FEUILLETON KENTERING. ZENDING. veel meer te regelen. Maar aan de correspon dentie, vooral met zijn „kinderen" die als land verhuizers waren vertrokken, besteedde hij een groot deel van zijn tijd. Zelf is hij vier maal naar Canada gereisd om zijn landkolonie te be zoeken. Zijn oorspronkelijk voornemen, om als Zendeling-arts naar China te gaan, heeft hij moeten laten varen, 't was hem echter een groote voldoening, dat zeventien van zijn jongens de blijde boodschap van Gods genade in China en andere landen verkondigden, zoodat nu „inplaats dat één stamelende tong de wondervolle werken Gods in China predikte, vele krachtige stemmen op de verre heidenvelden klonken." Zaamslag. A. B. W. M. KOK. (Wordt vervolgd) ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 20. Nachtelijk donker en toch licht Vader las aan tafel 1 Koningen 8, vers 54 tot en met 61. Dat was niet lang, maar wel veelzeggend. De tafel was niet rijk, weet u en de gezichten stonden somber. En na de lezing was er een vreemde stilte God had Zijn Woord in het midden van dat gezin doen hooren Wat er dan aan de hand was Vader was een herstellende zieke, nogal lang zwak. De twee groote jongens waren al gerui- men tijd bijna steeds werkloos vier kleinere kinderen gingen nog school. Moeder deed alles, om de eindjes aan elkaar te knoopen, maar het kon niet worden ontkend, dat ook zij moede- looze oogenblikken kreeg. En zoo was er de laatste dagen wel veel somberheid in dat gezin. Was de druk der tijden nu juist niet groot, al te groot Zou God Zijn gena vergeten Een vriendelijke broeder was er geweest en had hartelijk gesproken. Echt hartelijk en diep gevoeld en best bedoeld. Maar vader en moeder en de jongens vonden, dat hij goed praten had hij had geen voldoende ervaring van hetgeen hen nu al zoo lang kwelde. Dat moest je eerst maar eens zelf ondervinden Dan was het zoo mak kelijk niet Maar nu lag dat Woord Gods daar in hun midden. Vooral die verzen 57 en 58 waren diep ingezonken in de harten, 't Was, of vader het voelde onder het lezen „De Heere onze God zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen Hij verlate ons niet en begeve ons niet neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te wandelen en om te houden Zijn gebo den en Zijn inzettingen en Zijn rechten, welke Hij onzen vaderen geboden heeft". Dat was de kostelijke zegenbede, waarmee koning Salomo de inwijding des tempels besloot, na zijn roerend gebed, dat hij eerst knielend had uitgesproken. In die zegenbede lag toch eigenlijk alles op gesloten. Had God ooit de vaderen verlaten, had Hij ze ooit begeven Immers neen Als die vaderen maar hun hart neigden, om in al Zijn wegen te wandelen. Ja, aan die vaderen had de Heere Zich altoos een God van enkel trouw betoond. Wat was er met die vaderen al heel veel gepasseerd Maar hoe groot de zonden waren, bij het wederkeeren was God altijd gaar ne vergevend geweest En hoe geweldig de nood ook menigmaal op hen was afgekomen, steeds was de Heere geweest een Helper en Redder uit doodsgevaren. Ondanks zooveel ontrouw aan de zijde dier vaderen En bleef God niet Dezelfde Bevestigt Hij niet Zijn verbond van genade en trouw, ook aan de kinderen Salomo sprak niet van nieuwe dingen, maar van oude, rotsvaste waarheden. Omdat de vas tigheid daarvan ligt in God zelf Vader en moeder, en ook de grootere kin deren, ze zagen het nu weer duidelijker dan in vele dagen en wekenGods trouwe zorg en liefde, voor de vaderen zoo groot en zoo on wankelbaar, ze zouden zich ook uitstrekken over de kinderen. Omdat God zich daartoe verbon den heeft„Hij verlate ons niet en begeve ons nietEen heerlijke wensch en bede Maar meer dan dateen heilige belofte „O, dat dan onze harten door U, o onze God, maar geneigd mogen worden tot een wandelen in Uwe wegen Zóó bad het vaderhart en het moederhart. Want dat hoort er bij. Kan niet gemist worden. Het is Gods recht En dan wordt het toch nog licht. Niet om verdienste, maar uit genade. Door Hem, door Hem alleen En tot Zijn eere Van W. te W. 28) Dijkstra was niet uit het veld geslagen ge weest en had geantwoord, dat het best mogelijk was, dat hij tegen de wet des Konings had ge zondigd, maar dat de wet van den Koning der Koningen hem vrij sprak en hem gebood, om te spreken. Hij had een Bijbeltje uit zijn zak gehaald en, na bekomen verlof, zichzelf verdedigd met de opmerking „Mijne heeren, ik heb de grondwet van den grooten Koning in mijn zak kom, laat ik U een artikel uit die wet voorlezen. En hij had de rechtbank voorgelezen 1 Petr. 4:10: „Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzoo bediene hij dezelve aan den andere als goede uitdeelers der menigerlei genade Gods". En verder had hij gezegd „Mijne heeren, ik heb in mijn jeugd den Heere menigmaal gebeden, dat Hij mij genade, gave en bekwaamheid mocht schenken om anderen te leeren en te stichten, en nu God mijn bede vervuld heeft, wensch ik ook gaarne mijn klein talentje op winst te doen, en God beveelt mij dit, mijn geweten zegt mij het zelfde en van vele zijden word ik er toe geroe pen en aangespoord, maar gij verbiedt het mij. Wat is nu het beste, ulieden te gehoorzamen of God?" En weer had de president van de rechtbank opgemerkt, dat hij geen predikant was. Maar Dijkstra wees er op, dat de woorden uit Petrus Magelang, 26 Augustus 1933. Amice De vorige keer vertelde ik van de moeilijk heden op schoolgebied. Nu iets over andere moeilijkheden, die de rechtstreeksche prediking van het Evangelie raken. Ik had met de helpers, de goeroe's-indjil ge sproken over de vraag, hoe kunnen we toch meer gelegenheid krijgen om het Evangelie te prediken en we waren tot de slotsom gekomen, om het eens aldus te probeeren in een dessa, waar we al eenige ingang hebben, zouden we op een dag in de week trachten een samenkomst te houden in het huis van een reeds meer of minder getrokken broeder. In die dessa zou be kend gemaakt worden, dat op dien en dien dag een gezelschap Javanen zou komen om te spre ken over den weg des behouds. De bedoeling was, dat ieder van die zes broeders een kort woord zou spreken, en zoo vertellen, waarom hij Christen was geworden. In de dessa's en in de steden zijn er n.l. veel geruchten over den Chr. godsdienst in omloop sommigen zeggen het is een godsdienst alleen voor Hollanders anderen maken de meesten bang door ze te ver zekeren, dat ze na hun dood veranderen in een wild zwijn, of aan een hout gehangen worden. Nog weer anderen zeggen, dat Christendom neemt alle vreugde uit je leven weg, want je mag geen slamatan en andere feesten houden en er worden je allerlei dingen opgelegd, die erg moeilijk zijn. Wij wenschten nu aan de Javanen iets daar van te vertellen en daarom had ieder van het zestal op zich genomen mee te deelen, hoe hij over het Christendom en over Jezus dacht, voor hij tot bekeering kwam. We hadden ter bearbeiding uitgekozen de desa Glagahombo, dat is een desa, waar we al vele jaren arbeiden, maar weinig of geen voort gang bespeuren. De bodem is er hard, de be volking arm, 't land schraal, bijna geen rijstvel den, omdat heele streken niet bevloeid kunnen worden. De goeroe, die aan het desaschooltje werkt, had voor de noodige ruchtbaarheid gezorgd. Hij was het dorp doorgegaan om overal bericht te geven van de samenkomst, die gehouden zou worden. 's Avonds half zes waren we ermet het clubje Javaansche broeders hadden we eerst een kleine samenkomst gehouden op mijn kamer om Gods zegen over het werk in te roepen de Javaansche broeders hadden er zin in en onder weg was de stemming opgewekt we hoopten, dat het een drukbezochte samenkomst zou zijn, dat 't een mooie avond zou worden. Hoe dichter we bij de plaats van de samen komst kwamen, hoe meer de spanning toenam. Zou er een goede samenkomst zijn Hoe zou alles verloopen De spanning groeide. Maar als we aan het schooltje gekomen waren, waar de samenkomst gehouden zou worden, vonden we er den goeroe, en enkele Christenen, maar voorts geen enkele inwoner van Glagahombo niemand had aan de uitnoodiging gehoor ge geven. 't Was nog een half uur voor den tijd misschien zouden er nog komen. Maar we ken nen de Javanen al een beetje. Als er iets te doen is, zijn ze er in den regel allang voor den tijd en daarom was onze hoop gering, dat het een goed bezochte samenkomst zou worden. Zes uur nog niemand gekomen. We begon nen te zingen misschien zou ons gezang de be woners van Glagahombo (de Javanen houden veel van zingen) trekken. Maar niemand kwam; zelfs geen nieuwsgierige gluurde op eenigen af stand we zagen in de verte niemand naderen en we kregen een eenzaam en verlaten gevoel. Toch zongen we een half uur lang en toen stond ik op om een woord te spreken. Ik dacht aan de gemeente van Philadelphia, aan het woord van Jezus tot die gemeente, dat Hij het is, die opent, en dan is er niemand, die sluit en Hij is het, die sluit, en dan kan niemand openen. Wat waren er een hoop dingen, omstandighe den, toestanden, die een sluitende invloed had den, de malaise, de armoede, de actie van Mo- hammedaansche zijde, misschien ook de invloed van nationalistische bewegingen, enz. Maar wat klinkt het Woord dan heerlijkdie opent en niemand sluit. Hoe herlevendigde dit Woord het geloof, dat de Heere openen kan, en dat alle bezwaren dan wegvallen en alle sluitende mach ten dan machteloos worden en dat het Evan gelie er dan ingaat, aangenomen wordt met graagte. niet alleen tot de geleerden werden gericht, maar tot alle geloovigen en had toen verklaard „Mijne heeren, ik kan, door Gods goedheid, oefenen of, zoo ge wilt, prediken en een gedeelte van Gods Woord verklaren. Is er iemand uwer, die mij betrekkelijk mijn bekwaamheid wil onder zoeken, ik ben oogenblikkelijk bereid te ant woorden." De heeren rechters waren op dat aanbod niet ingegaan. Ze zouden het, volgens Dijkstra, ver moedelijk niet eens gekund hebben, want zij kenden den Bijbel nauwelijks van den buitenkant. Het eind van het verhoor was geweest, dat hem gezegd werd, te kunnen vertrekken en dat hij zijn vonnis had af te wachten. Het vonnis was toen nog niet afgekomen. Hij verwachtte, op voorbeeld van de rechtban ken in Appingedam en Winschoten een geld boete, maar zag geen kans, die te betalen, want hij bezat geen cent op de wereld. Hij was be nieuwd, wat er dan zou gebeuren, daar hij zich moeilijk kon voorstellen, dat hij in de gevangenis zou worden gestopt, al zou dat volgens regel, wel moeten. Een week later werd Dijkstra tot een geld boete veroordeeld, die hij niet kon betalen. Des wege werd hij te Assen in de gevangenis gezet en als een misdadiger in een donker hol zonder stoel of tafel gebracht. Zijn bijbel werd hem ont nomen. Na 10 dagen werd hij in vrijheid gesteld, omdat iemand, die onbekend wenschte te blijven, de boete voor hem betaald had. Vóór de Af scheiding werden in de provincie Groningen al meer dan 20 vonnissen geveld tegen het houden van bizondere, godsdienstige samenkomsten. Terwijl ik stond te spreken, kwam er een Javaan binnen het was iemand van het desa- bestuur, misschien uitgezonden om eenig toe zicht uit te oefenen en namens het desabestuur aanwezig te zijn bij zoon openbare, tenminste als openbaar bedoelde samenkomst. Echter we hebben allemaal een kort woord gesproken en we zijn huiswaarts gekeerd, niet somber gestemd. De opgewektheid was niet gebroken. Het voornemen niet weggevaagd om het aldus eens in andere desa's te probeeren. Maar we gingen wel naar huis in het besef, dat al onze pogingen niet baten als de Heere niet opent. De behoefte aan gebed was verlevendigd en ik hoop, dat deze teleurgestelde ervaring ook bij U de uitwerking zal hebben, dat ge in Uw ge bed niet verflauwt maar volhardt in het vragen om opening voor het Woord van God. Als steeds Uwe A. MERKELIJN. ENKELE MEDEDEELINGEN VAN HET COMITÉ VOOR DE LINNENKASTEN VAN HET ZENDINGSTERREIN „MAGELANG". Hoewel deze tijd voor velen een zeer moei lijke is en ieder van de malaise te lijden heeft en dit dan ook aan de inkomsten wel eenigszins merkbaar is, mogen we toch dankbaar op het afgeloopen jaar terugzien. Er kwam nog steeds zooveel in, dat er geregeld materiaal voor de te knippen kleedingstukken kon worden gekocht en met het werk worden voortgegaan. Zoo konden er weer twee kisten met klee dingstukken naar het hospitaal worden verzon den en de linnenkast van het noodigste voorzien worden. Het Comité ontving dit jaar 961.82J/£. In het najaar van 1932 werd nog 89.41 inge zameld en verzonden voor het Kerstfeest te Parakan en Blondo. Misschien is er op sommige plaatsen nog ge legenheid voor het oprichten van een speciale Zendings-naaikrans, die tevens een geldelijke bijdrage wil zenden voor den nieuwen aankoop van kleedingstukken. Dat zou de kas zeer ten goede komen. Er waren dit jaar 32 Naaivereenigingen en -kransen, die meewerkten. Mej. Wagenaar schrijft in het jaarverslag „Met onverdroten ijver hebben zij weer het hunne gedaan om de geknipte goederen tot bruik bare kleedingstukken te maken. Regelmatig kwa men en gingen de pakketten en steeds waren de terugkomende goederen welverzorgd en keurig in orde. Van veel toewijding en liefde getuigt dit en gaarne brengen we, ook namens het Comité, onzen hartelijken dank aan alle medewerkenden voor dezen steun aan dit Zendingswerk. We hopen, dat we bij voortduring op deze onmis bare hulp mogen rekenen". Dr. Dreckmeier schreef onlangs „Het ziekenhuis is de laatste maanden tot zijn maximum gevuld, terwijl de inkomsten eer achter- dan vooruit gaan. Er is onder de dessabevolking heel weinig geld door de slechte tijden. Gelukkig kregen wij tot tweemaal toe een gift van 100,door den Heer Verhoef, lid van de kerk van Mage lang, gecollecteerd in zijn verlof in Holland. Zulk medeleven doet goed. Het werk in het ziekenhuis gaat zijn geregelde gang. Wij komen in het stadium, dat wij pa- tienten moeten gaan weigeren en doorzenden naar het Militaire ziekenhuis wegens plaatsge brek. Al kost dit altijd eenige zelfoverwinning, wij troosten ons met de gedachte, dat wij toch heel wat menschen mogen helpen en dat aan veel inwoners van Magelang en omstreken het Evangelie kan worden verkondigd. De goeroe is altijd vol ijver bezig, maar het is hier geen gemakkelijke bodem." We danken allen weer hartelijk, die hebben medegeholpen de linnenkasten te vullen. Schenke de Heere dat er dit jaar weer vele milde harten en ijverige handen mogen zijn om dit werk voort te zetten. Namens het Comité, A. J. POUWER, Presidente. W. A. VERTREGT, Secretaresse. Schoonoort merkte toen op, dat hij daar dan maar op rekenen moest. „Dan zal ik om Christus' wil die smaadheid dragen", zeide Dijkstra. „Maar het is toch wel ontzettend, dat dit de wil des konings isIs daarvoor Oranje in '13 in ons land teruggekeerd, om geen vrijheid van godsdienstoefening te ver gunnen Het was een moeilijk probleem. Zelfs dominé De Cock, een vurig Oranjeklant, tobde er mede. Dat kon toch niet de bedoeling van den koning zijn geweest, toen hij in '16 de organisatie van de kerk tot stand bracht, dat lieden die naar eer en geweten God wilden dienen, zooals Hij zich openbaart in Zijn Woord, werden beboet en in de gevangenis gestoptVurig hoopte hij, dat voor het geval het Provinciaal Kerk bestuur en de Synode hem geen gehoor ver leenden hij door den koning in audiëntie zou worden ontvangen, om Zijne Majesteit op de hoogte te brengen. Want de koning moest ver keerd worden ingelicht, dat kon niet anders, oordeelde hij. In den middag kwam het gezelschap weer ten huize van de weduwe Koster bijeen en weer was het Dijkstra, welke een benijdenswaardige Schriftkennis bezat, die oefende en stichtte. Dien avond trokken Schoonoort en Bazuin bemoedigd naar huis terug, verkeerend in de vaste overtuiging, dat het getij kenterende was. Zooals de toestand thans was, kon die eenvou dig niet blijven. Welke maatregelen het Provin ciaal Kerkbestuur ook nemen zou, dominé De Cock zou niet af te brengen zijn van den weg, dien hij in volle overtuiging en in de kracht Gods was ingeslagen. ONZE MILITAIREN. Het was 17 October j.l. voor de brs. predi kanten en ouderlingen, belast met de geestelijke verzorging der militairen, een heerlijke en leer rijke dag. Vanuit vele streken des lands waren de brs. afgevaardigden uit de Garnizoensplaatsen in de Oosterkerk van de oude Bisschopstad samen gekomen. Velen die ook zelf de atila of tuniek gedragen hebben, of nog dragen en dus bij ervaring de geestelijke gevaren van het kazerneleven ken nen, hadden geen moeite ontzien om met elkan der den juisten weg en de middelen te bespreken, die, onder Gods zegen, dienstig kunnen zijn voor hun behoud. Het is een verblijdend teeken dat er reeds zooveel Geref. garnizoenskerken, groote en kleine, ten opzichte van de onder hun toezicht en verantwoordelijkheid, staande jonge mannen in militairen dienst zijnde, hun dure roeping ver staan. Wie daartoe den stoot heeft gegeven, daarover zullen wij 't niet hebben, alleen willen we God danken voor het feit. De ouderen onder ons, die mede de gelederen der oude garde gesloten hebben, zullen zich nog heel goed herinneren, dat men zich als soldaat geheel buiten het maatschappelijk en ook wel kerkelijk leven verbannen gevoelde. Welk fat soenlijk, ook kerkelijk mensch, zag naar den soldaat om, daarvoor schaamde men zich. Deze jonge zielen, in de critiekste levensperiode, gaf men 't zij onbewust, over aan het goeddunken van hun zondig hart. Was het dan wonder, dat vele zwakken, ook bondskinderen ten prooi van Satan werden, om geestelijk, zedelijk en moreel ten onder te gaan? Laten wij, als ouders, den Heere danken dat de oogen van hen die geestelijke leiding hebben te geven, ook voor dat deel der kudde zijn open gegaan, want onze jongens waren als schapen, dolende, zonder herder, vooral zij, die in een vreemd garnizoen gelegerd waren. De zwakken werden niet gesterkt, de kranken niet geheeld, de verlorenen zocht men niet op en niemand vroeg naar hen. Thans heeft bijna iedere Garnizoenskerk spe ciale ouderlingen aangesteld voor de geestelijke bearbeiding der militairen. Ook in enkele kerken neemt de predikant die arbeid voor zijn rekening. Hier ligt dus voor Christus' Kerk een heerlijke taak, die, onder Gods zegen, rijke vruchten zal dragen. Natuurlijk moet deze taak gezien als een voortzetting van die der ouders. De opvoe dende taak berust in de eerste plaats in 't gezin. Als onze jongens thuis niet geleerd zijn trouw ter kerk te gaan, op geregelde tijden te bidden, dagelijks Gods Woord te leeren, op lectuur tucht is uitgeoefend en toegezien met welke vrienden zij omgaan, hoe durft men dan veel verwachten, als zijn jongens zelfstandig komen te staan in 't midden van een wereld van ver leiding Leer de jongen de eerste beginselen naar den eisch zijns wegs als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken. Wat is hier een schreiend tekort Treurig is het, maar waar, dat jongens van Geref. huize, in militairen dienst komende, niet eens positief kunnen opgeven den naam der kerk waar zij het doopzegel ontvangen hebben. An deren zijn aan de tucht zoo vreemd, dat zij opgeven Ned. Herv. te zijn, om ook tijdens hun diensttijd echt vrij te zijn, zonder het minste geestelijk toezicht. Weer anderen, Laodiceërs zijnde, laat het vrij onverschillig waar men hen indeelt. Is dat niet in-treurig en een aanklacht tegen de ouders Laat ons onze roeping ver staan en het gebed vermeerderen, ook voor onze jongens in het leger en op de vloot. Bid ook voor hen die dat vaak moeilijke werk verrichten, opdat onder Gods zegen, vele jonge zielen be waard mogen worden voor het wandelen op het pad der zonde. Over het werk zelf willen wij gaarne, als de Redactie plaatsruimte kan afstaan, later iets zeggen, opdat de ouders minder bezorgd behoe ven te zijn over hun zoon, in militairen dienst zijnde. Laten ouders, die gaarne op de hoogte wenschen te blijven van 't gedrag van hun zoon, zich wenden tot den predikant of ouderling met den geestelijken arbeid onder de militairen belast. M. P. v. SLUIJS. En dan zou er verandering komen hoe, zij wisten het geen van beiden mogelijk, neen ze ker wel, langs een weg van vervolging. Maar het kon toch niet anders, of de waarheid Gods zou zegevieren. Zij vermoeden evenwel niet, welk lot den pre dikant en zijn volgelingen nog boven het hoofd hing. De weken vergleden en er viel niets bizonders voor. Ten huize van Bazuin vergaderden eiken Zondag de broeders en zusters uit Uithuizer- meeden Schoonoort verzamelde de enkelen uit Uithuizen. Naar Ulrum gingen die beiden voor- loopig niet meer. Het was in de maand Maart, de eerste tee kenen van de naderende lente vertoonden zich, dat Schoonoort zich op een Dinsdag naar de stad Groningen begaf, om daar enkele zaken af te handelen. Op de Groote Markt ontmoette hij in eenen Dijkstra, die met zeven anderen zich naar een café begaf. „Wat is er aan de hand vroeg Schoonoort, na hem de hand geschud te hebben. „Weet je dat niet was de verbaasde weder vraag. „Vandaag moet dominé De Cock voor het Provinciaal Kerkbestuur verschijnen. De vergadering is op de bovenzaal van gindsch café. Ik ben met zeven broeders uit Smilde naar hier gekomen en wij zullen toegang vragen, om mee te deelen, waarom wij dominé De Cock verzocht hebben, onze kinderen te doopen." „Dan ga ik ook mee. Dat kan ik den heeren van het kerkbestuur ook wel vertellen", merkte Schoonoort op. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2