FEUILLETON
KENTERING.
Wat zal die besliste beginselstudie dan thans
noodzakelijk worden, nu de kerk der toekomst
niet maar een verdraagzame problemen stellende
en weifelende wereld tegen zich krijgt maar een
onverdraagzame, harde, gedisciplineerde geest
van totale overgave aan het beginsel.
Kwam het vroeger voor, dat we met een man
van de wereld op verschillend terrein goed kon
den samenwerken, omdat hij alhoewel 's Zon
dags ongeloovig en onkerkelijk overigens zich
voegde naar de Christelijke grondslagen van ons
volksleven nu zal de tegenstelling zich meer
en meer toespitsen op elk levensgebied.
De communist staat niet meer eerbiedig stil
onder 't gebed in den gemeenteraad, zooals de
atheïst-liberaal allicht nog deed uit eerbied voor
„anders-denkenden".
En de „Duitsche Christen" kan niet meer dul
den, dat de kerk niet ondergeschikt aan 't staats
belang zou zijn en dat het Oude Testament Gods
Woord wordt genoemd. Een „stil en gerust le
ven" zooals onze Gereformeerde Kerken in
Nederland genieten onder bescherming onzer
Overheid, dat zou bij den Duitschen Christen
een gruwel zijn.
De geest dezer eeuw weet wat hij wil en
maakt zijn belijdenis beslist en consequent voor
alle terrein des levens. En de belijders van deze
beginselen doen er desnoods moorden voor.
't Zijn ook veelal kerels die aan de fronten in
den oorlog den dood dagelijks onder de oogen
hebben gezien.
Zullen dan ónze jonge menschen, zoowel de
meisjes als de jongens, ook weten wat ze be
lijden
Dan moeten ze de beginselen onderzoeken met
belangstelling en biddend. Dan moeten ze el
kander daarbij helpen door gezamenlijk de be
ginselen te bespreken.
Daarvoor dienen onze Jeugdorganisaties.
Meer dan ooit zijn ze noodig.
De Heere gaf aan duizenden, die nu in den
vollen strijd staan, volgens hun eigen getuigenis
een heerlijken zegen door de Gereformeerde
Jeugdvereenigingen.
Moge Hij niet gedenken onze zonden ook
in het Vereenigingsleven maar in Zijn ont
ferming over het Overblijfsel der Christenheid
nóg voortgaan te zegenen.
Ook de Zeeuwsche jeugd.
Er is een breede schare der Christenheid, die
in de vorige periode geestelijk overspel bedreef
met den „verdraagzamen" geest der eeuw en
die daarom door de wereld werd meegeteld.
Thans komt tot hen de beslissende vraag
Ipuig U volledig voor den beslisten geest dezer
eeuw en verloochen Christus voor de „gemeen
schap" van de Marxisten of voor den Staat der
Nationaal-Socialisten.
Moge dan het besliste neen van het „Over
blijfsel" nog vele halve Christenen redden van
het verderf, dat hen bedreigt.
Geve de Heere zoo tegenover een besliste
wereld een besliste „kerke Christi" in de ko
mende jaren.
HEIJ.
Ds. H. W. LAMAN. f
De emeritus-predikant van de Gereformeerde
Kerk te Assen Ds. H. W. Laman, werd 6 No
vember j.l. door zijn Zender opgeroepen.
Oud werd hij niet. In 1870 geboren, bereikte
hij den leeftijd van drie en zestig jaar. 29 jaar
was hij Dienaar des Woords, zoodat hij reeds
spoedig zijn ambt moest neerleggen.
Dat wij zijn overlijden in de Zeeuwsche Kerk
bode in het bizonder vermelden, vindt hierin zijn
oorzaak, dat Ds. Laman twee gemeenten in de
provincie Zeeland heeft gediend. Als candidaat
vertrok hij naar Kruiningen, welke standplaats
hij na 4 jaar verwisselde met Zierikzee.
Met dankbaarheid gedenkt men aldaar den
arbeid van dezen begaafden, vromen herder en
leeraar, die de schriften wist uit te leggen en
den Christus Consolater predikte in al Zijn rijk
dom.
Bovendien was hij een predikant, wiens penne-
vruchten door velen, ook hier in Zeeland gaarne
gelezen werden.
Een stuk van Ds. Laman sloeg in. De ernst
en de liefde spraken den menschen toe. Hoe
kon hij ée jeugd wijzen op de heiligheid van de
lente des levens.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat de
kerk van Assen, die dit jaar ook moest verliezen
haar dienstdoenden predikant Ds. T. Gerber,
gebouwd is door hem, versierd met zulke groote
gaven.
30)
Echter moest hij toegeven, dat hij in deze
zaak bepaald gehoord werd. Hij had zich mogen
verdedigen en de tegenspraak was niet uitge
bleven. Een kort dispuut was er ontstaan.
Tenslotte was den predikant een week tijd
gegeven, om nader de gestelde vragen inzake de
gezangenkwestie te beantwoorden. Hij was van
plan, een uitvoerige schriftelijke verdediging van
zijn handelwijze te geven. En daarna moest weer
afgewacht, wat het provinciaal kerkbestuur zou
doen.
Op een vraag van Schoonoort, of hij rekende,
althans hoopte op een milder vonnis dan dat der
classis Onderdendam, moest dominé De Cock
het antwoord schuldig blijven. Hij hoopte steeds,
dat hem recht zou worden gedaan, maar sinds
lang was de twijfel zijn hart binnengeslopen
recht zou hij niet verkrijgen men zou niet rus
ten vóór men hem onmogelijk had gemaakt.
De haat woelde en werkte. Die was de onder
grond van alles. Men was in staat, alleen om
hem te treffen, dat wilde zeggen, om de Gere
formeerde leer te treffen, aan de reglementen
zulk een uitleg te geven, dat hij ten allen tijde
veroordeelbaar was. Maar hij zou tot het laat
ste volhouden.
Nog steeds drong het getier van buiten tot
het kleine gezelschap door. En Tamerling, even
loerend, zonder opgemerkt te worden, wist te
God wil zich door menschen verheerlijken.
Moge de arbeid van Ds. Laman ook voor de
Zeeuwsche Kerkbode, waarvan hij vroeger een
der redacteuren was, voor velen ten zegen zijn
geweest.
Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven.
De Heere trooste de achterblijvenden.
M. SCHEELE.
PREDIKING MET NABESPREKING.
De Geref. Kerk in H. V. te Rotterdam heeft
proef genomen met een prediking met nabespre
king.
Nadat de dienst op de gebruikelijke wijze be
ëindigd was, en degenen die de bespreking niet
wilden bijwonen, waren heengegaan, kwam
de predikant, thans niet meer in toga doch
in jaquet in de kerkzaal terug en nam voor het
spreekgestoelte plaats. Ruim de helft van de
toehoorders was nog aanwezig. Vier aanwezigen
hebben eenige opmerkingen gemaakt, vragen ge
steld of eigen kijk op het behandelde ten beste
gegeven.
De predikant had er op gewezen, dat het niet
de bedoeling was debat te voeren. Allen hielden
zich aan het in de preek behandelde en de do
minee sprak er aan het eind zijn vreugde over
uit, dat het mogelijk was gebleken deze bespre
kingen in broederlijke trouw en liefde met elkaar
te houden.
Een Hervormd predikant te Den Haag heeft
het Rotterdamsche voorbeeld nagevolgd.
Ongetwijfeld zit er iets aantrekkelijks in zulk
een nabespreking.
Dat de preek in toga uitgesproken, en de na
bespreking in jaquet geleid werd is goed gezien.
„De bediening des Woords in de vergadering
der gemeente draagt een ambtelijk karakter. Zij
komt tot de gemeente met Goddelijk gezag. De
dienaar spreekt het Woord in den naam des
Heeren."
Aan dit karakter o.a. door Prof. Hoekstra
van de prediking gegeven, is ook de Rotterdam
sche predikant blijkens zijn symbolische toga
aflegging trouw willen blijven.
Tegen het stellen van vragen, zelfs tegen het
ten beste geven van eigen kijk op een tekst is
op zichzelf geen bezwaar.
Het zijn de slechtste Zondagavonden niet,
wanneer er ten huize van den dominee nog eens
over de preek wat nagepraat wordt en allicht
heeft een trouw kerkbezoeker met een goed ge
heugen, over den behandelden tekst dezen of
genen dominee eens een andere verklaring hoo-
ren geven, waaruit de bovenbedoelde „eigen
kijk" meestal te verklaren valt.
Zelfs is de preek met discussie lang zoo nieuw
niet als ze lijkt.
In de Hollandsche vluchtelingen kerk te
Londen hield Joh. a Lasco een dubbele profetie:
een populaire voor het volk en een wetenschap
pelijke tot opleiding van predikanten. De eerste
werd Donderdags gehouden en was een soort
bespreking en beoordeeling der predikatie van
den vorigen Zondag.
Aan die discussie werd echter niet door ieder
deelgenomen. Enkele beproefde mannen stelden
aangaande de Zondags gehoorde prediking
enkele kwesties en tegenstellingen voor, waar
door de gemeente gesticht, de ketterijen geweerd
en de predikanten tot voorzichtigheid aange
spoord werden.
Het is echter merkwaardig, dat reeds het
Convent te Wezel in 1568 van dien vorm van
profetie niets moest hebben. Art. 18 verklaart:
Die vorm van profetie, die onlangs is opgeko
men (dit zag o.a. op de Londensche gewoonte)
en bestaat in vragen en antwoorden, oordeelen
wij dat in alle gevallen te vermijden is, daar hij
afwijkt van het voorschrift van Paulus en dik
wijls aanleiding geeft tot twisten en oneenig-
heden.
Dat dunkt ons nu ook het groote bezwaar
tegen de Rotterdamsche „nieuwigheid".
Zelfs de stille pastorie op Zondagavond ziet
de navraag meer dan eens ontaarden in een dis
cussie, waar het hoofd heet en het hart koud
bij wordt.
Mene, mene, tekel, gewogen en te licht be
vonden, is het oordeel dat dominee na het ver
trek zijner knappe toehoorders op de wanden
van zijn huiskamer over zijn gehouden preek
niet zoo zelden kan zien vlammen.
En de lofredenaars zijn bijna nog gevaarlijker,
als ze in getale op bezoek zijn.
Veel gevaarlijker wordt het wanneer wij die
discussie aanstonds na de preek en dan nog wel
in de kerk zelf doen plaats vinden.
vertellen, dat de menigte eerder grooter dan
kleiner geworden was, terwijl er nog meer stu
denten te paard bijgekomen waren.
,,'t Staat fraai voor aanstaande dominé's", zei
Dijkstra bitter.
Wel wist niemand, of men met studenten in
de theologie te doen had, maar het vermoeden
in die richting was heel sterk, daar vrij zeker
in die kringen veel over den rebelschen predi
kant van Ulrum gesproken werd. Daarvoor zou
Prof. Hofstede de Groot wel zorgen, die zijn
opvolger in Ulrum, zooveel hem mogelijk was,
dwars zat.
„Als predikanten handelen, zooals zij hande
len, wat kan men dan van studenten verwach
ten, Dijkstra vroeg dominé De Cock. „Deze
scheldpartij doet pijn, maar bedenken wij, dat
onze Heiland ontzaggelijk veel meer geleden
heeft. Dit deert mij niet. De schande komt op
de hoofden der bedrijvers zelf neer."
Nog eenige oogenblikken bleven zij in ge
sprek, maar toen oordeelde Dijkstra, dat het
tijd werd, naar Smilde terug te keeren.
„We doen je uitgeleide tot het Sterrebosch,
Dijkstra", zeide dominé De Cock. „De Heere
alleen weet, hoe jullie medeleven door mij wordt
gewaardeerd. Hij zal het jullie vergelden."
Er kwamen protesten. Dominé moest dat ge
tier buiten eens hooren En de vrouw van Ta
merling smeekte hem, in haar veilige woning te
blijven, tot de avond gevallen was.
De predikant was niet te vermurven.
„Neen, neen, we brengen de broeders uit
Smilde tot het Sterrebosch. Ik stel hun komst
te zeer op prijs. Bovendien, zouden zij door het
Dat deed ook a Lasco niet.
Al te zeer komt daardoor het ambtelijk gezag
der bediening in 't gedrang.
Dominee kan zijn toga wel afleggen, maar als
het goed is moet de gemeente uit die toga
stemming, zeker niet zoolang ze nog in de kerk
is, weggerukt worden.
O.i. doet het aan de wijding van verkeerd te
hebben onder de majesteit van Gods Woord,
van verkeerd te hebben in het midden der ge
meente waarin de Heere met zijn volk samen
kwam doet het aan de stilheid, waarmee de
woorden der wijzen en is Gods Woord niet
dat van den hoogsten Wijze moeten aange
hoord worden juist groote schade wanneer we
als dominee voor de nog verzamelde groep der
geloovigen met diezelfde authoritatieve preek
van zooeven, doch nu als voorwerp van discus
sie in ons huisjasje treden.
Ongetwijfeld kan elke dominee veel van zijn
gemeente leeren. Er zijn in elke gemeente zeer
ervaren, zeer wijze en ook wel dikwijls zeer
schrift-geleerde menschen, die hem noodzaken
zich te corrigeeren, zich te verdiepen en zich
voortdurend rekenschap te geven van de moei
lijkheid goed onderwezen geloovigen in de waar
heid te onderwijzen.
De predikanten, die met verhoogde kleur op
de wangen hun vroegere preeken nog eens na
lezen zijn lang niet zoo zeldzaam.
Zij verwonderen er zich over, dat op eigen
zwak werk nog zooveel zegen geschonken werd.
Maar waar we niet aan tornen moeten, en
wat we niet in gevaar moeten brengen, dat is
het karakter van den dienst des Woords.
En dat karakter wordt wel zeer ernstig aan
getast wanneer we de preek in toga uitgesproken,
op staanden voet, nog in het kerkgebouw zelf
prijsgeven als voorwerp van een bespreking, die
ook bij de beste verstandhouding van alle leden
tot hun predikant, en bij volstrekte afwezigheid
van eigenwijze menschen die graag zich zeiven
hooren, reeds in Rotterdam verliep tot het stel
len van een eigen kijk naast dien van den Die
naar des Woords.
Predikatie bedoelt niet te geven een kijk op
de Schrift, maar ontvouwing, opening der Schrift.
Nauwelijks hadden onze vaderen ingezien wat
de prediking in haar karakter moest zijn, of ze
lieten zelfs Johs a Lasco's goede bedoeling varen
en waarschuwden „Profetie in vragen en ant
woorden bestaande moet in alle gevallen ver
meden worden".
't Lijkt me niet goed er weer mee te beginnen.
Zaandam. VAN DIJK.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, November 1933.
Tegenwoordig wordt mij nog al eens de
vraag gesteld „Wat is toch eigenlijk de
Buchman-beweging, waarover in den laatsten
tijd zooveel te doen is Gaarne wil 'k daarover
iets zeggen in onze Kerkbode, ook al is dit een
beweging die, voorzoover 'k kan nagaan, in
Zeeuwsch-Vlaanderen nog geen aanhangers
heeft. In 't algemeen is 't een reveil-beweging,
die ten doel heeft ('k haal de woorden aan
van een voorstander): „een zoo groot mogelijk
aantal menschen tot persoonlijke en positieve
gemeenschap met Christus te brengen. Voor-
loopig is het doel in iedere kerk een groep men
schen te krijgen, voor wie deze nieuwe of ver
nieuwde ervaring van Christus' verlossing de
stuwkracht van hun leven is geworden."
De beweging wordt genoemd naar den be-
kendsten vertegenwoordiger Buchman. 't Is hier
gegaan zooals 't vroeger is geschied. Luther
heeft gewaarschuwd noem de kerk der refor
matie nooit naar mijn naam Toch spreken we
steeds van „Luthersche" kerk, trouwens de
kerk, die Luthers beginselen is toegedaan, noemt
zichzelve zoo. De voorstanders van deze nieuwe
reveil-beweging noemen zich liever niet met den
naam van een leider. Men kan (zeggen zij) den
meesten van dezen arbeid vergeten, omdat de
ware Leider Christus is, die in alle geloovigen
leeft als de Heilige Geest. Daarom is ieder tot
leider geroepen. Sterk wordt nadruk gelegd op
het algemeen priesterschap der geloovigen. 't Is
daarom beter te spreken niet van de Buchman-,
maar van de Oxford-Groepenbeweging.
Frank Buchman (hij is afkomstig van een
Luthersche Duitsch-Zwitsersche familie) werd
in 1878 in Noord-Amerika geboren. Als predi
kant min of meer gedésillusioneerd trok hij naar
Engeland, waar hij (in 1908) in een dorpskerkje
getroffen werd door een eenvoudige maar krach-
grauw worden beleedigd en bespot en wij hier
rustig blijven zitten
„Dan stappen we op", zeide Dijkstra resoluut.
„Maar nog één woord, dominé. Ik zal ze laten
schelden en tieren en razen. Maar als de kerels
ons mochten aanpakken, dan behoeven we dat
niet te dulden. We mogen ons verdedigen. En
dan sla ik er op."
De predikant van Ulrum glimlachte. En hij
zag naar de robuste gestalte van Dijkstra met
zijn stevige knuisten, die in staat waren tien
man neer te slaan.
„Het zal wel bij tieren en schelden blijven,
Dijkstra. We loopen rustig door, zeggen niets
tot hen, die ons volgen. Dan is er geen aan
leiding, ons aan te vallen. Vergeet niet, dat alles
wat wij doen, ook al handelen wij uit noodweer,
ten onzen nadeele zal worden uitgelegd."
„Houd je knuisten in bedwang, Dijkstra",
zeide een uit Smilde. „Je maakt het er veel min
der mee. Laat ze schelden. God zal niet toela
ten, dat men dominé letsel toebrengt."
Het gezelschap vertrok.
Een oorverdoovend lawaai steeg op, toen de
mannen buiten kwamen en in die groepjes, zoo
dicht mogelijk bij elkaar men kon nooit we
ten, wat er zou gebeuren in de richting der
Heerestraat liepen.
Weer werden zij op den voet door het grauw
gevolgd. Daaronder bevonden zich ook vrou
wen, die de meest liefelijke scheldnamen be
dachten.
„Arme menschen toch. Zij weten niet, wat zij
doen. De Heere moge het hun vergeven."
De „optocht" ging door de straten, den Heere-
tige Evangelieprediking. „Gedurende de preek"
't zijn Buchmans eigen woorden -„zag ik
ineens als in een visioen een kruis op eenigen
afstand voor mij oprijzen, en tusschen mij en
den Gekruisigde was 'n breede en diepe afgrond.
Op 't zelfde oogenblik werd ik er mij van be
wust, dat deze afgrond slechts door den Ge
kruisigde zelf overbrugd kon worden. En terwijl
ik dit bekende, verdween de chaos in mijn geest."
Van dit oogenblik af aan kent hij geen ander
ideaal dan het Evangelie des kruises te prediken,
trekt hij van land tot land om degenen, die van
het Christendom vervreemd zijn, onder den zegen
des Heiligen Geestes tot persoonlijk Christelijk
geloof te brengen. Op het persoonlijke in het
geloofsleven legt hij den nadruk. Ook moeten
we, wanneer we anderen tot Jezus willen bren
gen, persoonlijk met zoo iemand spreken en in
vertrouwelijk gesprek het hart zoeken te openen.
Een massale meeting, een grootsche conferentie
zal niet brengen wat verwacht kan worden,
wanneer we persoonlijk contakt zoeken met den
enkelen mensch, zooals Jezus vroeger deed.
Vandaar de in dezen kring gehouden „house-
parties" besloten bijeenkomsten gedurende
eenige dagen van menschen, die met elkander
bidden, vrij spreken over hun geestelijke er
varingen, over hun strijd tegen de zonde, over
hun nederlagen en overwinningen, over de bi-
zondere leiding des Geestes in het leven (ook in
de dingen van het dagelijksche leven).
In 1918 werd de eerste „house-partij" gehou
den in Midden-China. Later (1921) kwam 't tot
het vormen van „house-parties" te Cambridge
en Oxford. In Oxford vooral won de beweging
aan invloed, zoodat een sterke groep ontstond
en (zooals we reeds zeiden) de geheele beweging
wordt geheeten Oxford-Groepenbeweging.
Groepenbeweging, omdat het doel iseen
groep bijeen te brengen en daarin de leiders te
vormen, die straks weer uitgaan en nieuwe groe
pen vormen.
Een belangrijk element in de beweging is ook
de instelling van de „quiet time", den „stillen
tijd" een korte tijd van stilte „om te luisteren
naar wat God ons te zeggen heeft door den
Heiligen Geest, om God tot ons te laten spre
ken".
Ook wordt er nadruk opgelegd, dat de Chris
ten de roeping heeft om het ontvangene door
te geven. Ieder Christen moet Christus-prediker
wezen. Wanneer godsdienst werkelijk de kracht
is, die ons leven draagt, dan moeten we voort
durend hetgeen ons geschonken is doorgeven.
Dan zijn we anderen ten zegen en verliezen we
zelf niet, hetgeen we kregen, maar wordt ons
eigen leven verrijkt.
Deze beweging, die als haar grondbeginselen
de beginselen van den Bijbel belijdt, heeft zich
snel uitgebreid in Engeland, Amerika, Zuid-
Af rika, later ook in Nederland (ook in Oost-
Indië), in Duitschland en Zwitserland. Baron
G. van Wassenaar van Catwijk treedt in Neder
land als voorstander van deze beweging op den
voorgrond.
Wat nu van deze dingen te zeggen
Op de laatstgehouden Predikantenconferentie
bleek bij de bespreking van het referaat over
„De Buchman-beweging" veel verschil van mee
ning over de beteekenis van deze beweging en
over onze houding tegenover haar.
Sommigen hadden veel kritiek en weinig waar
deering, anderen hadden hooger verwachting van
deze beweging, nog anderen wilden liever met
hun oordeel wachten tot zij in nauwere aan
raking met haar waren gekomen.
Ongetwijfeld zijn er bezwaren. Het heeft wei
nig zin die tegenover Gereformeerde lezers naar
voren te brengen. Liever wijs 'k op enkele din
gen, waar deze beweging den nadruk op legt,
en die wij te veel vergeten. Allereerstwij be
lijden dat alle geloovigen een ambt hebben. Wat
komt er in de praktijk van het ambt aller ge
loovigen terecht? Wordt door ons niet te weinig
verstaan, dat niet alleen de predikant het Evan
gelie heeft te brengen, maar elk gemeentelid de
roeping heeft door woord en wandel Jezus
Christus te prediken Zou er onder ons niet
meer gelet moeten worden op dat „doorgeven"?
Opdat ons eigen geestelijk leven zich ontplooie
en we anderen tot steun en zegen zijn
Is alles bij ons niet wat „massaal" geworden
en verkommert de ziel van den enkeling niet
Heeft ons het persoonlijke in deze beweging niet
iets te zeggen
Voortswanneer en waar wordt in onze
kringen, wanneer de Christenen in gezelschap
bij elkander zijn, nog gesproken over het hart
van het Evangelie, over Christus, Zijn werk,
Zijn heil
Ik bedoel niet over de preek en over de pre-
weg op. En de politie zag toe, zelfs zonder een
woord van waarschuwing te doen hooren. De
studenten, die den grootsten schik hadden in het
tumult, dat door hen, zeer duidelijk zichtbaar,
werd geleid, drongen op hun paarden steeds
driester op.
„Zoo, ben jij nou De Cock van Ulrum.
Schaam je je niet, zoo de kerk in opstand te
brengen Je bent me wel een waardig discipel
van onze Universiteithoonde één der stu
denten.
Dominé De Cock gaf geen antwoord, hoewel
hij neiging gevoelde, stil te staan en den smader
te antwoorden.
Hij wist niet wat beter was iets zeggen of
zwijgend doorloopen.
Vlakbij den Heereweg bemerkte Schoonoort,
dat eenige studenten de hoofden bij elkaar sta
ken en een afspraakje maakten.
„Zij voeren wat in hun schild", fluisterde hij
Dijkstra toe.
„Ik bemerk het ook. Laten wij ze goed in de
gaten houden."
Al spoedig werd de toeleg duidelijk. De on
verlaten, door alles heen, hadden den opzet,
dominé De Cock onder de paardenhoeven te
doen vertreden Onstuimig drongen zij op een
gegeven oogenblik op. Maar Dijksrta, die
met argusoogen hun bewegingen had gadegesla
gen, was hen vóór.
(Wordt vervolgd)