FEUILLETON
KENTERING.
KERKNIEUWS.
deze beunhazerij tot een bovennatuurlijke profe
tie heiligt. Maar indat geval blijft voor den bui
tenstaander de vraag waarom dan een theo
logische faculteit
Stellig kan men geloovig zijn zonder theologie,
maar wie een academische opleiding eischt om
het Woord te kunnen bedienen en aan een niet-
theologisch gevormd censor de bevoegdheid toe
kent om het resultaat van die theologie te dis-
qualificeeren, hinkt op twee gedachten."
Is nader commentaar niet overbodig
M. SCHEELE.
GROOTE STIJGING IN
„DEN ZEEUWSCHEN BEKER".
Gecoll. bruiloft F.A. 8.36 nagiften We-
meldinge 20.als dankoffer en 2.50 na-
giften Goes 5.en 2.50 nagiften Seroos-
kerke 7.11 Comité Kloetinge 196.25; van
een spaarzamen knaap Jacques 400 halve centen
2.— Comité Vlissingen 681.34 door be
middeling Ds. Scheele, M'burg, 70 stuivers, van
N. N. 10.van een zuster 5.uit coll.
G. K. te Serooskerke ƒ1.Comité Terneuzen
531.50; nagiften Zierikzee 15.Diac.
G.K. te Koud. 10.— N. N. te Koud. ƒ1.—;
door bemid. Mr. v. Andel 1.en 0.50
door bemid. Ds. van Voorst Vader van N. N.
10.van D. 0.50, van Mr. E. 2.30
Comité Middelburg 1017.10^door bemid.
dokter Pel 74.de V. te M'burg ƒ1.
uit coll. G. K. te Kruiningen 1.
In totaal ontvangen 6680.423^.
Wie de laatste berichten, door middel van
Pers en Radio, vernam betreffende de toestan
den in Rusland, gevoelt zich beklemd bij het
indenken van zooveel onbeschrijfelijke ellende.
Millioenen hongerenden, uitstervende dorpen,
massa's onbegraven lijken het is al te gru
welijk om 't te gelooven. En toch, de brieven
der ongelukkigen en de berichten der vluchte
lingen, ze zijn alle eensluidend in ontstellende
en hartverscheurende weeklagen over den af
grijselijken nood.
Daarom past ons, broeders en zusters, bij
alle vreugde over de groote stijging van den
Zeeuwschen Beker en bij alle erkentelijkheid
voor de liefderijke en milddadige opoffering van
vele gezinnen, die zich willen bekrimpen om
mede eenige druppelen te laten vloeien in den
beker der barmhartigheid daarom past ons
toch voortdurend groote verootmoediging voor
God bij het zien van onzen overvloed en diepen
ootmoed ten aanzien van onzen heerlijken
maar toch, gezien de hooge onafzienbare nood,
zoo geringen liefdearbeid.
Het liefdevuur, ontstoken op de Zeeuwsche
eilanden, moge blijken geen stroovuur te zijn,
maar een immer voortbrandende haard van
eikenhout, zoolang de nood onzer nog steeds
verdrukte mede-geloovigen zóó hoog is en ons
God nog zóóveel weldaden schenkt.
We zijn dankbaar voor de schoone resultaten,
zoowel te Kloetinge als te Terneuzen, zoowel
te Vlissingen als te Middelburg. Gezien de draag
kracht der onderscheiden plaatsen doet de een
niet voor de ander onder in het brengen van
toegewijde offers.
Het aantal Comités breidt zich nog steeds uit.
Colijnsplaat, Domburg en Westkapelle willen
mede hun aandeelen leveren tot het opvoeren
van het liefdepeil in „den Zeeuwschen Beker".
Met vriendel. dank en dringende aanbeveling.
Namens het Prov. Comité,
St. Laurens. A. KONING.
Giro 220659.
P.S. De aangekondigde lezing van Ds. Krop
te St. Laurens draagt tot titel„Mijn reis naar
de Russische grens". Dinsdagavond a.s. 7 uur
in de Geref. Kerk aldaar. Met lichtbeelden.
HET LEVENSWERK VAN Dr. BARNARDO
II.
Kort daarop treffen we hem in Londen aan,
waar hij in de medicijnen studeert, omdat hij
als Zendelings-arts naar China wil gaan. 't Is
hem echter niet mogelijk alleen voor zijn toe
komstig beroep zich te bekwamen. Hij moet ook
hier praktisch werkzaam zijn en geeft zijn Zon
dagen en vrije avonden voor den arbeid onder
de verwilderde en ruwe jeugd, ja onder mannen
en vrouwen van eiken leeftijd, die als heidenen
in het Christelijke Engeland leefden. Natuurlijk
is ook spot en hoon zijn deel, en wordt aan hem
26)
HOOFDSTUK IX.
Nauw was het jaar 1833 verstreken en de
eerste maand voorbij, of Schoonoort en Bazuin
maakten zich op, naar Ulrum te gaan, waar zij
weer werden opgenomen in de gastvrije woning
van de weduwe Koster.
Als regel was dat groote huis het middelpunt
der gemeente, die, althans tijdelijk, van haar
herder en leeraar was beroofd. Een enkele maal
werd vergaderd in de woning van de weduwe
Hulshof, doch dat bleef beperkt tot hooge uit
zonderingen.
Zoowel des Zondags, als tweemaal per week
werden de vertrekken van de weduwe Koster
van veel stoelen voorzien, daar een groot getal
leden der gemeente de bidstonden kwamen bij
wonen. Hun plaats in het nieuwe kerkgebouw
lieten zij ledig daar zij niet wilden vertoeven
onder het gehoor van de moderne ringpredikan-
ten, die predikten voor slechts enkele menschen.
Hun intens meeleven met de broeders en zus
ters in Ulrum was voor Bazuin en Schoonoort
aanleiding, de lange voetreis te ondernemen.
Want zij wisten wel, dat dominé De Cock ook
ten huize van de weduwe Koster niet optrad.
Hij hield zich strikt aan zijn schorsingsbesluit,
al oordeelde Barkema dan ook, dat dit niet in
houden kon, dat de predikant niet een bidstond
leidde.
Met vreugde werden de mannen uit Uithuizen
vervuld het woord van Jezus „de dienstknecht
is niet meerder dan zijn Meester".
Zijn medestudenten begrijpen er niets van, dat
iemand z'n vrijen tijd op zulk een manier ge
bruikt. „Mijn stomme verbazing" verklaart
één van hen „toen ik hem voor 't eerst als
straatprediker hoorde, wekt bij mij ook nu nog
groote vroolijkheid".
Het straatpubliek neemt dikwijls een dreigende
houding aan, maar „iederen dag, vóórdat ik uit
ging, had 'k mijn voorgenomen werk in het ge
bed God aanbevolen en daarom was 'k niet
gemakkelijk door vrees voor gevaar van de uit
oefening van mijn taak af te brengen".
In dezen tijd - 1866 breekt in Londen een
hevige cholera-epidemie uit. Met andere studen
ten in de medicijnen stelt Barnardo zich beschik
baar om hulp te verleenen. De epidemie greep
zóó snel om zich heen, dat binnen een maand
het wekelijksch sterftecijfer van 14 tot 1252
steeg. Barnardo staat dag en nacht in deze we
reld des doodseens maakte hij op één dag
16 sterfgevallen mee. Zoo leert hij voor 't eerst
kennen de diepe armoede en het onuitsprekelijk
lijden van de bevolking in Oost-Londen.
Hij gaat nadenken over het lot van de Lon-
densche armen, vooral is hij bewogen over het
leed van de vele kinderen onder hen. Welk een
droevige verwaarloozing en ongelooflijke ver
wildering Als de epidemie geweken is blijft nij
de armen bezoeken en trekt hij zich zooveel hij
kan de kinderen der armsten aan. Hij huurt vobr
weinig geld een afgedankten ezelstal, richt dit
vertrek zoo goed en kwaad als 't gaat tot ver
gaderplaats in, waar hij kleine havelooze jon
gens ontvangt en ze de waarheden van het
Christendom onderwijst.
Spoedig zou hij echter met nog droever maat
schappelijke toestanden in aanraking komen en
een klasse van kinderen ontdekken, deernis
waardiger en verwaarloosder dan alle andere,
kinderen die door allen gemeden en verstooten
werden, kinderen die de schrik van de buiirt
waren en nooit één vriendelijk woord hoorden.
De aanleiding daartoe is merkwaardig genoeg
om ze hier mede te deelen.
Wanneer Barnardo, moe van een dag inge
spannen studie en een avond schoolhouden met
z'n havelooze leerlingen, het schoolvertrek wil
sluiten, komt een kleine straatbengel binnen pm
zich te warmen, 't Was een bitterkoude avopd
en alleen een stuk of wat lompen dekten hem
voor den snerpenden wind hij had geen
schoenen, geen pet, geen hemd. Hij smeekt Bar
nardo of hij dien nacht bij het vuur mag blijven
en belooft geen kwaad te zullen doen. De ver
moeide student wil hem echter 't schoolvertrek
uitdrijven en naar huis sturen. De jongen be
weert geen thuis te hebben, ook geen vader 'of
moeder. Als hij weg moet zal hij den kouden
nacht in de open lucht moeten doorbrengen. Dat
„ik woon nergens" kan Barnardo niet meer kwijt
worden. Bovendien beweerde de jongen, dat hij
geen uitzondering was, dat er in de armenwijken
hoopen kinderen waren, die geen tehuis hadden,
die „nergens" woonden, naar wie niemand om
keek.
Zou dat waar wezen in het Christelijk Lon
den zoo'n talrijke klasse straatzwervers, die
's nachts onder den blooten hemel moeten sla
pen en overdag natuurlijk zich aan allerlei ver
keerde dingen zullen schuldig maken
Zou 't waar wezen, dat in een stad met zóó
veel kerken en predikanten jongens gevonden
werden als Jim zoo heette de zwerver die
nooit van Jezus gehoord hadden of zooals
Jim op de vraag „wie was Jezus ten ant
woord gaven „de paus van Rome"
In elk geval wil Barnardo zich er van over
tuigen of de jongen waarheid spreekt en gaat
met hem mee. En na veel zoeken vindt hij in
de goten van het ijzeren dak van een loods een
deerniswaardige groep van elf arme jongens,
tusschen negen en achttien jaar, die in dunne
lompen als eenige bedekking gekleed, aan alle
weer en wind blootgesteld, lagen te slapen.
Jim wil hem nog meer ligplaatsen wijzen. „Er
zijn er nog een hoop", zegt hij.
Maar 't is Barnardo al genoeg.
Dit had hij nooit geweten. Telkens ziet hij
weer voor zich die jammerlijke groep slapende
jongens enhij gelooftGod heeft mij die
verschrikkelijke ellende laten zien, opdat ik het
Christelijk Londen zou wakker schudden en er
iets gedaan zou worden. Want dit staat vobr
hem vasthier moet geholpen worden en wel
terstond,
Zaamslag. A. B. W. M. KOK.
(Wordt vervolgd)
en Uithuizermeeden door de weduwe Koster ont
vangen. Al spoedig waren zij van de laatste ge
beurtenissen op de hoogte gebracht, te meer
daar Barkema, van hun komst onderricht, spoe
dig op het appèl verscheen.
Zij vernamen, dat er in den stand van zaken
nog niets veranderd was. Op een uitvoerig pro
test van dominé De Cock, gericht aan het Pro
vinciaal kerkbestuur en waarin hij wees op den
treurigen toestand der gemeente van Ulrum,
waar voor ledige kerken werd gepreekt, zoodat
er geen inkomsten waren en er ook geen Heilig
Avondmaal was, werd eenvoudig uit Groningen
niet geantwoord.
Het was verwacht overigens. Het stond wel
vast, dat de leden van het Provinciale kerkbe
stuur, in elk geval de overgroote meerderheid
van hen, aan de zijde van de classis Onderden-
dam zouden staan. Om het recht, om de regle
menten bekommerde men zich niet. De Gerefor
meerde leer moest worden tegengestaan. Dat er
in den lande gezelschappen waren van eenvou
dige mannen en vrouwen, die zich schuil hield-
den, werd geduld. Men had er geen last van.
Maar een geordend predikant, als dominé De
Cock, mocht niet publiekelijk optreden. Dat werd
te gevaarlijk.
Aldus zette Barkema uiteen, om verder op te
merken, dat de tegenstand niet baten zou. Nu
pas bleek eens, hoeveel broeders en zusters er
in den lande waren, die aan de zijde van dominé
De Cock stonden. Niet alleen uit Groningen en
Friesland, maar uit alle oorden des lands, tot
diep uit Zeeland, ontving de geschorste predi
kant brieven van bemoediging, waarin verzekerd
werd, dat de gebeden voor hem opgingen. En
VOOR HET HOSPITAAL GEMAAKTE
GOEDEREN.
Namens het Comité voor de linnenkasten van
het Zendingsterrein „Magelang" deelt de knip-
krans mee, dat het voornemen bestaat alles, wat
voor de linnenkasten ter verzending gereed is,
ten toon te stellen, opdat belangstellenden ge
legenheid hebben dit alles eens bij elkaar te zien.
In het jaarverslag wordt de inhoud der kisten
wel opgesomd, maar het is, voor wie er belang
in stelt, wel eens aardig de stapels goederen in
oogenschouw te nemen.
Vooral hen, die deze goederen hielpen naaien,
en wie door jaarlijksche bijdrage in staat stelt
de linnenkasten gevuld te houden, en voorts al
len, die maar eenigszins belangstellen in ons
Zendingsziekenhuis, noodigen we vriendelijk uit:
kom eens even kijken
De tentoonstelling is D.V. op Donderdag 2
November van 115 en van 79% uur in de
Noorderkerk, Bogardstraat, Middelburg.
BEROEPEN TE
Den Haag-West (5de pred.-pl.):
J. L. van der Wolf te Bussum.
Heerde Chr. W. J. Teeuwen te IJmuiden-Oost.
AANGENOMEN NAAR
Tienhoven (U.): Cand. H. J. Westerink
te Nunspeet.
Te Leek (Gr.) heeft de Kerkeraad der
Geref. Kerk, gehoord de manslidmatenvergade-
ring, besloten Ds. P. Bos, em.-pred. te Haren,
uit te noodigen tot het verrichten van hulpdien
sten. De pastorie wordt opgeknapt.
Te Amsterdam-Zuid werd de heer J. C.
van Vulpen, ouderling en archivaris der Geref.
Kerk, 80 jaar oud en aan de beurt van aftreding
als ouderling, door den Kerkeraad op de meest
eervolle wijze van al zijn zorg voor het archief
en bureau ontheven en van het gewone huis
bezoek vrijgesteld. Hij blijft „eere en naam van
ouderling behouden voor den verderen duur van
zijn leven". Hij kan dus de Kerkeraadsvergade-
ringen blijven meemaken en „naar gelegenheid"
huisbezoek doen.
Te Onnen (Gr.), waar denkelijk spoedig
de zelfstandige Geref. Kerk geïnstitueerd zal
worden, schonk een zuster bouwterrein, teeken
den de Gereformeerden tot een voldoend bedrag
voor een schuldvrij kerkgebouw en heeft 20
October a.s. de aanbesteding plaats.
Ds. K. Fernhout nam wegens ingang van
emeritaat na 50-jarige ambtsbediening afscheid
van de Geref. Kerk te Vreeland met 2 Cor. 13:13,
sprekende over „de afscheidsgroet van Paulus
aan de Kerk van Corinthe" en wel1. zijn in
houd, 2. zijn veronderstelling en 3. zijn strekking.
Prof. Mr. V. H. Rutgers, rector-magni-
ficus, houdt Vrijdagmiddag 20 October a.s. te
half 4 een rede ter herdenking van de Stich
tingsdag.
Aan den vooravond heeft in de Keizersgracht-
kerk onder leiding van Dr. G. C. Berkouwer,
van Amsterdam-Oost (Watergraafsmeer), een
bidstond plaats en daarna in het Gebouw der
A.M.J.V. een begroetingssamenkomst, waarin
Prof. Dr. V. H. Rutgers en Ds. T. Ferwerda
zullen spreken.
Voor de emeriti.
Te Assen besloot de Kerkeraad der Geref.
Kerk de gelden, die anders aan de predikanten
voor hun vacaturebeurten worden uitgekeerd, te
storten in de kas voor verzorging van emeriti-
predikanten, die dringend versterking behoeft.
Ds. J. Hartkamp, van Oudega (Small.),
werd Zondag bij de Geref. Kerk van Oudshoorn
(gem. Alphen a. d. Rijn) bevestigd door Ds. K.
van Anken, van Delft, met Deut. 32 31 en deed
des avonds intrede met 1 Cor. 1 17 en 18, spre
kende over1het wezen van de taak van den
dienaar des Woords, 2. de wijze waarop deze
taak vervuld moet worden en 3. haar heerlijk
doel.
Te Leeuwarden ontving de Kerkeraad
der Geref. Kerk het verzoek een gebouw te wil
len afstaan voor het houden van een Friesche
Bijbellezing. Hij besloot het verzoek aan te hou
den tot de vergadering van den Kerkeraad met
diakenen.
dat waren dan de tientallen, die schreven. Ge
zegd kon worden, dat er honderden waren, die
daartoe de vrijmoedigheid niet hadden.
Barkema zeide maar precies, waarop het
stond. In zekeren zin betreurde hij den loop van
zaken, daar de plaatselijke gemeente er onder
leed, maar aan den anderen kant moest het op
een conflict uitloopen, wilde een zuivere toe
stand worden verkregen.
Als het aan hem persoonlijk lag, dan tastte
dominé De Cock door en brak hij met het kerk
genootschap, dat het onrechtvaardig en onver
hoord schorste.
Hij deelde mede, dat hij niemand minder op
zijn hand had dan dominé Scholte in Doeveren,
die in het begin van Januari een brief naar
Ulrum had geschreven, waarin hij zeide met ont
zetting te hebben vernomen, dat dominé De Cock
was geschorst.
En die strijdbare predikant in Brabant, die
spoedig wel overhoop zou komen te liggen met
zijn kerkbestuur, want hij toornde tegen het
zingen van gezangen, had in dien brief gevraagd,
hoe de gemeente van Ulrum onder het geval
stond. Of zij bereid was, om eenparig met ker
keraad en kerkvoogden protest in te leveren
tegen de schorsing en de afzetting, die hij voor
zag. En of zij ook bereid was zich onafhankelijk
te verklaren van de Synodale Hervormde Kerk
en als een afzonderlijke gemeente desnoods haar
eigen herder en leeraar te erkennen en hem te
bezoldigen.
„Dat is krasse taal," meende Bazuin.
Maar Schoonoort was het niet met hem eens.
„Heelemaal niet", zeide hij. „Precies, wat ik
altijd heb gezegd. Die richting moet het uit
Cand. F. J. Jonkhoff, van Groningen, is
Zondag 17 Sept. j.l. bevestigd als pred. der
Geref. Kerk te Malang (Java) door Ds. P. Veen-
huizen, van Soerabaja, met 1 Coll. 1 18 en deed
daar als eerste predikant intrede met Openb.
1 4 slot en 5 begin. Vele „verstrooiden" woon
den de diensten bij.
Te Amsterdam heeft Prof. Dr. J. Wa
terink aan den Kerkeraad der Geref. Kerk ge
schreven over de mogelijkheid van dienst des
Woords in het Paedologisch Instituut aldaar.
De Kerkeraad stelde de zaak in handen van een
commissie van advies.
Dr. W. A. van Es schrijft in „Leeuw.
Kerkblad"
De Synode van Leeuwarden werd des
tijds als een zeer belangrijke Synode be
schouwd. We zouden geneigd zijn, met het
oog op de rustige ontwikkeling van het le
ven onzer kerken, te wenschen, dat onze
kerken voor zulke Synodes voortaan mogen
bewaard blijven. Zelfs zien we geen gering
gevaar in dat streven om toch vooral 'n
„gewichtige" Synode te mogen zijn. Zulk
een Synode vindt naar ons gevoelen lof,
dierustig en met besliste bedachtzaamheid
de zaken die aan de orde zijn, afhandelt.
Ons kerkelijk leven heeft weer noodig, ge
lijk algemeen wordt gevoeld, dat die dus
genaamde „groote kwesties" ook eens op
de plaats moeten blijven die ze verdienen,
en de „gewone" zaken weer eens een goede
beurt moeten hebben, opdat er geen ver
warring kome. En voor ons is dit de „groo
te" beteekenis van de Synode van Middel
burg, dat men blijkbaar dit daar heeft ge
voeld, en dat men ook zelfbeheersching ge
noeg heeft gehad om aan alle neiging en
verzoeking om een naar boven genoemden
maatstaf gemeten, weer eens „groote" Sy
node te zijn, te weerstaan, en in de voor
komende zaken bedachtzame, voorzichtige
beslissingen te nemen.
De Bond van Calvinisten. Onthullingen.
Velen bedanken. Geen representatief karakter.
Onder dit opschrift schrijft het Ned. Chr.
Persbureau „Verleden week vergaderde te Den
Haag de „Bond van Gereformeerden" (Calvinis
ten), voorzitter prof. dr. V. H. Rutgers, hoog
leeraar aan de Vrije Universiteit, mede-mode-
ramenleden prof. dr. V. Hepp, hoogleeraar aan
de Vrije Universiteit en prof. Ir. C. M. van
Wijngaarden, hoogleeraar te Delft. Een kort
persbericht verscheen, waarin gewag gemaakt
werd van een komend congres in Nederland,
doch waarin (prof. dr. K. Schilder wijst daarop
in „De Reformatie" dezer week) niets gezegd
werd over tegemoetkoming aan de ernstige cri-
tiek door vele Gereformeerden op dezen bond
uitgebracht.
Thans geeft een der leden, mede-stichter van
den bond, na als lid bedankt te hebben, n.l. dr.
J. van Lonkhuijzen te Zierikzee, in rijn Kerk
bode onthullingen over het verhande' :!e. Dr. van
Lonkhuijzen deelt mede, dat de vergadering
onder leiding van prof. Rutgers, prof. Hepp en
prof. Van Wijngaarden, „met bitterheid stond
tegenover de critiek van zoo goed als geheel de
Geref. pers", dat men „duidelijk toonde om heel
de critiek van het Geref. volk geen zier te ge
ven" en wel straks „een internationaal congres
gehouden zal worden, niet zonder opzet met
ostentatie, maar dat iedere fanfarestoot een
dolksteek zal wezen in het hart van het Geref.
volk naar wiens stem men niet wil hooren".
Dr. van Lonkhuijzen licht deze scherpe critiek
dan nader toe, vermeldend, dat de Bond op den
grondslag staat „der H. Schrift en mitsdien van
de Nederlandsche geloofsbelijdenis en den Hei-
delbergschen catechismus en de 5 artikelen te
gen de Remonstranten", doch in de notulen vast
legde, dat „deze woorden met zorg zoo zijn
gekozen, teneinde dat alle richtingen er zich in
kunnen vinden". Daarmee doelde de Bond op
het lidmaatschap van Gereformeerden uit de
Geref. Kerken in Hersteld Verband en op het
lidmaatschap o.a. van den in de Geref. Kerken
afgezetten predikant dr. J. G. Ubbink te Zeven
hoven. Ds. J. C. Aalders (Geref. Kerken H. V.)
was bestuurslid, eveneens dr. J. G. Ubbink. Van
Geref. kerkelijke zijde was en werd ingebracht,
dat tegen samenwerking met calvinistisch gezin
den uit anderen kring als zoodanig geen bezwaar
bestond, doch dat men deze samenwerking niet
wilde op den grondslag der 3 formulieren van
eenigheid, daar de Generale Synoden der Geref.
anders wordt er niets bereikt."
„Precies mijn gedachte", verklaarde de ouder
ling Barkema. „Het kan eenvoudig niet anders.
Dominé wil er niet van hooren en dat kan ik
begrijpen en verklaren. Het is hard, de kerk te
moeten verlaten. Maar we worden genoodzaakt.
Als dominé Gods Woord brengt en in alles
handelt naar de inzettingen der aloude, Gerefor
meerde Kerk, wordt hij geschorst en straks af
gezet. Dat kunnen wij toch niet dulden? We
kunnen niet handelen tegen ons geweten. Do
miné voelt dat natuurlijk ook wel. Met classis,
provinciaal kerkbestuur en synode komt hij al
leen in het reine, wanneer hij schuld bekent.
Maar dat gebeurt niet, omdat Gode meer ge
hoorzaamd moet worden dan de menschen en
omdat de Goddelijke instelling meer beteekent
dan de synode, die wij nu hebben, al komt die
ons dan ook toe van den Koning. Trouwens, het
is wel zeker, dat de bedoeling van den koning
in 1816 niet is geweest, om de oude Gerefor
meerde leer te veranderen, maar die te bewaren.
Lijnrecht in strijd met de vooropgezette bedoe
ling was het optreden der vrijzinnige leeraars,
die Prof. Hofstede de Groot in Groningen, den
vroegeren dominé van Ulrum, tot hun aanvoer
der hadden. Maar ja, het was nu te laat, om in
de kerk verandering te brengen. De vijandschap
tegen de Gereformeerde leer was zóó diep ge
worteld, dat niets zou worden ontzien, om do
miné De Cock onschadelijk te maken. Op de
schorsing volgde over enkele maanden den
natuurlijk afzetting. En wat dan Dan moest
dominé wel doen wat dominé Scholte sugge
reerde.
(Wordt vervolgd)