No. 46 Vrijdag 17 November 1933 47e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEI] TE KOUDEKERKE cn Ds, D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 VOORNEMENS. Want ik heb mij niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Chris tus en die gekruisigd. 1 Cor. 2:2. Een mensch leeft van plannen. Houdt hij met plannenmaken op, zeg dan ook maar, dat hij met het leven heeft afgedaan. Maar hoeveel voornemens brengen het niet verder dan 't uur der geboorte. Wat zijn er 'n ijdele en vruchtelooze plannen Zoo nu is 't met het voornemen van Paulus, waarvan hij in zijn brief aan de Corinthiërs schrijft, niet. Ware 't louter een voornemen ge bleven, zonder meer, het aanschijn der chris telijke kerk zou er heel anders hebben uitgezien. Daarvoor is Paulus Paulus, enGod God, dat zijn voornemen om niets dan Jezus Christus en die gekruisigd te willen weten in een daad, in een levenswerk, in een apostolisch monument van genade en energie is omgezet. 't Kan wel wonderlijk loopen met een mensch. Hij kan op een weg komen, waarvan hij niet gedroomd, dien hij zelf met volle bewustheid niet gewild had. Misschien hebt gij 't ook ondervonden „Als God werkt, wie zal het keeren Oorspronkelijk waren de voornemens, de be ginselen en idealen van dien vurigen jongen man uit Tarsen heel iets anders. Toen hij getuige was van Stefanus' dood had hij een welgevallen in den ondergang van dezen eersten bloedgetuige van Jezus Christus. Niet uit bloeddorst. Maar om zijn joodsche harts tocht voor wet en tempel en voor alwat hij aan de voeten van Gamaliël had geleerd. En dat hij 't bij gevoelens en voornemens niet liet, toont hij wanneer hij den hoogepriester brieven vraagt om te Damascus den besmettings haard van dien Nazarener te gaan uitroeien. Dat was zijn oorspronkelijk voornemen dus in volstrekte tegenspraak met het voornemen, waarvan zijn brief getuigt. Hoe kan dat Omdat God de Heere óók Zijn voornemens heeft. Paulus ziet 't later met klare oogen, en dan schrijft hij aan de gemeente van Rome „Den genen die God liefhebben, moeten alle dingen meewerken ten goede n.l. dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn". Dacht ge, dat uw leven hangt aan de dunne draad van het toeval Of zijt ge zóó diep in de belijdenis der twintigste eeuw doorgedron gen, dat ge achter alles het ijzeren noodlot, de onontkoombare noodwendigheid zonder meer ziet staan Goddank, wanneer wij door de ge nade en de liefde van onzen Heere Jezus Chris tus, als een Saulus van Tarsen, Gods voor nemen onze natuurlijke voornemens zien kruisen en kruisigen Jezus komt voor dien hartstochtelijken min naar van wet en tempel en jodendom staan. Zijn oog ziet in Saulus' oog, ziet in zijn ziel. Zijn woord snijdt hem door de consciëntie „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij Saulus van Tarsen breekt. Zijn eigen gerech tigheid breekt. Zijn haat tegen den Gekruiste breekt. Alles wat hem tot dusverre vasthield en zekerheid aan zijn innerlijken mensch gegeven had, breekt. 't Is een ruïne. Een puinhoop van menschelijke idealen, voornemens en verdiensten. Maar op dat puin bouwt Jezus een nieuw huis. Nieuwe begeerten. Nieuwe idealen. Nieu we voornemens. Nieuwe toewijding. Nieuw levenswerk. „Niet iets te weten onder u dan Jezus Christus en die gekruisigd." De gekruiste, de gevloekte, de gehate Hij wordt zijn Middelaar en Borg. Zijn bloed Sau lus' reiniging. Zijn offerande Saulus' gerechtig heid. Zijn dood Saulus' leven. Dat kruis, door hem gehaat en vervolgd, wordt nu de wijsheid en de kracht van zijn prediking. Dat is zijn voornemen. Dat is zijn werk. Waarlijk, „het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods". Gij hebt een voornemen. God heeft Zijn voornemen ook. Rust niet, voordat ge zeggen kunt, dat het uw voornemen is Jezus Christus en die gekrui sigd te weten en te dienen. Dan komt de lichte, glorievolle dag, dat ge in het eeuwige liefdehart des Drieëenigen blikt, en ontdekken moogt, dat uw voornemen niets anders is dan het afschijnsel van Zijn eeuwig voornemen. „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad." Kruiningen. J. KOOLSTRA. PUBLIEKE EERBAARHEID. In het program van beginselen der antirevolu tionaire partij wordt, in art. XIV, gezegd, dat op de Overheid de plicht rust om te waken voor de publieke eerbaarheid op den weg en in pu blieke plaatsen. Met de publieke eerbaarheid nu ging het in de laatste jaren zienderoogen en op ontstellende wijze achteruit. Het werd, met name aan het strand, zóó erg, dat zelfs vrijzinnige bladen er op begonnen aan te dringen, dat de Overheid maatregelen zou nemen om aan de ongerechtig heden paal en perk te stellen. Van onze tegenwoordige regeering, die op staatkundig terrein belijdt de eeuwige beginselen, die ons in Gods Woord zijn geopenbaard, mocht verwacht, dat zij zich haar roeping hier bewust zou zijn en haar plicht zou verstaan en vervullen. Het wekte hier en daar zelfs al eenige ver wondering, dat niet aanstonds door haar met kracht werd opgetreden tegen het kwaad van de publieke oneerbaarheid, omdat daardoor de zedelijke kracht van ons volksleven op zoo allerbedenkelijkste wijze werd aangetast. Met blijdschap namen we dan ook kennis van het schrijven, dat Minister de Wilde zond aan alle gemeentebesturen, waarin hij op dat waken voor de publieke eerbaarheid aandringt. Om het belang, dat we in deze zaak zien, nemen we dat hieronder in z'n geheel op. Vooraf maken we echter nog een enkele op merking in aansluiting met een polemiek, die we over deze zaak voerden met één van de redacteuren van het Leidersblad. Over den eisch van publieke eerbaarheid was geen verschil maar wel over wat daaronder moest worden verstaan en hoe kon uitgemaakt worden, wat nu wel en wat niet eerbaar was. Ons werd zelfs de eisch gesteld, dat wij in centimeters eens zouden op geven de maten van wat als eerbare kleeding zou kunnen aangemerkt worden. Onze eenvou dige oplossing: de kleeding tot den hals gesloten, de mouwen tot over de ellebogen, de rokken tot ver over de knieën en kousen aan werd ge negeerd. Wij moesten maten geven in centi meters. Als we aan die polemiek denken, dan vreezen we, dat door verschillende gemeentebesturen op allerlei wijze gepoogd zal worden, het schrijven van den Minister krachteloos te maken. Maar daarom spreken we ook de hoop uit, dat de Minister dan middelen zal vinden om te berei ken, dat zijn aanschrijving aan de gemeente besturen ook effect heeft en dat in de gemeente besturen alle mannen van Christelijke belijdenis hier hun roeping zullen verstaan en vervullen, ook wanneer zij en dat is wel te voorspel len daarom zullen bespot worden. Het mag maar niet blijven bij een schoon gebaar. Ten bewijze, hoe de tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken, met ernst en wijs heid deze zaak heeft aangevat laten we hier dan zijn aanschrijving volgen. „In den afgeloopen zomer hebben zich op vele plaatsen excessen geopenbaard in het strand en badleven en bij de beoefening van de water sport. De excessen bestonden voornamelijk hier uit, dat personen zich in het openbaar vertoon den in een kleedij welke den toets zelfs eener zeer gematigde critiek op het punt van welvoe glijkheid niet kon doorstaan. Zulks schept het gevaar, dat de grondslag wordt gelegd voor een steeds meer om zich heen grijpende zedenver wildering. In het algemeen is daartegen onvoldoende opgetreden. In verschillende gemeenten werd aan de be staande voorschriften op grond waarvan onwel- voegelijke kleeding kan worden geweerd, niet of niet voldoende de hand gehouden, in andere gemeenten werd verzuimd zoodanige maatregelen te nemen. De Regeering ziet met zorg deze hoezeer wellicht aan mode onderhevige en dus tijde lijkeontwikkeling tegemoet en meent niet te mogen nalaten ernstig te wijzen op de gevaren- niet het minst voor de opgroeiende jeugd, ver bonden aan een vrijheid van opvattingen omtrent betamelijkheid van in het openbaar te dragen kleeding, die op zich zelf reeds als een exces ipoet worden beschouwd dan wel rechtstreeks aanleiding geeft tot excessen. Gezorgd dient te worden, dat de jeugd, waarin prachtige opbouwende elementen en ideëele gtroomingen werken, in de maatschappij kenmer ken van beheersching en zedelijke orde aantreft. Zij is van oordeel, dat hier allereerst een taak te vervullen is voor de plaatselijke overheids organen, aan wie het stellen en handhaven van regelen betreffende openbare orde en zedelijk heid is opgedragen. Deze toch zijn het best in Staat, zoodanige regelen te doen aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden. De Regeering vertrouwt dat Uw bestuur reeds thans, nu de gelegenheid tot het treffen van de noodige maatregelen nog ruimschoots bestaat, ^ijn bijzondere aandacht aan dit onderwerp zal jijden en het noodige verrichten opdat niet al leen de mogelijkheid tot het tegengaan van ex cessen wordt geschapen (strafverordeningen, concessies enz.) maar ook van de reeds bestaan de mogelijkheden daartoe méér dan tot dusver een daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt. In dit verband moge ik nog afzonderlijk gewag maken van een in den laatsten tijd toenemend Verschijnsel, de oprichting van z.g. natuurbaden, waarbij veelal de geldelijke voordeelen voor ?ene gemeente aan die oprichting verbonden, een niet onbelangrijken invloed op de beslissing uitoefenen. Ook te dezer zake moge hier een waarschuwend woord zijn plaats vinden en een aanmaning, om de zedelijke goederen welke hier op het spel staan, niet te verwaarloozen." HEIJ. JONG ZEELAND. De Contact-commissie uit de drie Gerefor meerde Jeugdbonden in Zeeland gaf weer een goed verzorgd propagandablad uit. In de verschillende bijdragen van A. Janse te Biggekerke, A. I. Catsman te Aardenburg, J. P. Kögeler, Ds. W. H. van der Vegt, G. de Ko ning te Rilland, Dr. K. Huizenga, Chr. de Bruin en Mej. C. H. Ludikhuize te Middelburg en Ds. Gansevoort te Gent, wordt nog weer eens met ernst gewezen op de groote beteekenis van den arbeid, voor en door onze jeugd, opdat onder hen de kennis der Gereformeerde beginselen worde vermeerderd en bewaard. De lezing daarvan bevelen we ten zeerste aan, niet alleen aan onze jonge menschen, maar ook aan hun ouders en aan de ouderen in 't alge meen. Ter kenschetsing en aanbeveling van het ge heel veroorloven we ons hier het hoofdartikel, door den heer A. Janse geschreven, over te nemen. Een besliste belijdenis der wereld en een besliste belijdenis der Kerk. 't Zal er niet gemakkelijker op worden voor de volgende geslachten van Gods Kerk als zij getrouw mogen blijven. De geestelijke stroomingen van onzen tijd worden met het jaar scherper en beslister en gaan alle terreinen des leven opeischen voor hun beginselen. De tijd ligt nog niet zoo heel ver achter ons, dat de algemeene zucht was: wat is waarheid Toen zei men zoo ieder mensch denkt er het zijne van en verder kan men niet gaan. Be denkt iemand dan de waarheid anders dan ik, dan is dat een „anders-denkende" en waarom zou ik nu mijn denken verheffen boven dat van een ander Men zag toen niet, dat de waarheid, evenals het recht, van God was en dat wij in ons denken en in ons richten ons moeten voegen naar Gods waarheid en naar Gods recht en in 't algemeen naar al Gods ordinantiën De getrouwe belijders van Gods Woord heb ben steeds tegenover deze verheerlijking van het „denken" der menschen gewezen op de Heilige. Schrift. Wat God zegt in Zijn Woord, dat was de waarheid. Daar kon men op aan. Dat was solide, betrouwbaar, vast omdat Degene Die daar spreekt de Waarachtige en Getrouwe is. Wanneer de Christenen dat zóó scherp be leden, dan kwam er wel eens vervolging. Denk aan de Afscheiding, de Schoolstrijd, de politieke strijd, de Doleantie en de strijd om de Vrije Universiteit. Maar overigens was de vijand niet zeer fel in het aangrijpen van de kerk. De wereld be schouwde immers de kerk ook vaak als „anders denkende" menschen, d.w.z. als menschen die zich ook wat „bedacht" hadden, omtrent de raadselen des levens en die ook even goed als de wereldling recht hadden op eerbiediging hun ner „bedenkselen" en „gevoelens". En als de „Christenen" dat goed vonden om als anders denkende menschen naast al die andere denkers meegeteld te worden, dan was de wereld zelfs meermalen zeer waardeerend voor die Chris tenen. Voor deze Christenen, die met het Woord Gods gingen staan naast de moderne weten schap of er zelfs onder had de wereld veel respect. Zoo was het vroeger. Ieder had het recht er het zijne van te bedenken. En vandaar de ver draagzaamheid voor „anders-denkenden" bij de wereld. Maar dat is thans aan 't veranderen. Er vaart een geest van radicale, besliste be ginselen door de jeugd van onze dagen. Men is dat halve en weifelende moe. Men weet weer wat men wil onder de leiders der opkomende geslachten. Mannen als Lenin en Mussolini en Hitier hebben duizenden van jonge harten in vlam gezet voor consequente belijdenis met de daad. En dézen hebben géén eerbied voor „anders denkenden". Zij hebben dien term eigenlijk uit hun woordenboek geschrapt. Zij kennen alleen maar waarheid en leugen. Voor een fascist (nationaal-socialisme) is zijn beginsel een wereldbeschouwing die op alle terreinen des levens haar eigen scherp belijnde woord spreekt en alle gedachten voor dat woord gevangen neemt. Mussolini heeft het gezegd, dat de nieuwe leer een wereldbeschouwing is en pas nog heeft Hitier het gezegd voor de duizenden te Neurenberg. En deze besliste geest dezer eeuw wéét niet van waardeering voor andere meeningen. Wan neer het er op aan komt, dan eischt hij ieder terrein des levens op voor zijn beginsel. Des noods met de vuist en het ruw geweld zoolang hij het Staatsgeweld niet heeft. Hij duldt geen propaganda van andere belijdenis dan de zijne. Zoo is 't ook met het Bolsjewistisch conse quent Marxistisch regiem in Rusland. Geen waardeering meer voor de gedachten van an deren, maar men zegt kras en felwat ik zeg is de waarheid, wat wij belijden zal de wereld van aanschijn doen veranderen en allen, die niet onze waarheid erkennen, zijn... leugenaars en moeten den mond gestopt worden. Zoo zien we, dat het voorloopig wel uit zal geraken met de gemoedelijke verdraagzaamheid tusschen Christenen en wereldgrooten, die el kaar als „anders-denkenden" beschouwden en respecteerden. Wat zal er van die slappe Christenen, die niet durfden zeggenzoo is het, want Gods Woord zegt het wat zal er van hen komen tegenover dien sterken geest dezer eeuw, die 't wél weet 't Is te vreezen, dat ze bij duizenden worden meegesleept zonder verweer. Hun Christelijke meeningen en „gevoelens" en „behoeften" kun nen geen weerstand bieden tegen de vaste vuist van den man van de daad, die op de tafel slaan de, zegtzóó is het en niet anders Zij stamelen ja, ja, 't is een „probleem", ik had gedacht of het niet zooen dan springt de besliste wereld op en roeptpraatjes, be denksels van 't systematiseerend verstand wij hebben de daad in 't volle leven, onze „leer" komt uit dat leven op. Tegenover deze beslisten staat alleen sterk die Christen, die geloovig betrouwt op Gods Woord. De Christen, die zeggen kan ik weet, dat het waar is want God Zelf heeft het in Zijn Woord gezegd. Dat is de kracht geweest van onze ouders in hun strijd tegen de goedige verdraagzame „we reld" om de Christelijke („onverdraagzame") school. Dat is ook hun kracht geweest tegen de halfbesliste Christenen, die graag als „anders denkenden" door de wereld werden gevleid. Zij, die getuigden in de wereld, dat het zoo was, zooals de Schrift zegt en dat alles zoo komen zal zooals de Schrift zegt en dat zij het zeker weten, wat de Schrift ons openbaart die Christenen hebben steeds moeten strijden. En zij hebben onze Jeugdvereenigingen bij de oprichting deze taak gegeven dat de jeugd de zen strijd ook zou leeren. Als de wereld over alle terrein des levens haar „meening" ten beste gaf, dan moesten de kinderen der kerk ook over alle terrein des levens de meening des Heiligen Geestes vragen. Dat moest geschieden door onderzoek, door beginselstudie, onder beproefde leiding en bij de bronnen, die de voormannen in dezen strijd ons gaven. Zoo is inderdaad een geslacht gekweekt, dat met den vijand beslist kon spreken in de poort. Dan paarden deze mannen aan het geloof ook kennis. En zoo moet het ook (2 Petr. 1:5).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 1