FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS* Het spijt me zeer, dat Q. N. dien ik niet per soonlijk ken, niet zakelijk heeft weten te blijven. Ik heb mijn stuk nog eens overgelezen en kan er bij geen mogelijkheid een openbare afstraffing van Ds. J. C. A. in vinden. Alleen heb ik gezegd Blijkens deze aanhalin gen zijn niet wij en het vrome volk de te goeder trouw misleide, maar moet men Ds. A. daarvoor houden, waarbij ik toch ook zijn vriendelijke onderstelling, dat het niet opzettelijk was, even vriendelijk heb herhaald. Ik kan me niet voorstellen, dat Ds. A. zelf zich over den toon van mijn stuk gekrenkt kan voelen. Wat nu de drie vragen betreftIk wil daar gaarne later op antwoorden. Maar Q. N. moge eerst verstaan, dat ik niet tegen Ds. Aalders gepolemiseerd heb over het onderscheid, dat hij maakt tusschen Bijbel en Woord Gods maar alleen over zijn argumenteeren uit Zondag VU, En om nu het te goeder trouw verleide volk aan welken kant het zich ook bevind hetzij bij ons of bij hem niet zijn houvast te laten verliezen, zou ik Q. N. of Ds. Aalders zelf wil len vragen Toon nu eerst aan, dat ik ondanks mijn aanhalingen uit Ursinus' Verklaring van zijn eigen woorden in Zondag VII toch vraag 21 niet in zijn geest heb uitgelegd, maar in pië- tistischen of veruitwendigd dogmatischen zin, en daarna wil ik dan wel zeggen, wat ik zelf over dat onderscheid denk. Ik vermoed, dat de Redactie van de Zeeuw- sche Kerkbode die terechtzetting door Q. N. of Ds. Aalders wel zal willen opnemen. In ieder geval is de zaak uiterst belangrijk 't gaat er toch niet minder om, of we ons nu reeds enkele eeuwen aaneen in onze Gerefor meerde Kerken vergist hebben, door in Zondag VII Woord Gods en Bijbel te vereenzelvigen. Zaandam. v. DIJK. RIJKE STROOMEN IN „DEN ZEEUWSCHEN BEKER'. Uit coll. G. K. te Koudekerke 2.50 en 1. Uit coll. G. K. te Hoek 2.50N. N. te H. 1van Comité Zierikzee ƒ11Uit Kloetinge „om Jezus' wil" 2.50 door bemidd. Ds. Scheele te M'burg 11.van Diac. G. K. te Arnemuiden 5.Uit coll. G. K. te Am. 2.50 Comité Oostkapelle 215.70Comité Axel 444.79 Comité Kamperland 277.55 Comité Domburg 149.23 Diac. G. K. te Drie wegen 2.50 nagiften Comité Vlissingen 14.50 Wed. H. te St. L. 1.— Uit N.H.K. te Colijnsplaat 10.K. te M'burg „overge slagen" 2.nagek. gift te Terneuzen ƒ3. K. te St. L. 1.de K. te Terneuzen 25. Uit coll. G. K. te Terneuzen 1.Uit coll. G. K. te M'burg 2 X 1.Sm. te Krabben- dijke ƒ1.Uit coll. G. K. te Souburg ƒ3. In totaal ontvangen 8183.64. Een mensch, dien het voor den wind gaat, heeft lichtelijk de neiging om nog vlugger voor uit te willen gaan, dan het gaat. Een vorig maal verantwoordden we 7317.33, waarvan echter de eerste 3 een 0 had moeten zijn, zoodat er „slechts" 7017.33 was ontvangen. We ontvingen dus in een goede week weer meer dan 1100.zoodat we nu reeds de 8000.zijn gepasseerd. Tot het bereiken van dit schoone resultaat werkten de Comité's Axel, Domburg, Kamperland en Oostkapelle mee. Alle vier deze Comité's kunnen met groote dankbaar heid op hun arbeid neerzien. Domburg is wel zeer vlug geweest, waar in drie weken tijds al daar het Comité werd gesticht en de actie werd voltooid. We danken alle jeugdige medewerkers in deze plaatsen en voorts alle milde gevers. De reis naar Oostburg en Aardenburg werd voorspoedig volbracht. In beginsel kwamen hier twee Comité's tot stand. Op onze doortocht konden we Schoondijke wakker schudden en 't zal spoedig blijken, dat hier een opwaken tot grooten ijver is ontstaan. De Heere, die ons zoo beweldadigt bij alle zorgen die er zijn, geve ons bij den voortduur genade om onzen gezegenden arbeid voort te zetten tot versterking en vertroosting van vele verdrukten. Met vriendel. dank en dringende aanbeveling. Namens het Prov. Comité, St. Laurens. A. KONING. Giro 220659. HET LEVENSWERK VAN Dr. BARNARDO (Slot) Had B. niet zoo'n sterk gestel gehad hij zou al veel eerder zijn kracht hebben opgeteerd. 29) Nu pas viel het hem op, dat het op de Markt drukker was dan gewoonlijk op Dinsdagen. Vóór het café was veel volk verzameld en eenige stu denten, jolig en opgewekt, maar ook smalend sprekend tot het volk, reden te paard heen en weer. Ook waren er dienaars van de politie in de buurt, maar zij verstrooiden het volk niet. „In de stad weten ze wel, dat de dominé van daag gehoord wordt", zeide Dijkstra bitter, ,,'t Is of daar een misdadiger onder handen genomen wordt." „Daar komen nog meer Cocksianen", riep een man uit het volk. Een vloed van smaad- en scheldwoorden werd het negental toegeslingerd. „Kalm zijn, Dijkstra", waarschuwde Schoon- oort. De vermaning was niet onnoodig. Want de aderen op het voorhoofd van den veenarbeider zwollen. Blijkbaar had hij moeite, om niet de pootige handen uit te steken en den een of an deren smader een aframmeling te geven. „Je hebt gelijk", antwoordde hij, opeens kal mer. „Ook dit moeten wij dragen. Er tegen in gaan bederft nog veel meer." Zij gingen het café binnen en verzochten den daar vertoefenden bode van het kerkbestuur, den president om toegang tot de vergadering te vragen, wanneer daarvoor het geschikte oogen- Hij was gezond, hoewel van jongsaf zeer kort zichtig („zonder bril ben 'k blind", zei hij zelf) en later doof, zoodat hij een gehoorapparaat bij zich droeg, dat hij echter meestal gebruikte om zijn woord kracht bij te zetten. Een ernstige hartaandoening belette hem in de latere jaren zóó lang te werken als vroeger. Maar hij begint toch nog om tien uur 's mor gens en eindigt zelden voor half twaalf 's avonds. Dan neemt hij echter nog een stapel papieren mee naar huis en blijft hij werken tot 's morgens half drie. „Half drie is bedtijd voor mij." En dan had hij altijd nog het gevoel, dat hij honderd dingen ongedaan had gelaten. Wanneer men hem waarschuwde zóó niet voort te gaan en men hem meer rust aanried, was zijn antwoord „Nu ik weet, dat ik minder jaren heb te leven voel ik, dat ik des te harder moet werken". 't Ging hem als de meeste dokters hetgeen ze als leefregel hun patiënten voorschrijven, le ven zij zelf in geval van ziekte maar zelden na. Barnardo kon schertsen „Ik gehoorzaam mijn dokter slechts in zoover 't mij past, strijdt zijn advies met mijn belangen dan doe ik 't tegen overgestelde". Maar zoo is hij dan ook gevallen als offer van zijn arbeid, nadat hij reeds veel had geofferd in verteerenden liefdedienstcarrière, vermogen, eer en naam in de wereld. Naar menschelijken maatstaf heeft hij weinig van zijn leven gemaakt. Hij heeft echter in zijn arbeid zijn geluk en levensdoel gevonden, zoodat hij zeggen kon „Ik zou mijn leven en mijn levenswerk niet wil len ruilen voor welk ook van bekende mannen. Kon ik nog eens leven, ik zou precies hetzelfde doen, maar beter, hoop 'k, met meer wijsheid en minder fouten". Veelbeteekenend, rijk is naar goddelijken maatstaf gemeten het leven van iemand, die in allen eenvoud en ootmoed verklaren mocht„Ik redde de armen, die weenden, en de vaderloozen en degenen die van alle hulp waren verstoken. De zegen van hem, die op het punt was te ver gaan, werd mijn deel". Toen hij stierf waren er reeds bijna vijf en tachtig honderd jongens en meisjes in zijn tehui zen ondergebracht; het aantal van alle verzorgden overschreed reeds de elf duizend. Ten slotte willen we nog iets vertellen over zijn huiselijk leven. Het intieme leven van veel vooraanstaande, groote mannen valt bitter tegen. Ze waren wel doeners der menschheid, maar verwaarloosden den kleinen kring van het eigen gezin. De vrouw van één der beroemdste mannen uit de geschiedenis schreef eens aan een vrien din ik heb al de smart leeren kennen een be roemd echtgenoot te hebben. Barnardo's leven mag echter ook van dich terbij bezien worden. Op 17 Juni 1873 was de Tabernakel, de groote zaal, waar Spurgeon geregeld preekte, tot op de laatste plaats gevuld. Spurgeon, die nauw bevriend was met Barnardo, had zijn ver gaderplaats afgestaan voor de godsdienstoefe ning, waarin het huwelijk van zijn vriend zou bevestigd worden. Barnardo's vrouw heeft hem trouw in zijn- werk geholpen en vooral in het belang van de meisjestehuizen veel gedaan. Zij waren gelukkig getrouwd de dokter kwam nooit van een reis terug of hij bracht wat voor zijn vrouw mee. Oudervreugde hebben ze genoten zeven kinderen hebben ze gehad. Ook oudersmart hebben zij geleden drie van de vijf zoons zijn hun weer ontnomen, twee stierven in den frisschen jongensleeftijd. Vooral het heengaan van den begaafden, veelbeloven- den Kennie in 1890 was een felle slag. Doch zelfs op de begraafplaats openbaarde Barnardo zich als de man, die een warm hart had voor de ellende van anderen. Deze kleine en fijne trek is beeld van geheel zijn leven toen de rouwstoet met de kist, waar over rijkelijk de bloemen gestrooid lagen, het graf naderde, kwam van den anderen kant een andere stoet. Een arm kind werd begraven. Natuurlijk dekte geen enkele krans de kist. Zonder zich te bedenken nam Barnardo van de bloemen van zijn kind en legde die met tee- dere hand op de ledige kist. Kort tevoren had hij zijn zachten, muzikalen Herbert verloren. Aan een vriend schreef hij in die dagen „toen mijn lieve jongen reutelend in mijn armen lag en ik in het kleine smalle gezichtje keek, dat in den dood verstijfde, spraken honderden andere kindergezichten tot mij door 't zijne en andere ernstige oogen zagen mij aan uit 't gebluschte blik gekomen was. Al heel spoedig keerde de bode terug met de mededeeling, dat zij niet werden toegelaten, daar zij niet waren opgeroepen. Zij besloten te wach ten, tot dominé De Cock uit de vergadering kwam. Het weigerend antwoord verbaasde hen niet te zeer. Te meer niet, toen wat later de geheele kerkeraad van Ulrum binnenkwam, die, na de begroeting, meedeelde, dat ook niemand van hem werd toegelaten. Bij hen bevond zich een stadjer, die, naar Schoonoort vernam, Tamerling heette. Hij was meermalen in Ulrum onder het gehoor van dominé De Cock geweest en was met hem bevriend geraakt. Dien morgen had hij den predikant van de snikke gehaald en hem, met de kerkeraadsleden, gastvrij in zijn woning ontvangen, om hen daarna naar de Groote Markt te begeleiden. Wanneer de predikant terugkwam, zouden zij weer naar zijn huis gaan. Daar was dominé De Cock veilig. Want op straat was het niet zuiver. Het getier der menigte drong tot in het café door. Zij behoefden niet lang te wachten. Weldra verscheen dominé De Cock, die zichtbaar onder den indruk van het verhoor was. Zijn gelaat klaarde op, toen hij Dijkstra en de zijnen gewaar werd. Dat meeleven deed hem goed. Hij schudde allen de hand, vernemend, waarom zij gekomen waren. „Vergeefsche moeite, Dijkstra. Jullie worden niet ontvangen. Ook de kerkeraad wordt geheel buiten de zaak gelaten. Het is alleen om mij te doen." licht van zijn lieve oogen. Ik kon alleen mijn besluit vernieuwen om mij te wijden aan het gezegende reddingswerk van arme kinderen". De Septembermaand van 't jaar 1905 werd zijn eigen sterfmaand. Indrukwekkend was de begrafenis op Woens dag 27 September. In Edinburgh-Kasteel, waar het stoffelijk overschot was geplaatst, kwamen zestig duizend menschen een laatsten blik op den veel-geliefden doode werpen. En toen de rouwstoet naar Liverpool Street zich bewoog werden de rijtuigen voorafgegaan door vijftien honderd jongens en te voet gevolgd door vooraanstaande staatsmannen, bezoekers, bestuurders, moeders, verpleegsters, diaconessen. Het aantal toegestroomde kinderen werd op twee honderd duizend geschat. In 1908 werd op het graf van den edelen kin dervriend een eenvoudig gedenkteeken onthuld: Barnardo door arme kleinen omringd. Hij heeft zijn leven niet voor zichzelf behouden. Hij heeft het verloren. Maar hij heeft het leven ook gevonden. 'k Denk, nu 'k nog eenmaal dit rijke leven overzie, aan het woord van een anderen filan troop Ds. Pierson, die eens gezegd heeft„De mensch die weinig liefheeft, krijgt weinig te doen. Die iets meer liefheeft, krijgt iets meer te doen. Die volmaakt liefheeft krijgt een werk, waaraan geen eind en een arbeidsveld, waaraan geen grens is. Zaamslag. A. B. W. M. KOK. V.U. PLAN 1937. 29 October is voor ons een mijlpaal. Het is de geboortedatum van den stichter onzer Vrije Universiteit en sluit dus weder een jaar af bij de uitvoering van ons plan. Die dag herinnert ons aan het leven van dien groote onder ons volk, dien God gaf als een leider in den strijd voor de beginselen van Zijn Woord. Die dag maakt ons indachtig, dat al de voor rechten, die wij thans in onze Vrije'Universiteit en in geheel ons Christelijk onderwijs bezitten, slechts zijn verkregen na jarenlangen strijd. In dien strijd zijn onze ouders Dr. Kuyper gevolgd. Zij hebben mede geworsteld in het gebed en met de daad. Niet alleen de mannen, maar ook ja even zeer de vrouwen. En toen waren het, evenals thans, tijden niet van welvaart, doch van tegenspoed. Dr. Kuyper is heengegaan zijn arbeid blijft. En aan dat werk voort te arbeiden is de taak van ons tegenwoordig geslacht. Niet alleen van de mannen maar ook van de vrouwen. Natuurlijk óók van de meisjes. Tot heden zijn wij in de uitvoering van ons plan rijk gezegend. Het aantal busjes beloopt ruim 29000 de lichting van Mei j.l. bracht ruim 24.000 op. De echtgenoote van onzen Minister-president, Mevrouw Colijn, heeft zich bereid verklaard als onze eere-presidente te fungeeren. Meer dan 1200 hoofden werken thans met lust en ijver mede. Wij worden vaak beschaamd door de bewijzen van toewijding. Als de liefde tot Gods zaak dringt, wordt ook in tijden van malaise wel een middel en een gelegenheid gevonden om aan die liefde uiting te geven. Vrouwen en Meisjes Onze Vrije Universiteit vraagt ook Uw mede leven, ook Uw medewerking, ook Uw gebed. Welk een voorrecht is het om, voor haar ar beidende, aldus mede te werken aan den opbouw van Gods Koninkrijk. In deze moeilijke tijden worden onze mannen in beslag genomen door allerlei andere vraag stukken. Welnu, dan is het temeer onze plicht om hun taak voor onze Universiteit te verlich ten, en op de ons eigen wijze te werken in het belang van onze Gereformeerde Hoogeschool. Wat van ons gevraagd wordt is slechts weinig. Oud en jong, arm en rijk, allen kunnen mede helpen. En onder Gods zegen kan dat weinige van elk onzer afzonderlijk juist worden tot een groot geheel. Laat ons dan ieder getrouw zijn in dat kleine. En moge God in dit nieuwe jaar ons allen de genade schenken om onder biddend opzien tot Hem aldus iets te kunnen doen ten bate van die stichting, die Zijn Naam belijdt. S. VERDAM—OKMA. „Wat is het resultaat, dominé?" „Het is beter, dat we hier weg gaan. De hee- ren van het kerkbestuur kunnen elk oogenblik komen. En een ontmoeting ware pijnlijk. Mis schien wil Tamerling ons wel even herbergen." „Wel natuurlijk, dominé", zei deze. „Mijn huis is groot genoeg." Het geheele gezelschap, bestaande uit een vijf tien man, trok naar de woning van Tamerling, gevolgd door een joelende, scheldende menigte, die steeds meer aangroeide. Eenige studenten te paard vormden de aanvoering. De politiediena ren bemoeiden zich niet met het geval. Zij had den geen bepaalde consignes. En bovendien be trof het een predikant, die door zijn collega's in den ban was gedaan. Waarom zouden zij zich druk maken In dien geest redeneerde Dijkstra, die werke lijk aanvechtingen kreeg, de tierende troep met zijn vuisten te bewerken. „Om Christus' wil hebben wij ook dezen smaad te dragen, broeder", wees dominé De Cock hem terecht. „Laat ons dankbaar zijn, dat het bepaald blijft tot schelden en men ons niet aanvalt." Inderdaad bleef de menigte op een tamelijken afstand volgen, om, toen de woning van Tamer ling bereikt werd, die te omsingelen, steeds on der smalende uitroepen. Allen gingen naar binnen. De deur werd ge sloten. Terwijl koffie geschonken werd en brood werd gegeten kon de predikant vertellen. Hij was spoedig gereed. De hoop, dat hij met het provinciaal kerk bestuur verder zou komen dan met de classis, DRIETAL TE Bergentheim: Cand. T. H. Meedendorp te Assen. Cand. G. Morsink te Wierden. Cand. A. J. Vogelaar, hulppred. te Nijmegen. BEROEPEN TE Middelburg J. van Herksen te Ermelo. SchoonebeekCand. H. J. Riphagen te Apeldoorn. Nieuw-LoosdrechtJ. R. Sybrandy te Zwartebroek. AANGENOMEN NAAR HeerdeChr. W. J. Teeuwen te IJmuiden-Oost. BEDANKT VOOR Den Haag-West (5de pred.pl.): J. L. van der Wolf te Bussum. Ds. M. Uyttenhoudt, pred. der Geref. Kerk te Coevorden, viert zijn zilveren jubileum. Hij begon zijn arbeid te Zaamslag, stond verder te Emlichheim en staat sinds 31 October 1920 te Coevorden. In de Geref. Kerk te Delft is Zondag een speciale offerdienst gehouden voor den kerke- dienst en voor de diaconie. Beide malen werd tijdens den dienst voor de kerk gecollecteerd (wat anders nooit gebeurt) en daarna voor de diaconie. De uitkomst is verrassend geweest. Voor den kerkedienst werd gecollecteerd 2223.50, en voor de diaconie 1545.55 in totaal dus 3769.05. Cand. H. Muijs, van Bilthoven, deed na bevestiging door Ds. R. Zijlstra, van Rotterdam- Delfshaven, met Joh. 1 6 en 7, intrede als pre dikant der Geref. Kerk van Hijum en Finkum (Fr.) met 2 Cor. 5 20. Een opwekkend woord tot de correspon denten voor de Theologische School. De classis Leeuwarden besloot, lettende op de daling van de inkomsten der Theol. School, dat de classicale deputaat de correspondenten opwekken zal, tot meerdere activiteit ter ver hooging der contributies. Naar aanleiding van de jongste inschrij ving van studenten merkt Prof. Dr. F. W. Grosheide in de „Heraut" twee zaken op „vooreerst dat het aantal theologen dalende is, in de tweede plaats, dat de jongste faculteit veel studenten trekt. Dat zijn twee verblijdende fei ten". Te Haarlem zal een aan den Middenweg te bouwen kerkje der Geref. Kerk hoogstens 30.000 kosten. Er is een gift van 15.000, een legaat van 7000 en een bedrag aan vrij willige giften uit de Gemeente van 8000. De Classis Rotterdam der Geref. Kerken besloot om te zien naar wegen en middelen om den heer J. Dols in eenig onderdeel van den arbeid onder de Chineezen en de vreemde Oos terlingen te Rotterdam wederom in het werk te stellen. Denkelijk zal dit 1 Dec. a.s. zijn beslag krijgen. Te Kampen is in den ouderdom van 63 jaar overleden Ds. H. W. Laman, em.-pred. bij de Geref. Kerk van Assen. Ds. Hendrik Willem Laman werd 6 Juni 1870 te Leiden geboren. De overledene was aanvankelijk bestemd voor het onderwijs. Hij ontving zijn opleiding aan de Normaalschool te Leiden en verkreeg in 1888 zijn onderwijzersacte. Ongeveer zes jaar heeft hij het onderwijs te Leiden gediend. Daarna studeerde hij aan de Theol. School te Kampen. Op 6 Mei 1900 deed hij zijn intrede bij de Geref. Kerk van Kruiningen. Na vier jaar vertrok hij naar Zierikzee, waar hij zeven jaar arbeidde. Sedert 29 Oct. 1911 stond hij te Assen. Op 2 Juni 1929 verkreeg hij emeritaat. De overledene is onderscheidene malen afge vaardigd geweest naar de Part. Synode en was driemaal lid der Generale Synode, het laatst in 1926 als assessor van de Synode van Assen. Geruimen tijd was hij curator van de Theol. School voor Drenthe. In Zeeland redigeerde hij het Zeeuwsch Kerkblad (thans Z. Kerkbode) en later het Kerkblad van Assen, het Kerkblad van Drenthe en Overijsel en De Bazuin. was spoedig in rook vervlogen. Men had hem dezelfde vragen gesteld als op de classis in Onderdendam en hij had natuurlijk dezelfde antwoorden gegeven. Mondeling ver dedigen mocht hij zich niet. Het doopen van kinderen uit andere gemeen ten was daarna in 't geheel niet meer aangeroerd. Het leek wel, of men er wat verlegen mede was. Inderdaad kon geen enkel artikel van welk ker kelijk reglement ook worden aangewezen, waar in dat doopen verboden werd. En de heeren van het kerkbestuur hielden zich alleen aan de reglementen, die voor hun besef veel hooger stonden dan Gods Woord. Men had toen een andere zaak aangevathet boekje van Klok. De aanwezigen wisten er alles van. De verver Klok uit Delfzijl had een boekje tegen de ge zangen geschreven en uitgegeven. Op zijn ver zoek had dominé De Cock het van een voor woord voorzien, geteekend en wel, waarin in stemming met het geschrevene werd betuigd. Dat was een halsmisdaad. Het werd den pre dikant van Ulrum zeer kwalijk genomen, dat hij zich daarvoor geleend had. Het kwam hem voor, dat dit het kerkbestuur veel zwaarder woog dan het doopen van kinderen van elders. Echter was hier dezelfde inconsequentie als in Onderdendam en dezelfde rechteloosheid. Want ook hier werd een zaak te berde ge bracht, waarvan hij van te voren niet beschul digd was. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2