FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS. deze beunhazerij tot een bovennatuurlijke profe tie heiligt. Maar indat geval blijft voor den bui tenstaander de vraag waarom dan een theo logische faculteit Stellig kan men geloovig zijn zonder theologie, maar wie een academische opleiding eischt om het Woord te kunnen bedienen en aan een niet- theologisch gevormd censor de bevoegdheid toe kent om het resultaat van die theologie te dis- qualificeeren, hinkt op twee gedachten." Is nader commentaar niet overbodig M. SCHEELE. GROOTE STIJGING IN „DEN ZEEUWSCHEN BEKER". Gecoll. bruiloft F.A. 8.36 nagiften We- meldinge 20.als dankoffer en 2.50 na- giften Goes 5.en 2.50 nagiften Seroos- kerke 7.11 Comité Kloetinge 196.25; van een spaarzamen knaap Jacques 400 halve centen 2.— Comité Vlissingen 681.34 door be middeling Ds. Scheele, M'burg, 70 stuivers, van N. N. 10.van een zuster 5.uit coll. G. K. te Serooskerke ƒ1.Comité Terneuzen 531.50; nagiften Zierikzee 15.Diac. G.K. te Koud. 10.— N. N. te Koud. ƒ1.—; door bemid. Mr. v. Andel 1.en 0.50 door bemid. Ds. van Voorst Vader van N. N. 10.van D. 0.50, van Mr. E. 2.30 Comité Middelburg 1017.10^door bemid. dokter Pel 74.de V. te M'burg ƒ1. uit coll. G. K. te Kruiningen 1. In totaal ontvangen 6680.423^. Wie de laatste berichten, door middel van Pers en Radio, vernam betreffende de toestan den in Rusland, gevoelt zich beklemd bij het indenken van zooveel onbeschrijfelijke ellende. Millioenen hongerenden, uitstervende dorpen, massa's onbegraven lijken het is al te gru welijk om 't te gelooven. En toch, de brieven der ongelukkigen en de berichten der vluchte lingen, ze zijn alle eensluidend in ontstellende en hartverscheurende weeklagen over den af grijselijken nood. Daarom past ons, broeders en zusters, bij alle vreugde over de groote stijging van den Zeeuwschen Beker en bij alle erkentelijkheid voor de liefderijke en milddadige opoffering van vele gezinnen, die zich willen bekrimpen om mede eenige druppelen te laten vloeien in den beker der barmhartigheid daarom past ons toch voortdurend groote verootmoediging voor God bij het zien van onzen overvloed en diepen ootmoed ten aanzien van onzen heerlijken maar toch, gezien de hooge onafzienbare nood, zoo geringen liefdearbeid. Het liefdevuur, ontstoken op de Zeeuwsche eilanden, moge blijken geen stroovuur te zijn, maar een immer voortbrandende haard van eikenhout, zoolang de nood onzer nog steeds verdrukte mede-geloovigen zóó hoog is en ons God nog zóóveel weldaden schenkt. We zijn dankbaar voor de schoone resultaten, zoowel te Kloetinge als te Terneuzen, zoowel te Vlissingen als te Middelburg. Gezien de draag kracht der onderscheiden plaatsen doet de een niet voor de ander onder in het brengen van toegewijde offers. Het aantal Comités breidt zich nog steeds uit. Colijnsplaat, Domburg en Westkapelle willen mede hun aandeelen leveren tot het opvoeren van het liefdepeil in „den Zeeuwschen Beker". Met vriendel. dank en dringende aanbeveling. Namens het Prov. Comité, St. Laurens. A. KONING. Giro 220659. P.S. De aangekondigde lezing van Ds. Krop te St. Laurens draagt tot titel„Mijn reis naar de Russische grens". Dinsdagavond a.s. 7 uur in de Geref. Kerk aldaar. Met lichtbeelden. HET LEVENSWERK VAN Dr. BARNARDO II. Kort daarop treffen we hem in Londen aan, waar hij in de medicijnen studeert, omdat hij als Zendelings-arts naar China wil gaan. 't Is hem echter niet mogelijk alleen voor zijn toe komstig beroep zich te bekwamen. Hij moet ook hier praktisch werkzaam zijn en geeft zijn Zon dagen en vrije avonden voor den arbeid onder de verwilderde en ruwe jeugd, ja onder mannen en vrouwen van eiken leeftijd, die als heidenen in het Christelijke Engeland leefden. Natuurlijk is ook spot en hoon zijn deel, en wordt aan hem 26) HOOFDSTUK IX. Nauw was het jaar 1833 verstreken en de eerste maand voorbij, of Schoonoort en Bazuin maakten zich op, naar Ulrum te gaan, waar zij weer werden opgenomen in de gastvrije woning van de weduwe Koster. Als regel was dat groote huis het middelpunt der gemeente, die, althans tijdelijk, van haar herder en leeraar was beroofd. Een enkele maal werd vergaderd in de woning van de weduwe Hulshof, doch dat bleef beperkt tot hooge uit zonderingen. Zoowel des Zondags, als tweemaal per week werden de vertrekken van de weduwe Koster van veel stoelen voorzien, daar een groot getal leden der gemeente de bidstonden kwamen bij wonen. Hun plaats in het nieuwe kerkgebouw lieten zij ledig daar zij niet wilden vertoeven onder het gehoor van de moderne ringpredikan- ten, die predikten voor slechts enkele menschen. Hun intens meeleven met de broeders en zus ters in Ulrum was voor Bazuin en Schoonoort aanleiding, de lange voetreis te ondernemen. Want zij wisten wel, dat dominé De Cock ook ten huize van de weduwe Koster niet optrad. Hij hield zich strikt aan zijn schorsingsbesluit, al oordeelde Barkema dan ook, dat dit niet in houden kon, dat de predikant niet een bidstond leidde. Met vreugde werden de mannen uit Uithuizen vervuld het woord van Jezus „de dienstknecht is niet meerder dan zijn Meester". Zijn medestudenten begrijpen er niets van, dat iemand z'n vrijen tijd op zulk een manier ge bruikt. „Mijn stomme verbazing" verklaart één van hen „toen ik hem voor 't eerst als straatprediker hoorde, wekt bij mij ook nu nog groote vroolijkheid". Het straatpubliek neemt dikwijls een dreigende houding aan, maar „iederen dag, vóórdat ik uit ging, had 'k mijn voorgenomen werk in het ge bed God aanbevolen en daarom was 'k niet gemakkelijk door vrees voor gevaar van de uit oefening van mijn taak af te brengen". In dezen tijd - 1866 breekt in Londen een hevige cholera-epidemie uit. Met andere studen ten in de medicijnen stelt Barnardo zich beschik baar om hulp te verleenen. De epidemie greep zóó snel om zich heen, dat binnen een maand het wekelijksch sterftecijfer van 14 tot 1252 steeg. Barnardo staat dag en nacht in deze we reld des doodseens maakte hij op één dag 16 sterfgevallen mee. Zoo leert hij voor 't eerst kennen de diepe armoede en het onuitsprekelijk lijden van de bevolking in Oost-Londen. Hij gaat nadenken over het lot van de Lon- densche armen, vooral is hij bewogen over het leed van de vele kinderen onder hen. Welk een droevige verwaarloozing en ongelooflijke ver wildering Als de epidemie geweken is blijft nij de armen bezoeken en trekt hij zich zooveel hij kan de kinderen der armsten aan. Hij huurt vobr weinig geld een afgedankten ezelstal, richt dit vertrek zoo goed en kwaad als 't gaat tot ver gaderplaats in, waar hij kleine havelooze jon gens ontvangt en ze de waarheden van het Christendom onderwijst. Spoedig zou hij echter met nog droever maat schappelijke toestanden in aanraking komen en een klasse van kinderen ontdekken, deernis waardiger en verwaarloosder dan alle andere, kinderen die door allen gemeden en verstooten werden, kinderen die de schrik van de buiirt waren en nooit één vriendelijk woord hoorden. De aanleiding daartoe is merkwaardig genoeg om ze hier mede te deelen. Wanneer Barnardo, moe van een dag inge spannen studie en een avond schoolhouden met z'n havelooze leerlingen, het schoolvertrek wil sluiten, komt een kleine straatbengel binnen pm zich te warmen, 't Was een bitterkoude avopd en alleen een stuk of wat lompen dekten hem voor den snerpenden wind hij had geen schoenen, geen pet, geen hemd. Hij smeekt Bar nardo of hij dien nacht bij het vuur mag blijven en belooft geen kwaad te zullen doen. De ver moeide student wil hem echter 't schoolvertrek uitdrijven en naar huis sturen. De jongen be weert geen thuis te hebben, ook geen vader 'of moeder. Als hij weg moet zal hij den kouden nacht in de open lucht moeten doorbrengen. Dat „ik woon nergens" kan Barnardo niet meer kwijt worden. Bovendien beweerde de jongen, dat hij geen uitzondering was, dat er in de armenwijken hoopen kinderen waren, die geen tehuis hadden, die „nergens" woonden, naar wie niemand om keek. Zou dat waar wezen in het Christelijk Lon den zoo'n talrijke klasse straatzwervers, die 's nachts onder den blooten hemel moeten sla pen en overdag natuurlijk zich aan allerlei ver keerde dingen zullen schuldig maken Zou 't waar wezen, dat in een stad met zóó veel kerken en predikanten jongens gevonden werden als Jim zoo heette de zwerver die nooit van Jezus gehoord hadden of zooals Jim op de vraag „wie was Jezus ten ant woord gaven „de paus van Rome" In elk geval wil Barnardo zich er van over tuigen of de jongen waarheid spreekt en gaat met hem mee. En na veel zoeken vindt hij in de goten van het ijzeren dak van een loods een deerniswaardige groep van elf arme jongens, tusschen negen en achttien jaar, die in dunne lompen als eenige bedekking gekleed, aan alle weer en wind blootgesteld, lagen te slapen. Jim wil hem nog meer ligplaatsen wijzen. „Er zijn er nog een hoop", zegt hij. Maar 't is Barnardo al genoeg. Dit had hij nooit geweten. Telkens ziet hij weer voor zich die jammerlijke groep slapende jongens enhij gelooftGod heeft mij die verschrikkelijke ellende laten zien, opdat ik het Christelijk Londen zou wakker schudden en er iets gedaan zou worden. Want dit staat vobr hem vasthier moet geholpen worden en wel terstond, Zaamslag. A. B. W. M. KOK. (Wordt vervolgd) en Uithuizermeeden door de weduwe Koster ont vangen. Al spoedig waren zij van de laatste ge beurtenissen op de hoogte gebracht, te meer daar Barkema, van hun komst onderricht, spoe dig op het appèl verscheen. Zij vernamen, dat er in den stand van zaken nog niets veranderd was. Op een uitvoerig pro test van dominé De Cock, gericht aan het Pro vinciaal kerkbestuur en waarin hij wees op den treurigen toestand der gemeente van Ulrum, waar voor ledige kerken werd gepreekt, zoodat er geen inkomsten waren en er ook geen Heilig Avondmaal was, werd eenvoudig uit Groningen niet geantwoord. Het was verwacht overigens. Het stond wel vast, dat de leden van het Provinciale kerkbe stuur, in elk geval de overgroote meerderheid van hen, aan de zijde van de classis Onderden- dam zouden staan. Om het recht, om de regle menten bekommerde men zich niet. De Gerefor meerde leer moest worden tegengestaan. Dat er in den lande gezelschappen waren van eenvou dige mannen en vrouwen, die zich schuil hield- den, werd geduld. Men had er geen last van. Maar een geordend predikant, als dominé De Cock, mocht niet publiekelijk optreden. Dat werd te gevaarlijk. Aldus zette Barkema uiteen, om verder op te merken, dat de tegenstand niet baten zou. Nu pas bleek eens, hoeveel broeders en zusters er in den lande waren, die aan de zijde van dominé De Cock stonden. Niet alleen uit Groningen en Friesland, maar uit alle oorden des lands, tot diep uit Zeeland, ontving de geschorste predi kant brieven van bemoediging, waarin verzekerd werd, dat de gebeden voor hem opgingen. En VOOR HET HOSPITAAL GEMAAKTE GOEDEREN. Namens het Comité voor de linnenkasten van het Zendingsterrein „Magelang" deelt de knip- krans mee, dat het voornemen bestaat alles, wat voor de linnenkasten ter verzending gereed is, ten toon te stellen, opdat belangstellenden ge legenheid hebben dit alles eens bij elkaar te zien. In het jaarverslag wordt de inhoud der kisten wel opgesomd, maar het is, voor wie er belang in stelt, wel eens aardig de stapels goederen in oogenschouw te nemen. Vooral hen, die deze goederen hielpen naaien, en wie door jaarlijksche bijdrage in staat stelt de linnenkasten gevuld te houden, en voorts al len, die maar eenigszins belangstellen in ons Zendingsziekenhuis, noodigen we vriendelijk uit: kom eens even kijken De tentoonstelling is D.V. op Donderdag 2 November van 115 en van 79% uur in de Noorderkerk, Bogardstraat, Middelburg. BEROEPEN TE Den Haag-West (5de pred.-pl.): J. L. van der Wolf te Bussum. Heerde Chr. W. J. Teeuwen te IJmuiden-Oost. AANGENOMEN NAAR Tienhoven (U.): Cand. H. J. Westerink te Nunspeet. Te Leek (Gr.) heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk, gehoord de manslidmatenvergade- ring, besloten Ds. P. Bos, em.-pred. te Haren, uit te noodigen tot het verrichten van hulpdien sten. De pastorie wordt opgeknapt. Te Amsterdam-Zuid werd de heer J. C. van Vulpen, ouderling en archivaris der Geref. Kerk, 80 jaar oud en aan de beurt van aftreding als ouderling, door den Kerkeraad op de meest eervolle wijze van al zijn zorg voor het archief en bureau ontheven en van het gewone huis bezoek vrijgesteld. Hij blijft „eere en naam van ouderling behouden voor den verderen duur van zijn leven". Hij kan dus de Kerkeraadsvergade- ringen blijven meemaken en „naar gelegenheid" huisbezoek doen. Te Onnen (Gr.), waar denkelijk spoedig de zelfstandige Geref. Kerk geïnstitueerd zal worden, schonk een zuster bouwterrein, teeken den de Gereformeerden tot een voldoend bedrag voor een schuldvrij kerkgebouw en heeft 20 October a.s. de aanbesteding plaats. Ds. K. Fernhout nam wegens ingang van emeritaat na 50-jarige ambtsbediening afscheid van de Geref. Kerk te Vreeland met 2 Cor. 13:13, sprekende over „de afscheidsgroet van Paulus aan de Kerk van Corinthe" en wel1. zijn in houd, 2. zijn veronderstelling en 3. zijn strekking. Prof. Mr. V. H. Rutgers, rector-magni- ficus, houdt Vrijdagmiddag 20 October a.s. te half 4 een rede ter herdenking van de Stich tingsdag. Aan den vooravond heeft in de Keizersgracht- kerk onder leiding van Dr. G. C. Berkouwer, van Amsterdam-Oost (Watergraafsmeer), een bidstond plaats en daarna in het Gebouw der A.M.J.V. een begroetingssamenkomst, waarin Prof. Dr. V. H. Rutgers en Ds. T. Ferwerda zullen spreken. Voor de emeriti. Te Assen besloot de Kerkeraad der Geref. Kerk de gelden, die anders aan de predikanten voor hun vacaturebeurten worden uitgekeerd, te storten in de kas voor verzorging van emeriti- predikanten, die dringend versterking behoeft. Ds. J. Hartkamp, van Oudega (Small.), werd Zondag bij de Geref. Kerk van Oudshoorn (gem. Alphen a. d. Rijn) bevestigd door Ds. K. van Anken, van Delft, met Deut. 32 31 en deed des avonds intrede met 1 Cor. 1 17 en 18, spre kende over1het wezen van de taak van den dienaar des Woords, 2. de wijze waarop deze taak vervuld moet worden en 3. haar heerlijk doel. Te Leeuwarden ontving de Kerkeraad der Geref. Kerk het verzoek een gebouw te wil len afstaan voor het houden van een Friesche Bijbellezing. Hij besloot het verzoek aan te hou den tot de vergadering van den Kerkeraad met diakenen. dat waren dan de tientallen, die schreven. Ge zegd kon worden, dat er honderden waren, die daartoe de vrijmoedigheid niet hadden. Barkema zeide maar precies, waarop het stond. In zekeren zin betreurde hij den loop van zaken, daar de plaatselijke gemeente er onder leed, maar aan den anderen kant moest het op een conflict uitloopen, wilde een zuivere toe stand worden verkregen. Als het aan hem persoonlijk lag, dan tastte dominé De Cock door en brak hij met het kerk genootschap, dat het onrechtvaardig en onver hoord schorste. Hij deelde mede, dat hij niemand minder op zijn hand had dan dominé Scholte in Doeveren, die in het begin van Januari een brief naar Ulrum had geschreven, waarin hij zeide met ont zetting te hebben vernomen, dat dominé De Cock was geschorst. En die strijdbare predikant in Brabant, die spoedig wel overhoop zou komen te liggen met zijn kerkbestuur, want hij toornde tegen het zingen van gezangen, had in dien brief gevraagd, hoe de gemeente van Ulrum onder het geval stond. Of zij bereid was, om eenparig met ker keraad en kerkvoogden protest in te leveren tegen de schorsing en de afzetting, die hij voor zag. En of zij ook bereid was zich onafhankelijk te verklaren van de Synodale Hervormde Kerk en als een afzonderlijke gemeente desnoods haar eigen herder en leeraar te erkennen en hem te bezoldigen. „Dat is krasse taal," meende Bazuin. Maar Schoonoort was het niet met hem eens. „Heelemaal niet", zeide hij. „Precies, wat ik altijd heb gezegd. Die richting moet het uit Cand. F. J. Jonkhoff, van Groningen, is Zondag 17 Sept. j.l. bevestigd als pred. der Geref. Kerk te Malang (Java) door Ds. P. Veen- huizen, van Soerabaja, met 1 Coll. 1 18 en deed daar als eerste predikant intrede met Openb. 1 4 slot en 5 begin. Vele „verstrooiden" woon den de diensten bij. Te Amsterdam heeft Prof. Dr. J. Wa terink aan den Kerkeraad der Geref. Kerk ge schreven over de mogelijkheid van dienst des Woords in het Paedologisch Instituut aldaar. De Kerkeraad stelde de zaak in handen van een commissie van advies. Dr. W. A. van Es schrijft in „Leeuw. Kerkblad" De Synode van Leeuwarden werd des tijds als een zeer belangrijke Synode be schouwd. We zouden geneigd zijn, met het oog op de rustige ontwikkeling van het le ven onzer kerken, te wenschen, dat onze kerken voor zulke Synodes voortaan mogen bewaard blijven. Zelfs zien we geen gering gevaar in dat streven om toch vooral 'n „gewichtige" Synode te mogen zijn. Zulk een Synode vindt naar ons gevoelen lof, dierustig en met besliste bedachtzaamheid de zaken die aan de orde zijn, afhandelt. Ons kerkelijk leven heeft weer noodig, ge lijk algemeen wordt gevoeld, dat die dus genaamde „groote kwesties" ook eens op de plaats moeten blijven die ze verdienen, en de „gewone" zaken weer eens een goede beurt moeten hebben, opdat er geen ver warring kome. En voor ons is dit de „groo te" beteekenis van de Synode van Middel burg, dat men blijkbaar dit daar heeft ge voeld, en dat men ook zelfbeheersching ge noeg heeft gehad om aan alle neiging en verzoeking om een naar boven genoemden maatstaf gemeten, weer eens „groote" Sy node te zijn, te weerstaan, en in de voor komende zaken bedachtzame, voorzichtige beslissingen te nemen. De Bond van Calvinisten. Onthullingen. Velen bedanken. Geen representatief karakter. Onder dit opschrift schrijft het Ned. Chr. Persbureau „Verleden week vergaderde te Den Haag de „Bond van Gereformeerden" (Calvinis ten), voorzitter prof. dr. V. H. Rutgers, hoog leeraar aan de Vrije Universiteit, mede-mode- ramenleden prof. dr. V. Hepp, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit en prof. Ir. C. M. van Wijngaarden, hoogleeraar te Delft. Een kort persbericht verscheen, waarin gewag gemaakt werd van een komend congres in Nederland, doch waarin (prof. dr. K. Schilder wijst daarop in „De Reformatie" dezer week) niets gezegd werd over tegemoetkoming aan de ernstige cri- tiek door vele Gereformeerden op dezen bond uitgebracht. Thans geeft een der leden, mede-stichter van den bond, na als lid bedankt te hebben, n.l. dr. J. van Lonkhuijzen te Zierikzee, in rijn Kerk bode onthullingen over het verhande' :!e. Dr. van Lonkhuijzen deelt mede, dat de vergadering onder leiding van prof. Rutgers, prof. Hepp en prof. Van Wijngaarden, „met bitterheid stond tegenover de critiek van zoo goed als geheel de Geref. pers", dat men „duidelijk toonde om heel de critiek van het Geref. volk geen zier te ge ven" en wel straks „een internationaal congres gehouden zal worden, niet zonder opzet met ostentatie, maar dat iedere fanfarestoot een dolksteek zal wezen in het hart van het Geref. volk naar wiens stem men niet wil hooren". Dr. van Lonkhuijzen licht deze scherpe critiek dan nader toe, vermeldend, dat de Bond op den grondslag staat „der H. Schrift en mitsdien van de Nederlandsche geloofsbelijdenis en den Hei- delbergschen catechismus en de 5 artikelen te gen de Remonstranten", doch in de notulen vast legde, dat „deze woorden met zorg zoo zijn gekozen, teneinde dat alle richtingen er zich in kunnen vinden". Daarmee doelde de Bond op het lidmaatschap van Gereformeerden uit de Geref. Kerken in Hersteld Verband en op het lidmaatschap o.a. van den in de Geref. Kerken afgezetten predikant dr. J. G. Ubbink te Zeven hoven. Ds. J. C. Aalders (Geref. Kerken H. V.) was bestuurslid, eveneens dr. J. G. Ubbink. Van Geref. kerkelijke zijde was en werd ingebracht, dat tegen samenwerking met calvinistisch gezin den uit anderen kring als zoodanig geen bezwaar bestond, doch dat men deze samenwerking niet wilde op den grondslag der 3 formulieren van eenigheid, daar de Generale Synoden der Geref. anders wordt er niets bereikt." „Precies mijn gedachte", verklaarde de ouder ling Barkema. „Het kan eenvoudig niet anders. Dominé wil er niet van hooren en dat kan ik begrijpen en verklaren. Het is hard, de kerk te moeten verlaten. Maar we worden genoodzaakt. Als dominé Gods Woord brengt en in alles handelt naar de inzettingen der aloude, Gerefor meerde Kerk, wordt hij geschorst en straks af gezet. Dat kunnen wij toch niet dulden? We kunnen niet handelen tegen ons geweten. Do miné voelt dat natuurlijk ook wel. Met classis, provinciaal kerkbestuur en synode komt hij al leen in het reine, wanneer hij schuld bekent. Maar dat gebeurt niet, omdat Gode meer ge hoorzaamd moet worden dan de menschen en omdat de Goddelijke instelling meer beteekent dan de synode, die wij nu hebben, al komt die ons dan ook toe van den Koning. Trouwens, het is wel zeker, dat de bedoeling van den koning in 1816 niet is geweest, om de oude Gerefor meerde leer te veranderen, maar die te bewaren. Lijnrecht in strijd met de vooropgezette bedoe ling was het optreden der vrijzinnige leeraars, die Prof. Hofstede de Groot in Groningen, den vroegeren dominé van Ulrum, tot hun aanvoer der hadden. Maar ja, het was nu te laat, om in de kerk verandering te brengen. De vijandschap tegen de Gereformeerde leer was zóó diep ge worteld, dat niets zou worden ontzien, om do miné De Cock onschadelijk te maken. Op de schorsing volgde over enkele maanden den natuurlijk afzetting. En wat dan Dan moest dominé wel doen wat dominé Scholte sugge reerde. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2