FEUILLETON
KENTERING.
is reeds principieel beslist. Spr. voelt niets voor
het uitschrijven van een prijsvraag.
Ds. S. Idema van Winsum (Gron.) zou een
compromis willen tusschen het voorstel-Schouten
en het rapport. De gemeente raakt dan met de
idee van een bundel wat vertrouwd.
Dr. K. Dijk van 's-Gravenhage acht zijn ge
voelen aan de Synode bekend maar verzet zich
tegen de gedachte van invoering van gezangen,
waar het immers gaat over uitbreiding van den
bestaanden bundel. Daarom is het getal nu
secundair. Geven we toe aan het gevaar van
scheuring en mijden we daarom uitbreiding, dan
bukken we voor een geest die in strijd is met
Gods Woord en uit de kerken behoort uitge
bannen te worden. Men zij voorzichtig met het
noemen van streken waar men de uitbreiding
niet zou willen, want het was op de Leeuwarder
Synode hetzelfde Gelderland dat de zaak steun
de. Het laten van deze zaak in de vrijheid der
kerken is in de historischen lijn. Spr. ontraadde
het voorstel-Schouten ten sterkste, want het
bevordert nieuw twistgeschrijf in de pers en er
zijn in Gods Koninkrijk belangrijker dingen. De
Synode ga niet terug tot achter Arnhem-1930.
Van de ouderlingen voerden het woord de
heeren M. A. D. H. Schalekamp van Wasse
naar W. v. d. Born van Zwartebroek W. J.
Voosgeerd van Nieuw-Loosdrecht en W. van
Engen van Steen wijk, die allen vóór invoering
zich verklaarden en F. W. Wielenga van Apel
doorn die zich tegen verklaarde. De heer Voos
geerd deed een voorstel om te komen met een
geringe wijziging van den bestaanden bundel.
Prof. Dr. T. Hoekstra beantwoordde hierna
de gemaakte opmerkingen. Hij oordeelde dat
collega Greydanus geen principieele argumenten
had aangevoerd, waarom hij hem niet bestrijden
kan. Tusschen de Psalmen en de berijming ligt
de vertaling en de berijming en daardoor is men
soms een eind van het oorspronkelijke af. De
bundel staat niet ver van de Psalmen en Depu-
taten kozen uit 1 O-tallen liederen de beste. Deze
bundel zet de deur niet op een kier. De zaak
moet eindelijk eens uit zijn en komt nu voor-
loopig voorzoover spr. zien kan, niet meer aan
de orde. In het licht der ervaring ontraadt spr.
een oproep om klassieke liederen. Omdat de
zaak tot de middelmatige dingen behoort zal er
geen scheuring om komen. Men ga zoo paeda-
gogisch mogelijk te werk en voere de gezangen
langzaam in en late deze zaak in de vrijheid der
kerken. Enkel gezangen zingen in den dienst
zou dwaasheid zijn. Er komt een tijd dat de
rijpe appel moet worden geplukt. Spr. beveelt
daarom de eerste conclusie met nadruk aan.
Op voorstel van den voorzitter werd van re
plieken afgezien en tot stemming overgegaan.
De eerste conclusie, die de principieele beslis
sing inhield werd in stemming gebracht en aan
genomen met 50 tegen 6 stemmen.
Te 5 uur werd de zitting gesloten.
Vrijdagmorgen kwamen de volgende conclu
sies van het rapport in behandeling.
Zevende zitting.
In de Vrijdag te Middelburg gehouden zeven
de zitting van de Gereformeerde Kerken werd
op voorstel van den praeses, Dr. K. Dijk, be
sloten een schrijven van gelukwensch te zenden
aan Ds. K. Fernhout te Vreeland, die morgen
zijn 50-jarige ambtsbediening herdenkt.
Hierna werd voortgegaan met de voortzetting
van het debat over de invoering van de Uit
breiding van den Bundel „Eenige Gezangen".
De assessor, Ds. J. L. Schouten, diende een
voorstel in waarin uitgegaan werd van de ge
dachte dat door aanneming van de eerste con
clusie in de zitting van Donderdag de zaak op
het doode punt gekomen was en dus de Synode
dezen bundel niet moest aannemen, maar de
kerken moesten worden uitgenoodigd om bij
Deputaten voor 1 Januari 1936 liederen naar
hun keuze in te dienen. Van onderscheiden kan
ten rees verzet tegen dit voorstel, dat sommige
sprekers een terugkomen op de gevallen beslis
sing achtten. Aan de discussie namen deel Dr.
W. A. v. Es van Leeuwarden, Prof. Dr. A.
G. Honig van Kampen, Ouderling J. J. Beuken
kamp van den Ham, die dit voorstel toejuichte
en Dr. H. Kaajan van Utrecht, Ds. J. Douma
van Arnhem, Ds. J. J. Miedema van Groningen,
Dr. J. Thys van Zwolle, Prof. Dr. V. Hepp
van Amsterdam, Ds. H. Meyering van Katwijk
a. d. Rijn en Dr. K. Dijk van den Haag, die het
allen met nadruk bestreden. Nadat Ds. Schouten
zijn voorstel nader verdedigd had en gewezen
op de verantwoordelijkheid van de leden der
Synode tegenover de kerken, verwiep de Synode
het voorstel met 4311 stemmen en 1 blanco.
20)
Éénmaal maakte Bazuin mede, dat er een kind
van elders werd gedoopt in de namiddaggods
dienstoefening.
Als het aan hém gelegen had, was hij eiken
Zondag naar Ulrum gewandeld. Maar dat kon
hij voor vrouw en kinderen niet verantwoorden.
En ook niet voor de vrienden, waarbij uit volle
overtuiging vrouw Laukema zich had gevoegd,
terwijl Laukema zélf niet lang meer zou weg
blijven.
In dien kleinen kring kon men den schoen
maker, die in den gebede voorging en die las
uit de oude schrijvers, niet missen. Tóch liet
men hem zoo nu en dan naar Ulrum gaan, daar
hij, teruggekeerd, sprak over wat hij uit den
mond van dominé De Cock had gehoord.
De kinderen bemoeiden zich nog steeds niet
met het gezelschap, wat Bazuin en zijn vrouw
diep smartte. Maar zij hielden zich aan de ge
maakte afspraak en gingen niet tot dwang over.
Tot blijdschap van Froukje hadden vader en
moeder voorgesteld, dat Arie Vreede zoo nu
en dan eens moest komen, als zij vrij was. Zij
was er zeer mede ingenomen geweest, omdat zij
er de stille goedkeuring inzag inzake haar ver
houding met Arie.
Deze was eerst verbaasd geweest over het
voorstel, daar hij het van den vromen schoen
maker niet had verwacht. Aanvankelijk had hij
Hierna kwam de concept-bundel in bespreking.
Aan de algemeene bespreking namen deel de
hoogleeraren Dr. F. W. Grosheide en Dr. G.
Ch. Aalders. Eerstgenoemde achtte met alle
waardeering voor het werk der Commissie meer
dere liederen niet sober genoeg in dezen tijd en
wilde alleen die liederen gekozen zien die allen
kennen en graag zingen, ook in de kerk. Spr.
prefereerde uit den bundel een bloemlezing. Ook
verschilde Prof. Grosheide met de Commissie
in de vraag wat klassieke liederen zijn. Men
moet bij heel deze zaak paedagogisch te werk
gaan. Prof. Aalders overtuigd dat Deputaten
een buitengewoon moeilijke taak hadden is door
den bundel niet bevredigd en heeft meerdere
ernstige bezwaren. Prof. Dr. T. Hoekstra, als
rapporteur de gemaakte opmerkingen beantwoor
dend, wees er op, dat van Da Costa die liederen
gekozen waren, die aan gezwollenheid het minst
lijden. De opdracht aan Deputaten was dat zij
stoffen voor de feestdagen verzamelen moesten
en daarbij waren zij in hun opdracht tot 25
beperkt.
Het eerste lied in den voorgestelden bundel,
een gedicht van Da Costa over Jes. 9 5 „Ad
vent en Kersttijd" vond bezwaren bij Ds. J. L.
Schouten Prof. Dr. G. Ch. Aalders en Dr. J.
Thijs. Het werd door de hoogleeraren Dr. T.
Hoekstra en Dr. V. Hepp verdedigd maar door
de Synode verworpen met 29 tegen 26 stemmen.
Op voorstel van de Commissie werd het 2e lied
over Jes. 35 van C. Malan afgevoerd. Van dit
hoofdstuk werden aangenomen het bekende
„Hoe zal ik U ontvangen" van Paul Gerhard
en de eveneens zeer bekende Engelenzang uit
Lukas 2 „Eere zij God".
Nadat Prof. Aalders en Ds. B. Alkema van
Soest daartegen bezwaren ontwikkeld hadden,
werd een lied over het lijden van Christus naar
aanleiding van Jes. 53 van Jonkbloet waarmede
het tweede hoofdstuk van den bundel opent,
teruggenomen op voorstel van den rapporteur.
Aangenomen werden van dit hoofdstuk „O
hoofd bedekt met wonden" van P. Gerhard en
„Is dat, is dat mijn Koning" van J. Scharp. Van
„Het Kruis" van Da Costa werd op voorstel
van Dr. Thijs alleen aangenomen het laatste
couplet. Aangenomen werd ook het lied van
Rh. Feith „Jezus, Uw verzoenend sterven" en
„God enkel licht", maar dan naar Gez. 93 van
den Herv. bundel. Van het derde hoofdstuk dat
Paaschliederen bevat werd aangenomen een
„Lofzang" van Da Costa alsook een „Lofzang"
van C. Malan.
Het derde lied in dit hoofdstuk „De opstan
ding" van Da Costa werd bestreden door Prof.
Grosheide waarna de rapporteur, Prof. Hoek
stra, voorstelde het te schrappen. Prof. Hepp
verzette zich daartegen echter met nadruk en
gewaagde van een „prachtig, schoon en juichend
lied". De Synode besloot daarop met 30 tegen
25 stemmen het lied te handhaven. Aangenomen
werd eveneens het volgend hoofdstuk dat een
Hemelvaartslied van Da Costa, het bekende „De
dag der kroning is gekomen" bevat. Van het
hoofdstuk Pinksterliederen werd van Da Costa's
bewerking een aloud Pinksterlied aangenomen.
Ook werd aangenomen van Da Costa „Ja, de
Trooster is gekomen". Een derde lied voor Pink
steren van Da Costa „Den zeven geesten voor
den troon" werd bestreden door Prof. Aalders
en Dr. K. Sietsma en door de Synode afgevoerd.
Bij het hoofdstuk „Enkele klassieke liederen",
dat aanvangt met het Te Deum van ten Kate
stelde Dr. K. Dijk voor de berijming van Gez. 3
uit den Herv. bundel hier te kiezen. Prof. Hepp
bestreed dit, omdat het voorgestelde voor de
jeugd veel beter is te leeren. De Synode besloot
daarop het Te Deum naar Gez. 3 te nemen.
De Commissie zal echter de redactie dan eerst
nader onder oogen zien. Het bekende Lutherlied
passeerde zonder discussie den hamer. Ook nam
de Synode aan van Scharp het bekende „Alle
roem is uitgesloten" van v. Alphen en Rutgers
„De hoop der zaligheid" en van de Prinses van
Brandenburg „De hoop der opstanding". Ten
slotte werd aangenomen een slotzang van A.
Rutgers, het alom bekende „Hallelujah, eeuwig
dank en eere".
Nadat de Synode had uitgesproken, dat de
bundel nog voor eenige uitbreiding vatbaar was,
werden door verschillende leden nog eenige Ge
zangen uit den Herv. bundel genoemd waarmede
zij hem gaarne aangevuld zagen als Gez. 180: 1
en 5 Gez. 39 Gez. 50 Gez. 77 Gez. 273
Gez. 265 en Gez. 274. De Commissie zal deze
allen nader onder oogen zien en daarover de
volgende week van advies dienen.
Van de verschillende conclusies, die we reeds
vermeldden in ons verslag van de zitting van
willen weigeren, maar op aandrang van Froukje
was hij gezwicht. Hij was met haar in des
schoenmakers woning gekomen en het was hem
er zóó goed bevallen, dat hij later ook wel eens
alleen kwam binnenwippen. Hij had in de mee
ning verkeerd, dat Bazuin van plan was, gods
dienstige gesprekken te gaan voeren, maar de
onjuistheid van die meening bleek hem reeds
spoedig. Wel was de toon in huis er anders
dan in de ouderlijke woning en elders, maar
rechtstreeks had Bazuin zich nog niet tot hem
gewend.
Den eersten Zondag, dat hij er was, vernam
hij zelfs tot zijn verbazing, hoe de schoenmaker
te kennen gaf, dat er dien avond vrienden ko
men zouden, om Gods Woord te lezen en met
elkaar te zingen en te bidden en te spreken, bij
welke mededeeling gevoegd werd, dat men de
jongelui gaarne in den kring zou opnemen, maar
dat zij niet gedwongen werden. Zij konden ver
trekken, als zij dat wilden. Alleen hoopte Ba
zuin, dat zij, nu het najaar in aantocht was, niet
langs heggen en wegen zouden dwalen.
Nu, dat waren zij niet van plan. Want we-
derkeerig kwam Froukje nu ook bij de Vreede's
aan huis, die zeer vriendelijk voor haar waren,
al voelde het meisje dan ook, dat zij van haar
ouders niet veel moesten hebben, natuurlijk van
wege hun houding tegenover de kerk. Overigens
vond Froukje dat vrij belachelijk, want de Vree
de's kwamen nooit in de kerk. Die leefden hee-
lemaal zonder God of gebod in de wereld.
In het gezelschap verkozen Froukje en Arie
echter niet te blijven. Tegen den tijd, dat de
vrienden kwamen, verlieten zij de woning, welk
Donderdag hield de Synode er nog eenige aan
tot de volgende week als de bundel definitief
is vastgesteld.
Discussie ontstond ook over conclusie 7 die,
gelijk bekend, de zaak laten wil in de vrijheid
van de kerken. Daaraan namen deel Ouderling
Joh. Cnossen van Hommerts, Prof. Grosheide,
Ds. Schouten en Prof. Hoekstra, die deze con
clusie als een overgangs- en voorzichtigheids
maatregel omschreef. Ds. Meijering van Katwijk
a. d. Rijn, wees als voorzitterder betrokken
Commissie er op, dat deze conclusie met voor
bedachte rade er in was opgenomen. De Synode
nam een voorstel van Ds. Schouten aan om deze
conclusie te doen vervallen.
De president bracht een woord van dank aan
Deputaten, de Commissie en de rapporteur voor
al den arbeid die zij zich hier hebben willen
getroosten, waarna de morgenzitting om half
één werd gesloten.
Vrijdagmiddag vergaderde de Synode in
Comité-Generaal. A.s. Dinsdagmorgen komt zij
weer bijeen.
De achtstee zitting.
In de Dinsdag te Middelburg gehouden acht
ste zitting van de Generale Synode der Gerefor
meerde Kerken heeft de praeses welkom gehee-
ten de nieuwe leden Dr. J. H. Bavinck van Solo;
Ds. J. G. Fernhout van Bandoeng en de
ouderlingen D. S. Renzema van Berlikum en
G. J. Vette van Veldhausen (Graafschap Bent-
heim) die hun resp. primi of secundi vervingen.
Door opstaan betuigden deze heeren instemming
met de belijdenisschriften en namen zitting.
Voorts heette de praeses welkom de miss. pre
dikanten voor de Zending onder de Joden Ds.
Jac. v. Nes Czn. van den Haag en Ds. J. Kap-
teijn van Amsterdam, die eveneens als prae-
adviseurs zitting namen en Ds. J. D. v. d. Mun-
nik van den Haag.
Ingekomen was een telegrafische dankbetuiging
van H.M. de Koningin voor de Hoogstderzelver
aangeboden gelukwenschen op 31 Augustus j.l.
een schrijven van dankbetuiging van Ds. K.
Fernhout te Vreeland voor de hem ter gelegen
heid van zijn gouden ambtsjubileum j.l. Zondag
gezonden gelukwenschen en een schrijven van
Ds. Mr. G. M. den Hartogh van Hazerswoude,
bevattend een bevestiging van zijn telegram dat
hij de benoeming tot hoogleeraar te Kampen
aanneemt en zich voorstelt zijn nieuw ambt na
de Kerstvacantie te aanvaarden. In dit verband
deelde de praeses mede, dat de benoeming van
beide predikanten tot hoogleeraar op 1 October
a.s. ingaat en zij dus vanaf dien tijd komen voor
rekening van de kerken.
Ter behandeling van het rapport inzake de
zekerheidsstelling van de kerkelijke goederen
was mede aanwezig als adviseur Mr. G. H. A.
Grosheide, advocaat te Amsterdam. De voor
zitter dankte Mr. Grosheide voor al de adviezen
die hij in betrekking tot de na de Synode van
Assen gevoerde processen heeft gegeven. De
Synode ging ter behandeling en nadere vast
stelling van dit rapport op dezen dag tweemaal
in Comité-Generaal. Nadat Prof. Dr. J. Ridder
bos had gerapporteerd over de begrafenis van
wijlen Ds. J. P. Klaarhamer te Dokkum, die hij
j.l. Donderdag met Ds. W. Breukelaar in op
dracht van de Synode had bijgewoond, besloot
de Synode aan de thans te Zwolle in verband
met de zaak-Ds. Berkhoff vergaderende Chr.
Geref. Synode het volgend telegram te zenden
„De Generale Synode enz. gevoelt zich gedron
gen uiting te geven aan haar oprechte begeerte,
dat de belijders der Gereformeerde religie samen
wonen in één kerkverband, en wenscht onder
beding van Gods genade alles te doen wat in
haar vermogen is om deze eenheid te bevor
deren".
Hierna rapporteerde Prof. Dr. F. W. Gros
heide over voorstellen van de Particuliere Syno
den van Friesland-Noord; Friesland-Zuid; Over
ijssel en Zeeland en de kerk van Zierikzee en
een schrijven van het Verband van Evangelisatie
commissies der Gereformeerde Kerken in be
trekking tot de evangelisatie en de samenwer
king daarin. Het rapport, waarover een levendige
discussie ontstond, waaraan deelnamen de leden
Ds. W. L. Milo Ds. H. W. den Houting Ds.
W. W. Meijnen Dr. W. A. v. Es Ds. H.
Meijering Dr. K. Sietsma Ds. J. G. Fernhout
Ds. J. L. Schouten Dr. J. Thijs en ouderling
W. v. Engen, kwam tot de volgende conclusie
„De Generale Synode spreekt uit dat van vol
ledige samenwerking met anderen niet-Gere-
formeerden geen sprake mag zijn, waar het
evangeliseeren bestaat in of gaat gepaard met
voorbeeld door Wybrand werd gevolgd, die nu
des Zondags niet meer naar Uithuizen ging,
maar zijn troost zocht bij een vriend in het dorp.
Bazuin en zijn vrouw hadden veel verdriet
over dit onverschillige gedrag hunner kinderen,
die het huis verlieten, maar zij waren er van
overtuigd, dat zij daarom het ontvangen der
vrienden niet mochten nalaten, al had moeder
Bazuin daarop wel eens gezinspeeld. Mét hen
zochten die vrienden de gemeenschap der heili
gen en vonden zij den troost, dien zij in de kerk
misten. Bazuin zag er een roeping in, het gezel
schap geregeld in zijn woning te ontvangen. Als
de Heere, hoe dan ook en wanneer dan ook,
zijn kinderen wilde bekeeren en inleiden, dan
zou het gebeuren ook. Zij werden dagelijks aan
den troon der genade opgedragen. Door die ge
beden werden Bazuin en zijn vrouw gesterkt,
om op het ingeslagen pad voort te gaan.
De weken vergleden. Tot op zekeren dag, het
was reeds November en de boomen waren kaal,
terwijl een gure wind, die zoo nu en dan regen
vlagen bracht, over het dorp joeg, Schoonoort
op bezoek kwam en mededeelde, dat de strijd
om den dominé van Ulrum openlijk en officieel
begonnen was.
De schoenmaker kwam te weten, dat dominé
Du Cloux van Vierhuizen bij het classicaal be
stuur een aanklacht tegen dominé De Cock had
ingediend, daar deze twee kinderen van de ge
meente in Vierhuizen had gedoopt in de kerk
van Ulrum.
„De classis was blij", dus vervolgde Schoon
oort, „dat er nu eindelijk een stok gevonden
was, om den hond te slaan. Er ligt altijd nog
prediking van het Woord Gods, doch alleen
wanneer Bijbel of lectuur, waartegen geen be
zwaar bestaat, wordt verspreid, of in een an
deren vorm zonder prediking wordt ge-evangeli-
seerd. Doch dat het om practische redenen ge-
wenscht kan zijn met anderen die ook evangeli
seeren, in overleg te treden, teneinde te komen
tot verdeeling óf van arbeid, óf van tijden óf
van terreinen". Een voorstel van de kerk van
Zierikzee om Generale Deputaten voor de
evangelisatie te benoemen werd door de Synode
verworpen omdat zij oordeelde, dat daarvoor in
het midden der kerken geen plaats is. De rap
porteur, Prof. Grosheide, oordeelde dat de roep
om samenwerking niet zoozeer is geboren uit
overwegingen van eenheid, dan wel met het oog
op den grooten geestelijken nood, die door de
jongste volkstelling opnieuw klaar voor de aan
dacht kwam.
Ds. Milo gaf zijn vreugde te kennen over dit
rapport om dat in spr. Classis (Deventer) deze
zaak al vier jaar een onderwerp van herhaalde
bespreking is geweest. Spr. protesteert tegen een
uitlating van Dr. J. W. Bruins, arts te Deventer,
die doet voorkomen alsof de Particuliere Synode
van Overijssel zou teruggekomen zijn op haar
eens ingenomen standpunt.
Ds. W. W. Meijnen van Dordrecht kon met
de conclusies niet meegaan. Spr. wilde zich het
recht voorbehouden om met anderen te evan
geliseeren, als hij bijv. doet in de Dordtsche tent
zending. Spr. oordeelt dat er in Deventer met
het bekende kwartet wel rare dingen zijn ge
beurd en dan denkt hij met name aan het ge
schrijf in het Deventer Zondagsblad. Ook is deze
zaak helaas verkeerd ontploft. Maar het mooie
in dit werk is toch voor spr. dat in deze stad
belijders van den Christus van onderscheiden
kerkformaties samen getuigden. Als men in zulk
werk wordt belemmerd dan is dit meestal, aldus
spr. door menschen die ons gram zijn en niet
door vrienden. Vrienden dienen dan geen be
zwaren in In de voorgestelde conclusie liggen
naar spr. meening tal van voetangels en klemmen.
Dr. W. A. v. Es oordeelde, dat men met Chr.
Geref. en Geref. in de Herv. Kerk wel degelijk
één prediking kan doen uitgaan. Dat is heel wat
anders dan dat men het doet met Baptisten,
Evangelischen enz. Ouderling v. Engen van
Steenwijk waarschuwde ook tegen een teveel
zich opsluiten door Geref. De tentzending en de
week der gebeden heeft in het Noorden schoone
resultaten opgeleverd. Spr. zou hier niet gaarne
een verbod zien. Ds. H. Meijering sloot zich bij
Ds. Meynen aan en wees op het gezamelijk
evangeliseeren in de badplaatsen. Dr. K. Sietsma
kon met het rapport niet meegaan omdat het
geen scherpte van lijn vertoont. Hij oordeelt dat
het eenvoudig uitreiken van een tractaat ook
prediking is. Waarom volstaat men niet met een
enkele waarschuwing Ds. J. G. Fernhout van
Bandoeng had ernstige bezwaren tegen het rap
port. Aanneming zou veel mooi werk voor het
Koninkrijk Gods vernietigen. Het rapport is spr.
veel te imperatief en te generaliseerend in welk
verband spr. wees op de toestanden in Indië.
In Nederland, zoo oordeelt spr., zijn wel streken
waar men zich de weelde veroorloven kan om
in deze zaak uitsluitend principieel te zijn, maar
in Indië zeker niet. Spr. drong met nadruk op
wijziging van de conclusies aan mede met het
oog op den hedendaagschen grooten geestelijken
nood. Nadat Ds. J. L. Schouten het rapport had
verdedigd, beantwoordde Prof. Grosheide de
gemaakte opmerkingen. Hij accentueerde dat het
rapport voortbouwt op de uitspraak van de
Generale Synode van Utrecht (1923) en daarom
geen regelen geeft maar komt met een algemeene
uitspraak. Juist in verband met samenwerking
moeten we aldus spr. ons duidelijk uitspreken,
dan weten anderen wat ze aan ons hebben. De
week der gebeden heeft met evangelisatie niets
te maken. Over de tentzending heeft spr. een
ander oordeel dan Ds. Meynen. Men kan bij
de evangelisatie de kerk er niet buiten laten.
De norm blijft het principe. Waar men zooals
in Indië aan de beslissing van '23 nog niet toe
is kan men tegen dit rapport geen bezwaar ma
ken. Bij de replieken wees Prof. Grosheide er
nog eens op dat rapport en conclusies wel dege
lijk uitspreken, dat personen niet de vrijheid
hebben om aan interkerkelijke evangelisatie mede
te werken. Spr. medewerking aan het interker
kelijk tijdschrift „Woord en Daad" heeft daar
mede niets te maken omdat dit is een tijdschrift
van technischen aard ter voorlichting van des
kundigen.
Een voorstel van Ds. Meynen in den geest
van diens op de Synode ontvouwde inzichten
werd afgevoerd geacht omdat zij in de middag
een aanklacht van dominé De Cock tegen mijn
predikant in de classis wegens onrechtzinnig
heid in de leer, maar daarop wordt geen acht
geslagen. Doch op een aanklacht tegen dominé
De Cock vliegt men als de kippen af. Het kon
niet eens wachten tot er classisvergadering zou
worden gehouden. Er werd een speciale ver
gadering bijeengeroepen, waar dominé De Cock
niet aanwezig was en
„Maar dat is ongehoord viel Bazuin den
verteller in de rede. „Men mag iemand toch neit
onverhoord oordeelen."
Neen, dat gebeurde ook niet, deelde Schoon
oort verder mede. Er was op die vergadering
een commissie van drie predikanten benoemd,
om naar Ulrum te gaan en de zaak te gaan
onderzoeken.
Zij waren in de pastorie gekomen, waar do
miné De Cock hen gastvrij had ontvangen. Maar
hij had er tevens voor gezogrd, dat de geheele
kerkeraad in de pastorie aanwezig was, opdat
de commissie zou zien met eigen oogen en, zoo
noodig, hooren met eigen ooren, dat de geheele
kerkeraad achter den predikant stond.
De commissie van de classis had wel een ver
baasd gezicht gezet, dat de geheele kerkeraad
aanwezig was, maar er toch geen aanmerking
op gemaakt.
Bazuin was zeer benieuwd naar den afloop
van die bijeenkomst, want hij zag wel in, dat
het besluit van Ulrums kerkeraad, om kinderen
van elders te doopen, gevolgen hebben zou.
(Wordt vervolgd)