FEUILLETON
KENTERING.
KERKNIEUWS*
eens moeite. In de eerste plaats moeten de leer
lingen een heel eind loopen de dorpen waaruit
de leerlingen der Vervolgschool komen liggen
vaak vier en meer kilometers van zoo'n school
verwijderd. Dan de ouders vinden de driejarige
opleiding aan een desaschool reeds voldoende
ze hebben lezen en schrijven geleerd en waarom
zouden ze in het eenvoudige desaleven nog meer
leeren. Voorts voor het onderwijs op een ver
volgschool moet betaald worden wel weinig,
5 cent is voor de meesten voldoende, maar die
5 centen vertegenwoordigen voor hen een heel
bedrag. In de desa leeft een arme Javaan er
een dag van. Voor zijn gezin, dat uit 5 of meer
personen bestaat, heeft hij niet meer als 0.20
per dag noodig, en hij mag zich gelukkig ach
ten, als hij zoo'n bedrag per dag kan verdienen.
Dat in zulke toestanden een bedrag van 0.05
veel is, begrijpt ge wel. De menschen moeten
wel goed van de noodzakelijkheid van het on
derwijs doordrongen zijn, of met zachte drang
genoodzaakt worden hun kinderen te zenden,
anders doen ze het niet, tenminste niet naar de
vergelegen Vervolgschool. Zoo was één onzer
scholen gedaald tot 23 leerlingen wat de onder
wijzer ook deed, om meer leerlingen te krijgen,
het lukte niet.
Waarom sturen de menschen hun kinderen
niet, vroeg ik en toen kreeg ik de volgende re
denen te hoorende kinderen hebben geen
goede kleeding en zijn beschaamd zoo naar
school te gaan andere ouders houden hun kin
deren thuis in huiselijke bezigheden of voor het
hoeden van ganzen of van karbouwendeze
ouders zeggende school brengt ons te veel
nadeel, we hebben onze kinderen te veel noodig.
De kinderen bleken graag te gaan, maar de
ouders lieten het niet toe. En op die manier
ging de school al gauw achteruit.
Op deze school zijn nog twee onderwijzers
werkzaam, die door het Gouvernement gesub
sidieerd worden en tot voor kort noodig waren;
wanneer het aantal leerlingen echter zoo laag
bleef, zou de school gesloten moeten worden,
zouden de beide onderwijzers moeten worden
ontslagen, één van die twee is tevens goeroe-
indjil, die in de middaguren en des Zondags nog
heel wat werk doet hij preekt en catechiseert
en bezoekt menschen als deze onderwijzer ook
ontslagen moet worden, hoe dan met de ge
meente
Ik moest daarom een poging wagen, om die
school in het leven te houden om weer nieuwe
leerlingen te krijgen. En om het aantal leerlingen
te doen stijgen, moest ik bij de loerah's zijn.
Deze zijn het, die er voor zorgen, dat de kin
deten naar school gaanzonder hun bemoei
ingen zouden vele scholen aanstonds ongeveer
leegloopen maar alle loerah's zijn ook niet door
drongen van de noodzakelijkheid van de scholen
en hebben weer de aansporing noodig van het
westersch opgeleide hoofd van het onderdistrict,
d.i. de assistent-wedana.
In het bovenbedoelde onderdistrict nu deed
zich het geval voor, dat de loerah's weinig deden
voor onze Vervolgschool en ook weinig luister
den naar de aansporing van de assistent-wedana.
Ik nam daarom gaarne de uitnoodiging aan om
op den dag, dat alle loerha's bij den assistent-
wedana komen, een ontmoeting met hen te heb
ben en eens over de school te praten. Op den
afgesproken dag zat ik bij den assistent-wedana.
De loerah's die buiten zaten te wachten, kwa
men op bevel van den assistent-wedana binnen
en bezetten de vier rijen stoelen, die achter el
kaar voor hen neergezet waren.
Eerst werden sommige desaaangelegenheden
behandeld, daarna gaf de assistent-wedana een
korte uiteenzetting van de reden, waarom ik
graag eens met de loerah's wilde praten en hij
gaf mij het woord. Ik heb toen trachten uiteen
te zetten het nut van de school. Ik geloof niet,
dat alle loerah's het met dit deel van mijn rede
eens waren, of indien ze het toestemden toch
de moeilijkheid voelde om de inwoners van hun
dessa van dit nut te overtuigen. Ik vertelde ze
daarom ook, dat als er geen verbetering kwam
de beide onderwijzers ontslagen moesten worden.
Dat alsdan dit onderdistrict het eenigste zou
zijn waar geen vervolgschool bestond dat dit
erg onprettig was voor den assistent-wedana,
omdat men allicht zou vragen, hoe komt het
toch, dat juist in het onderdistrict van dezen
assistent-wedana geen vervolgschool kan be
staan. In ^andere plaatsen hebben zulke scholen
allen meer dan het voorgeschreven aantal leer
lingen. Ik vroeg
Hoe komt het, dat hier zoo weinig leerlingen
zijn Antwoord de menschen kunnen het niet
betalen. Vraag zijn de menschen hier dan ar
mer dan in de naburige onderdistricten, waar
25)
Daarin werd dominé voorloopig geschorst in
het ambt. Eerste grond van dat onwettig besluit
was gelegen in het schrijven van het boekje te
gen Brouwer en Reddingius, dat een misdrijf
tegen de orde werd genoemd. En er was niet
eens een aanklacht tegen dat schrijven ingediend!
Als terloops werd in het schorsingsbesluit nog
gewaagd van het doopen van kinderen uit an
dere gemeenten. En daartegen alleen was een
aanklacht gerezen. Wij voelden allen, dat het
er om te doen was, onzen dominé te treffen.
De Gereformeerde leer moet met kracht en ge
weld worden tegengestaan. Als het in hun macht
staat, zullen de heeren al hun best doen, zich
geheel van onzen dominé te ontdoen.
Maar dan is dominé er nog. En wij ook. Ik
had gewild, dat dominé zich niet stoorde aan
het onwettig besluit. Door het wel te doen zou
hij, naar mijn meening, den indruk vestigen, dat
de geldigheid van het besluit buiten twijfel was.
Dominé was van andere gedachten, al kon hij
mijn bezwaar niet ontzenuwen.
We hebben lang en breed gepraat. We heb
ben gebeden. En het besluit viel, om bij het
classicaal bestuur van Middelstum onmiddellijk
tegen de schorsing te protesteeren en te ver
zoeken, met de prediking te mogen voortgaan,
tot in de volgende classisvergadering dominé
gelegenheid zou krijgen zich te verdedigen.
zoo'n school wel bestaan kan Antwoord: Neen,
maar de kinderen moeten werken. Vraag moe
ten de kinderen dan elders niet werken Ant
woord Ja. Vraag hoe komt het dan, zijn de
kinderen of de ouders bang omdat het een
school van de Zending is AntwoordNeen,
de kinderen gaan graag naar de school, maar
de ouders houden het tegen. Zoo bleven we nog
een beetje doorpraten tot de loerah's hun mede
werking toezegden, om kinderen naar de school
te krijgen.
Aan het einde van die week, was het leer
lingenaantal met 10 gestegen nog niet veel,
maar we leven in de hoop, dat dit het begin is
van een beteren tijd voor onze vervolgschool.
Met hartel. gr.
Uwe
A. MERKELIJN.
HET LEVENSWERK VAN Dr. BARNARDO
I.
Op een van de laatste classicale diaconale
conferenties sprak ik een opwekkend woord
over het onderwerp ,,Een voorbeeld voor het
barmhartigheidswerk'
Met dat voorbeeld bedoelden we den man,
die wel geen diaken is geweest maar het hart
van den diaken had Dr. Barnardo.
Nu mij van sommige zijden gevraagd werd het
toen gesprokene in onze Kerkbode op te nemen,
wil 'k daar gaarne aan voldoen. De inleiding
en het slot, die een meer speciaal karakter droe
gen en de uitoefening van het diakenambt be
troffen, zullen we daarbij weglaten, om uitslui
tend het beeld te teekenen van den man, die
een eerste plaats inneemt in de rij van filantro
pen Thomas John Barnardo.
Nu 'k mij eenigen tijd met zijn machtig levens
werk heb beziggehouden, verwondert 't mij, dat
zoo weinigen dezen edelen dokter kennen.
Hij mag toch genoemd worden naast de zoo
veel meer bekende Wichern, Francke en Bodel-
schwingh.
De ellende van de Londensche straatkinderen
greep hem zóó aan, dat hij niet rustte eer et
tehuizen konden geopend worden, waar ten
minste eenigermate het gemis van vader en moe
der voor hen vergoed werd.
Hij was voor zijn jongens en meisjes vader
en moeder tegelijk.
't Is aandoenlijk te lezen met welk een diepe
liefde het hart van dezen grooten kindervriend
jegens zijn kinderen vervuld was.
Ik heb nog nooit een kind gezien en hij
heeft er duizenden gezien dat ik niet kon
liefhebben, zegt hij ergens.
Er zijn brieven over, door hem aan zijn pleegr
kinderen geschreven.
Één daarvan vangt aldus aan„Mijne lieve
kinderen Gij weet toch wel, dat gij alle mijne
kinderen zijt en dat ik u zeer lief heb. Weet
ge, hoe gij mijne kinderen geworden zijt Ik zal
't u zeggen God heeft u aan mij gegeven".
Barnardo en dat maakt hem voor ons zoö
sympathiek was niet alleen een weldoener
der menschheid. Hij was een oprecht geloovige,
een vurig bidder, een man, die zich door God
tot zijn liefdewerk geroepen wist en daarom ook
zijn werk verrichtte tot Zijn eer en tot uitbrei
ding van Zijn rijk.
Zonder ophouden legt hij er nadruk op „Ik
acht het vergelijkenderwijs weinig (hoewel het
veel is) de verwaarloosde kinderen, wier leven
geen zonneschijn en geen verzorging heeft ge
kend, uit de duisternis der sloppen te halen, om
ze van lichamelijke ellende te redden, en op weg
te helpen om achtenswaardige leden der maat
schappij te worden.
Het is veel, dat de bewoners der Tehuizen
slechte gewoonten afleeren, dat zij leeren ge
hoorzamen, hun plicht te doen en zich te voegert
tot een fatsoenlijk en ordelijk leven, maar het
is niet alles wat ik het ernstigst begeer en
waarvoor ik arbeid iseen verandering des
harten.
Een zuiver moreele opvoeding zou ongetwij
feld van menigen kleinen vagebond een achtens
waardig lid der maatschappij maken maar het
Christelijk geloof vraagt iets meer dan alleen
maatschappelijke of zelfs dan moreele verbete
ring. De begeerte en het gebed mijns harten voor
de kinderen isdat ze gered mogen worden,
niet slechts voor het tegenwoordige, maar ook
voor het toekomstige leven. Ik heb om de
waarheid te zeggen slechts zeer weinig ver
trouwen in elke verbetering, die niet van het
hart uitgaat en, door de goddelijke genade naar
buiten werkend, niet eerst de neigingen en den
Ik behoef je wel niet te vertellen, Schoonoort,
dat de verslagenheid in de gemeente groot was.
Onze menschen zijn ook slechts van vleesch
en bloed. Er rees een stemming, om verzet te
plegen, 's Zaterdagsavonds vergaderden heel wat
leden der gemeente bij de weduwe Koster. Ik
was er niet bij, maar heb alles vernomen. Dijk
stra van Smilde was er gelukkig wel en die heeft
de gemoederen voor een deel gekalmeerd. Voor
de rest deed dat de dominé, die ijlings gehaald
werd.
Door het dorp ging het gerucht, dat er schut
ters uit Groningen zouden komen, die de kerk
zouden bewaken, daar onlusten werden ge
vreesd, als de consulent, dominé Du Cloux, zou
komen preeken.
En nu wilden onze menschen onzen dominé
naar den kansel brengen en dominé Du Cloux
weren. De schutters zou men zich dan wel van
het lijf houden.
Dat was natuurlijk een gansch verkeerd voor
nemen. Misschien begrijpelijk, maar dom. Dijk
stra wees er dan ook op, dat men dien verder-
felijken weg niet betreden moest, want dat niet
door kracht of geweld, maar door den Geest
Gods het goede tot stand kwam. Op zijn aan
dringen werd dominé De Cock gehaald, die
vanzelf aan de zijde van Dijkstra stond. Geweld
mocht in geen geval worden gebruikt. De ge
moederen waren toen gekalmeerd.
Dominé had op zijn protest toen nog geen
antwoord ontvangen en verwachtte het ook niet
meer. Maar dan onderwierp hij zich aan de
schorsing.
Hij deelde mede, wat de kerkeraad besloten
wil verandert en vernieuwt, en daarna op de
gewoonten en het gedrag invloed oefent."
Over dezen beminnelijken Christen-dokter,
over dezen man met schier ongelooflijke werk
kracht, bijna geniale organisatiegaven en onbuig-
zamen wil ga 'k thans u verhalen.
Den vierden Juli 1845 werd Thomas John
Barnardo te Dublin geboren.
Zijn vader was van Spaansche afkomst (de
naam „Barnardo" doet 't al vermoeden), zijn
moeder was de dochter van een Engelsch Kwa
kerfamilie.
Later heeft B. eens geschreveneen familie
zonder moeder is als een kamer zonder vuur in
den kouden winter.
Hij heeft zelf in zijn jeugd ervaren, hoe groot
de beteekenis van de moeder is in het werk der
opvoeding. De verhouding tusschen moeder en
kind is zeer innig geweest.
Zij was een verstandige, teeder-vrome vrouw.
Dit blijkt niet 't minst uit den gezond-gees
telijken brief, dien ze haar zoon schreef, toen
hij in Parijs tijdens een wereldtentoonstelling
evangelisatiewerk verrichtte. Zij is bevreesd, dat
haar zoon in zijn werk niet alleen het zieleheil
der menschen en de eere Gods zocht, maar ook
prijs stelde op eigen eer en misschien zijn per
soonlijk geestelijk leven verwaarloosde.
De brief is te treffend om er niet een klein
gedeelte uit aan te halen „Staat ge tijdig op,
zoodat ge het eerste uur of zoo mogelijk twee
uren kunt wijden aan gemeenschap met God, eer
ge de wereld ingaat Anders moet de ziel ver
schrompelen. De gezonde ziel zal altijd dien tijd
als den gelukkigsten beschouwen, waarin zij
geheel alleen met God is. Zoekt ge steeds één
van zin met Jezus te wezen en bestudeert ge
de Schrift, niet zoozeer om te zien, wat ge aan
anderen zult zeggen, maar veelmeer om te doen,
wat God u in de Schrift zegt? Ge zijt één van
degenen, die voor Jezus willen werken doe het
in oprechtheid om Zijnentwil niet om uwentwil."
Op zeventienjarigen leeftijd kwam hij tot be
sliste bekeering, een bekeering, die zóó diep de
lijn trok tusschen verleden en heden, dat hij
nauwkeurig dag en uur wist aan te geven (het
was 26 Mei 1862). In die jaren werd een deel
van Ierland, waaronder ook Dublin, aangegrepen
door een machtige godsdienstige opwekkings
beweging. Twee oudere broers (de een was
medicus en de ander theoloog) hadden Jezus
liefgekregen en trachtten ook hun broer Thomas
voor het Evangelie te winnen. Deze zocht echter
zijn troost bij schrijvers als Voltaire e.d.
Tegen zijn wil ging hij mee naar de plaats
een vroegere circus waar de opwekkings
samenkomsten gehouden werden. Een maand
lang voert hij een heftigen zielestrijd. De toe
spraak van een bekeerden tooneelspeler in een
der samenkomsten is het middel in Gods hand
om hem Jezus te doen vinden, 's Nachts heeft
hij geen rust en komt in grooten zielenood de
slaapkamer van zijn broer binnen. Deze neemt
den jongeren Thomas, die zeer beangst en heete
tranen schreit, in zijn armen en spreekt een uur
lang met hem over de liefde van Jezus. Dan
knielen ze neder en schreien tot God en smee-
ken of Hij licht en vrede en blijdschap wil ge
ven. En zoo schrijft Barnardo zelf het
heeft den Almachtige behaagd op hetzelfde
oogenblik alle twijfel en donkerheid weg te
nemen.
Ik gevoelde, dat Jezus waarlijk voor mij ge
storven is, en zoo gaf de Heere mijn ziel vrede
en troost. Door een uitvoerig dagboek, dat hij
in die dagen der eerste liefde schreef, kunnen
we een blik slaan in zijn innerlijk leven uit dien
tijd. Het dagboek vangt aan met het gebed
„O Heere God Geef dat niets als het woord
der waarheid in deze regelen geschreven worde,
en dat ik daarin uw eer zoeke, niet de mijne,
uw lof en niet menschenlof. Dat vraag ik om
Jezus' wil. Amen".
Hoe innig heeft deze jonge man zijn Heiland
liefWe lezen „ik kwam in een zeer geluk
kigen zieletoestand mijn gedachten hielden zich
bezig met Jezus". Elders „ik lag in Jezus' armen.
O, welk een geluk en welk een vreugde door
stroomde mij". Op een anderen dag „nadat ik
in het gebed mij verheugd had in de zoete ge
meenschap met God, legde ik mij ter ruste om
aan Jezus te denken, van Jezus te droomen".
Spoedig ontbreekt hem echter de tijd voor 't
schrijven van een dagboek. Een sterke drang
leefde in hem om anderen te brengen hetgeen
hem zelf tot een nieuw mensch gemaakt had.
Met gloeienden ijver werpt hij zich te Dublin
op het evangelisatiewerk.
Hij bezoekt de zieken in de armste deelen der
had. Alleen één diaken ging ter kerk, maar ove
rigens stond ieder vrij, wat hij wilde doen.
Zooals te verwachten was, verscheen dominé
Du Cloux even vóór den dienst in het dorp. De
schutters waren inderdaad present, om de kerk
te bewaken en ordeverstoring te voorkomen.
Natuurlijk gebeurde er niets. In de kerk waren
slechts enkele menschen. 'k Heb gehoord van
tien.
Maar het groote huis van vrouw Koster, je
kent het, was vol gemeenteleden en enkele
vreemdelingen, die van de schorsing niets afwis
ten en naar Ulrum waren gekomen, om dominé
De Cock te hooren.
De dominé was ook in ons midden. Maar hij
heeft niet gesproken, omdat hij zich streng hou
den wil aan zijn schorsing. Dijkstra heeft ge
oefend. En we hadden een heerlijken Zondag,
ondanks de druk, die op onze gemeente wordt
gelegd.
Hiermede heb ik uitvoerig je vraag om in
lichtingen beantwoord. Ik weet, dat je meeleeft
met ons. Wil je Bazuin ook op de hoogte bren
gen
Hoe het nu verder zal gaan, kan niemand
zeggen. Dominé heeft zijn protest herhaald, ook
naar het Provinciaal kerkbestuur geschreven,
maar er is nog geen antwoord gekomen. Ik heb
er ook geen enkele goede verwachting van.
Dominé moet getroffen worden hij moet ver
dwijnen. Zóó zie ik het. Maar dat zal de Heere
niettoelaten. Dat is mijn troost.
Als het kan, moet je één dezer weken toch
eens een Zondag naar Ulrum komen. We kun
nen dan eens praten."
stad, de soldaten in de kazernes hij geeft zich
voor het Zondagsschoolwerk, stelt zich ter be
schikking van een evangelisatievereeniging,
waarvan de arbeiders huis aan huis gingen le
zend, predikend, biddend, Christelijke geschrif
ten uitdeelend. Straks kan men in de achter
buurten der stad, in de holen van ellende en
armoede een bewegelijke, jonge man zien met
een blauwen bril, een bundel tractaten onder
den arm Barnardo.
Zaamslag. A. B. W. M. KOK.
(Wordt vervolgd)
DRIETAL TE
Ee bij DokkumCand. Tj. J. Kerssies
te Wildervank.
Cand. J. Oranje te Amsterdam.
Cand. H. J. Riphagen te Apeldoorn.
TWEETAL TE
Groningen (vac.-H. van de Elskamp):
H. S. Bouma te Amsterdam-Zuid.
Mr. W. S. de Vries te Voorburg.
BEROEPEN TE
Rijnsburg (vac.-J. de Waard): A. S. Timmer
te Bedum.
Groningen (vac.-G. H. A. van der Vegte):
A. Wijngaarden te Bedum.
Oudega (Small.): Th. Boersma te Hijlaard.
BergentheimD. Middelkoop te Mildam.
Ee(Fr.): Cand. H. J. Riphagen te Apeldoorn.
AANGENOMEN NAAR
Muiden E. Douma te Oostkapelle.
Campen (Oost-Friesland, Duitschland)
Cand. Joh. den Ouden, hulppred. te Brand-
lecht (Graafschap Bentheim, Duitschland).
Westeremden Cand. C. G. Bos te Uithuizen.
BEDANKT VOOR
Vlagtwedde Cand. C. G. Bos te Uithuizen.
Ds. H. H. Schoemakers te Kampen is
benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan
van Chr. Militair Tehuis, van welks bestuur Ds.
Schoemakers is voorzitter.
Den nieuwen ridder onze gelukwenschen.
Dr. J. G. Ubbink heeft aan den Kerke
raad der Geref. Kerk te Zevenhoven een schrij
ven gezonden, dat als volgt aanvangt
„Hoewel de conclusie van het rapport der
Generale Synode zegt, dat ik van de Belijdenis
afwijk, laat het rapport zelf duidelijk zien, dat
ik met mijne gevoelens niet afwijk van de Be
lijdenis.
„Het zegt zelf met zoovele woorden, dat de
Belijdenis „door hare algemeenheid velerlei op
vatting van inspiratie toelaat", en zulke gevoe
lens (als de mijne), althans niet met zoovele
woorden door de Belijdenis worden afgewezen",
en dat ik alleen van „het algemeen gevoelen"
afwijk. Bovendien zegt het, dat dit „algemeen
gevoelen" door de Belijdenis niet geacht wordt.
„Dit alles nu is juist datgene, wat ik altijd
gezegd heb. Ik ben dus door het rapport zelf
geheel in het gelijk gesteld.
„Maar daarom ben ik dan ook ten onrechte
afgezet. Aangezien ik geen trouw beloofd heb
aan „het algemeen gevoelen" maar alleen aan
de Belijdenis, waarmee mijn Schriftbeschouwing
niet alleen naar den geest, maar ook naar de
woorden der Belijdenis overeenstemt.
„Daarom protesteer ik met alle beslistheid bij
U, den Raad mijner Kerk, wiens wettig dienaar
ik alsnog ben, tegen de onwettigheid van het
besluit der Generale Synode."
Naar de „Stand." verneemt, zijn de daartoe
benoemde Deputaten van de Generale Synode
van Middelburg en Dr. Ubbink met elkander in
correspondentie. Deputaten zijn Prof. Dr. J. Rid
derbos te Kampen, Dr. J. Thijs te Zwolle en
Dr. W. A. van Es te Leeuwarden. A. R.
Over den Calvinistenbond. In „De Re
formatie" lezen we
Dr. J. van Lonkhuijzen schreef in „Geref.
Kerkbode" Schouwen-Duiveland en Tho-
len) iets over den Calvinistenbond, van
welken indertijd door de heele Gereformeer
de pers, bijna, en ook door ons blad, wat
mijzelf aangaat, ten stelligste betoogd is, dat
hij principieel fout ging, door menschen,
wier calvinisme niet eens disputabel, doch
„Dat doen we zeker vroeg Schoonoort.
„Kun je de volgende week Zondag We hooren
dan dominé De Cock niet preeken, maar spre
ken hem wel. We moeten van den loop van
zaken op de hoogte blijven, Bazuin. Want je
begrijpt, dat dit alles gevolgen hebben moet. Dat
kan niet anders."
„Het is een fraaie manier van handelen. Maar
zóó krijgen ze dominé De Cock niet klein, of
ik moet me al deerlijk vergissen."
„Natuurlijk niet. Dominé De Cock bekent al
leen ongelijk, als hem op grond van Gods Woord
wordt aangetoond, dat hij ongelijk heeft."
„Dat kan men niet."
„Zoo is het. En daarom heeft dit muisje een
staartje. Misschien wel een lange staart. Het ge
beurde kan groote gevolgen hebben. Wat Bar-
kema altijd heeft gezegdeen vrije kerk, los
van de Synodale reglementen, dat komt er van.
Of mijn naam is niet Schoonoort."
„We zullen zien", zeide Bazuin bedachtzaam.
„Je gelooft het niet
„Ik geloof, dat het die richting uit moet, maar
dat is niet zoo eenvoudig, Schoonoort. Dominé
De Cock voelt er niets voor, dat weet je."
„Neen, op het oogenblik niet. Maar wat moet
hij doen, als op deze schorsing afzetting volgt
En die komt. Dit is slechts het begin, om zich
van den gehaten predikant te Ulrum te ontdoen."
(Wordt vervolgd)