeoorloofds in de
ooren.
Alleen in Doopersche mijding van al wat niet
voor het levensonderhoud noodzakelijk is, wanen
zij zich sterk tegenover de wereld.
Deze vromen vergeten echter twee dingen.
Ten eerste, dat zij een eisch stellen, die prak
tisch onmogelijk is, aangezien we hier op aarde
nu eenmaal door God zelf geplaatst zijn midden
in een wereld, waarmee wij dagelijks en gedurig
in aanraking komen.
Alle contact afsnijden kan alleen, wanneer
men als een Robinson Crusoë alleen op een
eilandje woonplaats heeft.
In de tweede plaats vergeet men, dat de Schrift
deze volstrekte onthouding (of wel ascese) ons
nergens als ideaal voor oogen stelt.
Jezus zelf trok zich niet als een asceet uit het
openbare leven terug, maar deelde met zijn dis
cipelen ook in vreugdemaaltijden, waar het ge
meste kalf werd geslacht en de nardus geurde.
De sombere wereldhaat is aan het ware
Christendom vreemd.
Wij moeten de oplossing van het probleem
dus elders zoeken.
Het Schriftwoord, hier boven vermeld, wijst
ons den weg.
Tegenover de wereld moet de christen zich
plaatsen, niet lijdelijk toegevelijk, noch vijandig
onthoudend, maar actueel inwerkend door
het geloof
God plaatst u in het midden der wereld, niet
opdat zij u de wet zou voorschrijven, maar opdat
gij over haar heerschen, opdat gij haar over
winnen, en dus winnen zoudt voor Koning Jezus.
Paulus ging de cultuurwereld zijner dagen in
met de leus Jezus moet als Koning heerschen
(1 Cor. 15:25).
Het goede in de wereld erkende hij.
Het kwade bestreed hij.
En de harten der menschen trok hij.
De wereld om ons heen is een mengsel van
tegenstrijdigheden. In zijn algemeene genade gaf
God aan de wereld edele gaven, machtige krach
ten, waarmee zij wonderen deed, die u verbazen.
Dit „goede" in de wereld behoeft ge niet te
haten.
Gij moogt het gerust gebruiken.
Mits het uw ziel geen schade doet.
Mits gij het ook stelt in den dienst van uw
God.
Daarvan is het radio-wonder een sprekend
voorbeeld.
Wanneer deze uitvinding gebruikt wordt om
de menschen, die verhinderd zijn naar Gods huis
te gaan, in contact te brengen met de vergaderde
gemeente, en voorts om het Evangelie te ver
kondigen aan duizenden stille luisteraars, dan
is dit een triomf van het geloof, op de wereld
behaald.
Maar nu is 't ook al weer een uiterst teedere
en zware taak, hier het geoorloofde van het
zondige te onderscheiden.
Dezelfde radio-uitvinding kan ook oorzaak
zijn, dat de wereld met haar invloed doordringt
in gezinnen, waar de Christus als Koning wordt
geëerd.
Zeer groot is het gevaar, dat de strijder zelf
de nederlaag lijdt.
Maar, wanneer wij dit gevaar ernstig inzien,
zal het ons waakzaam maken.
We zullen bidden om meerdere werking des
Geestes.
We zullen bidden Heere, versterk, verdiep,
vermeerder ons het geloof.
Want dit is de overwinning, die de wereld
overwint, namelijk ons geloof.
Kruiningen. J. KOOLSTRA.
GEEN VERTEGENWOORDIGING BIJ
ANDERE KERKEN.
Op het agendum van de Gen. Synode kwam
een vraag voor van de Classis Breukelen, dat
de Synode haar afkeuring zou uitspreken over
officieele vertegenwoordiging van Gereformeerde
Kerken bij officieele gebeurtenissen in andere
kerkelijke instituten in Nederland, omdat dat
daardoor niet gediend wordt het streven naar
meerdere saamwerking van de belijders van den
Heere Jezus Christus.
Deze vraag werd toevertrouwd aan de Com
missie, die opdracht kreeg advies uit te brengen
over de voorstellen tot kerkelijke eenheid van
alle Gereformeerden en werd door deze Com
missie in haar rapport ook besproken. Toen we
dat rapport en de besluiten der Synode over
de eenheidsbeweging in de Kerkbode bespraken,
lieten we dit punt nog rusten, om het later af
zonderlijk ter sprake te brengen.
De Commissie meende toen aan de Gen. Sy
node te moeten adviseeren aan het verzoek der
Classis Breukelen niet te voldoen, omdat zulk
een afkeuring haars inziens 1°. niet noodzakelijk
was, omdat de verantwoordelijkheid voor zulk
een vertegenwoordiging kan en moet gelaten
worden voor de betrokken kerkeraden, en 2°.
ook niet wenschelijk was, omdat daardoor bij
den huidigen stand van zaken het streven naar
eenheid zeker niet wordt gediend.
Er was dus wel verschil van zienswijze bij
de Classis Breukelen en de Commissie der Gen.
Synode. Achtte de eerste die afkeuring juist be
vorderlijk aan het streven naar eenheid, de laat
ste oordeelde dat ze dat streven schade zou doen.
Op de Synode vond het voorstel der Com
missie niet veel instemming. Prof. Ridderbos
vreesde, dat als dat voorstel werd aangenomen,
men dat zóó zou uitleggen, dat de Synode heel
geen kwaad zag in dat zich vertegenwoordigen
bij officieele gebeurtenissen in een andere kerk
gemeenschap, en al oordeelde hij dat een
Synode zich niet over alles kan uitspreken
hij wilde toch wel zeggen, dat hij het heel ver
keerd vond. In denzelfden geest spraken zich
ook nog andere Synodeleden uit, terwijl de
praeses verder wilde gaan. Officieele vertegen
woordiging bij plechtigheden over en weer, is
z.i. ongeoorloofd en in strijd met de betuiging,
dat de gedeeldheid zonde is voor God. Het is
onoprecht. We kunnen bij plechtige gebeurtenis
sen moeilijk zeggen Uw kerk heeft geen recht
van bestaan Dat verbiedt de wellevendheid,
maar dan blijve men thuis. Anderen kunnen ook
naar ons geen deputaties zenden, indien men
eerlijk zijn kerkelijk standpunt handhaaft. Door
het niet-zenden van deputaties naar elkander
belijden we onze schuld.
De bespreking ter Synode had tengevolge, dat
deze conclusie naar de Commissie werd terug
gezonden, die toen met een andere kwam en
wel deze, dat wat betreft het verzoek van de
Classis Breukelen, dat de Generale Synode haar
afkeuring uitspreke over officieele vertegenwoor
diging van de Geref. Kerken bij officieele ge
beurtenissen in andere kerkinstituten in Neder
land, te antwoorden dat uit den aard der zaak
zulk een officieele vertegenwoordiging niet be
hoort te geschieden.
Deze uitspraak lijkt ons juist. Het is een feit,
dat er verschillende kerkelijke instituten naast
elkaar staan, die elk de pretentie voeren daar
ter plaatse de kerk van Christus te zijn. Dat
feit kan men zoo maar niet ongedaan maken
als feit moet men het aanvaarden. Wat dan
echter niet inhoudt, dat men dien toestand goed
keurt. Een kerk is wat anders dan een vereeni-
ging tot beoefening van den godsdienst. Als een
kerk dat was, zou men zich er over kunnen
verblijden, dat er in een groote plaats tal van
zulke vereenigingen waren en dan zou men bij
bijzondere gebeurtenissen jaarvergaderingen
of zoo bij elkaar op bezoek kunnen gaan.
Maar een kerk, die waarlijk kerk wil zijn, die
waarlijk van Christus wil zijn en leven in ge
hoorzaamheid aan Hem, die de Koning der Kerk
is, kan er niet zijn tenzij zij leven kan in de
vaste overtuiging, dat zij door Christus vergaderd
is en dat de instelling der ambten Zijn koninklijke
goedkeuring wegdraagt. Maar als zij daarvan
overtuigd is, dan kan zij niet meenen, dat de
Koning der Kerk in diezelfde plaats ook aan an
deren nog opdracht gegeven zou hebben om in
Zijn Naam kerkelijk op te treden. Één van
tweeën of zij behoort er niet te zijn en haar
overtuiging berust op een vergissing, of die an
dere kerk behoort er niet te zijn en haar bestaan
rust op een dwaling. Zoo moet men de zaak
zien, als men namelijk -nog eens zij dit her
haald met het woord „kerk" ernst maakt.
Er is maar één Koning der Kerk, dus kan er
op één plaats ook maar één kerk van dien
éénen Koning zijn. Zijn wij nu als Gereformeer
den overtuigd, dat onze kerken er zijn met de
koninklijke machtiging van den Heere Jezus
Christus, dan moeten we, om het kerkelijk besef
niet prijs te geven, durven zeggen, dat die andere
kerk geen recht van bestaan heeft. En die andere
kerk, wanneer zij ook waarlijk kerk wil zijn en
niet maar een groep van personen, die gods
dienstige stichting zoekt naar zijn smaak, en die
zich tevreden stelt wanneer men die stichting
ontvangt, die andere kerk moet ook zoo oor-
deelen. Maar dan is ook eenvoudig uitgesloten
dat men bij officieele gelegenheden naar elkan
der afvaardiging stuurt. Zou men toch bij die
gelegenheid uitspreken wat moest, dan zou men
moeten zeggen Gij, kerk behoort er niet te zijn.
Dat gaat natuurlijk niet. Dat zou met de be
leefdheid in strijd zijn. Maar dan blijft er niets
anders over dan dat men wegblijft. Dan helpt
men er tenminste niet aan mee, dat het kerkelijk
besef wordt ondermijnd. Dan maakt men zich
niet schuldig aan de zonde, dat men onvaste
zielen op een dwaalspoor helpt, omdat die uit
dat over en weer loopen de conclusie trekken,
dat het er eigenlijk niet toe doet tot welke kerk
men behoort, en dat een kerk maar een inrich
ting is tot bevrediging van zijn godsdienstige
behoeften.
En wanneer men meent, dat dit afwijzen van
een verzoek tot vertegenwoordiging bij een an
der kerkelijk instituut, schade zou doen aan het
pogen tot eenheid, dan vergist men zich toch.
Wat wij in het zoeken naar eenheid begeeren,
mag niet anders dan een waarachtige kerkelijke
eenheid zijn, en die wordt niet verkregen wanneer
we het besef van wat een kerk is, verzwakken,
maar juist als we dat handhaven. Niet dan,
wanneer we tot de conclusie komen dat onze
groep heel veel overeenkomst heeft met een
andere groep, zoodat we best één groep kunnen
gaan vormen. Bij zulk een vereeniging zou de
kerk weg zijn. En er zou niet veel noodig zijn,
of die ééne groep ging zich straks weer splitsen
wanneer men bemerkte dat de „ligging" bij allen
toch niet dezelfde was.
De ware éénheid zal eerst dan komen, als de
vraag op den voorgrond staatwat wil de
Koning der Kerk en als bij allen gevonden wordt
de begeerte om in gehoorzaamheid aan Hem en
aan Zijn Woord te wandelen.
We hopen daarom, dat alle onze kerken zich
zullen houden aan wat de Gen. Synode uitsprak,
dat zulk een vertegenwoordiging uit den aard
der zaak niet behoort te geschieden.
HEIJ.
ONS ZIEKENHUIS TE MAGELANG.
Wanneer wij dit neerschrijven ons zieken
huis te Magelang kunnen wij niet anders, dan
God groot maken vanwege Zijn leiding op ons
Zendingsterrein.
Het werk der medische Zending, nog niet zoo
lang geleden begonnen, groeit en wordt rijk
door God gezegend. Zendingscomité en Depu-
taten stonden indertijd voor een geweldige be
slissing, toen een besluit moest genomen worden
inzake de oprichting van een hospitaal, doch
Christus de Koning der Kerk maakte de
harten gewillig, zoodat ook door dezen arbeid
Zijn Koninkrijk komt.
Waar versterking der middelen geboden blijft,
dringen wij er bij alle kerkeraden in Zeeland op
aan, voortdurend te wijzen op het hooge belang
van en de noodzakelijke roeping tot het Zen
dingswerk, waartoe ook de medische dienst be
hoort.
De kerk, die Zending drijft wordt gezegend
en de oogst is in onze dagen zoo groot. Het zal
ons een blijdschap zijn steeds te mogen hooren
van uit de verte, dat de provincie Zeeland haar
roeping verstaat. Deze arbeid was ons lief ge
worden en heeft ons doen zien, wat God in
Magelang en omstreken wil doen door onze
Zendingsarbeiders en -arbeidsters.
Waar voortdurend contact met Indië ge-
wenscht en de inlichtingendienst van groote be-
teekenis is, opdat alles beter voor ons zou leven,
stellen wij de brieven uit Indië over het Zen
dingswerk op hoogen prijs.
Hierbij laten wij volgen een brief van Dr.
Dreckmeier
„Vanavond kom ik U weer eens iets meer
vertellen van het ziekenhuis dan in mijn laatste
brieven, die slechts korte toelichtingen waren
op de maandstaten. Laat ik beginnen met een
goede tijding. Wij hebben hier examen gehad
voor het personeel. De 9 candidaten, 4 leerling-
verpleegsters en 5 leerling-verplegers zijn tot
ons aller groote vreugde allen geslaagd. Het
heeft nog heel wat correspondentie gekost om
het eindelijk zoover te krijgen. In October vroeg
ik al de officieele toestemming tot opleiding
voor het gouvernementsdiploma. Om die te krij
gen moet het ziekenhuis aan bepaalde eischen
voldoen het moet niet al te klein zijn, de outil
lage moet voldoende zijn er moet een Euro-
peesche zuster aanwezig zijn voor de praktijk
opleiding er moet voldoende variatie zijn in den
aard der ziekten, met name moet er ook geregeld
geopereerd worden. Men wilde dus eerst de
statistiek van het eerste exploitatie jaar zien. Bij
de inzending daarvan kon ik er op wijzen, dat
wij inderdaad doorloopend veel ernstige zieken
gehad hadden, die het personeel ruimschoots ge
legenheid gaven, om de verpleegkunst te leeren
beoefenen. Eindelijk kwam in Mei de officieele
erkenning. Ongetwijfeld is daarbij van invloed
geweest, dat ik vroeger reeds enkele malen voor
dit examen heb opgeleid. Intusschen was ik
rustig doorgegaan met de cursus en zoo konden
in Augustus de candidaten aan de tand gevoeld
worden. Dat ik betrekkelijk haast gemaakt heb
met deze opleiding, heeft verschillende redenen.
In de eerste plaats heb ik bij de overname van
personeel van andere ziekenhuizen, die al vrij
ver gevorderd waren, mij zedelijk verplicht ge
voeld hen in de gelegenheid te stellen niet al te
ver achter hun kameraden aan te komen met
dit examen. Dan is ook te verwachten, dat het
aantal bevallingen hier in den loop van enkele
jaren zoo zal toenemen, dat ik vroedvrouwen
zal noodig hebben. Thans krijg ik wel eens hulp
van Javaansche vroedvrouwen uit de plaats zelf,
die echter meest getrouwd zijn en daardoor vaak
verhindering hebben. Ik kan nu binnenkort zelf
met de opleiding voor vroedvrouw beginnen
voor de meisjes, die zoo juist examen hebben
gedaan. In Indië is namelijk het mantri-verpleeg
ster-diploma vereischt om als leerling-accou-
cheuse te worden ingeschreven. Over een jaar
zijn deze meisjes al heel bruikbare helpsters en
over 2 jaar mogen zij examen doen en mogen
dan zelfstandig werken.