FEUILLETON KENTERING. is reeds principieel beslist. Spr. voelt niets voor het uitschrijven van een prijsvraag. Ds. S. Idema van Winsum (Gron.) zou een compromis willen tusschen het voorstel-Schouten en het rapport. De gemeente raakt dan met de idee van een bundel wat vertrouwd. Dr. K. Dijk van 's-Gravenhage acht zijn ge voelen aan de Synode bekend maar verzet zich tegen de gedachte van invoering van gezangen, waar het immers gaat over uitbreiding van den bestaanden bundel. Daarom is het getal nu secundair. Geven we toe aan het gevaar van scheuring en mijden we daarom uitbreiding, dan bukken we voor een geest die in strijd is met Gods Woord en uit de kerken behoort uitge bannen te worden. Men zij voorzichtig met het noemen van streken waar men de uitbreiding niet zou willen, want het was op de Leeuwarder Synode hetzelfde Gelderland dat de zaak steun de. Het laten van deze zaak in de vrijheid der kerken is in de historischen lijn. Spr. ontraadde het voorstel-Schouten ten sterkste, want het bevordert nieuw twistgeschrijf in de pers en er zijn in Gods Koninkrijk belangrijker dingen. De Synode ga niet terug tot achter Arnhem-1930. Van de ouderlingen voerden het woord de heeren M. A. D. H. Schalekamp van Wasse naar W. v. d. Born van Zwartebroek W. J. Voosgeerd van Nieuw-Loosdrecht en W. van Engen van Steen wijk, die allen vóór invoering zich verklaarden en F. W. Wielenga van Apel doorn die zich tegen verklaarde. De heer Voos geerd deed een voorstel om te komen met een geringe wijziging van den bestaanden bundel. Prof. Dr. T. Hoekstra beantwoordde hierna de gemaakte opmerkingen. Hij oordeelde dat collega Greydanus geen principieele argumenten had aangevoerd, waarom hij hem niet bestrijden kan. Tusschen de Psalmen en de berijming ligt de vertaling en de berijming en daardoor is men soms een eind van het oorspronkelijke af. De bundel staat niet ver van de Psalmen en Depu- taten kozen uit 1 O-tallen liederen de beste. Deze bundel zet de deur niet op een kier. De zaak moet eindelijk eens uit zijn en komt nu voor- loopig voorzoover spr. zien kan, niet meer aan de orde. In het licht der ervaring ontraadt spr. een oproep om klassieke liederen. Omdat de zaak tot de middelmatige dingen behoort zal er geen scheuring om komen. Men ga zoo paeda- gogisch mogelijk te werk en voere de gezangen langzaam in en late deze zaak in de vrijheid der kerken. Enkel gezangen zingen in den dienst zou dwaasheid zijn. Er komt een tijd dat de rijpe appel moet worden geplukt. Spr. beveelt daarom de eerste conclusie met nadruk aan. Op voorstel van den voorzitter werd van re plieken afgezien en tot stemming overgegaan. De eerste conclusie, die de principieele beslis sing inhield werd in stemming gebracht en aan genomen met 50 tegen 6 stemmen. Te 5 uur werd de zitting gesloten. Vrijdagmorgen kwamen de volgende conclu sies van het rapport in behandeling. Zevende zitting. In de Vrijdag te Middelburg gehouden zeven de zitting van de Gereformeerde Kerken werd op voorstel van den praeses, Dr. K. Dijk, be sloten een schrijven van gelukwensch te zenden aan Ds. K. Fernhout te Vreeland, die morgen zijn 50-jarige ambtsbediening herdenkt. Hierna werd voortgegaan met de voortzetting van het debat over de invoering van de Uit breiding van den Bundel „Eenige Gezangen". De assessor, Ds. J. L. Schouten, diende een voorstel in waarin uitgegaan werd van de ge dachte dat door aanneming van de eerste con clusie in de zitting van Donderdag de zaak op het doode punt gekomen was en dus de Synode dezen bundel niet moest aannemen, maar de kerken moesten worden uitgenoodigd om bij Deputaten voor 1 Januari 1936 liederen naar hun keuze in te dienen. Van onderscheiden kan ten rees verzet tegen dit voorstel, dat sommige sprekers een terugkomen op de gevallen beslis sing achtten. Aan de discussie namen deel Dr. W. A. v. Es van Leeuwarden, Prof. Dr. A. G. Honig van Kampen, Ouderling J. J. Beuken kamp van den Ham, die dit voorstel toejuichte en Dr. H. Kaajan van Utrecht, Ds. J. Douma van Arnhem, Ds. J. J. Miedema van Groningen, Dr. J. Thys van Zwolle, Prof. Dr. V. Hepp van Amsterdam, Ds. H. Meyering van Katwijk a. d. Rijn en Dr. K. Dijk van den Haag, die het allen met nadruk bestreden. Nadat Ds. Schouten zijn voorstel nader verdedigd had en gewezen op de verantwoordelijkheid van de leden der Synode tegenover de kerken, verwiep de Synode het voorstel met 4311 stemmen en 1 blanco. 20) Éénmaal maakte Bazuin mede, dat er een kind van elders werd gedoopt in de namiddaggods dienstoefening. Als het aan hém gelegen had, was hij eiken Zondag naar Ulrum gewandeld. Maar dat kon hij voor vrouw en kinderen niet verantwoorden. En ook niet voor de vrienden, waarbij uit volle overtuiging vrouw Laukema zich had gevoegd, terwijl Laukema zélf niet lang meer zou weg blijven. In dien kleinen kring kon men den schoen maker, die in den gebede voorging en die las uit de oude schrijvers, niet missen. Tóch liet men hem zoo nu en dan naar Ulrum gaan, daar hij, teruggekeerd, sprak over wat hij uit den mond van dominé De Cock had gehoord. De kinderen bemoeiden zich nog steeds niet met het gezelschap, wat Bazuin en zijn vrouw diep smartte. Maar zij hielden zich aan de ge maakte afspraak en gingen niet tot dwang over. Tot blijdschap van Froukje hadden vader en moeder voorgesteld, dat Arie Vreede zoo nu en dan eens moest komen, als zij vrij was. Zij was er zeer mede ingenomen geweest, omdat zij er de stille goedkeuring inzag inzake haar ver houding met Arie. Deze was eerst verbaasd geweest over het voorstel, daar hij het van den vromen schoen maker niet had verwacht. Aanvankelijk had hij Hierna kwam de concept-bundel in bespreking. Aan de algemeene bespreking namen deel de hoogleeraren Dr. F. W. Grosheide en Dr. G. Ch. Aalders. Eerstgenoemde achtte met alle waardeering voor het werk der Commissie meer dere liederen niet sober genoeg in dezen tijd en wilde alleen die liederen gekozen zien die allen kennen en graag zingen, ook in de kerk. Spr. prefereerde uit den bundel een bloemlezing. Ook verschilde Prof. Grosheide met de Commissie in de vraag wat klassieke liederen zijn. Men moet bij heel deze zaak paedagogisch te werk gaan. Prof. Aalders overtuigd dat Deputaten een buitengewoon moeilijke taak hadden is door den bundel niet bevredigd en heeft meerdere ernstige bezwaren. Prof. Dr. T. Hoekstra, als rapporteur de gemaakte opmerkingen beantwoor dend, wees er op, dat van Da Costa die liederen gekozen waren, die aan gezwollenheid het minst lijden. De opdracht aan Deputaten was dat zij stoffen voor de feestdagen verzamelen moesten en daarbij waren zij in hun opdracht tot 25 beperkt. Het eerste lied in den voorgestelden bundel, een gedicht van Da Costa over Jes. 9 5 „Ad vent en Kersttijd" vond bezwaren bij Ds. J. L. Schouten Prof. Dr. G. Ch. Aalders en Dr. J. Thijs. Het werd door de hoogleeraren Dr. T. Hoekstra en Dr. V. Hepp verdedigd maar door de Synode verworpen met 29 tegen 26 stemmen. Op voorstel van de Commissie werd het 2e lied over Jes. 35 van C. Malan afgevoerd. Van dit hoofdstuk werden aangenomen het bekende „Hoe zal ik U ontvangen" van Paul Gerhard en de eveneens zeer bekende Engelenzang uit Lukas 2 „Eere zij God". Nadat Prof. Aalders en Ds. B. Alkema van Soest daartegen bezwaren ontwikkeld hadden, werd een lied over het lijden van Christus naar aanleiding van Jes. 53 van Jonkbloet waarmede het tweede hoofdstuk van den bundel opent, teruggenomen op voorstel van den rapporteur. Aangenomen werden van dit hoofdstuk „O hoofd bedekt met wonden" van P. Gerhard en „Is dat, is dat mijn Koning" van J. Scharp. Van „Het Kruis" van Da Costa werd op voorstel van Dr. Thijs alleen aangenomen het laatste couplet. Aangenomen werd ook het lied van Rh. Feith „Jezus, Uw verzoenend sterven" en „God enkel licht", maar dan naar Gez. 93 van den Herv. bundel. Van het derde hoofdstuk dat Paaschliederen bevat werd aangenomen een „Lofzang" van Da Costa alsook een „Lofzang" van C. Malan. Het derde lied in dit hoofdstuk „De opstan ding" van Da Costa werd bestreden door Prof. Grosheide waarna de rapporteur, Prof. Hoek stra, voorstelde het te schrappen. Prof. Hepp verzette zich daartegen echter met nadruk en gewaagde van een „prachtig, schoon en juichend lied". De Synode besloot daarop met 30 tegen 25 stemmen het lied te handhaven. Aangenomen werd eveneens het volgend hoofdstuk dat een Hemelvaartslied van Da Costa, het bekende „De dag der kroning is gekomen" bevat. Van het hoofdstuk Pinksterliederen werd van Da Costa's bewerking een aloud Pinksterlied aangenomen. Ook werd aangenomen van Da Costa „Ja, de Trooster is gekomen". Een derde lied voor Pink steren van Da Costa „Den zeven geesten voor den troon" werd bestreden door Prof. Aalders en Dr. K. Sietsma en door de Synode afgevoerd. Bij het hoofdstuk „Enkele klassieke liederen", dat aanvangt met het Te Deum van ten Kate stelde Dr. K. Dijk voor de berijming van Gez. 3 uit den Herv. bundel hier te kiezen. Prof. Hepp bestreed dit, omdat het voorgestelde voor de jeugd veel beter is te leeren. De Synode besloot daarop het Te Deum naar Gez. 3 te nemen. De Commissie zal echter de redactie dan eerst nader onder oogen zien. Het bekende Lutherlied passeerde zonder discussie den hamer. Ook nam de Synode aan van Scharp het bekende „Alle roem is uitgesloten" van v. Alphen en Rutgers „De hoop der zaligheid" en van de Prinses van Brandenburg „De hoop der opstanding". Ten slotte werd aangenomen een slotzang van A. Rutgers, het alom bekende „Hallelujah, eeuwig dank en eere". Nadat de Synode had uitgesproken, dat de bundel nog voor eenige uitbreiding vatbaar was, werden door verschillende leden nog eenige Ge zangen uit den Herv. bundel genoemd waarmede zij hem gaarne aangevuld zagen als Gez. 180: 1 en 5 Gez. 39 Gez. 50 Gez. 77 Gez. 273 Gez. 265 en Gez. 274. De Commissie zal deze allen nader onder oogen zien en daarover de volgende week van advies dienen. Van de verschillende conclusies, die we reeds vermeldden in ons verslag van de zitting van willen weigeren, maar op aandrang van Froukje was hij gezwicht. Hij was met haar in des schoenmakers woning gekomen en het was hem er zóó goed bevallen, dat hij later ook wel eens alleen kwam binnenwippen. Hij had in de mee ning verkeerd, dat Bazuin van plan was, gods dienstige gesprekken te gaan voeren, maar de onjuistheid van die meening bleek hem reeds spoedig. Wel was de toon in huis er anders dan in de ouderlijke woning en elders, maar rechtstreeks had Bazuin zich nog niet tot hem gewend. Den eersten Zondag, dat hij er was, vernam hij zelfs tot zijn verbazing, hoe de schoenmaker te kennen gaf, dat er dien avond vrienden ko men zouden, om Gods Woord te lezen en met elkaar te zingen en te bidden en te spreken, bij welke mededeeling gevoegd werd, dat men de jongelui gaarne in den kring zou opnemen, maar dat zij niet gedwongen werden. Zij konden ver trekken, als zij dat wilden. Alleen hoopte Ba zuin, dat zij, nu het najaar in aantocht was, niet langs heggen en wegen zouden dwalen. Nu, dat waren zij niet van plan. Want we- derkeerig kwam Froukje nu ook bij de Vreede's aan huis, die zeer vriendelijk voor haar waren, al voelde het meisje dan ook, dat zij van haar ouders niet veel moesten hebben, natuurlijk van wege hun houding tegenover de kerk. Overigens vond Froukje dat vrij belachelijk, want de Vree de's kwamen nooit in de kerk. Die leefden hee- lemaal zonder God of gebod in de wereld. In het gezelschap verkozen Froukje en Arie echter niet te blijven. Tegen den tijd, dat de vrienden kwamen, verlieten zij de woning, welk Donderdag hield de Synode er nog eenige aan tot de volgende week als de bundel definitief is vastgesteld. Discussie ontstond ook over conclusie 7 die, gelijk bekend, de zaak laten wil in de vrijheid van de kerken. Daaraan namen deel Ouderling Joh. Cnossen van Hommerts, Prof. Grosheide, Ds. Schouten en Prof. Hoekstra, die deze con clusie als een overgangs- en voorzichtigheids maatregel omschreef. Ds. Meijering van Katwijk a. d. Rijn, wees als voorzitterder betrokken Commissie er op, dat deze conclusie met voor bedachte rade er in was opgenomen. De Synode nam een voorstel van Ds. Schouten aan om deze conclusie te doen vervallen. De president bracht een woord van dank aan Deputaten, de Commissie en de rapporteur voor al den arbeid die zij zich hier hebben willen getroosten, waarna de morgenzitting om half één werd gesloten. Vrijdagmiddag vergaderde de Synode in Comité-Generaal. A.s. Dinsdagmorgen komt zij weer bijeen. De achtstee zitting. In de Dinsdag te Middelburg gehouden acht ste zitting van de Generale Synode der Gerefor meerde Kerken heeft de praeses welkom gehee- ten de nieuwe leden Dr. J. H. Bavinck van Solo; Ds. J. G. Fernhout van Bandoeng en de ouderlingen D. S. Renzema van Berlikum en G. J. Vette van Veldhausen (Graafschap Bent- heim) die hun resp. primi of secundi vervingen. Door opstaan betuigden deze heeren instemming met de belijdenisschriften en namen zitting. Voorts heette de praeses welkom de miss. pre dikanten voor de Zending onder de Joden Ds. Jac. v. Nes Czn. van den Haag en Ds. J. Kap- teijn van Amsterdam, die eveneens als prae- adviseurs zitting namen en Ds. J. D. v. d. Mun- nik van den Haag. Ingekomen was een telegrafische dankbetuiging van H.M. de Koningin voor de Hoogstderzelver aangeboden gelukwenschen op 31 Augustus j.l. een schrijven van dankbetuiging van Ds. K. Fernhout te Vreeland voor de hem ter gelegen heid van zijn gouden ambtsjubileum j.l. Zondag gezonden gelukwenschen en een schrijven van Ds. Mr. G. M. den Hartogh van Hazerswoude, bevattend een bevestiging van zijn telegram dat hij de benoeming tot hoogleeraar te Kampen aanneemt en zich voorstelt zijn nieuw ambt na de Kerstvacantie te aanvaarden. In dit verband deelde de praeses mede, dat de benoeming van beide predikanten tot hoogleeraar op 1 October a.s. ingaat en zij dus vanaf dien tijd komen voor rekening van de kerken. Ter behandeling van het rapport inzake de zekerheidsstelling van de kerkelijke goederen was mede aanwezig als adviseur Mr. G. H. A. Grosheide, advocaat te Amsterdam. De voor zitter dankte Mr. Grosheide voor al de adviezen die hij in betrekking tot de na de Synode van Assen gevoerde processen heeft gegeven. De Synode ging ter behandeling en nadere vast stelling van dit rapport op dezen dag tweemaal in Comité-Generaal. Nadat Prof. Dr. J. Ridder bos had gerapporteerd over de begrafenis van wijlen Ds. J. P. Klaarhamer te Dokkum, die hij j.l. Donderdag met Ds. W. Breukelaar in op dracht van de Synode had bijgewoond, besloot de Synode aan de thans te Zwolle in verband met de zaak-Ds. Berkhoff vergaderende Chr. Geref. Synode het volgend telegram te zenden „De Generale Synode enz. gevoelt zich gedron gen uiting te geven aan haar oprechte begeerte, dat de belijders der Gereformeerde religie samen wonen in één kerkverband, en wenscht onder beding van Gods genade alles te doen wat in haar vermogen is om deze eenheid te bevor deren". Hierna rapporteerde Prof. Dr. F. W. Gros heide over voorstellen van de Particuliere Syno den van Friesland-Noord; Friesland-Zuid; Over ijssel en Zeeland en de kerk van Zierikzee en een schrijven van het Verband van Evangelisatie commissies der Gereformeerde Kerken in be trekking tot de evangelisatie en de samenwer king daarin. Het rapport, waarover een levendige discussie ontstond, waaraan deelnamen de leden Ds. W. L. Milo Ds. H. W. den Houting Ds. W. W. Meijnen Dr. W. A. v. Es Ds. H. Meijering Dr. K. Sietsma Ds. J. G. Fernhout Ds. J. L. Schouten Dr. J. Thijs en ouderling W. v. Engen, kwam tot de volgende conclusie „De Generale Synode spreekt uit dat van vol ledige samenwerking met anderen niet-Gere- formeerden geen sprake mag zijn, waar het evangeliseeren bestaat in of gaat gepaard met voorbeeld door Wybrand werd gevolgd, die nu des Zondags niet meer naar Uithuizen ging, maar zijn troost zocht bij een vriend in het dorp. Bazuin en zijn vrouw hadden veel verdriet over dit onverschillige gedrag hunner kinderen, die het huis verlieten, maar zij waren er van overtuigd, dat zij daarom het ontvangen der vrienden niet mochten nalaten, al had moeder Bazuin daarop wel eens gezinspeeld. Mét hen zochten die vrienden de gemeenschap der heili gen en vonden zij den troost, dien zij in de kerk misten. Bazuin zag er een roeping in, het gezel schap geregeld in zijn woning te ontvangen. Als de Heere, hoe dan ook en wanneer dan ook, zijn kinderen wilde bekeeren en inleiden, dan zou het gebeuren ook. Zij werden dagelijks aan den troon der genade opgedragen. Door die ge beden werden Bazuin en zijn vrouw gesterkt, om op het ingeslagen pad voort te gaan. De weken vergleden. Tot op zekeren dag, het was reeds November en de boomen waren kaal, terwijl een gure wind, die zoo nu en dan regen vlagen bracht, over het dorp joeg, Schoonoort op bezoek kwam en mededeelde, dat de strijd om den dominé van Ulrum openlijk en officieel begonnen was. De schoenmaker kwam te weten, dat dominé Du Cloux van Vierhuizen bij het classicaal be stuur een aanklacht tegen dominé De Cock had ingediend, daar deze twee kinderen van de ge meente in Vierhuizen had gedoopt in de kerk van Ulrum. „De classis was blij", dus vervolgde Schoon oort, „dat er nu eindelijk een stok gevonden was, om den hond te slaan. Er ligt altijd nog prediking van het Woord Gods, doch alleen wanneer Bijbel of lectuur, waartegen geen be zwaar bestaat, wordt verspreid, of in een an deren vorm zonder prediking wordt ge-evangeli- seerd. Doch dat het om practische redenen ge- wenscht kan zijn met anderen die ook evangeli seeren, in overleg te treden, teneinde te komen tot verdeeling óf van arbeid, óf van tijden óf van terreinen". Een voorstel van de kerk van Zierikzee om Generale Deputaten voor de evangelisatie te benoemen werd door de Synode verworpen omdat zij oordeelde, dat daarvoor in het midden der kerken geen plaats is. De rap porteur, Prof. Grosheide, oordeelde dat de roep om samenwerking niet zoozeer is geboren uit overwegingen van eenheid, dan wel met het oog op den grooten geestelijken nood, die door de jongste volkstelling opnieuw klaar voor de aan dacht kwam. Ds. Milo gaf zijn vreugde te kennen over dit rapport om dat in spr. Classis (Deventer) deze zaak al vier jaar een onderwerp van herhaalde bespreking is geweest. Spr. protesteert tegen een uitlating van Dr. J. W. Bruins, arts te Deventer, die doet voorkomen alsof de Particuliere Synode van Overijssel zou teruggekomen zijn op haar eens ingenomen standpunt. Ds. W. W. Meijnen van Dordrecht kon met de conclusies niet meegaan. Spr. wilde zich het recht voorbehouden om met anderen te evan geliseeren, als hij bijv. doet in de Dordtsche tent zending. Spr. oordeelt dat er in Deventer met het bekende kwartet wel rare dingen zijn ge beurd en dan denkt hij met name aan het ge schrijf in het Deventer Zondagsblad. Ook is deze zaak helaas verkeerd ontploft. Maar het mooie in dit werk is toch voor spr. dat in deze stad belijders van den Christus van onderscheiden kerkformaties samen getuigden. Als men in zulk werk wordt belemmerd dan is dit meestal, aldus spr. door menschen die ons gram zijn en niet door vrienden. Vrienden dienen dan geen be zwaren in In de voorgestelde conclusie liggen naar spr. meening tal van voetangels en klemmen. Dr. W. A. v. Es oordeelde, dat men met Chr. Geref. en Geref. in de Herv. Kerk wel degelijk één prediking kan doen uitgaan. Dat is heel wat anders dan dat men het doet met Baptisten, Evangelischen enz. Ouderling v. Engen van Steenwijk waarschuwde ook tegen een teveel zich opsluiten door Geref. De tentzending en de week der gebeden heeft in het Noorden schoone resultaten opgeleverd. Spr. zou hier niet gaarne een verbod zien. Ds. H. Meijering sloot zich bij Ds. Meynen aan en wees op het gezamelijk evangeliseeren in de badplaatsen. Dr. K. Sietsma kon met het rapport niet meegaan omdat het geen scherpte van lijn vertoont. Hij oordeelt dat het eenvoudig uitreiken van een tractaat ook prediking is. Waarom volstaat men niet met een enkele waarschuwing Ds. J. G. Fernhout van Bandoeng had ernstige bezwaren tegen het rap port. Aanneming zou veel mooi werk voor het Koninkrijk Gods vernietigen. Het rapport is spr. veel te imperatief en te generaliseerend in welk verband spr. wees op de toestanden in Indië. In Nederland, zoo oordeelt spr., zijn wel streken waar men zich de weelde veroorloven kan om in deze zaak uitsluitend principieel te zijn, maar in Indië zeker niet. Spr. drong met nadruk op wijziging van de conclusies aan mede met het oog op den hedendaagschen grooten geestelijken nood. Nadat Ds. J. L. Schouten het rapport had verdedigd, beantwoordde Prof. Grosheide de gemaakte opmerkingen. Hij accentueerde dat het rapport voortbouwt op de uitspraak van de Generale Synode van Utrecht (1923) en daarom geen regelen geeft maar komt met een algemeene uitspraak. Juist in verband met samenwerking moeten we aldus spr. ons duidelijk uitspreken, dan weten anderen wat ze aan ons hebben. De week der gebeden heeft met evangelisatie niets te maken. Over de tentzending heeft spr. een ander oordeel dan Ds. Meynen. Men kan bij de evangelisatie de kerk er niet buiten laten. De norm blijft het principe. Waar men zooals in Indië aan de beslissing van '23 nog niet toe is kan men tegen dit rapport geen bezwaar ma ken. Bij de replieken wees Prof. Grosheide er nog eens op dat rapport en conclusies wel dege lijk uitspreken, dat personen niet de vrijheid hebben om aan interkerkelijke evangelisatie mede te werken. Spr. medewerking aan het interker kelijk tijdschrift „Woord en Daad" heeft daar mede niets te maken omdat dit is een tijdschrift van technischen aard ter voorlichting van des kundigen. Een voorstel van Ds. Meynen in den geest van diens op de Synode ontvouwde inzichten werd afgevoerd geacht omdat zij in de middag een aanklacht van dominé De Cock tegen mijn predikant in de classis wegens onrechtzinnig heid in de leer, maar daarop wordt geen acht geslagen. Doch op een aanklacht tegen dominé De Cock vliegt men als de kippen af. Het kon niet eens wachten tot er classisvergadering zou worden gehouden. Er werd een speciale ver gadering bijeengeroepen, waar dominé De Cock niet aanwezig was en „Maar dat is ongehoord viel Bazuin den verteller in de rede. „Men mag iemand toch neit onverhoord oordeelen." Neen, dat gebeurde ook niet, deelde Schoon oort verder mede. Er was op die vergadering een commissie van drie predikanten benoemd, om naar Ulrum te gaan en de zaak te gaan onderzoeken. Zij waren in de pastorie gekomen, waar do miné De Cock hen gastvrij had ontvangen. Maar hij had er tevens voor gezogrd, dat de geheele kerkeraad in de pastorie aanwezig was, opdat de commissie zou zien met eigen oogen en, zoo noodig, hooren met eigen ooren, dat de geheele kerkeraad achter den predikant stond. De commissie van de classis had wel een ver baasd gezicht gezet, dat de geheele kerkeraad aanwezig was, maar er toch geen aanmerking op gemaakt. Bazuin was zeer benieuwd naar den afloop van die bijeenkomst, want hij zag wel in, dat het besluit van Ulrums kerkeraad, om kinderen van elders te doopen, gevolgen hebben zou. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2