FEUILLETON
KENTERING.
KERKNIEUWS*
OVER ZONDAG VE vr. 21 IN 'T SCHAT-
BOEK VAN URSINUS.
Ds. J. C. Aalders schrijft in de Overtoomsche
Kerkbode (eindredacteur Dr. Geelkerken), dat
het vrome volk te goeder trouw misleid wordt,
door leiders, die „verzuimen zich van het ver
schil rekenschap te geven, dat er bestaat tus-
schen alles gelooven wat in den Bijbel staat en
naar de klassiek-Gereformeerdebelijdenis van
Zondag VII vr. 21 „alles voor waarachtig hou
den, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard
heeft".
Het eerste is de veruitwendigde dogmatische
opvatting der orthodoxie als ook de oncritische
opvatting van het piëtisme. Het laatste is het
geloof der Reformatie."
Is het waar, dat dit contrast bestaat tusschen
alles gelooven wat in den Bijbel staatèn
alles voor waarachtig houden wat in Gods
Woord geopenbaard wordt?
't Schatboek van Ursinus, vertaald en met
tafelen etc. verlucht door Dr, Festus Hommius
maakt dat onderscheid niet
In mijn oude foliant van 1736 staat op bl. 195
zoo'n tafel van Hommius
De Schriften van de leer der Gemeente zijn
Goddelijke en Kerkelijke, dat is door de Leera
ren der Gemeente geschreven.
„Godlijke, dat is van Godtselve door de Pro
feeten en Apostelen ingegeven, gelijk daar zijn
de Canonyke Boeken des O, en N. Testaments.
Deze Schriften zijn alleen in woorden en daden
van zelfs, gantschelijk geloofwaardig en dienen
tot rigtsnoer van alle anderen."
Was Hommius toen hij in 1606 deze tafel uit
gaf, reeds veruitwendigd dogmatisch in zijn op
vatting.
Heeft Spiljardus, die het Schatboek in 1656
uitgaf zich in de bedoeling der Reformatie ver
gist toen hij in zijn voorrede schreef over de
„Schriftmatige Reformatie", van onze voorzaten,
de eerste reformateuren in Nederland.
Was de heele Theol. Faculteit in Utrecht een
beklagenswaardige zelfmisleidster, toen zij het
boek van Ursinus hartelijk aanbeval met de
hoop, „dat de rechtzinnigen ook in volgende
tijden „naast het onfeilbare" Woord des
Heeren, op dit Schatboek hunne oogen mogen
slaan."
En in de uitlegging van Zondag VII wordt
op bl. 181 van de uitdrukking „wat ons God
in zijn Woord geopenbaar heeft", deze letter
lijke verklaring gegeven
„Geloof is een zekere kennisse van Godt,
zijnen Wille, Werken, en van de zonden, in de
H. Schrift geopenbaart, welke waarheden wij
voor waarachtig erkennen en aannemen omdat
het Godt getuigt."
Zoo zegt Pareus het, die in 1612 het Schat
boek uit de Latijnsche lessen van Ursinus be
werkte.
Gelijk de lezer weet, heeft Ursinus ook Zon
dag VII vr. 21 geschrevenin zijn Latijnsche
lessen heeft hij verklaard wat hij met zijn eigen
woorden bedoelde.
Ik geloof nu, dat deze David Pareus, die in
zijn hoogen ouderdom aan zijn zoon Philippus
schreef, „dat hij het Schatboek nooit in zijn
handen nam, of hij hoorde als door de weder
levend geworden stemme zijns Meesters Ursinus,
't geen hem eerst ontgaan wasbeter zal
weten wat de Reformatoren met het Woord
Gods hebben bedoeld, dan Ds. J. C. Aalders.
En dan blijkt reeds uit deze weinige aanha
lingen, dat niet het vrome volk de beklagens
waardige en misleide is, maar Ds. J. C. Aalders
zelf, die echter nu ook wel zeer voorzichtig mag
zijn, zij het te goeder trouw, geen tegenstelling
te maken, waar de Reformatoren zelfs niet aan
het allergeringste contrast dachten. In Zondag
VII vr. 21 is Gods Woord de Heilige Bijbel,
gelijk Pareus hem in zijn voorrede noemt.
MOOI GEPREEKT?
Lekker is maar een vinger lang, of de spijze
bekomt maakt slechts voor een zeer klein ge
deelte, onze vingerlange tong uit.
Rijkelui's kinderen, die bij lekkere schotels
opgevoed worden (er zijn ook rijke lui, die een
voudig eten) zien er meestal minder gezond uit,
dan kinderen die van jongsaf gewend werden,
dat lekker bij het eten wel een voornaam, maar
volstrekt^niet het één en al is.
Bij vele kerksche menschen ligt het als in den
mond bestorven aan elkaar te vragen „Heeft
dominee mooi gepreekt
Treedt er een dominee op, die wel ter tale
is, tot een beroemd „kanselredenaar" bezig is
24)
Schoonoort opende het uitvoerig epistel en
las, zoo nu en dan hakkelend, want Barkema
was een zeer eenvoudig man, die slechts eenige
jaren ter school was gegaan
„Waarde broeder in Jezus Christus onzen Heere!
Je vraag om inlichtingen heb ik ontvangen
en ik wil je die gaarne zenden. Wat je hebt
vernomen, is juist. De vijanden van onzen Hee
re, de wolven in schaapskleeren hebben het aan
gedurfd, onzen dominé, wiens arbeid zoo ken
nelijk door den Heere gezegend werd, in zijn
bediening te schorsen.
Ik behoef je wel niet te zeggen dat de ver
slagenheid in onze gemeente groot is. We be
reiden ons voor op het heerlijk Kerstfeest, en
zie, vlak daarvóór komt het schorsingsbesluit
van de classis af, waaraan dominé zich zal on
derwerpen, zij het onder protest. Op het Kerst
feest zal op onze kansel een dominé staan, die
feitelijk de Godheid van Christus loochent. Het
is ontzettend en bedroevend.
Maar laat ik in orde verhalen.
Zooals je bekend is, was de classisvergadering
uitgeschreven op Donderdag 19 Dec. in het Syl-
vesterhuis te Onderdendam. 's Morgens kwam
de kerkeraad in de pastorie bijeen en daar ging
dominé in den gebede voor. Een gebed, om
nooit te vergeten, SchoonoortEen gebed om
kracht voor den moeilijken tocht, maar ook een
op te groeien of het misschien reeds is, dan ziet
ge ze overloopen, de menschen „Zeg, die moet
je gaan hooren, die preekt nog eens fijn
Beleefde overloopers komen je 's Maandags
tegen en ze zeggen „Nu, dominee, je hebt me
gisterenavond gemist, maar U weet, professor
die en die preekte in de andere kerk't Was
in één woord prachtig
't Valt inderdaad niet te ontkennen, dat de
vorm waarin de eene dominee preekt, aangena
mer kan zijn dan die van een ander.
Taal, stijl en uitspraak, zelfs gelaat, houding
en persoonlijke aantrekkelijkheid van den spre
ker kunnen van invloed zijn op den ingang dien
zijn woord bij de hoorders vindt.
„Wil je wel gelooven", zei een oud vrouwtje
tegen een student, „wil je wel gelooven, meneer,
als onze oude dominee B. nog maar op de trap
pen van den preekstoel staat, dan heb ik al een
zegen".
Maar we moeten het zwaartepunt er niet naar
verplaatsen.
Omdat bediening des Woords, verkondiging
is van goddelijke waarheid, waarbij onze eeuwi
ge zaligheid, en bovenal Gods eere gemoeid is,
moeten we het gevaar van het mooi willen pree-
ken niet zoo gering achten.
Een preek moet in de eerste plaats naar zijn
inhoud beoordeeld worden.
Onze oude menschen waren gewoon te zeg
gen, dat ze 's Zondags onder de waarheid op
gingen onder de waarheid zaten naar den
mond der waarheid hadden geluisterd.
Daar ligt de kern
't Komt er veel en veel minder op aan of een
preek mooi is, dan of zij waar n.l. verkondiging
en ontvouwing is van de Heilige Schrift.
't Kan best zijn, dat een preek die we in 't
geheel niet mooi gevonden hebben, voor ons tot
grooten zegen wordt gesteld, door haar waar
heid, die als een scherpe prikkel in ons binnenste
indrong en ons niet meer met rust laat.
Mooi gepreektIk zou durven zeggen, dat er
in de heele kerk geen enkele broeder of zuster
is, die voor den dienaar des Woords bij den
aanvang durft te vragen, dat hij mooi mag pree-
ken Zouden we dan niet verstandiger doen de
preeken voortaan wat beter naar haar deugde
lijkheid, dat is naar haar Schriftontvouwing te
beoordeelen
Zaandam. v. DIJK.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
19. Een sterfgeval in het gezin.
Het leven kan zoo zomersch-zonnig zijn. Met
heel veel liefs en moois.
Maar het kan ook droevig-donkere dagen ons
brengen. Met veel geklag en geween.
En als de evangelisten ons teekenen het leven
en werken van Jezus, bij zijn verkeer op de
aarde, dan komen beide zijden van het leven
op zijn tijd naar voren.
Treffend is de geschiedenis, die we lezen in
Mattheüs 9, het middelste gedeelte. Dat is het
verhaal van Jaïrus, die voor zijn gestorven doch
tertje de hulp van den Heiland inroept. En dat
heeft ons velerlei te zeggen. Zullen we eens
enkele trekken nagaan
Jaïrus gaat tot Jezus, hoewel zijn dochtertje
reeds gestorven was. Vindt ge dat niet vreemd?
Wellicht hebben velen gedachtMan, laat dat
maarNu helpt het toch niet meer Hulp is
hier immers verder onmogelijk
Ja, zoo redeneeren wij. En is dat niet ver
standig Was het van den overste eigenlijk niet
heel onverstandig, nu nog naar Jezus te gaan
Had hij niet fatsoenlijk bij de klagers en bij de
jammerenden moeten blijven Dan kom je toch
niet op straat Dat doen vele nette menschen
tegenwoordig ook nietals er een doode in
huis is, gaan ze niet naar de kerk Man, vrouw
en kinderen blijven dan thuis. Dat noemen ze
„rouw Zondagsrouw dan.
Welnu, wie heeft er nu gelijk?
Zou het niet Jaïrus zijn, wiens verzoek door
den Heiland klaarblijkelijk gunstig ontvangen
wordt En die gehoor krijgt
Waarheen kunt ge nu toch beter gaan, dan
naar Jezus Wie is een Redder, een Trooster,
een Heiland als Hij En vraag dan toch niet
eerst aan de menschen, aan de klagers en de
weenenden, vooral niet aan hen, die daar hun
beroep van maken, of zij dat wel goed vinden!
Of dat wel is naar de meening van die en van
die Maar doe als Jaïrus ga tot Jezus. Vooral
als het juist Zondag is en Jezus wil bijzonderlijk
met Zijn volk vergaderen. Ga dan naar de kerk!
En draag uw rouw tot Jezus
smeeken voor de vijanden, wien de Heere de
oogen openen mocht
Daarna zijn we gezamenlijk naar Onderden-
dam getogen, waar om twaalf uur de vergade
ring der classis beginnen zou. De classis telt
negen leden, doch slechts vijf waren er tegen
woordig. Volgens de reglementen kon er dan
ook geen besluit worden genomen. Maar als het
tegen dominé De Cock gaat, kijkt men niet
nauw. Er werd later wel een besluit genomen
en wel, om dominé te schorsen. Het grootste
onrecht, dat ooit werd gepleegd
We kwamen dus in Onderdendam, maar de
kerkeraad werd niet toegelaten. We moesten-
buiten het lokaal blijven, waar dominé alleen
binnenging.
Er werd niet gebeden. Toen in November de
commissie in de pastorie was, gebeurde het ook
niet, omdat het, naar men zeide, niet een offi-
ciëele bijeenkomst was. Nu is een officiëel uit
geschreven classisvergadering, waar een aan
klacht tegen een predikant zou worden behan
deld, ook al niet officiëel meer Dominé vroeg,
naar hij ons later vertelde, om een gebed, maar
de president, dominé Damsté, vond dat niet
noodig."
,,'t Is toch sterk", zeide Bazuin, die ingespan
nen zat te luisteren.
„Stil nu", vermaande Schoonoort. „Het wordt
nog veel gekker."
„We wachtten buiten. Lang duurde het niet.
De president vroeg aan dominé precies hetzelfde,
wat de commissie in de pastorie had gevraagd
en dominé gaf natuurlijk hetzelfde antwoord.
Daarmee was het afgeloopen Je gelooft niet,
Lees eens met uw gezin Matth. 91826.
Die overste geeft ons een schoon voorbeeld.
Hebben wij ook zooveel vertrouwen in Jezus
En wat zeggen onze kinderen daarvan
Zeker, het is waar. Een doode in huis brengt
heel wat beslommering en bemoeienis. Heel wat
werk en onrust en zorg en leed. Ja, vooral
leed En dan een roepstem van den hemel
Weet ge, welk gevaar er is Dat de „pijpers
en de woelende schare" de boventoon krijgen.
En op ongeveer alles beslag leggen. En het hun
plicht rekenen, al de smart en de woeling nog
wat flink aan te dikken. Wellicht wel goed be
doeld, maar
Wat deed nu Jezus Hij zegt tegen al die
gehuurde klagers en tegen al die ach-en-wee-
roepende weenenden van beroep „vertrekt
Dat is kort en krachtig Want zij stonden in
den wegZóó kon de Heiland niet werken.
Er moet eerst een andere sfeer komen. Die met
den Heiland alléén
Neen, ge moet die weenende klagers niet al
te hard vallen. Ze meenden het wel goed Maar
ze deden het verkeerd Ze hadden moeten be
denken, dat hun misbaar geen hoofdzaak mocht
worden. Maar dat Jezus hier het middelpunt
moest zijn.
Denken we niet aan gevallen ook in ons ge
zinsleven Moet niet schaamte ons aangezicht
bedekken
Ween dan en treur en zorg Dat mag en dat
moet Maar vergeet niet de groote hoofdzaak
Waarom het uw God te doen is
Jezus greep de hand van het dochtertje. En
toen was er rijke vreugde.
Is het niet zóó, dat in de greep van Jezus'
hand alleen maar troost te vinden is
Van W. te W.
TWEETAL TE
Noordwijk aan Zee B. Bouma te Dirkshorn.
A. Wijngaarden te Bedum.
Heerde J. Koppe te Wagenborgen.
Chr. W. J. Teeuwen te IJmuiden-Oost.
Bergentheim D. Middelkoop te Mildam.
W. Reinders te Overschild.
Den Haag-West (5de pred.pl.):
G. Laarman te Hilversum.
J. L. van der Wolf te Bussum.
BEROEPEN TE
Middelburg A. Wijngaarden te Bedum.
Huizen (N.-H.): L. W. Wessels te Abcoude.
Naaldwijk J. C. Houtzagers te Voorschoten.
Tienhoven (LI.): Cand. H. J. Westerink
te Nunspeet.
Noordwijk aan Zee B. Bouma te Dirkshorn.
AANGENOMEN NAAR
Borssele-DriewegenCand. H. Fransen,
hulppred. te Kolhorn.
ZuidlandCand. P. Robbers,
hulppred. te Wieringen.
Oostzaan Cand. E. Teunis te Enschedé.
Correspondentie met de Hooge Overheid.
De deputaten, door de Generale Synode van
Middelburg benoemd voor de correspondentie
met de Hooge Overheid, berichten bij dezen,
dat zij tot voorzitter benoemden Prof. Dr. H. H.
Kuyper te Bloemendaal, en tot secretaris Prof.
Dr. J. Ridderbos te Kampen aan laatstgenoem
de gelieve men dus alle correspondentie te
richten.
Namens deputaten voornoemd,
J. RIDDERBOS, Secretaris.
Kampen, 23 September 1933.
Als straks de Acta der jongste Generale
Synode van de Geref. Kerken te Middelburg
gereed zijn, zal er een nieuwe uitgave van de
Dordtsche Kerkenorde plaats vinden. Naast den
redacteur Ds. J. Jansen te Wierden zal in plaats
van wijlen Dr. J. C. de Moor Ds. D. Pol te
Rijsoord als mede-redacteur, inzonderheid voor
de zaken der Zendingsorde, optreden.
Afscheid Ds. Mr. G. M. den Hartogh
van de Geref. Kerk van Hazerswoude.
Tot tekstwoord koos spr. 1 Petrus 4:18:
„En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig
wordt, waar zal de goddelooze en zondaar ver
schijnen
Allereerst werd gewezen op de vele verkeerde
conclusies, die uit dezen tekst worden getrok
ken. Men zou kunnen concludeeren, dat de
wat je leest. Maar 't is heusch waar. Over die
zaak werd niet meer gesproken Dominé Dam
sté vroeg toen, of onze dominé de schrijver was
van het boekje tegen de predikanten Brouwer
en Reddingius en, zoo ja, of hij dat boekje wilde
herroepen.
Dominé wist natuurlijk niet, wat hij hoorde.
Want daarvoor was hij niet naar de classis ge
komen. Er ligt op de classis nog altijd een aan
klacht van onzen dominé tegen dominé Brouwer.
Dat is heel wat anders
Ik geloof, dat ik anders gehandeld zou hebben
dan onze dominé. Ik zou gezegd hebben, dat ik
ter classis was gedaagd over het doopen van
kinderen van elders en dat daarover alleen ge
handeld moest worden. Maar je weet, dominé
De Cock is vurig van geesthij ijvert met een
heiligen ijver voor de waarheid en hij ging op
de nieuwe vraag in.
Zijn antwoord was natuurlijk, dat hij de
schrijver van dat bewuste boekje was. 't Was
een vraag naaT den bekenden weg, want do-
miné's naam staat er buiten op
Of hij het herroepen wilde Dominé heeft
geantwoord, dat hij bereid was, voor elke wet
tige vergadering den inhoud te verdedigen en
wanneer men hem op grond van Gods Woord
kon aantoonen, dat hij dwaalde, hij het geschre
vene ruiterlijk herroepen zou."
„Mannentaal", zeide Bazuin. „Daar zullen de
heeren wel niet van terug hebben gehad."
„Natuurlijk niet. Hoor maar."
„Dominé wilde toen dat boekje gaan ver
dedigen, maar president Damsté liet hem niet
aan het woord. De bedoeling van de classis
rechtvaardige door zijn rechtvaardigheid eigen
lijk de zaligheid kan werken. Het verstand ver
werpt dit, maar uw hart hangt toch misschien
aan deze leer der goede werken
De rechtvaardige hier bedoeld, is hij, die, hoe
wel met zonden en gebreken, toch begint naar
alle geboden Gods te wandelen. Die gerecht
vaardigde in Christus zal zalig worden. Daartoe
moeten ook wij meer bedenken, de diepte van
onze verdorvenheid, opdat de dank voor de
verlossing in Christus Jezus temeer ons loflied
worde.
Laat U in het lijden van den tegenwoordigen
tijd vertroosten om de eeuwige heerlijkheid, die
wacht. Ook dan, als beproevingen en tegenheden
uw deel zijn. Alle deze dingen werken mede ten
goedeDe rechtvaardigen worden nauwelijks
zalig. Gelouterd in den smeltkroes van de smar
ten des levens zijn zij voorbereid voor het Va
derhuis met zijn vele woningen. Ook al worden
zij met moeite, nauwelijks, zalig.
Nauwelijks zalig, het beteekent ook, dat die
zaligheid niet anders bewerkt kan worden dan
door Christus. Hij de Rechtvaardige, heeft voor
de onrechtvaardigen geleden opdat zij tot God
zouden kunnen gaan.
Waar zal de goddelooze en zondaar verschij
nen vraagt ons tekstwoord dan. In de hel, in
het onuitblusschelijk vuur, waar de worm niet
sterft, de plaats, waar weening is, en knersing
der tanden, leert ons de Schrift. De ziel zal
door namelooze Godverlatenheid en satanische
kwelling bezeten zijn. En het is nog veel erger,
dan wij met deze woorden kunnen beschrijven.
Zijn er goddeloozen en zondaars in ons mid
den Zijn er nog, die nooit door zonde versla
gen tot God zijn gevlucht Indien zij zich niet
bekeeren, zij zullen uitgeworpen worden in de
eeuwige verdoemenis. Laat U toch leiden, hinkt
niet op twee gedachten, en kiest U nog heden,
wien gij dienen zult. Doet de onberouwelijke
keuze, om den Heere Jezus te volgen op het
pad des levens.
Zie dan alleen op Jezus, den Oversten Leids
man en Voleinder des geloofs. Hem nu, die
machtig is u van Satan te bewaren, den alleen
wijzen God en Zaligmaker, zij de heerlijkheid,
de kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid.
Ds. Bouwman, van Leiden, sprak hierop na
mens het moderamen van de classis Leiden den
vetrekkenden predikant toe.
Met vol vertrouwen ziet de classis uw gang
naar Kampen tegemoet, zegt spr. Wij zijn over
tuigd, dat ondanks uw studie, gij het wereldlijk
recht niet met het kerkelijk recht zult verwarren.
Gij gaat heen, met klare bewustheid van eigen
zwakheid, maar wij weten, dat gij het oog naar
boven zult slaan, naar Hem, die alleen uw hulpe
zal zijn.
De Heere zal u stellen tot een zegen voor
Zijn Kerk. Spr. verzocht de gemeente hiermede
in te stemmen door het zingen van Ps. 121 4.
Met het „Onze Vader" werd deze dienst be
sloten. Spontaan zong de gemeente haar leeraar
de zegenbede uit Ps. 134 toe, waarop Ds. den
Hartogh den wensch uitsprak, dat deze aan hem
vervuld mocht worden.
Met de bede dat de gemeente wederkeerig
den zegen Gods zou ontvangen, legde hij voor
het laatst uit Zijn naam den zegen op hen.
Te Helpman (Gr.) is thans de institueering
van een zelfstandige Geref. Kerk een feit ge
worden. Ds. J. Gispen, van Groningen, heeft bij
deze gelegenheid het Woord bediend uit Psalm
33 20 en gesproken over de ware werkzaam
heid van het waarachtig geloof in God. Na de
bevestiging van de gekozen ambtsdragers werd
Psalm 20 1 toegezongen.
Te Visvliet (Gron.) heeft voor de te
institueeren zelfstandige Geref. Kerk de verkie
zing van vier ouderlingen en twee diakenen
plaats gehad.
Strandzending. Te Amsterdam hoopt de
Bijbelkiosk-vereeniging (voorzitter Ds. W. A.
Wiersinga te Loosduinen secr. H. H. J. Heule
te Haarlem) midden November een vergadering
te beleggen met plaatselijke Evangelisatiecom
missies uit de badplaatsen, teneinde besprekingen
te voeren over de Strandzending, o.a. plaatsing
van Bijbelkiosken in de badplaatsen.
Cand. G. Visée, van Loosduinen, werd
bevestigd als predikant der Geref. Kerk van Nes
en Wierum door Ds. C. J. van Binsbergen, em.-
pred. van Loosduinen, wonende te Soestdijk, die
Jeremia 1 5b, 6 en 7 tot tekst had, sprekende
over: 1. de roeping van den profeet; 2. door
was, hem alleen te hooren. Verdedigen mocht
dominé zich niet."
„Maar dat is ongehoord", barstte Bazuin los.
Schoonoort knikte alleen en las verder
„Zeer spoedig voegde dominé zich bij ons.
't Was afgeloopen. Dominé Damsté had alleen
nog gezegd, dat hij wel had gedacht, dat college
De Cock stijfhoofdig zou zijn en dat het clas
sicaal bestuur nu zien zou, hoe er verder ge
handeld moest worden.
Onze dominé, die zeer terneergeslagen was
over de hem aangedane, minne behandeling,
zeide, dat er geen besluit genomen kon worden,
daar er slechts vijf leden tegenwoordig waren
en voor een bindend besluit moeten er minstens
zes van de negen aanwezig zijn. Hij verwachtte,
dat een nieuwe classisvergadering zou worden
uitgeschreven. Maar 't kwam heel anders uit
Schoonoort hield op.
„Je snapt het zeker wel vroeg hij Bazuin.
„Die heeren beschuldigen dominé De Cock, dat
hij in strijd met de reglementen handelt, maar zij
treden die zelf met voeten en storen zich niet
aan het feit, dat er slechts vijf leden tegenwoor
dig waren. Zij nemen eenvoudig een besluit.
Hoor maar."
En Schoonoort las verder
„We gingen in druk gesprek terug naar Ul-
rum, in de meening verkeerend, dat wij, althans
de dominé zeker, in het begin van Januari weer
wel ter classisvergadering zouden moeten gaan.
Maar den volgenden middag reeds tegen vijf
uur werd ik bij dominé ontboden, die gansch
verslagen ter neer zat, den officieelen brief van
de classis in de hand. (Wordt vervolgd)