FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS* eens moeite. In de eerste plaats moeten de leer lingen een heel eind loopen de dorpen waaruit de leerlingen der Vervolgschool komen liggen vaak vier en meer kilometers van zoo'n school verwijderd. Dan de ouders vinden de driejarige opleiding aan een desaschool reeds voldoende ze hebben lezen en schrijven geleerd en waarom zouden ze in het eenvoudige desaleven nog meer leeren. Voorts voor het onderwijs op een ver volgschool moet betaald worden wel weinig, 5 cent is voor de meesten voldoende, maar die 5 centen vertegenwoordigen voor hen een heel bedrag. In de desa leeft een arme Javaan er een dag van. Voor zijn gezin, dat uit 5 of meer personen bestaat, heeft hij niet meer als 0.20 per dag noodig, en hij mag zich gelukkig ach ten, als hij zoo'n bedrag per dag kan verdienen. Dat in zulke toestanden een bedrag van 0.05 veel is, begrijpt ge wel. De menschen moeten wel goed van de noodzakelijkheid van het on derwijs doordrongen zijn, of met zachte drang genoodzaakt worden hun kinderen te zenden, anders doen ze het niet, tenminste niet naar de vergelegen Vervolgschool. Zoo was één onzer scholen gedaald tot 23 leerlingen wat de onder wijzer ook deed, om meer leerlingen te krijgen, het lukte niet. Waarom sturen de menschen hun kinderen niet, vroeg ik en toen kreeg ik de volgende re denen te hoorende kinderen hebben geen goede kleeding en zijn beschaamd zoo naar school te gaan andere ouders houden hun kin deren thuis in huiselijke bezigheden of voor het hoeden van ganzen of van karbouwendeze ouders zeggende school brengt ons te veel nadeel, we hebben onze kinderen te veel noodig. De kinderen bleken graag te gaan, maar de ouders lieten het niet toe. En op die manier ging de school al gauw achteruit. Op deze school zijn nog twee onderwijzers werkzaam, die door het Gouvernement gesub sidieerd worden en tot voor kort noodig waren; wanneer het aantal leerlingen echter zoo laag bleef, zou de school gesloten moeten worden, zouden de beide onderwijzers moeten worden ontslagen, één van die twee is tevens goeroe- indjil, die in de middaguren en des Zondags nog heel wat werk doet hij preekt en catechiseert en bezoekt menschen als deze onderwijzer ook ontslagen moet worden, hoe dan met de ge meente Ik moest daarom een poging wagen, om die school in het leven te houden om weer nieuwe leerlingen te krijgen. En om het aantal leerlingen te doen stijgen, moest ik bij de loerah's zijn. Deze zijn het, die er voor zorgen, dat de kin deten naar school gaanzonder hun bemoei ingen zouden vele scholen aanstonds ongeveer leegloopen maar alle loerah's zijn ook niet door drongen van de noodzakelijkheid van de scholen en hebben weer de aansporing noodig van het westersch opgeleide hoofd van het onderdistrict, d.i. de assistent-wedana. In het bovenbedoelde onderdistrict nu deed zich het geval voor, dat de loerah's weinig deden voor onze Vervolgschool en ook weinig luister den naar de aansporing van de assistent-wedana. Ik nam daarom gaarne de uitnoodiging aan om op den dag, dat alle loerha's bij den assistent- wedana komen, een ontmoeting met hen te heb ben en eens over de school te praten. Op den afgesproken dag zat ik bij den assistent-wedana. De loerah's die buiten zaten te wachten, kwa men op bevel van den assistent-wedana binnen en bezetten de vier rijen stoelen, die achter el kaar voor hen neergezet waren. Eerst werden sommige desaaangelegenheden behandeld, daarna gaf de assistent-wedana een korte uiteenzetting van de reden, waarom ik graag eens met de loerah's wilde praten en hij gaf mij het woord. Ik heb toen trachten uiteen te zetten het nut van de school. Ik geloof niet, dat alle loerah's het met dit deel van mijn rede eens waren, of indien ze het toestemden toch de moeilijkheid voelde om de inwoners van hun dessa van dit nut te overtuigen. Ik vertelde ze daarom ook, dat als er geen verbetering kwam de beide onderwijzers ontslagen moesten worden. Dat alsdan dit onderdistrict het eenigste zou zijn waar geen vervolgschool bestond dat dit erg onprettig was voor den assistent-wedana, omdat men allicht zou vragen, hoe komt het toch, dat juist in het onderdistrict van dezen assistent-wedana geen vervolgschool kan be staan. In ^andere plaatsen hebben zulke scholen allen meer dan het voorgeschreven aantal leer lingen. Ik vroeg Hoe komt het, dat hier zoo weinig leerlingen zijn Antwoord de menschen kunnen het niet betalen. Vraag zijn de menschen hier dan ar mer dan in de naburige onderdistricten, waar 25) Daarin werd dominé voorloopig geschorst in het ambt. Eerste grond van dat onwettig besluit was gelegen in het schrijven van het boekje te gen Brouwer en Reddingius, dat een misdrijf tegen de orde werd genoemd. En er was niet eens een aanklacht tegen dat schrijven ingediend! Als terloops werd in het schorsingsbesluit nog gewaagd van het doopen van kinderen uit an dere gemeenten. En daartegen alleen was een aanklacht gerezen. Wij voelden allen, dat het er om te doen was, onzen dominé te treffen. De Gereformeerde leer moet met kracht en ge weld worden tegengestaan. Als het in hun macht staat, zullen de heeren al hun best doen, zich geheel van onzen dominé te ontdoen. Maar dan is dominé er nog. En wij ook. Ik had gewild, dat dominé zich niet stoorde aan het onwettig besluit. Door het wel te doen zou hij, naar mijn meening, den indruk vestigen, dat de geldigheid van het besluit buiten twijfel was. Dominé was van andere gedachten, al kon hij mijn bezwaar niet ontzenuwen. We hebben lang en breed gepraat. We heb ben gebeden. En het besluit viel, om bij het classicaal bestuur van Middelstum onmiddellijk tegen de schorsing te protesteeren en te ver zoeken, met de prediking te mogen voortgaan, tot in de volgende classisvergadering dominé gelegenheid zou krijgen zich te verdedigen. zoo'n school wel bestaan kan Antwoord: Neen, maar de kinderen moeten werken. Vraag moe ten de kinderen dan elders niet werken Ant woord Ja. Vraag hoe komt het dan, zijn de kinderen of de ouders bang omdat het een school van de Zending is AntwoordNeen, de kinderen gaan graag naar de school, maar de ouders houden het tegen. Zoo bleven we nog een beetje doorpraten tot de loerah's hun mede werking toezegden, om kinderen naar de school te krijgen. Aan het einde van die week, was het leer lingenaantal met 10 gestegen nog niet veel, maar we leven in de hoop, dat dit het begin is van een beteren tijd voor onze vervolgschool. Met hartel. gr. Uwe A. MERKELIJN. HET LEVENSWERK VAN Dr. BARNARDO I. Op een van de laatste classicale diaconale conferenties sprak ik een opwekkend woord over het onderwerp ,,Een voorbeeld voor het barmhartigheidswerk' Met dat voorbeeld bedoelden we den man, die wel geen diaken is geweest maar het hart van den diaken had Dr. Barnardo. Nu mij van sommige zijden gevraagd werd het toen gesprokene in onze Kerkbode op te nemen, wil 'k daar gaarne aan voldoen. De inleiding en het slot, die een meer speciaal karakter droe gen en de uitoefening van het diakenambt be troffen, zullen we daarbij weglaten, om uitslui tend het beeld te teekenen van den man, die een eerste plaats inneemt in de rij van filantro pen Thomas John Barnardo. Nu 'k mij eenigen tijd met zijn machtig levens werk heb beziggehouden, verwondert 't mij, dat zoo weinigen dezen edelen dokter kennen. Hij mag toch genoemd worden naast de zoo veel meer bekende Wichern, Francke en Bodel- schwingh. De ellende van de Londensche straatkinderen greep hem zóó aan, dat hij niet rustte eer et tehuizen konden geopend worden, waar ten minste eenigermate het gemis van vader en moe der voor hen vergoed werd. Hij was voor zijn jongens en meisjes vader en moeder tegelijk. 't Is aandoenlijk te lezen met welk een diepe liefde het hart van dezen grooten kindervriend jegens zijn kinderen vervuld was. Ik heb nog nooit een kind gezien en hij heeft er duizenden gezien dat ik niet kon liefhebben, zegt hij ergens. Er zijn brieven over, door hem aan zijn pleegr kinderen geschreven. Één daarvan vangt aldus aan„Mijne lieve kinderen Gij weet toch wel, dat gij alle mijne kinderen zijt en dat ik u zeer lief heb. Weet ge, hoe gij mijne kinderen geworden zijt Ik zal 't u zeggen God heeft u aan mij gegeven". Barnardo en dat maakt hem voor ons zoö sympathiek was niet alleen een weldoener der menschheid. Hij was een oprecht geloovige, een vurig bidder, een man, die zich door God tot zijn liefdewerk geroepen wist en daarom ook zijn werk verrichtte tot Zijn eer en tot uitbrei ding van Zijn rijk. Zonder ophouden legt hij er nadruk op „Ik acht het vergelijkenderwijs weinig (hoewel het veel is) de verwaarloosde kinderen, wier leven geen zonneschijn en geen verzorging heeft ge kend, uit de duisternis der sloppen te halen, om ze van lichamelijke ellende te redden, en op weg te helpen om achtenswaardige leden der maat schappij te worden. Het is veel, dat de bewoners der Tehuizen slechte gewoonten afleeren, dat zij leeren ge hoorzamen, hun plicht te doen en zich te voegert tot een fatsoenlijk en ordelijk leven, maar het is niet alles wat ik het ernstigst begeer en waarvoor ik arbeid iseen verandering des harten. Een zuiver moreele opvoeding zou ongetwij feld van menigen kleinen vagebond een achtens waardig lid der maatschappij maken maar het Christelijk geloof vraagt iets meer dan alleen maatschappelijke of zelfs dan moreele verbete ring. De begeerte en het gebed mijns harten voor de kinderen isdat ze gered mogen worden, niet slechts voor het tegenwoordige, maar ook voor het toekomstige leven. Ik heb om de waarheid te zeggen slechts zeer weinig ver trouwen in elke verbetering, die niet van het hart uitgaat en, door de goddelijke genade naar buiten werkend, niet eerst de neigingen en den Ik behoef je wel niet te vertellen, Schoonoort, dat de verslagenheid in de gemeente groot was. Onze menschen zijn ook slechts van vleesch en bloed. Er rees een stemming, om verzet te plegen, 's Zaterdagsavonds vergaderden heel wat leden der gemeente bij de weduwe Koster. Ik was er niet bij, maar heb alles vernomen. Dijk stra van Smilde was er gelukkig wel en die heeft de gemoederen voor een deel gekalmeerd. Voor de rest deed dat de dominé, die ijlings gehaald werd. Door het dorp ging het gerucht, dat er schut ters uit Groningen zouden komen, die de kerk zouden bewaken, daar onlusten werden ge vreesd, als de consulent, dominé Du Cloux, zou komen preeken. En nu wilden onze menschen onzen dominé naar den kansel brengen en dominé Du Cloux weren. De schutters zou men zich dan wel van het lijf houden. Dat was natuurlijk een gansch verkeerd voor nemen. Misschien begrijpelijk, maar dom. Dijk stra wees er dan ook op, dat men dien verder- felijken weg niet betreden moest, want dat niet door kracht of geweld, maar door den Geest Gods het goede tot stand kwam. Op zijn aan dringen werd dominé De Cock gehaald, die vanzelf aan de zijde van Dijkstra stond. Geweld mocht in geen geval worden gebruikt. De ge moederen waren toen gekalmeerd. Dominé had op zijn protest toen nog geen antwoord ontvangen en verwachtte het ook niet meer. Maar dan onderwierp hij zich aan de schorsing. Hij deelde mede, wat de kerkeraad besloten wil verandert en vernieuwt, en daarna op de gewoonten en het gedrag invloed oefent." Over dezen beminnelijken Christen-dokter, over dezen man met schier ongelooflijke werk kracht, bijna geniale organisatiegaven en onbuig- zamen wil ga 'k thans u verhalen. Den vierden Juli 1845 werd Thomas John Barnardo te Dublin geboren. Zijn vader was van Spaansche afkomst (de naam „Barnardo" doet 't al vermoeden), zijn moeder was de dochter van een Engelsch Kwa kerfamilie. Later heeft B. eens geschreveneen familie zonder moeder is als een kamer zonder vuur in den kouden winter. Hij heeft zelf in zijn jeugd ervaren, hoe groot de beteekenis van de moeder is in het werk der opvoeding. De verhouding tusschen moeder en kind is zeer innig geweest. Zij was een verstandige, teeder-vrome vrouw. Dit blijkt niet 't minst uit den gezond-gees telijken brief, dien ze haar zoon schreef, toen hij in Parijs tijdens een wereldtentoonstelling evangelisatiewerk verrichtte. Zij is bevreesd, dat haar zoon in zijn werk niet alleen het zieleheil der menschen en de eere Gods zocht, maar ook prijs stelde op eigen eer en misschien zijn per soonlijk geestelijk leven verwaarloosde. De brief is te treffend om er niet een klein gedeelte uit aan te halen „Staat ge tijdig op, zoodat ge het eerste uur of zoo mogelijk twee uren kunt wijden aan gemeenschap met God, eer ge de wereld ingaat Anders moet de ziel ver schrompelen. De gezonde ziel zal altijd dien tijd als den gelukkigsten beschouwen, waarin zij geheel alleen met God is. Zoekt ge steeds één van zin met Jezus te wezen en bestudeert ge de Schrift, niet zoozeer om te zien, wat ge aan anderen zult zeggen, maar veelmeer om te doen, wat God u in de Schrift zegt? Ge zijt één van degenen, die voor Jezus willen werken doe het in oprechtheid om Zijnentwil niet om uwentwil." Op zeventienjarigen leeftijd kwam hij tot be sliste bekeering, een bekeering, die zóó diep de lijn trok tusschen verleden en heden, dat hij nauwkeurig dag en uur wist aan te geven (het was 26 Mei 1862). In die jaren werd een deel van Ierland, waaronder ook Dublin, aangegrepen door een machtige godsdienstige opwekkings beweging. Twee oudere broers (de een was medicus en de ander theoloog) hadden Jezus liefgekregen en trachtten ook hun broer Thomas voor het Evangelie te winnen. Deze zocht echter zijn troost bij schrijvers als Voltaire e.d. Tegen zijn wil ging hij mee naar de plaats een vroegere circus waar de opwekkings samenkomsten gehouden werden. Een maand lang voert hij een heftigen zielestrijd. De toe spraak van een bekeerden tooneelspeler in een der samenkomsten is het middel in Gods hand om hem Jezus te doen vinden, 's Nachts heeft hij geen rust en komt in grooten zielenood de slaapkamer van zijn broer binnen. Deze neemt den jongeren Thomas, die zeer beangst en heete tranen schreit, in zijn armen en spreekt een uur lang met hem over de liefde van Jezus. Dan knielen ze neder en schreien tot God en smee- ken of Hij licht en vrede en blijdschap wil ge ven. En zoo schrijft Barnardo zelf het heeft den Almachtige behaagd op hetzelfde oogenblik alle twijfel en donkerheid weg te nemen. Ik gevoelde, dat Jezus waarlijk voor mij ge storven is, en zoo gaf de Heere mijn ziel vrede en troost. Door een uitvoerig dagboek, dat hij in die dagen der eerste liefde schreef, kunnen we een blik slaan in zijn innerlijk leven uit dien tijd. Het dagboek vangt aan met het gebed „O Heere God Geef dat niets als het woord der waarheid in deze regelen geschreven worde, en dat ik daarin uw eer zoeke, niet de mijne, uw lof en niet menschenlof. Dat vraag ik om Jezus' wil. Amen". Hoe innig heeft deze jonge man zijn Heiland liefWe lezen „ik kwam in een zeer geluk kigen zieletoestand mijn gedachten hielden zich bezig met Jezus". Elders „ik lag in Jezus' armen. O, welk een geluk en welk een vreugde door stroomde mij". Op een anderen dag „nadat ik in het gebed mij verheugd had in de zoete ge meenschap met God, legde ik mij ter ruste om aan Jezus te denken, van Jezus te droomen". Spoedig ontbreekt hem echter de tijd voor 't schrijven van een dagboek. Een sterke drang leefde in hem om anderen te brengen hetgeen hem zelf tot een nieuw mensch gemaakt had. Met gloeienden ijver werpt hij zich te Dublin op het evangelisatiewerk. Hij bezoekt de zieken in de armste deelen der had. Alleen één diaken ging ter kerk, maar ove rigens stond ieder vrij, wat hij wilde doen. Zooals te verwachten was, verscheen dominé Du Cloux even vóór den dienst in het dorp. De schutters waren inderdaad present, om de kerk te bewaken en ordeverstoring te voorkomen. Natuurlijk gebeurde er niets. In de kerk waren slechts enkele menschen. 'k Heb gehoord van tien. Maar het groote huis van vrouw Koster, je kent het, was vol gemeenteleden en enkele vreemdelingen, die van de schorsing niets afwis ten en naar Ulrum waren gekomen, om dominé De Cock te hooren. De dominé was ook in ons midden. Maar hij heeft niet gesproken, omdat hij zich streng hou den wil aan zijn schorsing. Dijkstra heeft ge oefend. En we hadden een heerlijken Zondag, ondanks de druk, die op onze gemeente wordt gelegd. Hiermede heb ik uitvoerig je vraag om in lichtingen beantwoord. Ik weet, dat je meeleeft met ons. Wil je Bazuin ook op de hoogte bren gen Hoe het nu verder zal gaan, kan niemand zeggen. Dominé heeft zijn protest herhaald, ook naar het Provinciaal kerkbestuur geschreven, maar er is nog geen antwoord gekomen. Ik heb er ook geen enkele goede verwachting van. Dominé moet getroffen worden hij moet ver dwijnen. Zóó zie ik het. Maar dat zal de Heere niettoelaten. Dat is mijn troost. Als het kan, moet je één dezer weken toch eens een Zondag naar Ulrum komen. We kun nen dan eens praten." stad, de soldaten in de kazernes hij geeft zich voor het Zondagsschoolwerk, stelt zich ter be schikking van een evangelisatievereeniging, waarvan de arbeiders huis aan huis gingen le zend, predikend, biddend, Christelijke geschrif ten uitdeelend. Straks kan men in de achter buurten der stad, in de holen van ellende en armoede een bewegelijke, jonge man zien met een blauwen bril, een bundel tractaten onder den arm Barnardo. Zaamslag. A. B. W. M. KOK. (Wordt vervolgd) DRIETAL TE Ee bij DokkumCand. Tj. J. Kerssies te Wildervank. Cand. J. Oranje te Amsterdam. Cand. H. J. Riphagen te Apeldoorn. TWEETAL TE Groningen (vac.-H. van de Elskamp): H. S. Bouma te Amsterdam-Zuid. Mr. W. S. de Vries te Voorburg. BEROEPEN TE Rijnsburg (vac.-J. de Waard): A. S. Timmer te Bedum. Groningen (vac.-G. H. A. van der Vegte): A. Wijngaarden te Bedum. Oudega (Small.): Th. Boersma te Hijlaard. BergentheimD. Middelkoop te Mildam. Ee(Fr.): Cand. H. J. Riphagen te Apeldoorn. AANGENOMEN NAAR Muiden E. Douma te Oostkapelle. Campen (Oost-Friesland, Duitschland) Cand. Joh. den Ouden, hulppred. te Brand- lecht (Graafschap Bentheim, Duitschland). Westeremden Cand. C. G. Bos te Uithuizen. BEDANKT VOOR Vlagtwedde Cand. C. G. Bos te Uithuizen. Ds. H. H. Schoemakers te Kampen is benoemd tot ridder in de Orde van Oranje- Nassau bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van Chr. Militair Tehuis, van welks bestuur Ds. Schoemakers is voorzitter. Den nieuwen ridder onze gelukwenschen. Dr. J. G. Ubbink heeft aan den Kerke raad der Geref. Kerk te Zevenhoven een schrij ven gezonden, dat als volgt aanvangt „Hoewel de conclusie van het rapport der Generale Synode zegt, dat ik van de Belijdenis afwijk, laat het rapport zelf duidelijk zien, dat ik met mijne gevoelens niet afwijk van de Be lijdenis. „Het zegt zelf met zoovele woorden, dat de Belijdenis „door hare algemeenheid velerlei op vatting van inspiratie toelaat", en zulke gevoe lens (als de mijne), althans niet met zoovele woorden door de Belijdenis worden afgewezen", en dat ik alleen van „het algemeen gevoelen" afwijk. Bovendien zegt het, dat dit „algemeen gevoelen" door de Belijdenis niet geacht wordt. „Dit alles nu is juist datgene, wat ik altijd gezegd heb. Ik ben dus door het rapport zelf geheel in het gelijk gesteld. „Maar daarom ben ik dan ook ten onrechte afgezet. Aangezien ik geen trouw beloofd heb aan „het algemeen gevoelen" maar alleen aan de Belijdenis, waarmee mijn Schriftbeschouwing niet alleen naar den geest, maar ook naar de woorden der Belijdenis overeenstemt. „Daarom protesteer ik met alle beslistheid bij U, den Raad mijner Kerk, wiens wettig dienaar ik alsnog ben, tegen de onwettigheid van het besluit der Generale Synode." Naar de „Stand." verneemt, zijn de daartoe benoemde Deputaten van de Generale Synode van Middelburg en Dr. Ubbink met elkander in correspondentie. Deputaten zijn Prof. Dr. J. Rid derbos te Kampen, Dr. J. Thijs te Zwolle en Dr. W. A. van Es te Leeuwarden. A. R. Over den Calvinistenbond. In „De Re formatie" lezen we Dr. J. van Lonkhuijzen schreef in „Geref. Kerkbode" Schouwen-Duiveland en Tho- len) iets over den Calvinistenbond, van welken indertijd door de heele Gereformeer de pers, bijna, en ook door ons blad, wat mijzelf aangaat, ten stelligste betoogd is, dat hij principieel fout ging, door menschen, wier calvinisme niet eens disputabel, doch „Dat doen we zeker vroeg Schoonoort. „Kun je de volgende week Zondag We hooren dan dominé De Cock niet preeken, maar spre ken hem wel. We moeten van den loop van zaken op de hoogte blijven, Bazuin. Want je begrijpt, dat dit alles gevolgen hebben moet. Dat kan niet anders." „Het is een fraaie manier van handelen. Maar zóó krijgen ze dominé De Cock niet klein, of ik moet me al deerlijk vergissen." „Natuurlijk niet. Dominé De Cock bekent al leen ongelijk, als hem op grond van Gods Woord wordt aangetoond, dat hij ongelijk heeft." „Dat kan men niet." „Zoo is het. En daarom heeft dit muisje een staartje. Misschien wel een lange staart. Het ge beurde kan groote gevolgen hebben. Wat Bar- kema altijd heeft gezegdeen vrije kerk, los van de Synodale reglementen, dat komt er van. Of mijn naam is niet Schoonoort." „We zullen zien", zeide Bazuin bedachtzaam. „Je gelooft het niet „Ik geloof, dat het die richting uit moet, maar dat is niet zoo eenvoudig, Schoonoort. Dominé De Cock voelt er niets voor, dat weet je." „Neen, op het oogenblik niet. Maar wat moet hij doen, als op deze schorsing afzetting volgt En die komt. Dit is slechts het begin, om zich van den gehaten predikant te Ulrum te ontdoen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2